Streven. Vlaamse editie. Jaargang 56
(1988-1989)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 702]
| |
Literatuur en moralisme
| |
[pagina 703]
| |
Veel auteurs hebben dit spel gespeeld: Ferrand, Prévost, Marivaux, Grafigny, Vadé, Duclos, zelfs Montesquieu. Ze verscholen zich achter hun documenten en deden alsof alles echt was. Het publiek wou het zo. En het was van belang. Rousseau legt in de beroemde tweede préface van Julie, ou La nouvelle Héloïse (1761)Ga naar voetnoot2 N. in de mond: ‘Certainement, si tout cela n'est que de fiction, vous avez fait un mauvais livre; mais dites que ces deux femmes ont existé, et je relis ce recueil tous les ans jusqu'à la fin de ma vie’ (p. 585). Rousseau laat in het midden of de brieven authentiek zijn. ‘Gens du monde, que vous importe?’ (p. 3). En toch beantwoordt zijn boek volkomen aan de vorm van de traditionele brievenroman. Hij excuseert zich in zijn voorwoord voor de taalfouten in de brieven, en hij voegt vermakelijke, misleidende voetnoten aan de tekst toe. Hij weigert het spel mee te spelen, en speelt het toch. Laclos volgt in Les liaisons dangereuses (1782)Ga naar voetnoot3 nog duidelijker de regels van het spel. Zijn boek bevat, zoals ook Julie, de correspondentie van meer dan twee personages. De auteur is nu niet meer alleen uitgever, maar een rédacteur, met een duidelijke rol. Hij beschikt niet over een afgeronde briefwisseling, maar over een onoverzichtelijk geheel van correspondentielijnen. Hij wil een ‘waar gebeurd’ verhaal vertellen, en hij wil dat doen via de brieven van de personages die in dat verhaal een rol spelen. Hij zal dus, in functie van de vooropgestelde intrige, selecteren, en slechts die brieven kiezen die nodig zijn, ‘soit à l'intelligence des événements, soit au développement des caractères’ (p. 15). Maar de correspondentie is authentiek en de rédacteur presenteert ze als zodanig. Hij heeft de namen veranderd om de reële personages te ‘beschermen’. Ook hij duidt aan dat de kwaliteit van de brieven ongelijk is, maar hij voegt eraan toe dat juist daardoor een verscheidenheid van stijlen ontstaat die één auteur maar moeilijk kan bereiken. Laclos doet alsof bepaalde dingen die op het verhaal betrekking hebben, hem onbekend zijn (er zijn leemtes omdat het verhaal buiten zijn roman bestaat), hij zegt dat sommige brieven niet teruggevonden zijn, hij corrigeert zijn personages en laat zien dat ze verkeerd citeren. Zou Markiezin de Merteuil Emile wel gelezen hebben, vraagt hij zich af. Nog voor de préface du rédacteur vinden we in het boek een avis de l'éditeur, dat de préface uitdrukkelijk tegenspreekt. ‘Nous croyons devoir prévenir le public, que, malgré le titre de cet ouvrage et ce qu'en dit le rédacteur dans sa préface, nous ne garantissons pas l'authenticité de ce recueil et que | |
[pagina 704]
| |
nous avons même de fortes raisons de penser que ce n'est qu'un roman’ (p. 14). Het verhaal is immers te onwaarschijnlijk, zulke mensen als er in dit boek voorkomen, kunnen onmogelijk in deze eeuw, de 18e, hebben geleefd. Wie eerst deze waarschuwing heeft gelezen, moet inzien dat Laclos in zijn préface en zijn voetnoten een spel met hem speelt. Het besef van dat spel maakt deel uit van het boek. De weg, die sedert de Lettres portugaises is afgelegd, is lang. | |
Moralisme als legitimatieDe (moderne) roman - in deze periode nog een jong genre - moest zich legitimeren. De enig denkbare legitimatie was het moralisme. De literatuur is nuttig omdat zij de lezers zedelijk verbetert (het is in deze, ietwat naïeve betekenis dat ik ‘moralisme’ hier verder gebruik). Ze doet dit door de lezer morele voorbeelden, exempels, te geven en hem zo te laten zien hoe het moet en niet moet. Bedoeling (moralisme) én middel (exempel) kwamen op die manier overeen met het doel en de strategie van de geschiedschrijving. Ook dit genre had zich te legitimeren en gebruikte daarvoor vooral ‘het moralisme via exempelen’. Tegenover de geschiedenis had de literatuur een enorme achterstand. Reële voorbeelden hadden een veel grotere overtuigingskracht dan fictieve; of scherper nog, de eerste (die iets over de wereld zeggen) waren geldig, de laatste waren slechts ‘verzinsels’. Het documentaire karakter van de romans en de schijn-authenticiteit kunnen dan wellicht ook gezien worden als een poging van deze literatuur om geen fictie, maar (een soort) geschiedenis te lijkenGa naar voetnoot4, en op die manier zich op te trekken aan het minder problematische bestaansrecht van een ander genre. ‘Le roman (...) n'est recevable, qu'autant qu'il imite l'histoire’ (Lenglet)Ga naar voetnoot5. Het moralisme gaf de auteur de mogelijkheid om, onder het mom van ‘slechte voorbeelden’, te doen wat hem eigenlijk interesseerde, namelijk het vertellen van verhalen (dikwijls slechte verhalen). Aan de geclaimde authenticiteit ontleende hij het recht om, zoals de historicus, álles te vertellen. Ook de slechte dingen. En omdat het allemaal écht was, vond hij die slechte dingen niet uit, en kon hij niet beschuldigd worden van een perverse fantasie. Integendeel. Hij maakte zijn vertellen zelfs eerbaar, door de toevoeging van een - al dan niet eerlijke - moralistische interpretatie. | |
[pagina 705]
| |
Naarmate de libertijnse invloed afneemt, verdwijnt het, meestal dubbelzinnig beleden, geloof in het ‘slechte voorbeeld’. Men is niet meer geïnteresseerd in slechte verhaaltjes, maar in de psychologie van personages. De auteur ontleedt de zedelijkheid van de figuren, maar deze morele interesse is niet meer utilitair, doch algemeen en literair. De lezer wordt er niet beter van, maar rijper. De band tussen wat de lezer leest en wat hij doet is niet meer (gepretendeerd) eenvoudig en rechtstreeks. Of er wel een band is, zal later moeten blijken. Men kan zich dan ook afvragen of het afstappen van de documentaire vorm van de roman, en het toenemend bestaansrecht en de groeiende eigenheid van de literaire fictie, tot in de klassieke roman van de 19e eeuw, niet samenhangt met een groeiend besef dat literatuur in wezen amoreel is, en dat ook mag zijn. | |
Abbé Prévost: Manon Lescaut (1731)De keuze van memoires en brievenromans als verhaalvormen houdt niet alleen in dat het verhaal (schijnbaar) niet door een auteur is geschreven, maar ook dat het wel door een of meerdere personages zélf is geschreven. In de memoire-romans - schijnbaar authentiek of fictief - vertelt het hoofdpersonage zijn eigen verhaal. In de brievenromans die bestaan uit de brieven van één personage vormen deze brieven onze enige informatie. Bestaan de romans uit een correspondentie tussen twee figuren, dan blijft de verhaallijn enkelvoudig (omdat de lezer niets weet wat niet álle personages weten). De lezer kent het verhaal slechts door wat het hoofdpersonage zélf - over zichzelf - meedeelt. De lezer krijgt geen informatie die hij niet van een personage heeft; hij bekijkt het verhaal altijd via de verhaalfiguren. Dat heeft uiteraard gevolgen voor de morele boodschap die een auteur in zijn roman (want dat blijft het) wil leggen. Het verklaart met name de morele dubbelzinnigheid van vele van deze romans; of - wellicht correcter - het vormt een alibi voor hun dubbelzinnigheid. Het is natuurlijk niet zo dat een personage nooit zichzelf, of de eigen daden, kan veroordelen. En tevens kan, via de woorden van een personage, een oordeel gesuggereerd worden. Een standpunt kan in de tekst op een andere manier aanwezig zijn dan in het expliciete oordeel van een alwetend auteur over een derde persoon. Toch is het monopolie dat de personages hebben over de informatie en de tekst een aanleiding tot schijnbewegingen, tot misleidende sympathie en onduidelijkheid t.o.v. het moreel standpunt. Abbé Prévost laat over de bedoelingen die hij met Histoire du | |
[pagina 706]
| |
chevalier des Grieux et de Manon Lescaut (1731)Ga naar voetnoot6 had weinig twijfel bestaan. Het verhaal maakte oorspronkelijk deel uit van Mémoires et aventures d'un homme de qualité. Op het einde van deze memoires vertelt de homme de qualité hoe iemand, des Grieux, hem een verhaal vertelde (zijn verhaal, d.w.z. het verhaal van zijn liefde voor Manon). Manon Lescaut is dus geen memoire, maar een verhaal, alweer in de ik-persoon, dat mondeling aan de homme werd gedaan, en door deze laatste (letterlijk) is opgetekend. Het verhaal is apart uitgegeven en van een duidelijke inleiding voorzien. Prévost stelt daarin dat zijn boek op de lezer moreel gunstige effecten zal hebben: ‘Outre le plaisir d'une lecture agréable, on y trouvera peu d'événements qui ne puissent servir à l'instruction des moeurs’ (p. 30). Het verhaal toont inderdaad aan hoe noodlottig de passionele liefde van des Grieux voor Manon is, maar tevens wordt de realiteit van die passie geïllustreerd. Eén van de briefschrijvers in L'émigré (1794-1797)Ga naar voetnoot7 van Sénac de Meilhan schrijft over Prévosts verhaal: ‘C'est le comble de l'art d'avoir su inspirer un intérêt soutenu, pour deux créatures méprisables; l'auteur a tellement nuancé leurs vices, et les a si habilement mélangés avec de bonnes qualités, que l'on ne peut arriver au dénouement de l'ouvrage sans le plus vif attendrissement’ (p. 1757). Crébillon fils is in Les égarements du coeur et de l'esprit (1736-1738)Ga naar voetnoot8 minder dubbelzinnig, want libertijnser. Hij legitimeert zich niet, pretendeert geen moraal. De vorm van zijn roman (die van memoires) is nochtans bij uitstek die waarin een personage aan zelfanalyse, en dus ook aan zelfbeoordeling kan doen. Er is een onherroepelijke afstand tussen het verhaal en het verhaalde; de verteller schrijft op het einde van zijn leven, hij is zoveel veranderd als een mens maar kán veranderen. Het verhaal van zijn leven is een reconstructie vanuit de ‘afloop’. Meilcour, het hoofdpersonage van deze onafgewerkte roman, is evenwel niet veranderd. Hij is een libertijn die beschrijft hoe hij libertijn geworden is, met andere woorden, hoe hij geworden is wat hij is op het moment dat hij schrijft. Hij is (nog) niet uit het verhaal gestapt. De oude Meilcour oordeelt wel degelijk over zijn jonge ik, maar zijn oordeel is niet moreel. Hij verwondert zich alleen over zijn volstrekte onervarenheid en naïviteit (niet als onschuld, maar als onwetendheid). Een mengeling van meewaren en amusement kleurt zijn ervaringen. | |
[pagina 707]
| |
De tijdsafstand vult zijn verhaal aan met wat hij nu weet, en toen nog niet wist. Zijn roman wordt een handleiding van de libertijnse moraal. De doordachte lessen van Versac, de educator, zijn niets anders dan de onderrichtingen van de oude Meilcour aan de jonge Meilcour. De verteller is nog steeds personage, en ziet dus geen moraal. Het korte verhaal Point de lendemain (1777) van Vivant Denon is in veel opzichten vergelijkbaar met de roman van CrébillonGa naar voetnoot9. Denons verhaal, verteld door het centrale personage, beschrijft in één episode, één geschiedenis, één nacht de intrede van de jonge man in de wereld. Zoals de oude Meilcour - en de jonge Crébillon - oordeelt ook Vivant Denon niet. Hoe zou hij ook. ‘Je montai dans la voiture qui m'attendait. Je cherchai bien la morale de toute cette aventure, et... je n'en trouvai point’ (p. 402). | |
Duclos: Les confessions du comte de *** (1741)Les confessions du comte de *** (1741)Ga naar voetnoot10 van Duclos dienen zich anders aan. De titel, Les confessions, suggereert reeds dat de verteller afstand neemt van het vertelde en bij voorbaat (moreel) veroordeelt wat hij heeft gedaan en dus wat hij gaat vertellen. De setting bevestigt dit. De graaf heeft zich uit de wereld teruggetrokken; zoals ook het hoofdpersonage van Marivaux' Vie de Marianne (1731-1742)Ga naar voetnoot11 ‘était retirée du monde, situation qui rend l'esprit sérieux et philosophe’ (p. 47). Graaf *** wil niets meer met de maatschappij te maken hebben. Een verwante spoort hem aan zijn isolement te doorbreken. De graaf weigert, maar zal, om de ander van het juiste van zijn beslissing te overtuigen, hem het verhaal doen van zijn slechte leven, en zo is de aanleiding voor het schrijven van de memoires meteen geleverd. En de graaf steekt van wal. Aan een razend tempo beschrijft hij 23 affaires (Henri Coulet heeft ze geteld - ikzelf was de tel kwijtgeraakt) in een romanliste, waarin vrouwen, systematisch en typisch afgewisseld, komen en gaan. De ‘bekering’ die de lezer verwacht, lijkt veraf. En toch. In het tweede deel slaan het verhaal en het episodische ritme om. De graaf komt tot inkeer én trouw én deugd. Wat hem zijn levenswijze doet verwerpen is niets anders | |
[pagina 708]
| |
dan verveling: ‘Il m'était réservé de me dégoûter des femmes par les femmes mêmes. Bientôt je ne trouvai plus rien de piquant dans leur commerce. Leur figure, leurs grâces, leur caractère, leus défauts même, rien n'était nouveau pour moi. Je ne pouvais pas faire une maîtresse qui ne ressemblât à quel-qu'une de celles que j'avais eues’ (p. 300). Hij huwt een deugdzame vrouw, die heeft gewacht tot hij geen liefde (lees: passie) meer had. ‘Il est bien singulier que, pour prendre un mari, j'aie été obligée d'attendre qu'il n'eût plus d'amour’ (p.301). Het is niet de liefde die gelukkig maakt, integendeel, liefde (passie) leidt slechts tot inconstances en ontrouw. Het is een union des coeurs die het geluk, ver van Parijs, bezegelt. Wij zijn overtuigd. Tien jaar na de Confessions, in 1751, publiceert Duclos nog twee romans, Considérations sur les moeurs de ce siècle en Mémoires pour servir à l'histoire des moeurs du XVIIIe siècleGa naar voetnoot12. En hij begint weer, van voren af aan. Het verhaal van de Mémoires lijkt erg op dat van de Confessions. Opnieuw loopt het uit op een pleidooi voor de deugdzaamheid van het huwelijk. En dat huwelijk heeft opnieuw weinig met liefde, en veel met devoir, raison, en sens te maken. De figuren komen daar maar toe na lange omzwervingen in de mondaine wereld, na talloze ervaringen die onvermijdelijk en noodzakelijk blijken. Slechts verveeld door ondeugd komen ze tot een convenabel leven. ‘Le siècle (...) ne deviendra pas meilleur, il ne se corrigera pas, mais il changera du moins, ne fût-ce que par l'ennui et le dégoût de l'indécence’ (p. 97). Of misschien komt de deugd ooit wel gewoon in de mode; ‘Il pourrait arriver telle circonstance qui mettrait la vertu à la mode’ (p.99). Zijn deze romans moreel in een andere betekenis dan dat ze, de moeurs, de mores beschrijven? Duclos beweert van wel. Hij publiceert de Mémoires - die hij gevonden heeft, niet geschreven, let wel - alleen omdat ze nuttig zijn, ‘aussi favorable à la morale que ces moeurs y sont contraires’ (p. 7)Ga naar voetnoot13. Maar hoe denkt hij zijn lezers van goedheid te overtuigen of beter te maken? Wil hij laten zien dat ondeugd vervelend is? Wil zijn boek alleen vervelend zijn? Mensen die beter gemaakt willen worden, hoeven niet meer beter gemaakt te worden. Anderen lezen boeken over slechte mensen alleen omdat ze graag lezen. Auteurs scheppen behagen in de creatie van wat ze afwijzen, lezers scheppen er behagen in het te lezen. Duclos' roman zal hen niet op het rechte pad brengen. Of een roman moreel effect heeft, hangt | |
[pagina 709]
| |
van de lezer af. Maar lezers die ‘bekeerd’ kunnen worden, zijn die niet al lang bekeerd? En lezen zij wel romans? | |
Rousseau: Julie ou La nouvelle Héloise (1761)En als een roman nu eens geen negatieve exempelen zou voorhouden, maar positieve? Geen ondeugd, maar deugd? Als hij, zoals Rousseau in Julie, een meisje tekent dat in deugdzaamheid sterft? Bij Duclos kwam de ondeugd in conflict met de burgerlijke deugdzaamheid. De ondeugd was de libertijnse moraal: veroveringen, willekeur, reputatie, schijn, publiek, bedrog, ontering, ontrouw. Daartegenover stonden de burgerlijke waarden die vooral met het huwelijk samenhingen: huwelijk, trouw, constance, soms prudence, soms romantiek. Nu wordt liefde tegenover deugd geplaatst. Dit conflict troffen we in zekere zin al bij Prévost aan. De liefde van des Grieux - een passie, geen onschuldige liefde - kwam wel in conflict met de burgerlijke deugdzaamheid, maar werd er niet door bedreigd. De liefde werd ondeugd door de libertijnse reflexen van Manon. De passie van des Grieux was wel eeuwigdurend, maar ging tegen alle redelijkheid in en moest dus wel noodlottig eindigen. Liefde (passie) was het tegendeel van redelijkheid, en dus een gevaar voor de deugdzaamheid. De liefde als ziekte was een klassiek gegeven. Passies zijn altijd onstandvastig, ze creëren alleen maar grillige en onbetrouwbare relaties. Deugdzaamheid - die namelijk van het burgerlijke huwelijk - kan bij Duclos maar bereikt worden als de passie al is uitgedoofd. Ook in Lettres d'une Péruvienne (1747)Ga naar voetnoot14 van Madame de Grafigny luidt de moraal: ‘Renoncez aux sentiments tumultueux, destructeurs imperceptibles de notre être’ (p. 362). Ook bij Rousseau komt de liefde in conflict met orde, stabiliteit en deugd. De liefde van Julie en haar huisleraar Saint-Preux heeft nu echter een ander statuut. Het is geen libertijnse passie meer, geen toegeven aan de verdorven spelletjes van een ongezonde maatschappij, maar een in wezen onschuldige liefde tussen twee jonge mensen die capituleren voor de impulsen van hun hart. Het is een romantische liefde - daaronder versta ik: de liefde tussen twee mensen die ten volle overtuigd zijn van het exclusieve en eeuwigdurende karakter van die liefde: ‘Nous aimons pour la première et l'unique fois de la vie’ (p. 17). | |
[pagina 710]
| |
Deze liefde komt evenwel in conflict met maatschappelijke deugden en idealen, en is, mede daardoor, een belemmering voor het geluk van de geliefden. Een eerste keer botst de liefde van Julie en Saint-Preux met de opvattingen van de vader, die de leraar ‘geen partij’ vindt. De liefde wordt door aristocratische idealen tegengewerkt en bedreigd. Julie onderwerpt zich aan de wil van haar vader. Zij moet immers erkennen dat liefde geen basis kan zijn voor deugd en geluk. Zij ziet in ‘combien il est insensé de chercher dans l'égarement de son coeur un repos qu'on ne trouve que dans la sagesse’ (p. 255). De liefde als onredelijke passie kan onmogelijk een voldoende voorwaarde voor een stabiele relatie zijn. ‘Quelle sûreté avais-je eue de n'aimer que vous seul au monde si ce n'est un sentiment intérieur que croient avoir tous les amants, qui se jurent une constance éternelle, et se parjurent innocemment toutes les fois qu'il plaît au ciel de changer leur coeur?’ (p. 262). Deze liefde gaat voorbij met de jeugd: ‘Il s'use avec la jeunesse, il s'efface avec la beauté’ (p. 275). Julie huwt met Wolmar, de deugd in persoon. Het huwelijk brengt bij het meisje een innerlijke revolutie teweeg. ‘La pureté, la dignité, la sainteté du mariage (...) ses chastes et sublimes devoirs si importants au bonheur, à l'ordre, à la paix, à la durée du genre humain (...) tout cela me fit une telle impression, que je crus sentir intérieurement une révolution subite. Une puissance inconnue sembla corriger tout à coup le désordre de mes affections et les rétablir selon la loi du devoir et de la nature’ (p. 260). Haar huwelijk is gelukkig en sterk, maar het is niet gebaseerd op liefde. ‘Ce qui m'a longtemps abusée (...) c'est la pensée que l'amour est nécessaire pour former un heureux mariage. Mon ami, c'est une erreur; l'honnêteté, la vertu (...) suffisent entre deux époux’ (p. 274). Het huwelijk is een maatschappelijke taak: ‘On ne s'epouse point pour penser uniquement l'un à l'autre, mais pour remplir conjointement les devoirs de la vie civile, gouverner prudemment la maison, bien élever ses enfants’ (pp. 274-275). De liefde komt hier een tweede keer in conflict met de maatschappelijke deugdzaamheid. De passie die Julie en Saint-Preux heeft verbonden (en nog altijd verbindt) is een bedreiging voor het maatschappelijk kader. Ze brengt het serene huwelijk (met Wolmar) in gevaar, de herinnering eraan maakt emotioneel ongelukkig, schept de reële mogelijkheid van ontrouw. ‘Les voilà livrés au crime (...) ils méditent des adultères!’ (p. 259). De liefde is een ongeneeslijke ziekte. Als Julie sterft, weet ze dat ze nog altijd van Saint-Preux houdt. Ze dacht dat ze genezen was, maar dat was een vergissing. Haar gevecht tegen de ondeugd bleef onbeslist. In haar laatste brief aan haar geliefde schrijft ze: ‘Toutes les épreuves ont été faites; mais elles pouvaient trop revenir’ (p. 564). | |
[pagina 711]
| |
De morele boodschap van Rousseau is veel minder rechtlijnig dan die van zijn voorgangers. De morele conflicten die zijn verhaal behandelt, zijn maar zeer ten dele het gevolg van externe factoren. Ze hebben niet te maken met slechte of goede mensen, of met de zwakte van enkelingen. Ze zijn inherent aan de menselijke situatie, aan de spanningen tussen cultuur en natuur, tussen gevoel en rede, tussen individu en maatschappij. Daardoor is zijn moralisme ook geloofwaardiger. Het is meer dan een doorzichtig geloof in het zedelijk nut van het ‘slechte voorbeeld’ zoals dat obligaat beleden werd in de préfaces van zijn voorgangers. Terwijl het moralisme van zijn voorgangers beperkt bleef tot hun préfaces en, in het beste geval, tot een weinig geloofwaardige afloop, en weinig te maken had met het verhaal en het lezen, gaf Rousseau aan de behandelde problemen een filosofische oplossing. De mens moet zijn passies ondergeschikt maken aan maatschappelijke waarden en deugden. Rousseau was misschien de enige die meende wat hij schreef en de literatuur helemaal au serieux nam: ‘le seul de son siècle qui prît au sérieux la littérature, au point de vouloir conformer son attitude et la vie à ce qu'il avait pensé et écrit’Ga naar voetnoot15. Zijn oplossing komt evenwel te laat. Eenmaal van de romantische liefde geproefd, is het kwaad geschied. Eigenlijk geeft Rousseau in Julie toch weer een negatief exempel. Hij beschrijft de illusies van de romantiek en de liefde, en hoe deze ongelukkig maken. De lezers - en bij voorkeur de lezeressen - herkennen zich in deze beschrijving en weten zich in hun romantische gevoelens bevestigd. Lezers die de beschreven innerlijke strijd reeds kennen, worden aangespoord verder naar maatschappelijke deugd te streven, maar tegelijk leren zij dat deze strijd nooit gewonnen wordt. Onschuldige lezers van hun kant worden zich juist door de roman, van deze tweestrijd bewust; de roman maakt hun passies wakker en ontketent de strijd die ongelukkig maakt. Die dubbelzinnigheid van Julie ligt niet bij Rousseau maar in de literatuur zelf. Wie een roman leest is al verloren. ‘Jamais fille chaste n'a lu de romans, et j'ai mis à celui-ci un titre assez décidé pour qu'en l'ouvrant on sût à quoi s'en tenir. Celle qui, malgré ce titre, en osera lire une seule page est une fille perdue’. De lezeres weet wat er gebeurt als ze een roman leest: ‘qu'elle n'impute point sa perte à ce livre, le mal était fait d'avance’ (p. 4). | |
[pagina 712]
| |
Laclos: Les liaisons dangereuses (1782)Rousseaus boek was filosofischer en minder roman dan Les liaisons dangereuses (1782) van Laclos. Beide auteurs hebben geen documentaire pretenties meer. Ogenschijnlijk houden ze zich nog aan de regels van de tekst-uitgave, maar de lezer doorziet hun spel, en dat weten zij. De brievenroman is een zuiver literaire vorm geworden. Maar in die vorm treedt een verschuiving op. De correspondentie is nu - zoals in Clarissa van Richardson - meervoudig, polyfoonGa naar voetnoot16. Het slechte personage is niet meer het enige dat aan het woord komt. De lezer ziet nu rechtstreeks de verschillende standpunten, kijkt achter alle schermen tegelijk. Het is een psychologisch procédé; het stelt de lezer in staat de motiveringen en zelfbeelden van alle figuren te begrijpen. De literatuur gaat niet meer over les moeurs du siècle, maar over personages. Rousseau voelde het amorele van deze interesse voor les moeurs aan, en is wellicht de meest moderne (ik bedoel de meest 19e eeuwse) auteur van zijn tijd. Laclos' fascinatie voor de ondeugd, zijn (beleden) geloof in het moralisme en het voorbeeld, en dus zijn dubbelzinnigheid plaatsen zijn werk duidelijk nog in de 18e eeuwse traditie. Ontdaan van de vormelijke onzuiverheid van de vroegere literatuur, is Les liaisons dangereuses, geschreven door een militair die zich verveelde, wellicht de mooiste roman van de Franse 18e eeuw. Inhoudelijk verschuift het moralisme bij Laclos opnieuw. De liefde staat niet tegenover de deugd, maar liefde en deugd (want die twee worden vereenzelvigd) staan tegenover slechtheid en libertinisme. Er komen nu weer libertijnen in het verhaal voor, maar ze hebben een andere rol. De figuren van Crébillon en Duclos zijn bij de aanvang van het verhaal (hun entrée in de wereld) eigenlijk niets anders dan ‘libertijntjes in de dop’. Ze zijn zoals ze door hun tijd en hun milieu gemaakt zijn. Ze laten zich drijven op de gebeurtenissen, wat ze doen en wat hun overkomt is onvermijdelijk en vanzelfsprekend. Het stadium vóór de educatie wordt niet gekenmerkt door onschuldige liefde, maar door onwetendheid. Onwetendheid dient slechts om opgeheven te worden. Het verlies van onschuld is noodzakelijk: ‘C'est une erreur de croire que l'on puisse conserver dans le monde cette innocence de moeurs que l'on a communément quand on y entre’ (Crébillon, p. 151). Deugd is, zoals bij Duclos, slechts te bereiken ná schuldig leven. Terugkeren | |
[pagina 713]
| |
naar onschuld is onmogelijk, maar men kan wel op een redelijke wijze naar een deugdelijk evenwicht zoeken. In tegenstelling tot de figuren van Crébillon en Duclos zijn de jongeren van Laclos wel degelijk onschuldig. Het zijn slachtoffers. Het verlies van onschuld is niet meer onvermijdelijk, maar is nu te wijten aan lokaliseerbare gevaren, toevalligheden, concrete, slechte invloeden, aan verderfelijke contacten, aan liaisons dangereuses. Er is, in principe, een alternatief. De (jonge) lezer moet - uiteraard - angstvallig proberen zijn onschuld te bewaren, want het verlies van onschuld is altijd onherroepelijk. De liefde van Cécile en Danceny wordt door libertijnse listen vernietigd, en kan niet meer hersteld worden. De jonge geliefden worden in de val gelokt en tot ontrouw gebracht. ‘Une erreur involontaire se pardonne et s'oublie aisément’, schreef Julie aan Saint-Preux, toen die haar, overmand door drank en meegesleept door slechte vrienden, ontrouw was geweest. Maar, ‘qui peut s'abuser deux fois en pareil cas ne s'est pas même abusé la première’ (p. 219-220). De geliefden van Laclos zijn elkaar ontrouw geweest. Ze kunnen niet meer in elkaar en in de exclusiviteit van hun liefde geloven. ‘Liefde’ bestaat niet in het meervoud. De twijfel in de ander doodt de romantische liefde. Eenmaal opgevoed door libertijnen, eenmaal ‘in het verderf gestort’, kan men niet meer in de echte liefde geloven. Men kan slechts het verlies eeuwig betreuren. Danceny gaat naar Malta, Cécile trekt zich terug in het klooster. ‘Il me semble au moins que c'est rendre un service aux moeurs, que de dévoiler les moyens qu'emploient ceux qui en ont de mauvaises pour corrompre ceux qui en ont de bonnes’, schreef Laclos in de inleiding op zijn roman. De moraal van het verhaal is duidelijk: Wees op uw hoede voor gevaarlijke banden! ‘Les jeunes gens de l'un et de l'autre sexe, pourraient encore y apprendre que l'amitié que les personnes de mauvaises moeurs paraissent leur accorder si facilement, n'est jamais qu'un piège dangereux, et aussi fatal à leur bonheur qu'à leur vertu’ (p. 17). Maar de toon van Laclos' roman is toch dubbelzinnig. De libertijnen, en met name Valmont, drijven uitgebreid de spot met de romantische liefde, huwelijk en trouw. De ‘slechten’ zijn ongetwijfeld intelligenter dan hun ‘tegenstanders’, en wellicht ook sympathieker. De auteur verraadt dat hij hún brieven het liefste heeft geschrevenGa naar voetnoot17, en dat hij een zuiver plezier heeft geschept in het blootleggen - en verzinnen! - van hun machinaties. Zij zijn de echte hoofdfiguren van het boek. Toch beantwoorden het verhaal en de afloop aan de vooropgestelde bedoelingen. Het pessimistische slot onder- | |
[pagina 714]
| |
steunt de negatieve inschatting van de slechte contacten. Door het meervoudig karakter van de briefwisseling heeft de lezer de mogelijkheid de verschillende versies van één gebeuren te vergelijken, en de discrepantie tussen wat één figuur aan verschillende correspondenten meedeelt, te ontdekken. De lezer kan elk personage binnen én buiten zijn replieken beoordelen. En de ‘slechten’ van Laclos blijken wel echt héél slecht. Ze corrumperen de onschuldigen met bewuste machinaties, ze vernietigen bewust het geluk van de dwazen, ze cultiveren de wraak, ze koesteren zich in hun slechtheid en beleven er een (bijna) satanische vreugde aan. Laclos' morele oordeel mag in wezen eerlijk zijn, zijn roman blijft dubbelzinnig. Door de onschuld als onschuld te tonen ontluistert hij de onschuld. Door de libertijnse moraal en listen haarfijn te ontleden, door te tonen hoe zwak geliefden (kunnen) zijn, en hoe hun romantische liefde vernietigd kan worden, neemt hij het geloof in de romantische liefde weg. Een pleidooi voor terugkeer naar onschuld is per definitie, tragisch. Niemand kan ervan overtuigd worden onschuldig te blijven. Men kan slechts onschuldig blijven door romans niet te lezen. Onschuld is, in de literatuur, slechts een ontroerend motief. |
|