voor ieder politicus een gewetensvraag kan zijn, er is nog een andere vraag waarmee ieder politicus, gelovig of niet, geconfronteerd wordt, een vraag die boven de sfeer van de individuele moraal uitstijgt. Naast een ethiek van het individuele leven (de individuele moraal) is er een ethiek van het publieke leven, d.i. van de politieke besluitvorming, de regelgeving, de rechtsvinding (de publieke moraal). In het ene betoog wordt een bepaald handelen ethisch beoordeeld (b.v. is abortus plegen al dan niet verantwoord?). In het andere betoog wordt de wetgeving of de rechtspraak betreffende een bepaald handelen ethisch beoordeeld. Wat dit laatste betoog m.b.t. de politiek-ethische vraag betreft, bevinden alle politici zich op hetzelfde terrein. Zij moeten een waarde-oordeel uitspreken waarbij de meningsverschillen uiteindelijk betrekking zullen hebben op begrippen als het ‘sociaal schadelijke’, de ‘sociale waarden’, ‘het algemeen belang’, de ‘onvoorwaardelijke rechtsbescherming’... Maar het is hetzelfde ethisch betoog voor alle politici, en niet het betoog van onze moraal versus de zogenaamde publieke moraal.
Dat alle politici zich over dezelfde ethische vragen moeten uitspreken, verklaart uiteindelijk dat alle meningen waartoe men na rijp overleg komt, zich met evenveel recht mogen doen gelden. Men mag bijgevolg niet stellen dat in naam van de vrijheid van mening het meer permissieve standpunt moet zegevieren, en dat de anderen hun mening maar moeten inslikken. Kortom, als de gelovige politicus-wetgever de boven vermelde vragen (1 tot 4) ernstig heeft overwogen, argumenten pro en contra heeft afgewogen, en tot de conclusie komt dat abortus zonder meer verboden moet blijven, of in principe strafbaar moet blijven tenzij bepaalde omstandigheden of noodsituaties aanwijsbaar zijn, dan is deze mening gelijkwaardig aan alle andersluidende meningen. De mening ‘dat abortus zondig is’, is echter van een andere orde, en mag, ‘hoe eerbiedwaardig ook’ (cfr. toelichting wetsvoorstel Lallemand-Michielsens) niet met de vragen 1 tot 4 vermengd worden; ze moet m.i. er zelfs uit geweerd worden.
We stellen dus vast dat omtrent het probleem van abortus en vrijheid van mening er blijkbaar misverstanden mogelijk zijn. In de politieke besluitvorming gaat het over het gewicht van de verschillende meningen tegenover elkaar. Terecht oordeelt men dat hier een strikt persoonlijke morele opvatting niet mag opwegen tegen een mening waartoe men komt op grond van de vraagstelling van publiek-morele aard. Maar de ernstig overdachte meningen waartoe men op het politiek-morele vlak komt, staan alle op gelijke voet en hebben alle evenveel gewicht.
Van deze misverstanden wordt in het politiek en juridisch debat omtrent abortus en soortgelijke vraagstukken jammer genoeg handig gebruik gemaakt. Men laat het voorkomen alsof de ethische vraagstelling zonder meer