Streven. Vlaamse editie. Jaargang 56
(1988-1989)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 675]
| |
[Mei 1989]Uitvluchten in de katholieke moraal
| |
[pagina 676]
| |
Hoe dat gewoonlijk in zijn werk gaat, is heel simpel. Je begint met een heel algemene, onaanvechtbare of lovenswaardige uitspraak. Dat geeft de indruk dat wat volgt dus ook wel waar zal zijn. Maar in feite verdoezel je of ga je gewoon uit de weg al wat controversieel is, onzeker, niet verifieerbaar of onaangenaam. Je draait om een probleem heen. Je schuift het voor je uit, je doet alsof de oplossing voor de hand ligt en leidt de aandacht er van af. Er zijn tal van redenen waarom kerkelijke autoriteiten gemakkelijk aan die verleiding blootstaan. Om te beginnen is de institutionele kerk (het Vaticaan is nog altijd een soevereine staat) een belangrijke medespeler op de internationale scène. Om die rol goed te kunnen vervullen moet ze geloofwaardig zijn en dat hangt samen met haar publiek imago. Maar er is meer. Wanneer paus en bisschoppen morele leiding geven, worden zij volgens de traditionele theologie bijgestaan door de H. Geest. En, ten tweede, hun richtlijnen zijn autoritatief, ze worden vaak voorgesteld als een authentieke interpretatie van de wil van God. Als je het zo bekijkt, wordt het wel heel moeilijk om toe te geven dat je je in het verleden misschien vergist hebt, dat je twijfelt, en heel moeilijk om wat je vroeger voorgehouden hebt, nu te veranderen. Het lijkt wel of je de H. Geest afvalt en je verbeurt je gezag. Vooral omdat er van zulke veranderingen in de leer en het beleid zo goed als geen historische precedenten zijn en men dus nooit geleerd heeft er pastoraal mee om te gaan. Zo liet Paulus VI zich door een minderheid in de commissie over de geboortenregeling overtuigen dat elke wijziging van de leer van Casti Connubii zijn gezag zou ondergraven. Wie kon in de toekomst nog op het leergezag vertrouwen als nu zou worden toegestaan wat door vroegere pausen als een ernstige inbreuk op de natuurwet veroordeeld werd? Als de herders van de kerk door de Geest worden bijgestaan, hoe is zo'n ommezwaai dan te begrijpen? Ja, als het spel zo hoog gespeeld wordt, wordt de verleiding om morele uitvluchten te zoeken wel enorm groot. In wat volgt zal ik - zoals er zeven sacramenten zijn - zeven scenario's, zeven modellen van mogelijke uitvluchten bespreken en in het kort wijzen op hun repercussies. Veel van die trucs - want dat zijn het eigenlijk - zijn al zo gewoon geworden dat men ze niet eens meer als zodanig herkent. Dat maakt ze des te gevaarlijker voor een gezond kerkelijk leven. Gevaren die men niet ziet, zijn dubbel gevaarlijk. | |
Scenario 1: ‘Er heerst verwarring’Voor het bezoek van Johannes Paulus II aan de VS in september 1987 lieten verschillende bisschoppen verstaan dat er onder de gewone gelovigen veel | |
[pagina 677]
| |
verwarring heerste. Ze bedoelden ongetwijfeld verwarring over de leer van de kerk over zaken als geboortenregeling, homofilie, het statuut van onregelmatig hertrouwden, de nieuwe voortplantingstechnieken, abortus, enz. De ‘gewone’ gelovigen zouden niet meer weten wat ze daarover allemaal moesten denken. Er zijn mensen die sinds jaar en dag ieder die maar horen wil weten te vertellen wie de aanstichters van die verwarring zijn: permissieve en ruggegraatloze bischoppen, deviante ‘modernistische’ theologen, mediageile ex-priesters, politiek geëngageerde religieuzen, zichzelf progressief noemende katholieke bladen... Ik hoop dat ik niemand vergeet. De paus zou de puntjes wel even op de i komen zetten. Dát er in de kerk verwarring heerst, is natuurlijk een feit. Het kan ook moeilijk anders. Veel problemen zijn vandaag zo ingewikkeld en gespecialiseerd, dat zij wel tot verwarring moéten leiden. Dat heeft zelfs Vaticanum II grif toegegeven. Maar wat dit scenario gemakshalve over het hoofd ziet, is dat er een enorm verschil bestaat tussen verwarring en (laat ik de geduchte term ‘dissidentie’ nog even vermijden) meningsverschil. In een enquête van Time in de herfst van 1987 bleken niet minder dan 93% van de Amerikaanse katholieken van oordeel te zijn dat je op specifieke ethische problemen best met de paus van mening kunt verschillen en toch goed katholiek blijven. Dat kan niet, zegt de paus. Dat liet hij duidelijk verstaan in zijn toespraak tot de bisschoppen in Los Angeles. Op de theologische implicaties hiervan ga ik hier niet in. Maar één ding lijkt me duidelijk: het gaat veel meer om verschil van mening dan om verwarring. Behoudsgezinde katholieken zullen zeggen dat elke vorm van onenigheid met wat de paus zegt een vorm van verwarring is. Ik geloof niet dat je dat historisch en theologisch kunt volhouden. Maar daar gaat het hier niet om. Waar het om gaat is dit: als je alleen maar van verwarring spreekt, dan hoef je het feit dat er onenigheid heerst en de vervelende implicaties daarvan niet meer onder ogen te zien. ‘Verwarring’ kan overigens van alles betekenen. Bijvoorbeeld dat de gelovigen niet meer weten wat de officiële leer precies voorhoudt. Laten we die leer dan nog maar eens duidelijk herhalen, dan verdwijnt alle verwarring. In het katholieke ethos weet men daar wel raad mee: een nieuw document en alles is weer duidelijk. Zo werd recent nog, in een artikel in Crisis, juni 1988, betoogd dat het niet de bedoeling van Paulus VI in Humanae Vitae was argumenten te geven voor zijn leer, maar alleen ze te verduidelijken. (Het zou interessant zijn om na te gaan wat men onder ‘leren’ verstaat als men om een leer te verduidelijken ze alleen maar hoeft te herhalen, zonder er argumenten voor te geven). | |
[pagina 678]
| |
Vergeleken met verwarring is verschil van mening een veel neteliger kwestie, vooral als het gaat om respectueus, loyaal meningsverschil. Het roept allerlei problemen op, en wie van ons is blij met problemen, vooral met problemen waarop we niet onmiddellijk een antwoord hebben? Er is natuurlijk een gemakkelijkheidsoplossing: laat de meningsverschillen voor wat ze zijn en noem ze verwarring. Zoals artsen zeggen: neem een aspirientje. Maar merk hoe zo op een subtiele manier de bewijslast van de leiding naar het publiek wordt verlegd. Als je van verwarring spreekt, zeg je dat de gelovigen de koers kwijt zijn. Loyale opposite zegt: niet wij zijn de koers kwijt, jij bent inaccuraat of prematuur, jij moet je positie eens opnieuw bekijken. | |
Scenario II: ‘Blijf bij algemeenheden’Van de in maart 1987 verschenen Instructie van de Congregatie voor de Geloofsleer over de nieuwe voortplantingstechnieken, Donum DeiGa naar voetnoot1, kun je zeggen dat ze hoofdzakelijk handelde over de waardigheid van het menselijk leven. Dat was inderdaad het grondthema van de Instructie. Hetzelfde kon je zeggen van Humanae Vitae. Daar stonden prachtige dingen in over het huwelijk. Maar beide documenten trokken daaruit opmerkelijk concrete conclusies. Die waren het die in het brede publiek de aandacht trokken en tot controversen leidden. Humanae Vitae verbood alle vormen van contraceptie, de Instructie verbood alle, de ‘normale’ geslachtsgemeenschap vervangende voortplantingstechnieken. Beide documenten beriepen zich op de onverbrekelijke (‘door God ingestelde’) band tussen voortplanting en geslachtsgemeenschap. Geen geslachtsgemeenschap die niet openstaat voor voortplanting, geen voortplanting zonder geslachtsgemeenschap. Kinderen moeten ontvangen worden, niet gemaakt. Daarmee getuigen beide documenten van een diep inzicht in de wonderlijke vervlechting van menselijke liefde en menselijk leven. Haal die twee uit elkaar en wat blijft er over? Seksuele intimiteit die zich narcistisch en destructief op zichzelf terugtrekt, of gefabriceerde procreatie die slechts dubieus en accidenteel door liefde gedragen wordt. Het grondinzicht van de Instructie was absoluut gegrond. Maar geldt het in alle situaties, voor iedere act? Ook daar waar de vruchtbaarheid van de liefde bewust beperkt moet blijven om de vruchten van het huwelijk te verzekeren? Ook daar waar een onvruchtbaar echtpaar streeft naar wat Vaticanum II de ‘bekroning’ en de ‘grootste gave’ van het | |
[pagina 679]
| |
huwelijk noemt, een kind? Velen konden het absolute karakter van deze conclusies niet aanvaarden. Verschil van mening dus weer. Maar daarover wil ik het nu niet meer hebben. Het punt hier is, dat als je in deze ethische documenten vooral, ja, uitsluitend ‘plechtige affirmaties van het leven’ of ‘profetische woorden’ leest, de heel concrete problemen waarop ze juist verondersteld worden in te gaan, handig uit de weg gaat: de menselijke situatie met al haar concrete beperkingen en conflicten. De kerkelijke documenten zweven als het ware hoog boven de hoofden van de mensen. Al even hoog is de prijs die daarvoor betaald wordt: wie in de dalen van het dagelijks leven leeft, kijkt er niet meer naar op. | |
Scenario III: ‘De kerk heeft altijd geleerd’De geschiedenis van de theologie leert dat katholieke officiële instanties nooit een vroegere fout of vergissing toegeven. Koerswijzigingen worden altijd verpakt in termen van ‘ontwikkeling’ en ‘continuïteit’, ‘Wat de officiële leer nu voorhoudt, heeft ze in wezen altijd geleerd’. Goed, daar is iets van waar. Er is een onderscheid tussen de essentie van de kerkelijke leer en de formulering ervan op een bepaald moment in de geschiedenis. En er doen zich ook wijzigingen voor die je terecht ‘ontwikkelingen’ kunt noemen: wat vroeger in de kern, slechts impliciet aanwezig was, wordt nu explicieter uitgedrukt. In zulke gevallen kun je inderdaad zeggen: ‘De kerk heeft het altijd zo geleerd’. Maar er kunnen ook echte veranderingen optreden, vroegere stellingen kunnen ingetrokken worden, er zijn dingen die de kerk vroeger geleerd heeft en die geen mens nu nog voor redelijk houdt. Zo iets gebeurde bijvoorbeeld met de declaratie van Vaticanum II over de godsdienstvrijheid. Het was het meest controversiële thema van het concilie, juist omdat hiermee het probleem van de ‘dogma-ontwikkeling’ werd gesteld. Als de nieuwe leer over de godsdienstvrijheid slechts een ‘ontwikkeling’ van de vroegere leer was, slechts een verdere ontplooiing van een continu aanwezige kern, waarom ontketende ze dan zo'n furie? ‘Ontwikkeling’ kan ook gewoon ‘verandering’ zijn. Als dat gebeurt, worden de vroegere posities vaak in een nevel van historische vergetelheid gehuld: hoe minder er nog over gesproken wordt, hoe beter. Denk bijvoorbeeld aan de decreten van de Bijbelcommissie en de leer van Leo XIII over kerk en staat. ‘Ontwikkeling’ is in de kerkelijke context een dubbelzinnige term. In zijn meer expliciete betekenis wijst hij op een fundamentele continuïteit en dan kun je zeggen dat de kerk nu in wezen hetzelfde leert als altijd. Maar de term kan ook gebruikt worden als een comfortabel scherm waarachter je | |
[pagina 680]
| |
het feit verbergt dat nu gewoon iets anders geleerd wordt. Als je dan nog van ‘ontwikkeling’ spreekt, dien je als het ware een verdovingsmiddel toe: dan doet het niet meer zo'n pijn dat de kerk in belangrijke concrete materies iets anders leert dan vroeger. Dát de kerk haar leer kan veranderen, is een probleem. Maar dat probleem ga je uit de weg. Om het heel vierkant te zeggen: de kerk zou in staat moeten zijn van positie te veranderen, omdat de tijden veranderen. Ze zou in staat moeten zijn om fouten, onnauwkeurigheden in de leer te erkennen en te corrigeren. Ze moet leren inzien dat vroegere beleidskeuzen en formuleringen cultuurhistorisch bepaald zijn en in een andere cultuur dus kunnen veranderen. De kerk is een pelgrimskerk, een ‘volk onderweg’. Katholieken moeten pastoraal geschoold worden om met dit inzicht te leren leven. Als we een vocabularium blijven hanteren dat het doet uitschijnen alsof echte veranderingen nooit gebeuren en nooit kunnen gebeuren, steken we ons hoofd in het zand. | |
Scenario IV: ‘De kerk is geen democratie’Dit hoor je gewoonlijk als reactie op opiniepeilingen onder katholieken over controversiële morele vragen, of als commentaar op het feit dat talloze gelovingen het niet eens zijn met sommige officiële standpunten. Ook in dit adagium zit veel waarheid. De paus, en de bisschoppen in collegialiteit met de paus, hebben een juridische en leerstellige competentie die niet afhankelijk is van de grillen van een volksstemming. Bovendien, wat moreel juist is of verkeerd, maak je niet uit door de koppen te tellen. Wie zo denkt, ontkent radicaal de behoefte aan en de betekenis van een moreel leergezag. En tenslotte, een geloofsgemeenschap is niet hetzelfde als een seculiere maatschappij; zij heeft dimensies - sacramenteel, eschatologisch, heilshistorisch - die haar daarvan doen verschillen. Dat alles wordt bedoeld met: ‘De kerk is geen democratie’. Maar het adagium zegt nog veel meer, en daarmee ontwijkt het een aantal cruciale vragen. Het apodictisch karakter van het adagium wil, als ik me niet vergis, suggereren dat er op die vragen één precies en duidelijk antwoord is, maar in feite omzeilt het die vragen. Het feit bijvoorbeeld dat de paus een unieke rol vervult in het morele leergezag van de kerk, zegt nog niets over de manier waarop hij die rol moet vervullen: welke bronnen hij moet benutten, op welke theologische expertise hij moet steunen, hoe de ervaring van competente leken kan bijdragen aan het tot stand komen van een kerkelijke overtuiging, welke plaats er is voor kritiek op pauselijke formuleringen, hoe ethische argumenten en analyses de waarde en geldig- | |
[pagina 681]
| |
heid van pauselijke uitspraken versterken of ontkrachten. Dat zijn allemaal serieuze vragen. Of dit: als je zegt dat de kerk niet zomaar een seculiere maatschappij is, maar een geestelijke, sacramentele en eschatologische gemeenschap, ontwijk je de vraag of er en in hoeverre er in de kerk ook mensenrechten gerespecteerd moeten worden, of hoe er fair gehandeld kan worden in conflictsituaties. Het adagium ‘De kerk is geen democratie’ doet wel alsof deze vragen beantwoord worden en wordt, als er een conflict rijst, ook zo bedoeld. Maar in feite ontwijkt het die vragen: het dekt ze toe door ze in te pakken in een breder juridisch aforisme. Een faire behandeling van een conflict wordt dan een behandeling waarvan Rome denkt en zegt dat ze fair is. | |
Scenario V: ‘De theologen speculeren’Deze uitvlucht ligt heel dicht bij de vorige. In zekere zin is het slechts een specifiëring ervan. Maar in een kerk die over een aantal ethische kwesties verdeeld is, verdient ze een aparte behandeling. Een van de belangrijkste taken van de theologie bestaat erin om voor onze tijd en cultuur Gods verhaal met de mensen te vertalen. Theologie is op zichzelf reflecterend geloof. Geloof is aanvaarding van en overgave aan Gods zelfopenbaring in Jezus. De moraaltheologie onderzoekt en belicht wat uit dat geloofsengagement volgt voor een gelovig gedrag. Aanvaarding van Gods zelfopenbaring heeft plaats in verschillende culturen en tijden. De betekenis ervan moet dus telkens opnieuw onderzocht worden al naargelang de omstandigheden, de tijden en de cultuur veranderen. Daarom is het juist te zeggen dat we dagelijks met ons geloof moeten worstelen, het dagelijks opnieuw veroveren. Theologen zijn er om ons daarbij te helpen. In die zin is de theoloog een explorateur. Theologen keuren oude formuleringen, stellen er nieuwe voor, zoeken naar de interne samenhang tussen de heilsmysteries en proberen de menselijke ervaring van het goddelijke zo te doorgronden dat zij het in zijn volle rijkdom en diepte laat oplichten. Zij ‘speculeren’, ja. Niet altijd slagen zij in hun bespiegelingen. Vaker dan zij zelf graag toegeven, zitten zij op een verkeerd spoor. Het is een menselijke onderneming met alle tekorten vandien. Maar zonder die steeds hernieuwde pogingen om nieuw licht te werpen op geloofswaarheden, stagneert het geloof in beelden en concepten uit een vervlogen tijd. Theologen speculeren dus. Dat is juist. Maar het adagium insinueert dat zij alleen maar speculeren. En dat betekent dan zoveel als: zij houden zich | |
[pagina 682]
| |
bezig met irrelevante bespiegelingen, die weinig van doen hebben met het uiteindelijke resultaat van het onderscheidingsproces waarmee de kerk tot morele uitspraken komt. Theologen mogen analyses en argumenten aandragen die ze halen uit de menselijke ervaring, maar de ‘echte waarheid’ komt van ergens anders. Theologie en authentiek leergezag worden aldus volledig uit elkaar gehouden, en zo worden de juridische competentie en macht van de dragers van het leergezag gecanoniseerdGa naar voetnoot2. Het adagium ‘De theologen speculeren’ noem ik een uitvlucht, omdat het apologetische gebruik ervan een antwoord veronderstelt op een ernstige vraag die niet eens gesteld wordt, laat staan onderzocht: de vraag hoe theologische argumenten en analyses zich verhouden tot concrete morele richtlijnen in het kerkelijk leven. Naar het einde toe van Humanae Vitae vroeg Paulus VI de priesters dat zij zijn leer loyaal zouden aanvaarden: passende volgzaamheid (obsequium) verwachtte hij ‘niet alleen terwille van de aangevoerde argumenten, maar vooral terwille van de verlichting door de H. Geest, die op een bijzondere wijze aan de herders van de kerk gegeven wordt’. De aangevoerde of eventueel aan te voeren argumenten hadden volgens deze paus dus kennelijk toch wel iets te maken met zijn uitspraken. Iets, maar hoeveel? Hij raakte het probleem slechts aan. Het adagium ‘De theologen speculeren’ ontwijkt het probleem en geeft er een antwoord op dat Paulus VI, als hij consequent was met zichzelf, niet zou hebben aanvaard. Op die manier wordt een waarheid een halve waarheid. | |
Scenario VI: ‘Als je mijn ervaring had’Hoe vaak horen we de perschef van het Witte Huis niet zeggen: ‘Het spijt me, maar meer kan ik op het ogenblik echt niet zeggen’. Dat betekent: ‘Er staat iets te gebeuren. We hebben informatie die we voorlopig beter niet vrijgeven. Als u die informatie had, zou u het met ons eens zijn’. Kortom, ‘Wij kennen de feiten, u niet. U kunt dus geen kritiek op ons uitoefenen, u hebt geen gegronde reden om het niet met ons eens te zijn’. De mantel waarmee dit alles wordt bedekt: de nationale veiligheid. Iets analoogs gebeurt in de kerk wanneer een bisschop, de paus, een pastor, een overste zich beroept op zijn persoonlijke ervaring. Zíj hebben een globaal overzicht van de situatie, zíj beschikken over een volledige informatie, | |
[pagina 683]
| |
zíj kennen de problemen. En dat wordt met zoveel aplomb geaffirmeerd, dat geen tegenspraak meer mogelijk is. De mantel waarmee dit bedekt wordt heet: het welzijn van de gelovigen. Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik zelf, als priester, als docent, hetzelfde smoesje wel eens heb gebruikt. Het is natuurlijk waar: mensen in een hogere positie en met een ruimere ervaring hebben waarschijnlijk een beter overzicht. Het probleem is alleen dat we ons daar al te vaak op beroepen op ogenblikken dat onze argumenten en ons verweer tegen kritiek het zwakst zijn. Eigenlijk zeggen we: we hébben geen argumenten en geen verweer. Kortom het adagium: ‘Als je mijn ervaring had’ is vaak een excuus om geen redelijke argumenten te hoeven zoeken. Dus weer een uitvlucht. Je zegt iets dat waar is, maar het echte probleem ga je uit de weg. | |
Scenario VII: ‘Dit is niet de juiste toon’Rome schijnt zich tegenwoordig vooral zorgen te maken omtrent ‘de juiste toon’. De auteurs van My Fair Lady zouden Liza vandaag kunnen laten zingen: ‘The moan of Rome falls mainly on the tone’. Ik veronderstel dat men daarmee doelt op het respect dat men gezagsdragers en vooral het magisterium verschuldigd is. Inderdaad, een volstrekt legitieme zorg. Kritiek die dat respect mist, schiet trouwens haar doel voorbij: ze raakt de boodschapper en diens ambt, niet de boodschap. Maar daarmee is niet alles gezegd. Een te grote bezorgdheid voor de juiste toon kan ertoe leiden dat de dialoog zo wollig wordt, dat er overal plaats komt voor uitvluchten. Om een voorbeeld te noemen: veronderstellen we even dat de Amerikaanse bisschoppen, en de katholieken in het algemeen, het niet op prijs stellen dat het Vaticaan zo geheimzinnig doet over zijn financiën (dat klopt nog met de feiten ook). Nu zijn het juist de Amerikaanse katholieken aan wie het Vaticaan een belangrijk deel van zijn inkomsten te danken heeft. Aangezien Amerikanen verschrikkelijk pragmatisch aangelegd zijn, zit het er dik in dat ze hun wrevel zullen laten blijken via hun portemonnee. Om Rome goed duidelijk te maken waar het op staat, kunnen de bisschoppen verschillende wegen bewandelen. Ze kunnen regelrecht dreigen: ‘Breng je rekeningen in orde, of anders...’. Dat is onaanvaardbaar, ‘dat is niet de juiste toon’. Het brengt de Heilige Stoel in verlegenheid. Omdat anderen dan zien dat Rome zwicht voor financiële argumenten. En dat is een beetje gênant voor 's werelds belangrijkste geestelijke autoriteit. Wat gebeurt er dus? De bisschoppen laten de Heilige Stoel weten dat het een slecht jaar is geweest voor de Verenigde Staten, dat de prijzen gestegen zijn, | |
[pagina 684]
| |
de dollar gedaald. Er is een droogte geweest in de landbouwstreken, de lokale kerk heeft andere extra uitgaven moeten maken, enz. Voor de St.-Pieterspenning schiet er, helaas, niets over. Het Vaticaan verstaat exact wat dit betekent: ‘Breng je rekeningen in orde, of anders...’. Maar het wordt niet gezegd. Het is een vorm van politesse, die precies zegt wat men wil zeggen zonder het al te precies te zeggen. Ik bedoel daarmee niets cynisch, als zou ik willen zeggen; het is een omgangsvorm die nog net het ANH (Acceptabel Niveau van Hypocrisie) -test kan doorstaan. Nee, het is een cultureel gebruik dat ook in ander sociaal verkeer heel gewoon is. Maar er is wel één moeilijkheid. De zorg voor de juiste toon kan zo'n overheersende rol gaan spelen, dat we om het probleem waar het om gaat heen draaien, het uit de weg gaan. Een uitvlucht dus weer. Een probleem dat iedereen onbehaaglijk zou moeten stemmen, wordt behaaglijk ingepakt. Ja, het kan zo ver komen, dat zo gauw je er openlijk voor uitkomt dat je het met het officiële beleid of met een officiële richtlijn niet eens bent, je gebrek aan stijl verweten wordt. Uit delicatesse worden de harde vragen in nevel gehuld. Ze worden ontweken. En dan krijgen we de paradox, dat hoe meer we verbergen, hoe minder we verbergen. | |
Repercussies op menselijk gedragIk noemde hier slechts een zevental types van morele uitvluchten, zeven adagia die ze moeten rechtvaardigen. Er zijn natuurlijk veel meer institutionele praktijken, en ook theologische beweringen, die aanleiding kunnen geven tot uitvluchten. Denken we maar aan de processen van nietigverklaring van huwelijken of priesterwijdingen, het beroep dat theologen doen op hun academische vrijheid, de manier waarop bisschopsbenoemingen tot stand komen of doorgedrukt worden, de lankmoedige aanpak van seksueel misbruik van minderjarigen door priesters (wordt in de doofpot gestopt), het adagium ‘Het doel heiligt de middelen niet’, enzovoort, enzovoort. De morele uitvlucht heeft tal van aanwijsbare repercussies. Ze leidt bijvoorbeeld tot cynisme, een bijzonder kwalijke kanker in een gemeenschap die maar gezond is als er vertrouwen heerst. Ze leidt tot inertie, het onvermogen of de onwil om creatief te reageren op nieuwe problemen en uitdagingen. Maar naar mijn oordeel ligt het veruit belangrijkste gevolg ervan op het persoonlijk geestelijke vlak. Een van de resten van ons zondig, maar verlost bestaan is onze blindheid, blindheid vooral over onszelf. De bijbel spreekt van de triade schepping-zondeval-verlossing, het Johannes-evangelie van licht-duisternis-verlich- | |
[pagina 685]
| |
ting. Die dialectiek herhaalt zich in ons persoonlijk levensverhaal. We moeten onophoudelijk worstelen om klaar te zien in onszelf. Groei naar verlichting is een steeds bedreigd en kwetsbaar proces. We verzetten ons ertegen, omdat het veeleisend en pijnlijk kan zijn. Als we met de machten van goed en kwaad in onszelf willen leren omgaan, moeten we ze eerst erkennen. In de spiritualiteit heet dit ‘de onderscheiding der geesten’. We weten dat er naast de goede geest - de genade - forse krachten in ons aan het werk zijn - de machten van de duisternis - die dat onderscheidingsproces dwarsbomen. Die leggen het erop aan dat we onszelf begoochelen, dat we voor onze fouten en dwalingen allerlei rationalisaties en uitvluchten zoeken, dat we de werkelijkheid niet onder ogen willen zien, de waarheid over onszelf verdringen. ‘Heer, dat ik mag zien!’ bidt de liturgie. Maar als het beleid en de leer van de kerk altijd weer morele uitvluchten zoeken, dan worden wij versterkt in onze neiging om ook in ons persoonlijk leven de waarheid over onszelf te ontlopen. En dat is het ergste wat we onszelf kunnen aandoen. Alleen al om die reden, naast vele anderen, zou de kerk de meest transparante van alle gemeenschappen moeten zijn, een toonbeeld voor andere. Haar vertrouwen in de Geest zou zo groot moeten zijn dat zij alle problemen, bedreigingen, twijfels, controversen en kritieken (ook de mijne in dit artikel) rustig en vrijmoedig onder ogen durft te zien. Als zij dat niet meer durft, vervalt ze in de ergste uitvlucht van allemaal. Zij gelooft niet meer in Gods belofte: ‘Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld’ (Mt. 28:20). |
|