Streven. Vlaamse editie. Jaargang 56
(1988-1989)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 498]
| |
Nawoord:
| |
[pagina 499]
| |
praktijk vaak met elkaar in conflict komen, vooral als je verantwoordelijkheid draagt voor wetgeving en beleid. Als katholiek kun je b.v. ervan overtuigd zijn dat echtscheiding, abortus of euthanasie zondig zijn. Maar een katholiek die een openbaar ambt bekleedt in een pluralistische democratie en gekozen is om niet alleen katholieken te dienen, maar ook joden en moslims, atheïsten en protestanten, draagt een speciale verantwoordelijkheid. Hij of zij neemt op zich eraan mee te helpen dat de voorwaarden worden geschapen waaronder allen kunnen leven met een maximum aan waardigheid en een redelijke mate van vrijheid, waaronder iedereen er een levensopvatting op na mag houden die verschilt van de katholieke en er soms mee in strijd is, waaronder de wet het recht beschermt om tot echtscheiding over te gaan,... en zelfs te kiezen voor abortus’. ‘Mijn kerk en mijn persoonlijke overtuiging zeggen me dat het ongeboren leven in de moederschoot door allen altijd gerespecteerd en beschermd moet worden. Maar vijf van de negen leden van het Hooggerechtshof, mijn buurvrouw, talloze burgers in dit land en zelfs verschillende andere kerken zijn het daarmee niet in alle omstandigheden eens’. Dit laatste gegeven betekent voor Cuomo niet dat hij op zijn geweten ‘chantage laat plegen’ (Van Neste), en zijn morele overtuiging onder druk van de publieke opinie dient te wijzigen. Hij moet die ook niet voor zich houden; integendeel, hij heeft het recht zoals alle burgers om alle kanalen van het publieke debat te gebruiken om zijn medeburgers te overtuigen van de gegrondheid en redelijkheid van zijn standpunt, niet alleen voor katholieken, maar voor allen. Maar het feit dat hij niet iedereen daarvan kan overtuigen, het feit dat velen - ook in geweten - een andere overtuiging toegedaan blijven... ‘stelt wel grenzen aan onze mogelijkheid, onze realistische en politieke mogelijkheid, om de katholieke moraal in wetten voor de hele samenleving te vertalen. Kunnen wij van onze moraal zonder meer de publieke moraal maken? Moeten wij dat doen? En als we het doen, wat haalt het uit?’ Tot zover de samenvatting van Cuomo's argumentatie. Voor het volledige betoog verwijs ik naar mijn artikel. Ik wil hier enkel enige politiek-ethische kanttekeningen aan toevoegen met het oog op het actuele abortusdossier. Vooreerst wijs ik erop dat Mario Cuomo een politiek-ethisch standpunt verdedigt waarin rekening wordt gehouden met het onderscheid tussen zijn persoonlijke opvatting (traditioneel katholiek, eerder anti-abortus) en zijn publieke verantwoordelijkheid als politicus (verkozen door een kiespubliek dat in meerderheid voor een liberale abortuswetgeving is). Daarin staat hij niet alleen. Bij Franse, Nederlandse, Duitse politici (o.m. Helmut | |
[pagina 500]
| |
Schmidt, in zijn antwoord op de kerkelijke kritiek inzage zijn abortusstandpuntGa naar voetnoot2 zijn analoge voorbeelden te vinden. In een pluralistische maatschappij behoort het onderscheid tussen persoonlijke ethische overtuiging en publieke verantwoordelijkheid niet meteen als een moreel tekort te worden geïnterpreteerd. Integendeel, het is eerder een pluspunt wanneer een politicus zijn persoonlijk oordeel niet laat doorwegen op een beslissing die hij of zij niet in eigen naam neemt, maar als vertegenwoordiger van het volk. In een pluralistische maatschappij moet een democratisch politicus vaak wetten aanvaarden en uitvoeren die niet overeenstemmen met zijn persoonlijke ethische oriëntatie. Hij doet dat omdat hij van oordeel is dat hij zo het best haalbare algemeen welzijn dient, daarom niet het ideale algemeen welzijn van zijn persoonlijke overtuiging en geloof, waarvan hij tot de bevinding gekomen is dat het in de publieke praktijk niet haalbaar is. Het is dus heel goed mogelijk dat politici die persoonlijk overtuigd zijn dat een liberalisatie van abortus moreel niet wenselijk is, toch voor een meer liberale wetgeving stemmen, omdat zij menen daarmee tegemoet te komen aan het haalbare algemeen welzijn van de concrete bevolking die zij vertegenwoordigen. Verschillende argumenten kunnen daarbij een doorslaggevende rol spelen. Ik noem slechts de behoefte aan een grotere rechtszekerheid, of een beter onderscheid tussen geldige en ongeldige verschonings- of rechtvaardigingsgronden voor een zwangerschapsafbreking. Deze opstelling veronderstelt echter een aantal kwaliteiten, waarvan men zich kan afvragen of ze in de Belgische context voldoende aanwezig zijn: 1. Een politicus moet de verhouding van de standpunten in de publieke opinie kennen en correct inschatten. 2. Het debat moet op het publieke forum gevoerd worden. Het politiek beleid inzake abortuswetgeving wordt er niet door gediend als men het debat blijft ontlopen. Op een zo ruim mogelijk forum moet in een open dialoog geargumenteerd worden op welke redelijke gronden men voor of tegen een bepaalde wetgeving is. 3. Politici mogen niet in de eerste plaats bedacht zijn op het eigen partijbelang. Dat doen zij wanneer zij een ongenuanceerd standpunt voor of tegen innemen om het profiel van hun partij te verscherpen. Zeker de volksvertegenwoordigers moeten bedacht zijn op het algemeen belang, dat in de huidige context alleen door een compromis, en door definitie van een ethisch minimum, behartigd kan worden. Concreet: christendemocraten | |
[pagina 501]
| |
getuigen wellicht van meer staatsmanschap wanneer zij in een open dialoog met andere partijen zoeken naar een beperkte liberalisering van abortus onder welbepaalde omstandigheden, in plaats van elk compromis te ontwijken en vaag met oppositie te dreigen als ze toch in de minderheid gesteld zouden worden. 4. Politici moeten, net als de bevolking, zich beter bewust worden van het onderscheid tussen recht en moraal. Het recht stoelt op morele overtuigingen, maar geeft deze in een pluralistische maatschappij nooit adequaat weer voor alle levensbeschouwelijke deelgroepen. Men kan zich ook niet van het recht bedienen om de eigen levensbeschouwing maximaal aan de hele maatschappij op te leggen. Dat streefdoel heeft men juist moeten laten varen om de constitutie van een rechtsstaat mogelijk te maken: een staat met fundamentele verschillen van levensovertuiging onder de burgers, maar verenigd in een gemeenschappelijk project van tolerantie en gelijkheid van kansen voor alle betrokkenen. Een meer liberale wetgeving hoeft dus niet te betekenen dat abortus voortaan ook moreel gelegitimeerd is, of een hogere morele status heeft gekregen (‘Nu mag het...’). Ze betekent alleen dat de meningen daarover meer verdeeld zijn dan vroeger. En aangezien de situatie waarin om abortus gevraagd wordt er een is van conflict tussen levenswaarden - de autonomie van de vrouw en het leven van de foetus - hoeft dit ons niet zonder meer te verbazen of te ontmoedigen. Hier ligt uiteraard een grondige reden tot morele bezorgdheid, zoals Van Neste op het einde van zijn artikel terecht opmerkt. Het succes van de moraal van individuele autonomie dreigt inderdaad in onze maatschappij alle vormen van afhankelijkheidsrelaties en verbondenheid te ondergraven. Maar ik vrees dat dat probleem niet met een wetgeving te verhelpen is. |