Streven. Vlaamse editie. Jaargang 56
(1988-1989)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 376]
| |
ForumSchizofrenieDe kunst - en met name de dramatische kunst - maakt veelvuldig gebruik van het begrip tragedie. Als bij een twist, een conflict, een treffen de twee opponerende partijen gelijk hebben, dan spreken we van een tragische situatie. Op het toneel of in de film kunnen de lotgevallen van Hamlet of Oedipus ons enkele uurtjes esthetisch genot verschaffen, in het dagelijkse leven komen helaas ook tragedies voor en daar nemen ze gewoon de allures van bloedige en zinloze slachtpartijen aan. Een schrijnend specimen is het conflict in het Midden-Oosten. De lectuur van deze laatste zin veroorzaakt van alle kanten ogenblikkelijk kreten van protest en verontwaardiging. Haha? Een conflict waar de twee partijen het gelijk aan hun kant hebben. Hebben de joden de Palestijnen dan niet van hun land en hun rechtmatige bezittingen gejaagd? Of: hebben de Arabieren er ooit een geheim van gemaakt dat ze alle joden de zee in zouden drijven? De wiskunde heeft voor zulke gevallen de geijkte uitdrukking ‘wat moest worden bewezen’ uitgevonden. Iedere partij is tot in merg en been overtuigd van haar gelijk en van de kwade wil en de openlijke slechtheid van de tegenstander. Renate Rubinstein schreef in 1967, enkele weken na de Zesdaagse Oorlog een boek over de kwestieGa naar voetnoot1. Gek genoeg, zegt ze in haar voorwoord van 1988, heeft het boek nog niets van zijn actualiteit verloren. Dat laatste is waar en niet waar. Er is sinds 1967 veel gebeurd: de akkoorden van Camp David, de Jom Kippoeroorlog, de verdwijning van Nasser, maar dat is, ook gek genoeg, niet belangrijk. Dit boek houdt zich maar in de marge op met de grote politiek. Rubinstein is vooral geïnteresseerd in de gedachten, de gevoelens, de meningen van de modale Palestijn, de ‘gewone’ bewoner van Israël, de gemiddelde Europeaan. En dan is er de afgelopen twintig jaar veel veranderd. Tot 1967 gold Israël als een zwakke, aan alle kanten bedreigde natie. Sedertdien is er een nieuwe underdog op het voorplan getreden. Een fatsoenlijk mens supportert tegenwoordig voor de Palestijnen, alle terreuracties van de PLO ten spijt. Nog een fundamentelere verandering: er zijn, zegt Rubinstein, twee soorten oorlogen. Oorlogen waarbij het voor de hand ligt aan welke kant je moet staan en oorlogen waarbij dat niet duidelijk is. Prototype van een rechtvaardige oorlog: Viëtnam. De slechte Amerikanen tegen de nobele volgelingen van Ho Tsji Minh. In 1967 zal menige spraakmakende intellectueel er zo over hebben gedacht, nu, in 1988 liggen de kaarten toch weer wat anders. Die kleine beperkingen kunnen noch- | |
[pagina 377]
| |
tans niet beletten dat het omslag voor één keer eens niet overdrijft waar het Jood in Arabië, Goi in Israël aanprijst als de beste in Nederland verschenen analyse van het Israëlisch-Arabische conflict. Il faut le faire, zegt het Frans: een paar weken in Jordanië zitten, opschrijven wat je de gewone burger hoort zeggen, gelardeerd met je eigen bedenkingen, vervolgens naar Israël trekken, daar hetzelfde doen en om zo te zeggen puur toevallig uit deze reeks losse gegevens een gaaf essay distilleren, dat twintig jaar na de feiten nog altijd meer dan de moeite van het lezen waard is (Het hoofdstuk over Egypte vind ik minder geslaagd: oppervlakkiger, saaier en, vrees ik, in zeven haasten tot stand gekomen). Wat dit boek doet uitstijgen boven het niveau van de briljante maar gemakkelijke en dus vluchtige reportage is de soms schrijnende gespletenheid waar de schrijfster constant onder gebukt gaat, en waar ze met ijzeren eerlijkheid verslag over uitbrengt. Met haar hoofd is ze de zaak van de Palestijnen oprecht toegedaan; haar gevoelens, haar affecties, haar emoties, kortom al wat aan de sanctionerende invloed van haar ratio ontsnapt, drijven haar bij iedere gelegenheid het kamp van Israël binnen. Ze is bereid aan te nemen dat de Palestijnen groot onrecht is aangedaan en ze voorziet dat de toestand na de overwinning van 1967 bepaald niet zal verbeteren. Ze trotseert omwille van de rechtvaardigheid en de redelijkheid zelfs de kritiek van haar rasgenoten (een lelijke term, ik weet het, maar er is niks anders voorhanden), die in haar een afvallige en een verraadster zien. Ze gruwt bij de gedachte aan de napalmbommen - die Israël heeft uitgegooid (Viëtnam!) en even later schrijft ze ijskoud: ‘Het is verbazend hoe levendig de herinnering blijkt aan wat twintig jaar geleden eens was. Kunnen jullie dan nooit vergeten? vragen wij geïrriteerd, want vluchtelingen met hun eindeloze verhalen over “vroeger” irriteren iedereen, en Palestijnse vluchtelingen irriteren mateloos’ (p. 26). Van joodse kant wordt herhaaldelijk beweerd: als de oorlog anders was uitgedraaid, hadden de Arabieren ons allemaal de keel overgesneden. Dat is, merkt Rubinstein op, een onbewijsbaar en derhalve een leeg argument maar als ze even niet oplet, schildert ze de Arabieren toch af als vechtersbaasjes. Goed dat ze nog in God geloven, laat ze zich ergens (p. 95) ontvallen, anders werden ze door geen enkele remming meer tegengehouden. De Arabieren, constateert Rubinstein met oprechte verbazing, schijnen geen enkele consequentie uit hun nederlaag te trekken en gaan gewoonweg door met eisen stellen. Terwijl ze toch hebben verloren! Een opzienbarende en bovendien uiterst gevaarlijke opinie. In feite past Rubinstein het aloude ‘Vae victis’ principe toe, het recht van de sterkste, een beginsel dat in het verleden in negen van de tien gevallen tot noodlottige gevolgen voerde en meer dan eens de weg effende naar een nieuwe oorlog. Haar eindconclusie getuigt dan weer van mildheid en moed: Israël zou ogenblikkelijk alle bezette gebieden moeten ontruimen, in ruil voor erkenning door alle betrokken staten van het recht op bestaan van Israël. Een nobel en redelijk voorstel en dus maakt het waarschijnlijk weinig kans op realisatie. Want de kwestie Israël is diep getekend door de schizofrenie die ongeveer alle domeinen van het westerse cultuurpatroon beheerst: het hoofd en het hart liggen mijlen ver uit elkander en een gewapende vrede tussen verstand en gevoel betekent al een prestatie. Waar de redelijkheid het moet opnemen tegen de passie, staat de uitslag bij voorbaat vast. Wat moest bewezen worden. Freddy De Schutter |
|