Streven. Vlaamse editie. Jaargang 56
(1988-1989)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| |
Israël en de Intifadah (II)
| |
De Israëlische repressiepolitiek in de bezette gebiedenHet Israëlisch beleid t.o.v. de bezette gebieden bezit niet alleen een ideologische maar vooral ook een stevige economische basis. De westelijke Jordaanoever en de Gazastrook leveren immers een jaarlijkse meeropbrengst | |
[pagina 155]
| |
op van minstens één miljoen dollarGa naar voetnoot2. Ze zijn zowel de grootste afzetmarkt voor Israëlische produkten als een onuitputtelijk reservoir van goedkope arbeidskrachten. Palestijnse fabrieksarbeiders in Israël verdienen ongeveer 40 BF./f 2 per uur. De bedrijven betalen voor hen geen bijdragen aan sociale zekerheid. De lonen worden niet geïndexeerd en er zijn geen schriftelijke bewijsstukken van tewerkstelling. Er heersen toestanden die de lezers van Wallraffs Ganz unten bekend in de oren zullen klinken. Vooral de Gazastrook is volgens een rapport van het Israëlisch Instituut voor de Statistiek het ‘Soweto van Israël’ geworden, het arbeidskamp van Tel AvivGa naar voetnoot3. De bevolkingsdichtheid bedraagt er 2.200 inwoners per km2 terwijl één derde van het land in beslag werd genomen voor de bouw van achttien joodse nederzettingen. Twaalf van de vijftien Palestijnse dorpen bezitten niet eens een rioleringssysteem en in de acht vluchtelingenkampen is de situatie ronduit dramatisch. Teneinde deze situatie te bestendigen heeft Israël ervoor gezorgd dat sedert 1967 in de bezette gebieden geen enkele belangrijke investering heeft kunnen plaatsvinden. Allerhande wetten werden uitgevaardigd o.a. m.b.t. buitenlandse fondsen, joint ventures en het gebruik van de waterbronnen, die de economische ontwikkeling van de westelijke Jordaanoever en de Gazastrook hebben gefnuikt zodat die gebieden op economisch vlak totaal afhankelijk zijn geworden van Israël. In 1986 bedroeg het BNP van Israël per capita 5.200 dollar. Dat van de bezette gebieden 750 dollar. Niet alleen worden de Palestijnen economisch uitgebuit, zij genieten ook van geen enkel burgerlijk of politiek recht. Tezamen met 62.500 kolonisten die als Israëlisch staatsburger van alle privileges genieten (en die vaak het recht in eigen handen nemen) leven in hetzelfde gebied twee miljoen mensen die zelfs sedert 1976 geen eigen gemeentebestuur meer mochten verkiezen en die zich moeten onderwerpen aan het gezag van militaire rechtbanken. De eisen van de Palestijnen bekend gemaakt tijdens de opstand, zijn dan ook heel concreet: de vrijlating van alle politieke gevangenen; de stopzetting van de moedwillige vernietiging van huizen, van onrechtmatige inbeslagname van grond en van de verbanning van Palestijnse intellectuelen; een onpartijdig onderzoek naar de misdaden van de kolonisten: de economische ontwikkeling van het gebied en de afschaffing van alle discriminerende praktijken. In feite vragen de Palestijnen slechts de toepassing door Israël van de eerste en vierde conventie van Genève. Vol- | |
[pagina 156]
| |
gens het merendeel van de juristen overtreedt de joodse staat de bepalingen van deze verdragen die hij nochtans mede heeft ondertekend. Het argument dat de bezette gebieden volkenrechtelijk nooit hebben behoord tot Egypte of Jordanië en dat daarom Israël ze zou mogen beschouwen als terra nullius wordt zelfs door Amerikaanse juristen niet ernstig genomenGa naar voetnoot4. | |
De politieke bewustwording van de PalestijnenWaar de gemeenteraadsverkiezingen van 1972 nog vooral door pro-Jordaanse notabelen werden gewonnen, zijn de Palestijnse inwoners van de bezette gebieden geleidelijk in de ban geraakt van radicalere denkbeelden. Begin 1973 werd op de westelijke Jordaanoever het Palestijns Nationaal Front opgericht, een pro-PLO groepering die elke samenwerking met Jordanië afwees. De Yom-Kippoeroorlog van oktober 1973, waaraan Jordanië niet had deelgenomen, ondermijnde verder de positie van de pro-Jordaanse notabelen. Na ontvangst van een petitie van tweehonderd vooraanstaande inwoners van de bezette gebieden ontnam de Arabische topconferentie van Rabat (oktober 1974) koning Hoessein de bevoegdheid over de gebieden te onderhandelen. Voortaan zou de PLO alle Palestijnen vertegenwoordigen. Sedertdien geniet deze organisatie internationale erkenning wat zich o.a. heeft geuit in de goedkeuring van een aantal anti-Israël gerichte resoluties binnen de schoot van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Deze evolutie kon niet anders dan de situatie op de westelijke Jordaanoever beïnvloeden in een voor Israël ongunstige zin. Het joodse plan voor lokaal zelfbestuur werd in 1975 verworpen. Voor het eerst grepen dat jaar ook luidruchtige protestdemonstraties plaats die door de Israëlische militairen vakkundig doch niet minder brutaal werden onderdrukt. Toen Israël om propagandaredenen toch vasthield aan de geplande gemeenteraadsverkiezingen van 1976 gebeurde wat Jordanië had gevreesd. De oude Hoesseinaanhang werd van de kaart geveegd ten voordele van de pro-PLO Palestijnen. Twee jaar later werden de Camp David-akkoorden getekend die door de Palestijnen werden ervaren als Egyptisch verraad van hun zaak. In overeenstemming met die akkoorden ‘verburgerlijkte’ Israël het bestuur van de bezette gebieden, zij het dat de facto de militaire gouverneur alle macht behield. Onder leiding van Menachem Milson werd een | |
[pagina 157]
| |
samenwerkingsverband opgezet met de Palestijnse dorpsliga's, groeperingen van landbouwers die in ruil voor hun coöperatie allerlei voordelen ontvingen van de bezetter (Door de PLO-nationalisten gehoond als ‘collaborateurs’, door Jordanië gebrandmerkt als verraders was de dorpsliga's geen lang leven beschoren). De Israëlische invasie van Libanon (juni 1982) die als belangrijkste doel had de diplomatieke en militaire positie van de PLO te ondermijnen, heeft de toestand in de bezette gebieden verder geradicaliseerd. De confrontatie tussen het onder invloed van de Iraanse revolutie verspreide islamitisch fundamentalisme en het joods messianisme leidde tot een cyclus van Palestijnse terreurdaden die buiten alle proporties werden gewroken door de Joodse Ondergrondse, met stilzwijgende goedkeuring van de bezettingsmacht (cfr. het rapport van het Internationaal Centrum voor Vrede in het Nabije Oosten, een progressieve Israëlische organisatie)Ga naar voetnoot5. Met de onderdrukking van het Palestijnse nationalisme maakte Israël, in de eerste plaats aan de Verenigde Staten, duidelijk dat het geen territoriale concessies wenste te doen. Verder kwam het er voor de Arbeiderspartij (AP) en haar minister van defensie, Rabin, op aan de Israëlische bevolking te bewijzen dat zij net zo goed als de Likoed de orde vermochten te handhaven. Een goed georganiseerde Palestijnse infrastructuur die het verzet probeerde te coördineren was het antwoord op deze Israëlische vastberadenheid. | |
Het failliet van de vredesinspanningenEzer Weizman, een van de schaarse wijze Israëlische politici, heeft gelijk wanneer hij zegt dat de oorzaak van de Intifadah vooral te zoeken is in het feit dat Israël geen politieke oplossing heeft weten te bedenken voor het Palestijnse vraagstukGa naar voetnoot6. Begin van de jaren tachtig, en dan vooral na de Israëlisch-Palestijnse oorlog in Libanon, leefde bij de bevolking van de bezette gebieden de overtuiging dat er spoedig een internationale vredesconferentie zou worden georganiseerd waarop het Israëlisch-Arabisch conflict zou worden opgelost. Voorzag president Reagans vredesplan immers niet in de afstand van de westelijke Jordaanoever door Israël en in de | |
[pagina 158]
| |
vorming van een Palestijns-Jordaanse federatie? Weliswaar had de joodse staat zelf dit plan afgewezen maar de Palestijnen meenden dat men niet zou kunnen weerstaan aan de Amerikaanse druk; temeer daar de Arabische liga wel elementen van het plan had aanvaard, maar verder trouw was gebleven aan de klassieke eisen: ontruiming van alle bezette gebieden en oprichting van een Palestijnse staat in die gebieden, met Jeruzalem als hoofdstad en de PLO als regering. Op drie verschillende fronten zou de idee van een vredesconferentie verder worden uitgewerkt: op het vlak van de onderhandelingen tussen Israël en Egypte, in het kader van de toenaderingspolitiek tussen Jordanië en de PLO, tenslotte binnen het raam van de Amerikaanse diplomatie. Tot grote ontgoocheling van de Palestijnen zou geen enkele van die pogingen met succes worden bekroond. | |
De Egyptisch-Israëlische onderhandelingenPresident Moebarak van Egypte zag van meet af weinig heil in de door zijn voorganger ondertekende Camp David-akkoorden. Daarom wilde hij de Israëlische premier Peres winnen voor de idee van een internationale vredesconferentie over het Nabije Oosten. Nu liep de Israëlische AP niet echt warm voor deze vredesconferentie, en dat wist Moebarak. Anderzijds wenste Peres zich gedurende zijn korte ambtsperiode als eerste minister van de regering van nationale eenheid te profileren als diplomaat van de vrede en op dat verlangen probeerde de Egyptische president in te spelen. Zo greep in 1986 de totaal onverwachte ontmoeting plaats tussen de Israëlische premier en de Marokkaanse koning Hassan. Twee maanden later gevolgd door de topconferentie tussen Moebarak zelf en Peres, die echter alleen leidde tot een voorlopige oplossing van het geschil rond Taba en de aanstelling van een nieuwe Egyptische ambassadeur in Israël. Werd het jaar 1987 uitgeroepen tot ‘het jaar van de internationale vredesconferenties’ dan kon de oprichting van een Egyptisch-Israëlische werkgroep evenwel niet verdoezelen dat tussen beide landen onoverbrugbare meningsverschillen bleven bestaan inzake de toekomst van de bezette gebieden. Ook de Israëlische AP was immers geleidelijkaan een hardere visie gaan aanhangen. Onmiddellijk na de Zesdaagse Oorlog had premier Eshkol nog verklaard bereid te zijn tot teruggave van de bezette Sinaïwoestijn, de Golanhoogvlakte en tot ‘ongelooflijk vrijgevige’ concessies aan JordaniëGa naar voetnoot7. | |
[pagina 159]
| |
Nadien tekenden zich binnen de partij twee tendenzen af. De meerderheid, met als woordvoerders Dajan en Peres, pleitte voor de facto-annexatie van de Gazastrook en de westelijke Jordaanoever maar voor een functionele verdeling met Jordanië wat betreft het bestuur van die gebieden. De minderheid, met als woordvoerder Allon, was bereid de dichtbevolkte Palestijnse gebieden (ongeveer 75%) aan Jordanië af te staan. Uit veiligheidsoverwegingen moest Israël echter overgaan tot onmiddellijke annexatie van de rest van de bezette territoria. Uiteindelijk verkozen de regeringen G. Meïr en Y. Rabin het stilzwijgen te bewaren omtrent deze problematiek. Het was immers duidelijk dat iedere territoriale concessie aan Jordanië niet alleen zou leiden tot een electorale confrontatie met de Likoed maar ook tot verdeeldheid binnen de AP zelf. Nog andere redenen verklaren het lauwe enthousiasme waarmee Peres' partij reageerde op de Egyptische voorstellen. Hoe paradoxaal het ook moge klinken, precies het vredesverdrag met Egypte heeft de Israëliërs ertoe aangezet niet meer tot elke prijs te streven naar vredesakkoorden met buurlanden. Beschouwde Egypte het vredesverdrag niet veeleer als middel om financiële steun van de VS los te krijgen dan als middel om tot betere betrekkingen te komen met Israël? Bereidde dat land niet actief zijn terugkeer voor naar de Arabische wereld? Bovendien pleitte een aantal argumenten tégen de ondertekening van een akkoord met Jordanië. Allereerst bestond er tussen Israël en Jordanië reeds een feitelijke toestand van vrede. Waarom zou Israël dan nog een deel van de westelijke Jordaanoever opofferen? Zo'n concessie zou electoraal weinig lonend zijn en, rekening gehouden met de steeds bedreigde positie van de Jordaanse monarch, de veiligheid van de joodse staat kunnen ondermijnen. Daarbij kwam dat op een eventuele vredesconferentie ook zou moeten worden onderhandeld met Syrië en Libanon. Maar waarover? De Syrische Golanhoogvlakte werd reeds in 1981 door Israël officieel geannexeerd. Met Libanon had gedurende enkele maanden een vredesakkoord bestaan dat door dat land eenzijdig werd opgezegd. Om al die redenen heeft Israël het Egyptisch vredesinitiatief op subtiele wijze doen mislukken. | |
De Jordaans-Palestijnse onderhandelingenOp het Jordaans-PLO front bestond wél enthousiasme voor het vredesinitiatief van de Egyptische president. Vooral de Jordaanse koning speelde daarbij een actieve rol. Enerzijds vreesde Hoessein de invloed die de PLO kon uitoefenen op zijn eigen Palestijnse onderdanen (zo'n 60% van de | |
[pagina 160]
| |
Jordaanse bevolking). Anderzijds zag hij die organisatie niet graag samenwerken met Syrië of andere radicale Arabische landen. Bovendien zou in gelijk welk vredesverdrag aan Israël een deel van het bezette gebied moeten worden afgestaan en daarvoor moest de Jordaanse vorst kunnen rekenen op de passieve steun van de PLO. In 1984 riep Hoessein het Jordaans parlement opnieuw bijeen, een duidelijk signaal aan Israël én de Arabische wereld dat zijn rol in het vredesproces niet was uitgespeeld. In 1985 bereikte hij met de PLO-leider een voorontwerp van akkoord over gezamelijke deelname aan een internationale vredesconferentie. In ruil voor de Israëlische ontruiming van alle bezette gebieden zou de PLO overgaan tot formele erkenning van de joodse staat. Met dit akkoord nam de Jordaanse koning een berekend risico. Deelname van de PLO aan het vredesproces maakte niet alleen de kans op mislukking groter, maar de Jordaanse politiek zou nu ook meer beïnvloed worden door inter-Arabische rivaliteiten. Hoessein geloofde echter dat na de gebeurtenissen in Libanon, de verzwakte PLO een gemakkelijker te manipuleren onderhandelingspartner zou zijn dan voorheen, terwijl in Israël de AP weer de electorale wind in de zeilen leek te hebben. Met het PLO-Jordaans akkoord hoopte Hoessein ook een dialoog tot stand te brengen tussen de VS en de PLO. Dat was een drievoudige misrekening.
Een jaar later werd het akkoord door Jordanië opgezegd, officieel omdat de PLO in tegenstelling tot eerdere beloften weigerachtig bleef resolutie 242 te aanvaarden. Die resolutie voorziet o.a. de terugtrekking van het Israëlische leger uit bezet gebied in ruil voor de erkenning door de Arabische landen van Israëls bestaansrecht. Ze rept echter met geen woord over de politieke rechten van de Palestijnen. Hoogstens wordt gesproken over het ‘vluchtelingenprobleem’ dat een rechtvaardige oplossing moet krijgen. Er zijn echter andere redenen die hebben bijgedragen tot de mislukking van de Jordaans-Palestijnse dialoog. Zo b.v. de weigering van de VS met de PLO te onderhandelen, de verbetering van de Jordaans-Syrische betrekkingen, de Israëlische halsstarrigheid en het duidelijk onvermogen van de VS hierin verandering te brengen, tenslotte de verzoening die Arafat wilde bewerkstelligen binnen de PLO en waardoor de harde fracties als prijs de annulatie van het vergelijk met de Jordaanse ‘verrader’ bedongen. In augustus 1988 verbrak Jordanië alle administratieve en politieke banden met de bezette gebieden. Die beslissing werd niet alleen ingegeven door de wrevel omtrent de blijvende kritiek van de Arabische wereld op het Jordaans beleid maar ook en vooral door de vrees dat de Intifadah zou kunnen overslaan naar de oostelijke Jordaanoever. | |
[pagina 161]
| |
De Amerikaans-Israëlische onderhandelingenMochten de Arabische landen ooit hebben gehoopt op een neutrale Amerikaanse houding in het Israëlisch-Arabisch conflict, dan heeft president Reagan die hoop wel definitief de bodem ingeslagen. Zo verklaarde hij op 13 maart 1984: ‘Israël en de VS zijn met elkaar verbonden door vriendschap, door gedeelde idealen en door gemeenschappelijke belangen. Wij zijn geallieerden in de verdediging van de vrijheid...’Ga naar voetnoot8. Deze verbondenheid heeft ook haar concrete uitdrukking gevonden in een strategische alliantie, een uitzonderlijk vrijhandelsakkoord, de Israëlische deelname aan het SDI-project, een jaarlijkse niet-terugvorderbare tegemoetkoming van 2,6 miljard dollar, regelmatige diplomatieke contacten tussen Israëlische en Amerikaanse politici en onvoorwaardelijke Amerikaanse steun aan Israël binnen de VN. Net zoals de Israëlische AP was de Reaganadministratie geen al te uitbundige voorstander van een internationale vredesconferentie. Weliswaar stelde minister van buitenlandse zaken Shultz officieel voor zo'n bijeenkomst te organiseren (in een brief van 3 maart 1988) maar toen de Israëlische premier Shamir geïrriteerd repliceerde dat ‘alleen het vrije en democratische volk van Israël kan beslissen over vrede en veiligheid’, wilde men geen zware druk uitoefenen op de joodse staatGa naar voetnoot9. Uitgaande van de politieke stelling dat de wereld wordt beheerst door een onverzoenlijke belangentegenstelling tussen de Verenigde Staten en de Sovjetunie, dat het Midden Oosten moet gevrijwaard blijven van sovjetinvloeden en dat een regionaal conflict moet worden opgelost door bilaterale onderhandelingen, bleef de Amerikaanse diplomatie de Israëlische standpunten steunen. Concreet zijn de VS gebonden aan een eerdere afspraak met Israël niet met de PLO te onderhandelen tenzij die organisatie Israëls bestaansrecht erkent, resoluties 242 en 338 van de Veiligheidsraad aanvaardt en het terrorisme afzweert. Aangezien de VS zelf weigeren het Palestijns recht op zelfbeschikking te erkennen, weigert de PLO op haar beurt aan deze voorwaarden te voldoen. In samenwerking met de Israëliërs heeft de Reaganadministratie er dan naar gestreefd alternatieve Palestijnse gesprekspartners te vinden met het oog op de samenstelling van een delegatie voor eventuele onderhandelingen. Een aanbod waarvoor de inwoners van de bezette gebieden hebben bedankt. Er zijn m.i. vooral twee factoren die het succes van de Israëlische diplomatie kunnen verklaren. Allereerst het Arabische terrorisme dat in de jaren | |
[pagina 162]
| |
tachtig meer dan ooit het politiek toneel beheerst en dat de VS ertoe heeft aangezet hun banden met Israël nauwer aan te halen teneinde dit terrorisme efficiënter te kunnen bestrijden. Verder blijven de joods-Amerikaanse staatsburgers Israëls grote troef. Een combinatie van nationale trots en vrees voor het antisemitisme in eigen land bewerkstelligt dat de Amerikaanse joden vrij kritiekloos de Israëlische politiek onderschrijven. Teneinde zich van de steun van de diasporajoden te verzekeren cultiveert Israël het imago van belaagde natie temidden van een vijandige Arabische wereld. Pas sedert de Likoed aan de macht is gekomen wordt binnen een aantal progressief-joodse bewegingen bescheiden kritiek geuit op een aantal aspecten van het regeringsbeleid. Eind 1982 vroeg b.v. een meerderheid op het Zionistisch Congres een deel van de bezette gebieden op te geven en geen nederzettingen meer op te richten in dichtbevolkte Palestijnse gebieden (uiteindelijk werd echter over die resolutie niet gestemd). | |
De getorpedeerde vredesconferentieAlle onderhandelingen met het oog op een internationale vredesconferentie zijn dus mislukt. In de huidige omstandigheden beseft ieder van de protagonisten in het Israëlisch-Arabisch conflict blijkbaar dat de standpunten te ver uit elkaar liggen. Een vredesconferentie kan immers slechts onder welbepaalde voorwaarden slagen en aan die voorwaarden is in het Nabije Oosten niet voldaan. De verschillende conflictpartijen bezitten geen gemeenschappelijke ideologie. Zij schatten het risico op een nieuwe escalatie verschillend in. Zij ervaren de patsituatie niet als ondraaglijk. Zowel voor Israël als voor de Arabische landen wegen op korte termijn de voordelen verbonden aan de huidige situatie door op de nadelen. Israël heeft nog tijd nodig om de bezette gebieden vol te kunnen bouwen met nederzettingen en de latente situatie van oorlog creëert eenheid binnen de Israëlische samenleving én solidariteit met de diaspora. De Arabische landen koesteren angst voor een vredestoestand, niet alleen omdat de interne spanningen als gevolg daarvan zullen toenemen maar ook omdat die landen beducht zijn voor de economische macht van Israël dat met zijn goedkope industriële produkten de Arabische markten zou overspoelen, zoals dat nu reeds gebeurt in de bezette gebieden. Blijven alleen de Palestijnen over die echt belang hebben bij een zo snel mogelijke verandering in de huidige situatie. Met de volksopstand hebben zij uitdrukking gegeven aan dit verlangen. Tevens bezorgden zij de PLO een machtig wapen waarmee | |
[pagina 163]
| |
Arafat op een eventuele internationale conferentie hun eisen kracht kan bijzetten. Onderhandelingen op een vredesconferentie kunnen inderdaad vanuit Palestijns standpunt alleen maar slagen wanneer de PLO gerugsteund wordt door een massabeweging in de bezette gebieden. Indien er ooit een vredesconferentie komt, zal dat gebeuren dank zij de Palestijnse volksopstand en niet zozeer als gevolg van diplomatieke initiatieven. Althans zo menen de inwoners van de bezette gebieden te kunnen concluderen uit de gebeurtenissen van de voorbije jaren. | |
BesluitGedurende de jaren tachtig greep in het Nabije Oosten een radicaliseringsproces plaats. Allereerst bij de Palestijnen die leefden onder Israëlische bezetting. Terwijl de PLO zich vruchteloos uitputte in de Libanese kampenoorlog, werden in de bezette gebieden door intelligentere Palestijnen organisaties opgericht die zowel streden tegen de onrechtvaardige praktijken van het Israëlische militaire bestuur als tegen de dagelijkse pesterijen van de zijde van de kolonisten. Iemand als Moebarak Awad b.v. riep de inwoners van de westelijke Jordaanoever op tot burgerlijke ongehoorzaamheid (Awad werd als ‘terrorist’ uit het land gezet maar zijn methode van passief verzet wordt nog toegepast). In hun verzet beschikken de Palestijnen over een viertal troeven. Allereerst hun grote bevolkingsaangroei die Israël ervan weerhoudt de bezette gebieden te annexeren. Verder de ijzeren wil niet te emigreren niettegenstaande de bezetter daartoe de nodige aanleiding geeft. Ten derde de steun van de internationale publieke opinie die Israël belet de bevolking als groep te deporteren. Tenslotte de solidariteit van Israëls eigen Palestijnse bevolking die op haar beurt gelijkberechtiging is gaan eisen met de joodse staatsburgers. Radicalisering greep ook plaats in de Israëlische samenleving die thans gedomineerd wordt door de Likoed met haar Sefardische en religieus fanatieke aanhangers. Op haar rechterflank wordt deze partij zelfs bedreigd door nog meer extremistisch-onverdraagzame groepen. Voor de fundamentalisten is gematigd zijn een ondeugd. In ‘Eretz Israël’ is géén plaats voor twee volkeren. Erkent Israël het Palestijns nationalisme dan ondermijnt het zowel zijn bezettingspolitiek als de morele fundamenten waarop volgens de integristen de joodse staat is gebouwd. Het Israël van de fundamentalisten gelooft alleen in de macht van het geweer. Het heeft nog weinig banden met de westerse cultuurtradities en gedraagt zich als een joods-Arabische staat. Bij dit alles is het goed de woorden van de Israëli- | |
[pagina 164]
| |
sche filosoof Leibowitz in herinnering te brengen: ‘Men kan niet tezamen bezetter zijn en zijn morele integriteit bewaren’Ga naar voetnoot10. De radicalisering is voor Israël zelf niet zonder gevaren. Denken we alleen maar aan de ongunstige demografische evolutie, de toenemende afhankelijkheid van de VS, het groeiend racisme en de blijvende dreiging van de Arabische wereld die definitief wil afrekenen met het arrogante Zionisme. Zowel Israël als de PLO blijven hun conflict beschouwen in militaire termen. Emoties en ideologieën komen daarbij in de plaats van het gezond verstand zodat beide partijen de diplomatieke en militaire manoeuvreerruimte overschatten waarover ze beschikken. Dat hebben zij laatst in 1982 ervaren toen Israël de politieke organisatie van de Palestijnen met militaire middelen probeerde te vernietigen terwijl de PLO enorm gezichtsverlies leed toen haar strijders onder Amerikaans toezicht moesten worden geëvacueerd uit Beiroet. Tot op heden erkennen noch Palestijnen, noch Israëliërs elkaars bestaansrecht. De Israëliërs zien de Palestijnen als een hersenspinsel van de Arabische landen en als terroristen. Voor de PLO is Israël een kunstmatig uitvloeisel van het Amerikaanse imperialisme en de uiting van een hautain racisme. Uiteindelijk is de Intifadah het resultaat van de frontale botsing tussen twee nationalistische bewegingen die hetzelfde territorium exclusief voor zich opeisen. Allicht zullen de Israëliërs er ook nu weer in slagen de Palestijnse volksopstand de kop in te drukken. Van een vreedzaam samenleven tussen Palestijnen en Israëliërs zal echter de komende jaren geen sprake zijn. |
|