Streven. Vlaamse editie. Jaargang 56
(1988-1989)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |
De Geest in de Steen
| |
[pagina 129]
| |
het podium voor een internationale provocatie van cultuurbeschouwers en (vooral podium-)kunstenaars. Mij dunkt dat een dieperliggende verscheurdheid in de ‘samenleving’ de bron is van deze letterlijke verplaatsing van de cultuurmanifestaties, eerder dan dat onze ‘leefwereld’ van kunst doordrongen zou zijn. De uitverkoop van waarden is nog nooit zo massaal geweest als in de post-modernistische periode en daarna. | |
‘Verdwenen Aarde’Anders verliep het bij het kunstproject Verdwenen Aarde, dat van 15 juli tot 28 augustus 1988 te zien was in de Sint-Bernardusabdij te Hemiksem.1. Zicht op de toren van de Sint-Bernardusabdij te Hemiksem
2. Muzikanten bij de installatie van Zjos Meyvisch, Trap tot het niets. Achter de deur: ontoegankelijke ruïne
De initiatiefnemers, Sjos Meyvisch, die reeds Antichambre had georganiseerd, en Raf Coenjaerts, kunsthistoricus, beiden Rupelnaren, riepen via de pers honderd kunstenaars op om in dialoog te treden met een verdwenen cultuur: de baksteen, en dit in de (144!) perspectiefrijke ruimten van een verlaten abdij. Vóór mij liggen de catalogus - honderd documenten van en over de parti- | |
[pagina 130]
| |
ciperende kunstenaars (uit eigen land, Nederland, Polen, Engeland...) - en enkele oranje pleisterschilfers meegebracht uit een door wind en water beroerde bovenruimte van de abdij. Zij vallen uiteen bij de minste aanraking, de vorm verdwijnt, er is geen structuur meer, alleen de materie blijft, maar ook die vervalt tot stof. En voor het innerlijke oog verschijnt de muur achter het pleisterwerk: de baksteen, vrucht van de elementen, als brood om in te wonen, vrucht van arbeid van hand en lijf, bezielde aarde. Allicht is men tot impressionistische uitingen geneigd bij het dolen door de immense zalen, gangen, trappenhuizen, kelders en kamers, grotesk in hun ontbinding. Alle zintuigen nemen waar: je ziet melancholische kleurenverschralingen van grijze vloeren, rode en groene zalen, gele en blauwe gangen, lila deuren en neerliggende radiatoren, als builen openbrekende kalklagen op gewelven en muren. Lichtinval en schaduwgeschuif langs gebroken glas, door kieren en om zuilen. Je hoort de stilte suizen, de wind gonst door gaten, fladdert door klapperende ramen en valt om hoeken. Een duif klappert onder een zolderbalk vandaan en vliegt naar de galmgaten van de barokke toren. Stof en zand ritselen onder je voeten. Glas versplintert onder je zool. Je riekt de verbladdering, de verstoffing. Klam en koel is het binnen, buiten een stralende wolkenloze zomer. Monnikengezang klinkt van nergens vandaan. Bij een volgend bezoek klettert een brass-fanfare en jankt een Vlaamse zanger op het kleine mooie binnenplein: de Hemiksemse middenstand houdt er zijn jaarlijkse barbecue. Bij een derde bezoek toont de abdij zich grauw, niet om aan te spreken: de dialoog van de kunstenaars met de verdwenen cultuur is een fluistering geworden. Met wie horen wilde en kon, voerde Verdwenen Aarde een gesprek over leven en dood en opstanding, vol ontzag en eerbied, in hoop en wanhoop, met verzet en kracht. Steen werd er tot brood voor de geest. Bij de opening had abt Adriaan Van Dam het erover dat elke tijd recht heeft op zijn eigen kunst en hij zette een zak Rupelse aarde op de binnenkoer neer. Hebben wij hier ook te maken met een ‘verplaatsing’ zoals boven beschreven of beleven we hier een nieuwe impuls? Maken wij het mee dat kunstenaars op een misschien juiste weg sociaal inspirerend gaan werken? En wat is het spirituele aandeel van de abdij in deze impuls? Uitgerekend deze abdij, uitgerekend hier? | |
Biografie van een abdijDe Sint-Bernardusabdij is na haar stichting door de Cisterciënsers van | |
[pagina 131]
| |
3. Johan van Geluwe, eARTh
| |
[pagina 132]
| |
Villers, meer dan 700 jaar geleden, slechts gedurende 350 jaar door monniken bewoond geweest. Haar bloeiperiodes situeren zich in de tweede helft van de 13e en de 14e eeuw, van 1616 tot 1672 (brand), en van 1700 (voltooiing westelijke vleugel met toren) tot 1770. Beeldenstorm, Spaanse en Oostenrijkse overheersing, Franse bezetting: de abdij heeft het allemaal meegemaakt. Tijdens de Boerenkrijg werd ze tot een hospitaal omgevormd, daarna naar een ontwerp van P. Bourla verbouwd. De abt en de paters, een haard van verzet tegen de sansculotten, werden in 1797 door de Franse bezetters verjaagd en terwijl de orde in het Dominikanenklooster van Bornem verderleefde werd de abdij achtereenvolgens een ziekenhuis, een gevangenis en een graanmagazijn. Militair domein is ze vanaf 1867 ononderbroken gebleven: eerst als depot, dan tijdens de Tweede Wereldoorlog als onderdak voor het Feldbekleidungsamt der Luftwaffe en van 1944 tot 1948 als interneringskamp voor incivieken. Toen bracht het Ministerie van Defensie er een kazerne van de genie in onder (1948-1952). Daarna diende zij, steeds roemlozer, als depot voor kleding en uitrusting, levensmiddelen en transport. De kunstschatten, waaronder ook het hoofdaltaar, een gebeeldhouwde kansel en biechtstoelen, bevinden zich in Antwerpse kerken. Het in juni 1973 geklasseerde monument werd voor een vraagprijs van tweeëndertig miljoen te koop gesteld en de gemeente Hemiksem werd in april 1988 voor 600.000 BF. eigenaar van de gebouwen terwijl de provincie uiteindelijk de gronden verwierf. Het botte geweld van geweer en brandweeroefeningen liet er meer littekens achter dan de studie en het gebed van monniken. De biografie van de Sint-Bernardusabdij spiegelt het verleden van onze gewesten. Wat is haar toekomst? In de zomer van 1988 is zij alvast dé plaats geweest die kunstenaarszielen kon inspireren tot een humaan en sociaal gebaar. | |
Van stenen brood makenDe tijd heeft het uitgestrekte gebouw zijn eigen, afbladderend en verschervend leven laten leiden en toch is er maar de bezonnenheid van een gregoriaans gezang nodig om het opnieuw te bezielen. Een soldatesk geschreeuwd bevel zou daartoe niet bij machte zijn. Eens bood de abdij onderdak aan het meditatieve leven dat zich aan de zintuiglijke waarneming onttrekt en dat zijn middelpunt naar de transcendentie verlegt; en zij herbergde het militair-penitentiair leven dat helemaal op het diesseits gericht is. Kruis en kanon. Maar er is meer: de baksteen, de paepesteen. | |
[pagina 133]
| |
4. Johan van Geert, Clean Sweet
| |
[pagina 134]
| |
Want aangenomen wordt dat de Cisterciënsers, die ook deze abdij op het vlakke land bouwden en het ‘laborare’ even streng als het ‘orare’ in hun leefregel beoefenden, de bevolking tussen Schelde en Rupel de kunst van het stenen bakken (opnieuw of kundiger) bijbrachten. Met de komst van de paters brak dus voor de streek een tijd van zinvolle, zij het intensieve, arbeid aan voor de fabrikatie van de steen die in heel Brabant gebruikt zou worden. Met de paters verdween de bloeiende cultuur en begon de werkloosheid en de verpaupering van de streek. De paapsteen is, met de klampen veldsteen, een speciale steen uit de plaatselijke ijzerhoudende kleisoorten gevormd. Hij wordt in discontinue ovens gebakken en verkrijgt door dit intensieve procédé zijn poreusheid waaraan hij zijn bestendigheid ontleent. ‘Nu die aarde verdwenen is in gebouwen die ons leven elders verbetert, zijn ook de mensen verdwenen en met hen ook het leven en de dynamiek van de streek’, aldus Raf Coenjaerts in Enkele Krachtlijnen in de catalogusGa naar voetnoot1. Van stenen brood maken? Als we even bij deze satanische verleiding stilstaan, kunnen we vaststellen dat zowel de steen als het brood door de vier elementen, aarde, water, lucht en vuur gevormd worden. Dat het brood ons dagelijks broodnodig voedsel is, dankt het aan een drievoudige gang door deze vier elementen: de groei van de graankorrel in de aarde, naar de lucht door de zegening van het water, en het rijpingsproces door de zonnewarmte. Het bereiden vraagt opnieuw de vier elementen: gemalen tussen molenstenen wordt het meel vermengd met water en gist; enkele keren gerezen wordt het in de oven gezet. En het eten en verteren gebeurt opnieuw dankzij water (speeksel), lucht (gassen) en vuur (de warmte van de lever vooral), zodat het brood omgevormd wordt tot bloed. Deze twaalfvoudige inwerking van de elementen in het brood is een heilzaam opbouwend proces, de produktie van de steen onttrekt aarde aan de aarde. Toch is de baksteen het gezondste en meest ademende bouwmateriaal. Dit aspect van haar biografie maakt van de Sint-Bernardusabdij het centrum van waaruit aan de aarde-cultuur een nieuwe impuls kan worden gegeven. | |
Dialoog met een abdijAlleen de kunst heeft immers de kracht een relatie te leggen tussen jenseits en diesseits, spiritualiteit in materie uit te drukken. Zij heft de tegenstel- | |
[pagina 135]
| |
5. Dré Peeters. Grafmonument voor de Rupelstreek
| |
[pagina 136]
| |
ling op. Het kunstproject eARTh of Verdwenen Aarde in het Museum of Museums heeft de bijna-ruïne uit haar doodsslaap gewekt. Vijfduizend tweehonderd bezoeken. Een unaniem lovende, zelfs enthousiaste pers. Ook met honderd bezoekers waren de organisatoren gelukkig geweest. Het opgelegde thema ‘aarde’ dwingt de kunstenaar tot soberheid, sereniteit en verstilling. De handvorm van de baksteen houdt zijn verbeelding dicht bij hemzelf. De geest van het gebouw leidt hem en brengt hem tot dialoog. In idee, materie, kleur en vorm. Het boeiendst waren de veertien dagen toen de honderd ideeën ter plekke uitgevoerd of opgesteld werden, toen scheppende mensen in dialoog kwamen met de ruimten, erop ingaand of er tegenin werkend. De abdij heeft haar poorten gesloten en mijn beschouwing is geen krantebericht. Een beschrijving of een opsomming van de werken heeft geen zin meer. Ik karakteriseer enkele projecten. In een pikdonkere kelder, die ooit de doorgang naar de cellen der gevangenen geweest is, helemaal uit baksteen, installeerde Rudolf Teunissen, een dertigjarige Nederlander die in Antwerpen woont, zijn werk. Uit een schouderhoge zwarte metalen sokkel tekent zich op het gewelf een blauwig kruis van licht af. Ook uit de voet van de sokkel valt een lichtvlek op een hoopje zand. Onder en boven: licht; rondom: duisternis; alsof de ruimte, als een verdachte gevangene, door het licht ondervraagd wordt naar zijn (aandeel in de) schuld: Waar is de aarde gebleven? Anja Maas, geboren in 1952, woonachtig in Breda, voerde haar project uit met een bewust synthetiserend gebaar. Haar project spreidt zich weids uit in de ruimte en de momenten dat zij er handelingen bij verricht, zijn niet toevallig. Zij kantelde de westelijke gevel met de toren: zij spiegelde de abdij aan haarzelf. Met een broodmes groef zij de contouren, ook van ramen en pilasters, in het gras. Zij liet de aarde verdwijnen. En de jaartallen van drie brandstichtingen omzettend in uren, herdacht zij de drie brandstichtingen. Op 13 augustus om 19.45 u. herdacht zij de brand van 13 augustus 1945: met brandende fakkels ontstak zij vloeibare brandstof in haar aarde-tekening zodat de spiegel-gevel even in lichterlaaie stond en de door de roze avondzon beschenen gevel enkele ogenblikken in zwarte wolken verdween. De laatste dag begon zij in de zwartgeblakerde groeven stenen fundamenten te leggen als verwijzing naar een nieuwe bestemming van de abdij. Links en rechts bouwde zij twee beelden: een ‘gedenkgrond’ en een ‘gedenk-steen’ (puin). Zij vatte de geschiedenis van de abdij samen en de kringloop van leven en dood, dood en leven. Op de gedenkgrond wil zij tenslotte vergeet-mij-nietjes planten die zij omwille van het project een andere naam wil geven: ‘vergeet-deze-aarde-nietjes’. | |
[pagina 137]
| |
6. Anja Maas, Helse gedachten, helse ideeën, aardse daden (detail)
| |
[pagina 138]
| |
Het thema van de graankorrel die sterft in de aarde en het thema van de feniks waren in meer projecten uitgewerkt maar Anja Maas gaf een synthese van het opgelegde thema en van het project zelf. Tenslotte de arbeider: de hulde aan de helden van de Rupelstreek van Dré Peeters, in 1948 geboren en in Antwerpen levend. Zijn Grafmonument voor de Rupelstreek oogt als een steengroefkar-dodenbark, gemend door een geblinddoekte vrouw. Het stond opgesteld in een krochtige en tochtige doorgang. Een eed gezworen op het verzet zou uit haar mond kunnen opklinken. 7. Luc d'Heu, De droom van een belachelijk mens
De graver, de blinde mol, de aardeklomp, een motief dat in schilderwerk, keramiek, foto's, steenconstructies weerkeerde en in de arbeidsintensieve poëtische happening van Luc d'Heu. Dagelijks en dagenlang ondernam hij de Sisyphusarbeid om de brug te slaan tussen een stapel bakstenen op het binnenplein en een constructie van door hemzelf geperste papieren stenen die hij in de immense ruimte op de eerste verdieping in een niet onaardig ritueel vervaardigde. Begeleid door een witgehandschoende bombardonspeler, speelde hij ceremonieel de eerste-steenlegging van elke steen ook als | |
[pagina 139]
| |
8. Rudolf Teunissen, Waar is de aarde gebleven?
| |
[pagina 140]
| |
het de zoveelhonderdste was en hij reeds een zaal vol teksten had gebouwd. 9. Frie Jacobs, Zonder titel
10. Marcase, Afgetekende schoonheid (onderdeel)
Het gehele kunstproject Verdwenen Aarde was een manifestatie van verantwoorde Arte Povera après la lettre: de beste werken waren gemaakt uit bij de hand liggend materiaal. Ik wil hier toch in het bijzonder het in de muur verwerkte stuk poëzie van Edith Van Driessche en de uit de muur verzamelde ordening van schilfers van Johan Van Geert vermelden. Materiaal dat door het gebouw zelf aan de hand werd gedaan. Arme burgers die naar Verdwenen Aarde kwamen als naar een schilderijententoonstelling in een gerestaureerde hoeve: zij hebben niets gehoord van de kreet, van de fluistering. Zonder Schwärmerei durf ik stellen dat wat hier plaatsvond, in het wezen van de abdij is opgenomen. Willem Ellenbroek sprak in De Volkskrant (30/7/88) van een gebeuren dat de abdij in haar wijsheid heeft opgenomen. Een baksteen is meer dan materie geworden. Het zal de opdracht van de gemeenschap en haar verantwoordelijke instanties zijn deze abdij een nieuwe bestemming te geven in het verlengde, in een machtsverheffing van wat hier plaatsvond. De initiatiefnemers kun- | |
[pagina 141]
| |
nen nu ideeën gaan ontwikkelen om in die godverlaten streek arbeid en kunst met elkaar te verbinden. Hier weze nog vermeld dat de Vrienden van de Abdij (geen v.z.w.) met bescheiden middelen één zaal in gebruik hebben genomen om het keramisch werk van Joseph Roelants (1881-1962) tentoon te stellen. Roelants werd sterk aangetrokken door de toegepaste kunst omwille van haar opvoedende functie. Hij werkte zijn leven lang in de plaatselijke Manufactures Gilliot et Cie., die de betegeling van onder meer de eerste tunnel onder de Schelde verzorgden. Zijn zeer divers werk, waarvan het beste in Art Deco allegorieën en een zeldzame goudtechniek, is over heel België verspreid en wereldvermaard. Hemiksem kan nu gelukkig enkele monumentale en decoratieve stukken tentoonstellen. In 1989 zal een ad hoc werkgroep zich bezinnen over de bestemming van de abdij. Ik hoop dat hun ideeën hun uitdrukking zullen vinden in de geest van de monniken van weleer: het welzijn van de streek door haar ambacht. Ora et labora. De vrije enthousiaste deelneming van deze niet-geselecteerde kunstenaars heeft zich nu reeds ingeschreven in de steen en de geest van de abdij. |
|