Streven. Vlaamse editie. Jaargang 56
(1988-1989)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
Israël en de Intifadah (I)
| |
[pagina 28]
| |
se activist die samen met honderdduizend anderen sedert december 1987 in opstand is gekomen tegen de bezetting. De Intifadah was niet gepland en verraste zowel Israël als de PLO. Hij is het resultaat van twintig jaar opgekropte haat. Bovendien tast hij de morele basis aan waarmee de joodse staat beroep pleegt te doen op het wereldgeweten. Van enigerlei morele herbezinning over de aard van het gevoerd beleid is er tot nog toe echter geen sprake. Israël reageert ook nu op de manier waarop het de voorbije twintig jaar in dergelijke situaties gereageerd heeft: door verbanning van zgn. extremistische Palestijnse intellectuelen, door vernietiging van de eigendom van onschuldigen, door het instellen van de avondklok, door drooglegging van de informatiestroom, door de instelling van perscensuur, door economische sancties af te kondigen tegen opstandige dorpen en door terreurdaden zoals de moord op de PLO-coördinator van de opstand in Tunis. Hoe is de Intifadah kunnen uitbreken? Om die vraag te beantwoorden moeten we vooral rekening houden met de groeiende radicalisering zowel op het Israëlische als op het Palestijnse front. | |
Het politieke radicalisme aan de macht in IsraëlDe Likoedpartij die vanaf 1977 Israël mee regeert bezit in tegenstelling tot de Arbeiderspartij (AP) een klaar omlijnde ideologieGa naar voetnoot1. Haar leden zijn onderling eensgezind én bereid elke kritiek van de buitenwereld te trotseren. Bovendien zijn zij territoriale maximalisten. Reeds in 1947 verwierp Menachem Begin in naam van de Heroet het VN-verdelingsplan voor Palestina met volgende woorden: ‘Nooit zal de verminking van ons thuisland door ons worden aanvaard; dit project bindt het joodse volk niet’. Heroet is deze woorden trouw gebleven. Dertig jaar later verklaarde diezelfde partij dat al degenen die voor haar zouden stemmen, dienden te weten ‘dat het joodse volk een eeuwig en onvervreemdbaar recht bezit op het land van Israël, dat integraal deel uitmaakt van het verlangen naar vrede en | |
[pagina 29]
| |
veiligheid’Ga naar voetnoot2. Deze visie - dat Judea, Samaria, de Gazastrook en de Golanhoogvlakte voor eeuwig onder joodse soevereiniteit moeten blijven - lag ook aan de basis van de Israëlische goedkeuring van de Camp Davidakkoorden. Met spijt in het hart werd toen de Sinaïwoestijn weer afgestaan aan Egypte. De rest van de bezette gebieden moest echter onder Israëlische soevereiniteit blijven. De Arabische bewoners zouden alleen een zekere vorm van inspraak krijgen in het bestuur van die gebieden. Het was dezelfde oplossing die Vladimir Jabotinsky, de leermeester van de Heroet en de grondlegger van het zgn. revisionistische zionisme, in 1937 had aangeprezen voor de Arabieren in het toenmalig Brits mandaatgebied Palestina. In een artikel in het gezaghebbend Amerikaans tijdschrift Foreign Affairs heeft de huidige Israëlische eerste minister de revisionistische stellingen nog eens bij elkaar gebrachtGa naar voetnoot3. 1. Tussen het joodse volk en het land Israël bestaat een exclusieve historische, religieuze en culturele band. Judea en Samaria vormen ‘het hart van de joodse natie en cultuur’. Dat die gebieden worden bewoond door Palestijnen beschouwt men als een onaangename samenloop van omstandigheden maar niet als een reden om maar één vierkante kilometer van Eretz Israël op te geven. 2. Wanneer men rekening houdt met de stagnerende joodse immigratie, de toegenomen joodse emigratie en de grotere Palestijnse bevolkingsaangroei, loopt Israël dan niet het gevaar tegen het jaar 2000 een staat te worden met een joodse minderheid die een Arabische meerderheid bestuurt? Zulke ‘negativistische’ denkbeelden wijst premier Shamir van de hand. Sinds 1967 hebben ongeveer honderdduizend Palestijnen de bezette gebieden verlaten en de Israëlische premier gelooft dat ‘omwille van de barre levensomstandigheden’ nog velen dit voorbeeld zullen volgen. 3. Volgens de plannen van de Likoed moeten aan het begin van de 21e eeuw driehonderdduizend joden wonen in Judea en Samaria. Sedert 1977 werden daarom zo'n zeventigtal nederzettingen bijgebouwd wat het totaal aantal exclusief-joodse dorpen en steden in bezet gebied op 103 bracht. Aangezien het vooralsnog ontbreekt aan voldoende ideologisch gemotiveerde kolonisten heeft de Likoedregering en dan vooral haar verantwoordelijke minister, A. Sharon, naar andere middelen gezocht om de Pales- | |
[pagina 30]
| |
tijnse gebieden te verjoodsen. De stedelijke agglomeraties van Tel-Aviv en Jeruzalem werden oostwaarts uitgebreid en aan jonge gezinnen die zich daar wensten te vestigen werden talrijke materiële voordelen verstrekt (jaarlijks ten belope van ongeveer 8% van het overheidsbudget). Het doel van dit beleid wordt door een Likoed-parlementslid als volgt geschetst: ‘De nederzettingenpolitiek vormt de ruggegraat van de zionistische beweging. Het is het enige middel om elk vredesinitiatief dat een vreemd gezag wil instellen over Judea en Samaria in de grond te boren. Ik ben geboren in Petah Tikva, dat toen door vele Arabische dorpen omringd was. Van die dorpen bestaat momenteel geen spoor meer, maar Petah Tikva is gebleven’Ga naar voetnoot4. De politiek van Likoed beantwoordt aan deze doelstellingen. In de bezette gebieden worden de Arabische dorpen en steden omringd door een gordel van nederzettingen. De Palestijnse grond wordt in beslag genomen zodat de verdere expansie van de Arabische dorpen wordt verhinderd. Zo moeilijk is dit niet omdat vele Palestijnen niet beschikken over juridisch geldige titels van eigendom. Bezitten ze die wel, dan is er nog altijd een hele reeks wetten (sommige dateren zelfs uit de periode van het Ottomaanse Rijk) waarop de bezetter beroep kan doen. Momenteel bevindt zich reeds 50% van de Palestijnse grond in joodse handen en dit onteigeningsproces zet zich in onverminderd tempo door. 4. Maakt deze politiek het sluiten van een vredesverdrag met de Arabische wereld niet onmogelijk? Volgens Y. Shamir is het Israëlisch-Arabisch conflict alleen maar een afspiegeling van de spanningen die bestaan tussen de totalitaire en de democratische regimes van de wereld. De PLO concretiseert de Arabische weigering Israëls bestaansrecht te aanvaarden. Met Egypte kon een vredesverdrag worden gesloten omdat dat land een intern democratiseringsproces heeft doorgemaakt. Van een internationale vredesconferentie verwacht de Israëlische premier dan ook geen heil. Israël zou daar worden geconfronteerd met de eisen van een blok Arabische landen dat, gesteund door de Sovjetunie, West-Europa en zelfs voor een deel de Verenigde Staten, de Israëlische terugtrekking zou eisen uit bezet gebied. Met het prijsgeven van de Sinaïwoestijn is echter een einde gekomen aan de territoriale concessies van Israël. De formule ‘land voor vrede’, voorzien in resolutie 242 van de Veiligheidsraad is niet toepasbaar op Judea en Samaria. Shamirs denkbeelden hebben blijkbaar ingang gevonden bij brede lagen van de Israëlische bevolking. Hoe kunnen we dit verklaren? | |
[pagina 31]
| |
De etnische kloof in IsraëlHet merendeel van de Likoed-kiezers is te vinden onder de Sefardische joden, d.w.z. mensen afkomstig uit Afrikaanse en Aziatische, meestal Arabische landen. In tegenstelling tot de Ashkenazim zijn de Sefardimjoden pas ná 1948, in groep en niet vrijwillig naar Israël gekomen. Zo werd in 1949 de ganse Yemenietische gemeenschap overgevlogen en die operatie werd gevolgd door de immigratie van het grootste deel van de joodse gemeenschap uit Lybië, Irak, Egypte en Syrië. Deze joden hebben de Arabische onverdraagzaamheid aan den lijve ervaren. Net als in hun landen van oorsprong koesteren zij in Israël grote eerbied voor traditie en leiderschap. Toen zij in Israël arriveerden waren zij arm en ongeletterd. De meesten bezaten een kroostrijk gezin en omdat zij onvoldoende banden hadden met het establishment verbleven zij langer in de opvangkampen dan b.v. de Oosteuropese immigranten. Nog steeds behoren de Sefardim tot de lagere klassen van de Israëlische samenleving. Hoewel deze bevolkingsgroep de prijs heeft betaald door het falend economisch beleid van de opeenvolgende Israëlische regeringen bekommerde de AP zich relatief weinig om haar lot. In de jaren tachtig zijn de Sefardische joden echter geleidelijk aan de meerderheid gaan uitmaken van de Israëlische bevolking - thans ongeveer 60% (zelfs 80% van de in Israël geboren joden) - en deze evolutie werd door Likoed duidelijk onderkend. De aantrekkingskracht van Shamirs partij op de Sefardim kan men zowel sociaal-economisch als sociologisch verklaren. Wat de sociaal-economische grieven van de Sefardische joden betreft laat ik één van de betrokkenen zelf aan het woord: ‘Vroeger was (in Israël) de kleuterleidster blank en haar assistente kleurling. Op school was de onderwijzer Iraki en de directeur Pools. In het hospitaal was de verpleegster Egyptisch en de geneesheer Ashkenazim. In het leger waren de soldaten Marokkaans, de officieren waren afkomstig uit de kibboets... Een dak boven ons hoofd en een job hebben we gekregen maar ons zelfrespect werd ons ontnomen. Onze ouders werden hier naartoe gehaald om het vuile werk op te knappen... omdat er toen nog geen Arabieren waren’Ga naar voetnoot5. Nu zou men kunnen verwachten dat de Sefardim-joden de Palestijnen steunen in hun strijd aangezien de twee groepen blijkbaar gemeenschappelijke belangen te verdedigen hebben. Uit dezelfde bron vernemen we waarom dit niet het geval is: ‘Vandaag ben ik ploegbaas. Hij (de Palestijn) | |
[pagina 32]
| |
leeft van de kruimels... Maar opgepast: ontruimt men de bezette gebieden dan komen de Arabieren niet meer werken en wij kunnen weer het smerige werk doen... Mijn dochter is bankbediende en haar kantoor wordt gepoetst door een Arabier. De Ashkenazim willen haar terug aan de lopende band zetten of er een poetsvrouw van maken. Zolang Likoed regeert zal dat niet gebeuren...’ Lewin-Epstein en Semyonov hebben deze stelling op haar wetenschappelijke waarde onderzochtGa naar voetnoot6. Uit hun onderzoek blijkt o.a. dat dank zij de tewerkstelling van Palestijnen uit bezet gebied het ‘statusgemiddelde’ van de Sefardische joden is verhoogd met 10%. Aangezien de Palestijnen over geen alternatieve tewerkstellingsmogelijkheden beschikken en zowel syndicale, burgerlijke als politieke rechten ontberen, blijven zij daarentegen behoren tot de klasse van het subproletariaat. De respectievelijke positie op de arbeidsmarkt van Ashkenazim en Sefardim wordt nochtans niet beïnvloed door de intrede van de Palestijnen op die markt. In elk geval houdt de politieke voorkeur van de Sefardim verband met de sociaal-economische status die zij in de Israëlische samenleving bekleden. De annexatie van de bezette gebieden wordt beschouwd als een van de middelen voor opwaartse mobiliteit in de klassenhiërarchie. Naast deze economische speelt ook een sociologische factor mee die de sympathie van de Sefardim voor de Likoedideologie verklaart. Bij hun aankomst in het ‘beloofde land’ hebben de Sefardische joden met een zware identiteitscrisis te kampen. Zij wensen deel uit te maken van hun nieuwe westerse samenleving, maar in wezen behoren zij tot de Arabische wereld. Volgens David Ben-Gurion, Israëls eerste premier en een typisch produkt van de Ashkenazimcultuur, moesten de Sefardische joden zelfs afstand doen van hun ‘primitieve Arabische mentaliteit’ die neigt naar luiheid, gebrek aan initiatief en overdreven individualisme. Het is een bekend sociologisch fenomeen dat de leden van de lagere klassen zich sneller wensen te integreren in een nieuwe samenleving dan de hogere. In Israël spelen in dat proces een aantal factoren een bijzondere rol: de latente oorlogstoestand, de belangrijke positie die het leger in de samenleving inneemt, het collectief trauma van de ‘holocaust’, het relatief groot politiek bewustzijn. De Sefardische joden bezitten daardoor een intensere en concretere perceptie van groepssamenhorigheid die samengaat met een uitgesproken gevoel van differentiatie en mededinging tegenover diegenen die niet tot de groep behoren, in casu de Palestijnen, die bovendien raciaal verwant zijn met de verdrukkers in het land van oorsprong. Ontbreekt het | |
[pagina 33]
| |
de Sefardim aan zionistische idealen in het dagelijkse leven, dan betuigen ze toch in brede kring steun aan b.v. de kolonisatie van de bezette gebieden, omdat dit deel uitmaakt van de ideologie van hun nieuwe vaderland. | |
Religieus fanatisme in IsraëlIn de jaren tachtig houdt het religieus fundamentalisme zowel de islam als het judaïsme in zijn greep. In beide godsdiensten bestaat een hechte verbondenheid tussen geloof en politiek. Het archaïsche oosterse judaïsme is bovendien net als de islam sterk gehecht aan land en heilige plaatsen. Deze tendensen hebben hun invloed laten gelden op het Israëlische politieke toneel. Waar sinds 1948 de Nationaal Religieuze Partij (NRP) regeringscoalities had gevormd met de AP koos die partij vanaf 1977 voor de Likoed. Niet alleen om haar Sefardische aanhang te vrijwaren tegen desertie naar de Likoed, maar ook omdat zij op eigen terrein bedreigd werd door twee nieuwe religieuze partijen die de NRP een te gematigde opstelling inzake de bezette gebieden verweten. De onverdraagzaamheid waarvan vooral die kleinere religieuze groepen getuigen (b.v. inzake de verplichte rust op de sabbat, de subsidiëring van religieuze scholen, het verbod van bepaalde archeologische opgravingen...) zorgde voor een nieuwe tweespalt binnen de Israëlische samenleving, dit keer tussen godsdienstig en niet-godsdienstige joden. Die problematiek houdt verband met de Palestijnse kwestie in de mate dat het religieus fanatisme ook gepaard gaat met een flinke dosis racisme. Binnen de Likoed bestaat zeer veel misprijzen voor de Palestijnen. President Carter schreef dat premier Begin ‘geneigd was op de Palestijnen neer te zien als op onmensen’Ga naar voetnoot7. Rafael Eitan, lid van de Knesset, beschreef hen in een interview met Time (25 april 1983, p. 32) als ‘kakkerlakken die men in een fles opgesloten diende te houden’, Likoed-volksvertegenwoordiger Benry Chatila zag als oplossing voor de Palestijnse volksopstand ‘het afmaken van vijftig Arabieren’ (Le Monde diplomatique, maart 1980, p. 1). Professor Uriel Tal, expert inzake het Duitse racisme, onderkende zelfs in een aantal Israëlische godsdienstig-politieke stromingen een ‘structuur herinnerend aan die van het Derde Rijk’Ga naar voetnoot8. De samenhang van nationalis- | |
[pagina 34]
| |
me, fanatisme en extreem populisme vindt men het sterkst terug in de ideologie van de Tehiyapartij die werd opgericht als protest tegen de teruggave van de Sinaïwoestijn aan Egypte. Zij beschikt sedert 1984 over vijf zetels in de Knesset en bestaat uit eminente wetenschappers, juristen en schrijvers. Tehiya pleit voor formele annexatie van de bezette gebieden zonder dat aan de Arabische inwoners politieke of burgerlijke rechten moeten worden toegekend. Uitgesproken racistisch is ook de Kachpartij van rabbijn Kahane waarvan de aanhangers overwegend worden gerecruteerd onder het Sefardische lompenproletariaat. Haar programma bevat slechts één punt: Palestijnen buiten. Beslist gevaarlijker dan deze twee politieke partijen is de religieuze activistenbeweging van Goesj Emoenim, een drukkingsgroep die veel informele invloed uitoefent op het beleid van de regering. Het Blok der Getrouwen beschikt immers over een omvangrijk organisatorisch netwerk dat zowel Israël als de bezette gebieden omspant. Het programma van de beweging, die vooral steun geniet van de kolonisten en van het leger, voorziet in de heroprichting van het koninkrijk Israël dat moet worden bestuurd volgens specifiek joodse methodes. Het Israëlisch-Arabisch conflict wordt beschouwd als de laatste episode in de eeuwige strijd tussen goed en kwaad. Israël is ‘het wereldhart dat in de rest van het wereldlichaam het bloed doet circuleren’Ga naar voetnoot9. Ieder niet-joods volk in het land Israël krijgt de keuze te vluchten, te strijden of de joodse heerschappij te aanvaarden. Bekritiseert de rest van de wereld de joodse staat, dan is dat een ‘theologisch teken van uitverkorenheid’Ga naar voetnoot10. Het joodse volk zal slechts verlost worden nadat het het ganse land Israël in bezit heeft genomen. De leider van Goesj drukt dit als volgt uit: ‘Vijftig jaar geleden discussieerden we met onze tegenstanders over Jaffa; nu gaat het om Alfee-Menasje (op de bezette westelijke Jordaanoever); over vijftig jaar is het Amman. Zo gaat dat’Ga naar voetnoot11. Volgens de kolonisten is Israël een land zonder grenzen: ‘Israël strekt zich uit tot alle plaatsen waar joodse mensen nederzettingen stichten’Ga naar voetnoot12. Politieke gebeurtenissen bevatten boodschappen. De ‘holocaust’ leerde dat de Israëlieten zich niet mochten assimileren met de vreemdelingen. De Israëlisch-Arabische oorlogen hebben het tijdstip van de verlossing dichterbij gebracht. | |
[pagina 35]
| |
Doel van Goesj Emoenim is de geleidelijke heropvoeding van de publieke opinie, de volledige kolonisatie van de bezette gebieden en de wederopbouw van de tempel (niet toevallig wilde de joodse Ondergrondse, de terroristische arm van het Blok, de twee moskeeën op de Tempelberg opblazen). | |
De radicalisering in IsraëlAl deze factoren samen, de ‘Sefardisering’ van het kiezerskorps, de idee van de religieuze uitverkorenheid en het uitgesproken racistisch karakter van een aantal groeperingen, verklaren de toenemende radicalisering binnen de Israëlische samenleving. Uit opiniepeilingen blijkt dat de meerderheid van de Israëlische bevolking de bezettingspolitiek steunt. Hetzelfde geldt voor het nederzettingenbeleid, de inval in Libanon, de weigering te onderhandelen met de PLOGa naar voetnoot13. De heftigheid waarmee de politieke partijen in 1981 de verkiezingscampagne voerden, verraste vele buitenlandse waarnemers. ‘Een stem voor Peres is een stem voor een Palestijnse staat onder leiding van Arafat’, adverteerde Likoed. Begin en Sharon werden door hun Sefardische aanhang begroet als ‘koningen van Israël’. De Syrische president Assad was ‘een kieken’, Peres ‘een saboteur’, de AP van de Ashkenazim een ‘bende kibboetzmiljonairs met zwembaden en schoonheidssalons’. De bijeenkomsten van de AP werden verstoord, haar aanhangers gemolesteerd. Volgens de socialisten bestond de aanhang van Likoed dan weer uit ‘Marokkaans plebs, fans van Khomeini die beter naar hun thuisland zouden terugkeren’. De inval in Libanon heeft de kloof tussen beide groepen alleen maar verbreed. Voor het eerst viel een dodelijk slachtoffer toen de beweging Vrede Nu in februari 1983 een protestbetoging organiseerde en de Likoedaanhangers reageerden met een tegendemonstratie. Tegenover deze radicalisering aan Israëlische kant staat een radicalisering in het Palestijnse kamp die aanleiding heeft gegeven tot de plotselinge explosie van december 1987. In een volgende bijdrage zullen we nader ingaan op de eigenlijke oorzaken van de Palestijnse volksopstand. |
|