bedieningen en juridische macht het priesterambt in de loop der eeuwen naar zich toegetrokken heeft, dan hoeft het niemand te verwonderen dat er binnenkerkelijk voor de leken alleen nog kruimels overblijven. Vanuit een dergelijke kerkvisie hoort men wel eens zeggen dat men de leken (vooral de vrouwen) niet moet willen inlijven in de kerkelijke bedieningen, de meesten hebben daar geen behoefte aan. Hun taak is in de wereld niet in de kerk. Afgezien van het feit dat men hier een democratisch criterium (de meerderheid) hanteert, terwijl elders altijd gezegd wordt dat de kerk geen democratie is, vergeet men blijkbaar dat de lokale kerkopbouw in steeds groeiende mate door leken wordt gedragen maar dan wel in nieuwe, niet-officiële ‘bedieningen’. Een kerk die zich definieert vanuit de bestaande ambten verraadt verder een onheilzaam dualisme tussen kerk en wereld. Als het waar is dat het leven van de leek zich in de wereld afspeelt en niet in de kerk, dan volgt daaruit a fortiori dat het leven van de kerk zich in de wereld situeert. Want de kerk dat is het volk (in het Grieks laos), dat zijn de leken (Gr. laikos) inclusief de voorgangers, en niet omgekeerd: eerst de voorgangers die dan wel zullen uitmaken waar het volk thuishoort. Waar dit volk in de wereld uitdrukking geeft aan Gods heilshandelen, dáár wordt dit volk Volk Gods, dáár geschiedt kerk.
Het kan niet ontkend worden dat de bisschoppen als voorbereiding op de Synode de gelovigen ruim geconsulteerd hebben. De Amerikaanse bisschoppen hadden, zoals zij dat ook deden voor hun brieven over Vrede en over Economische Rechtvaardigheid, hearings georganiseerd waarbij meer dan 200.000 leken waren betrokken. Maar op de synode zelf waren het vooral, om niet te zeggen uitsluitend, de woordvoerders van enkele geselecteerde lekenbewegingen (Opus Dei, comunione e Liberazione, Charismatische Beweging, Focolari, enz.) die werden gehoord. Het moet gezegd, de afwijzende reactie van de bisschoppen liet niet op zich wachten, maar ze was soms wel dubbelzinnig. Sommige bisschoppen zagen in de aanspraken van die lekenbewegingen een aantasting van hun gezag, ze ontsnappen aan hun controle. Anderen (kardinaal Martini (Milaan) en kardinaal Danneels) wezen op een reëel gevaar. Die bewegingen neigen ertoe zich een charisma toe te eigenen dat boven alle kritiek verheven is, meer nog, ze willen vaak een kerk binnen de kerk zijn, naast of liever boven de lokale kerkgemeenschap. De kritiek van kardinaal A. Lorscheider, Brazilië, betrof juist dit gebrek aan insertie niet alleen in de lokale kerkstructuren maar vooral in de evangelische optie van die kerk van de armen. Toch zou het unfair zijn de povere resultaten van deze Synode toe te schrijven aan de ‘intriges’ van die lekenbewegingen. Het is nogal kortzichtig die bewegingen allemaal over één kam te scheren en ze allemaal als ‘elitair’, ‘con-