Streven. Vlaamse editie. Jaargang 55
(1987-1988)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |||||||||||
Zeven jaar oorlog in de Perzische Golf
| |||||||||||
De oorzaken van de GolfoorlogOm de oorzaken van het Iraans-Iraaks conflict op te sporen, gaan sommige historici ver terug in de tijd. Ze wijzen op eeuwenoude Arabisch-Perzische tegenstellingen van etnisch-culturele aard en op de rivaliteit die altijd heeft bestaan tussen soennietische en sji'itische moslims. En inderdaad, in hun oorlogspropaganda herinneren de Irakezen steeds weer aan de overwinning van de verenigde Arabische legers op de Perzen bij Qadisiyya in het jaar 638 na C. Maar deze historische factor moet toch ook worden gerelativeerd. Na Qadisiyya is Perzië tot het Arabische rijk gaan behoren, zodat wederzijdse culturele beïnvloeding niet uitbleef. Ook de soennietisch-sji'itische tegenstelling mag men niet overdrijven. De sji'itische gemeenschap heeft haar religieuze basis in het zuiden van Irak. Daar bevinden zich trouwens de graven van de imams. Het sji'itische reveil had dus net zo goed in Irak kunnen plaatsvinden. Maar hiermee belanden we wel | |||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||
bij de meer directe aanleidingen voor de Golfoorlog: het grensconflict en het eigen karakter van de Iraanse revolutie. Het grensconflict tussen Irak en Iran draait om de Shatt-al-Arab, een nauwe waterweg waarin de Tigris en de Eufraat samenvloeien en die toegang verschaft tot de Perzische Golf. Het eerste gedetailleerde akkoord hierover werd in 1913 afgesloten tussen Groot-Brittannië en Rusland. Iran moest afstand doen van zijn soevereiniteitsrecht, maar Groot-Brittannië zou de vrije doorvaart garanderen. Na de Tweede Wereldoorlog bleef Iran echter ijveren voor de internationalisering van de Shatt-al-Arab en voor de verdeling van de eilanden tussen de twee oeverstaten. In 1958 decreteerde de sjah dat voortaan Iraanse schepen onder eigen vlag de waterweg konden bevaren. Irak, waar na een staatsgreep de Ba'athpartij van generaal Quassem aan de macht was gekomen, dreigde met gewapende tegenacties. Daar kwam bij dat Iran de Iraakse Koerden in hun onafhankelijkheidsstrijd steunde. In 1975 moest Irak zich neerleggen bij het verdrag van Algiers: Iran zou de steun aan de Koerden stopzetten; Irak moest toestemmen in het verleggen van de grens langsheen de betwiste waterweg; niet langer de oostoever, maar de zgn. dalweg (lijn van de grootste diepte) zou de grens tussen beide landen afbakenen. Voor Iran, dat wel enkele betwiste grensdorpen moest teruggeven (wat het nooit deed), was dit verdrag een diplomatieke overwinning en de realisatie van een lang gekoesterde ambitie. Het had nu vrije toegang tot de Perzische Golf en dat zou vooral de export van ruwe aardolie vanuit de havens van Basra en Abadan ten goede komen. Irak heeft zich bij deze situatie nooit neergelegd. Reeds enkele maanden nadat hij als minister van buitenlandse zaken het akkoord had moeten ondertekenen, verklaarde Sadam Hussein dat hij, als hij aan de macht zou komen, het onmiddellijk zou annuleren. In 1979 werd Sadam Hussein president van Irak. Omstreeks dezelfde tijd zag in Iran de eerste Islamitische Republiek het daglicht. De machtsovername door Khomeini veranderde van de ene dag op de andere dag het politieke klimaat in de landen rond de Perzische Golf. De ajatollah verwierp het concept van de nationale territoriaal-begrensde staat en riep op tot het omverwerpen van alle niet-islamitische regimes in de Arabische wereld. Irak voelde zich bedreigd: de Iraakse bevolking bestaat voor ongeveer 60% uit sji'ieten, terwijl de politieke en economische elite van de Ba'athpartij overwegend soennitisch is. In april 1980 bereikten de spanningen tussen beide landen een hoogtepunt, toen Iraniërs een aanslag pleegden op de Iraakse vice-premier, Tareq Aziz, en Bagdad de Iraanse regering beschuldigde van medeplichtigheid aan het complot. Wederzijdse verbale aanvallen en militaire grensschermutselingen begonnen el- | |||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||
kaar in snel tempo op te volgen. Het werd duidelijk dat Irak een grootscheepse militaire operatie aan het voorbereiden was tegen het door de revolutie intern verdeelde Iran. Een snelle overwinning zou Sadam Hussein profileren als heerser van de Golf en tegelijk als leider van de Arabische wereld, nu Egypte door de Camp David-akkoorden die rol was kwijtgespeeld. | |||||||||||
VerloopOp 23 november 1980 viel het Iraakse leger de Iraanse provincie Khuzestan binnen en na enkele weken had het het gebied ten westen van het Zagrosgebergte onder controle. Het doel van de invasie leek bereikt, de Shatt-al-Arab was opnieuw ingelijfd. Het regenseizoen begon en Irak zette zijn opmars stop. Het stelde onderhandelingen over een definitieve vredesregeling voor. Op die manier kreeg het Iraanse leger echter tijd om een tegenoffensief voor te bereiden. Het begon eraan op het einde van het regenseizoen en tot ieders verrassing heroverde het niet alleen de bezette gebieden, maar trok het ook de grens met Irak over. Het offensief culmineerde in de veldslagen rond Abadan en Khorramshar (lente 1982): de Irakezen werden teruggedrongen tot op de linkeroever van de Shatt-al-Arab. Sadam Hussein realiseerde zich dat hij de strijd verloren had. Irak trok zijn resterende troepen uit Iran terug en herhaalde zijn oproep tot vredesonderhandelingen. Iran ging daar niet op in en zette integendeel de Iraakse sji'ieten op tegen het Ba'athregime. Toen in juli 1982 de Iraanse troepen een nieuw grootscheeps offensief openden op Iraaks territorium, konden ze evenwel helemaal niet op de steun van de lokale bevolking rekenen. Het kostte hun duizenden soldaten en een behoorlijk verlies aan prestige. Sindsdien kiest Iran voor de strategie van beperkte aanvallen. Numeriek in de meerderheid, maar weinig gedisciplineerd, staat het Iraanse leger tegenover een tegenstander wiens wapenarsenaal na iedere verloren veldslag wordt aangevuld door bevriende buurlanden, terwijl het zelf alle moeite heeft om zijn wapenarsenaal te vernieuwen. Irak van zijn kant vecht voor zijn bestaan als onafhankelijke natie en schuwt in die strijd geen enkel middel. Om de Iraanse oorlogseconomie te ontwrichten bombardeerde het de olieterminals en olievelden in de Perzische Golf, waarop de zwakkere Iraanse luchtmacht riposteerde met het bestoken van vooral olietankers van met Irak bevriende landen. Irak bombardeerde systematisch wegen, bruggen, elektriciteitscentrales en zelfs | |||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||
woonwijken tot diep in het Iraanse binnenland; Iran is pas in 1984 tot represaillemaatregelen tegen burgerdoelwitten overgegaan, en dan nog zeer sporadisch. In maart 1984 stelde een onafhankelijk onderzoeksteam van de Verenigde Naties vast dat het Iraakse leger gebruik maakte van chemische wapens. Toen Iraanse slachtoffers daarvan voor behandeling naar het Westen werden gebracht, boekte Iran een overwinning in de propagandaoorlog. Intussen kwam Irak steeds weer met nieuwe vredesvoorstellen waarvoor het een beroep deed op bemiddelaars van neutrale organisaties: de Veiligheidsraad van de VN, de Beweging van Niet-Gebonden Landen, de Organisatie van de Islamitische Conferentie, de Samenwerkingsraad voor de Golf. Iran was echter tot geen enkele concessie bereid. | |||||||||||
IrakZolang Iran zich strikt neutraal blijft opstellen t.o.v. de twee supermachten en het Iraanse experiment de rest van de Arabische wereld vrees inboezemt, kan Irak waarschijnlijk rekenen op de steun van het Westen en de conservatieve Arabische landen. Dat is niet altijd zo geweest. Geallieerd met de SU, stond Bagdad immers in de voorlinie wat betreft de afwijzing van het door de VS geïnspireerde vredesproces in het Nabije Oosten en steunde het elke verzetsbeweging in de conservatieve Arabische landen. Sedert september 1980 is daarin, vooral onder de druk van de Iraanse bedreiging, verandering gekomen. De SU blijft weliswaar de belangrijkste wapenleverancier, maar Irak heeft opnieuw diplomatieke betrekkingen met de VS aangeknoopt, pleit nu op Arabische topconferenties voor wederopname van Egypte in de Arabische Liga en zelfs voor vrede met Israël, en - het belangrijkste van al - wordt door Koeweit en Saoedi-Arabië geholpen om zijn oorlogsinspanningen te financieren. De oorlog kost de Iraakse economie maandelijks zo'n 500 miljoen tot 1 miljard dollar, zodat het land nu opgezadeld zit met een buitenlandse schuld van boven de 50 miljard dollar. Of Irak de oorlog nog verder kan financieren, hangt in de eerste plaats af van zijn olie-export. Vanwege de afspraken binnen de OPEC kan de produktie echter niet onbeperkt worden opgevoerd. Om zijn buitenlandse handel op peil te houden, is het land dus volledig uitgeleverd aan de goodwill van de Arabische landen. Dank zij deze hulp is de Iraakse bevolking er overigens materieel veel beter aan toe dan die van Iran. Een gunstige ontwikkeling voor het Ba'athregime, dat sedert 1970 alles heeft gedaan om een hechtere nationale consensus te bewerkstelligen tussen soennieten, sji'ieten en Koerden en zijn pan-Arabi- | |||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||
sche ideologie heeft afgezwakt in het voordeel van een zeker Iraaks nationalisme. Dat heeft het ook respectabeler gemaakt in de ogen van de andere Arabische leiders. In een interview in The Middle East, september 1986, noemde de minister van informatie, L.M. Jassim, de voorwaarden waaronder Irak bereid is de strijd te staken: een volledig staakt het vuren, de terugtrekking van de troepen aan weerszijden van de internationale grens, de uitwisseling van krijgsgevangenen en de oprichting van een commissie die een onderzoek moet instellen naar de oorzaken van de oorlog. Afgezien van deze laatste - een duidelijke concessie - komen deze voorwaarden neer op een vredesverdrag gebaseerd op het ‘status quo ante bellum’. Maar dat is voor Iran totaal onaanvaardbaar. Iran stelt daar tegenover: alle Iraakse troepen moeten Iran verlaten; Irak moet betalen voor de aangerichte oorlogsschade (in 1986 door Teheran geschat op 309 miljard dollar); de ongeveer honderdduizend sji'itische vluchtelingen moeten naar hun land terugkeren (zij worden door Bagdad echter als een soort vijfde colonne beschouwd) en... de Iraakse president moet worden afgezet. Met dit laatste geeft Iran het conflict een persoonlijke dimensie: Sadam Hussein heeft Khomeini in 1978 uit de heilige Qom verbannen, hij wordt persoonlijk verantwoordelijk gesteld voor de aanval op Iran, voor de verwoesting van de steden en voor de honderdduizenden doden. De zgn. ‘maximalisten’ in het Iraanse parlement willen nog verder gaan: de heilige sji'itische plaatsen moeten worden bevrijd van het goddeloze Ba'athregime en in Bagdad moet een islamitisch regime worden geïnstalleerd, dat samen met Teheran voor de verovering van Jeruzalem moet strijden. Met geen van deze voorwaarden kan Irak ooit instemmen. Bovendien ziet men moeilijk in wie in Irak in staat zou zijn de macht over te nemen. De Koerden zijn militair slagvaardig, maar zij streven uitsluitend naar autonomie voor hun gebied. De sji'ieten willen niet tot tweederangsburgers worden gedegradeerd in een satellietstaat van Iran. In het leger bestaat oppositie tegen de president, maar het blijft trouw aan de beginselen van het Ba'athpartijprogramma. Zoveel is intussen wel duidelijk: in de Golfoorlog is Irak veeleer de vragende dan de eisende partij, zodat een oplossing voor het conflict niet in Bagdad maar in Teheran moet worden gezocht. | |||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||
IranDe Golfoorlog is van meet af aan nauw verbonden geweest met de binnenlandse situatie in Iran. Tot in juni 1981 was hij een instrument in de machtsstrijd tussen President Bani-Sadr en de geestelijke leiders. Met de mislukking van het eerste offensief was meteen ook het lot van de president bezegeld. Nadien werden de linkse Moejaheddin beschuldigd van collaboratie met Irak en op een brutale manier geëlimineerd. Hetzelfde lot ondergingen een jaar later de communistische Tudeh en de Iraanse Vrijheidspartij van ex-premier Bazargan. M.a.w. de Golfoorlog zorgde ervoor dat de Islamitische Republikeinse Partij haar greep op de hele Iraanse samenleving kon verstevigen. Zoals de mullahs er in 1979 waren in geslaagd de massa achter de doelstellingen van de revolutie te scharen, zo lukte het hun nauwelijks een jaar later in naam van diezelfde revolutie de oorlog tegen Irak te voeren. Hoe anders is de mobilisering van een miljoen vrijwilligers te verklaren (de zgn. ‘Bassijis’ of ‘verdrukten’) die als ‘een menselijke vloed’ op de vijand worden afgestuurd om de heilige stad Kerbala te gaan bevrijden? Deze beperkte Kerbala-offensieven passen perfect in de Iraanse psychologische oorlogsvoering. Zoals de voorzitter van de parlement, Rafsanjani, het zei: ‘Een militaire overwinning heeft voor ons een symbolisch karakter; ze laat ons volk en de buitenwereld zien dat de Iraanse revolutie heeft getriomfeerd’Ga naar voetnoot1. Vóór 1979 streden in Iran diverse afscheidingsbewegingen voor autonomie (o.a. in Khuzistan en in Koerdistan). Vandaag triomfeert een fervent Iraans nationalisme: ook de tegenstanders van het regime staan achter de oorlog tegen het gehate Irak. Geen enkele Iraanse leider kan zich nog veroorloven een oneervol vredesverdrag te ondertekenen; daarvoor zijn de offers die aan de bevolking zijn opgelegd te groot geweest. Als er in Iran nog enige oppositie is, dan vooral binnen de Islamitische Republikeinse Partij. In de Majlis (het volksparlement) bestaan nl. twee strekkingen. Enerzijds die van de ajatollah Montazeri, die is aangeduid als Khomeinis opvolger en die als hoofd van de ‘Raad der Bewakers’ een vetorecht heeft over de hele wetgeving; anderzijds die van de voorzitter van het parlement, Rafsanjani, die er al vaak in geslaagd is de verschillende fracties met elkaar te verzoenen. De meningsverschillen tussen deze twee leiders en hun respectieve aanhang betreffen niet de oorlog - beiden willen strijden tot de volledige overwinning - maar hebben veeleer betrek- | |||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||
king op de organisatie van het economische leven. Montazeri staat afkerig t.o.v. landhervorming, belastingheffing en overheidscontrole op de buitenlandse handel; Rafsanjani pleit voor een grotere staatsinterventie en overheidsregulering van het economisch leven. Naarmate de Iraanse economie meer onder de oorlog lijdt, zal de tweespalt tussen deze twee groepen in de toekomst eerder verbreden dan versmallen. Met die economie gaat het voortdurend bergaf. De revolutie veroorzaakte reeds een forse achteruitgang in de industriële produktie en nu een aantal petroleumterminals vernietigd zijn, verliest Iran op de koop toe een belangrijk deel van zijn buitenlandse deviezenGa naar voetnoot2, zodat het niet langer uitrustingsgoederen kan importeren die het nodig heeft voor zijn binnenlandse produktie. Zijn geringe kredietwaardigheid maakt buitenlandse geldleningen onwaarschijnlijk. Een bloeiende zwarte markt, de galopperende inflatie, de schaarste aan bepaalde levensmiddelen vervolledigen dit somber beeld van een autarkische economie die zonder buitenlandse steun moeilijk leefbaar is. Het zijn precies deze argumenten die door tegenstanders van de oorlog worden gehanteerd om het regime ervan te overtuigen dat een beslissende overwinning op Irak onmenselijk zware economische offers zal vergen. Vooralsnog vallen hun oproepen echter in dovemansoren. De ajatollah Shariatmadari werd in december 1982 spreekverbod opgelegd, anti-oorlogsdemonstraties werden uit elkaar geslagen, het voorstel van de groep rond Bazargan om over het voortzetten van de oorlog een referendum uit te schrijven werd weggestemd en vele tegenstanders van de oorlog zijn in de gevangenis beland. | |||||||||||
De buurlandenOmdat Bagdad steeds heeft beweerd dat het in de Golfoorlog in de eerste plaats ging om een Arabisch-Perzisch conflict, was er Iran veel aan gelegen tenminste enkele Arabische bondgenoten te vinden. Vooral op Syrië kon het van meet af aan rekenen. Tussen de regerende alawieten in Syrië en de sji'ieten van Iran bestaat er een zekere verwantschap, en Teheran en Damascus koesteren een gemeenschappelijke afkeer voor de Ba'athpartij die in Bagdad aan de macht is. De jongste jaren echter zijn de betrekkingen tussen Syrië en Iran er niet op verbeterd: in Libanon staan pro-Syri- | |||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||
sche en pro-Iraanse groepen elkaar naar het leven, en Syriës toenaderingspolitiek tot Jordanië wordt door Iran met wantrouwen gadegeslagen. Verder heeft Iran geprobeerd in diverse Arabische landen het verzet tegen de feodale regimes te stimuleren. De grondwet van de Islamitische Republiek roept allen op bij te dragen tot de politieke en culturele eenheid van de islamitische wereld. Die pogingen om de Iraanse revolutie te exporteren, zijn tot nog toe mislukt, al kan niet worden ontkend dat de Iraanse revolutie in de Arabische landen een grote weerklank heeft gevonden. Einde 1981 rolde de regering van Bahrein een complot op waarbij in Iran opgeleide samenzweerders waren betrokken. In Libanon steunt Iran de terroristen van de sji'itische Hezbollahgroep en in Saoedi-Arabië probeerden Iraanse ‘pelgrims’ tijdens de ‘hajj’ naar Mekka politieke onrust te stoken. Als reactie daarop werd in mei 1981 de Samenwerkingsraad voor de Golf opgericht. De leden van deze organisatie, Koeweit, Saoedi-Arabië, Oman, Bahrein, Katar en de Verenigde Arabische Emiraten, hebben in ijltempo hun defensieinspanningen opgevoerd en al geven zij Irak geen rechtstreekse militaire steun, zij verdedigen zijn diplomatieke en economische belangen. Saoedi-Arabië is Iraks belangrijkste bondgenoot. Binnen de OPEC bekampt het Irans oliebelangen en het levert Irak militaire faciliteiten. Om de kwalijke gevolgen van de Iraanse revolutie binnen de perken te houden, heeft Saoedi-Arabië er alle belang bij dat Irak een militair sterke staat wordt die de Iraanse agressie kan weerstaan. | |||||||||||
De SovjetunieVoor de SU kwam de Golfoorlog op een hoogst ongelegen moment. Moskou werd door zowat de hele islamitische wereld bekritiseerd omwille van de inval in Afghanistan; bovendien stonden de betrekkingen met Irak (waarmee nochtans in 1972 een vriendschaps- en samenwerkingsverdrag was ondertekend) onder hoogspanning. Bagdad voelde namelijk weinig voor een toenadering tot Syrië, de andere bondgenoot van de SU in de regio, en had bovendien harde maatregelen afgekondigd tegen de communistische partij. Wat Iran betreft, zag de SU, zeker in het begin in de revolutie een kans om meer invloed te verwerven in het gebied van de Perzische Golf. Iran heeft immers een lange gemeenschappelijke grens met de SU (overigens ook met Afghanistan) en behoorde vóór 1945 gedeeltelijk tot de Sovjetrussische invloedssfeer. En vooral: de mullahs hadden het pro-Westers regime van de sjah omvergeworpen. Maar nog geen jaar | |||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||
na de revolutie beschuldigde het Kremlin reeds de conservatieve geestelijken ervan dat zij de progressieve tendens van de revolutie ondermijnden. De door Irak uitgelokte Golfoorlog was in de ogen van de SU bevorderlijk voor de belangen van het pro-Westers bondgenootschap van bepaalde Arabische staten en dus schadelijk voor het ‘progressieve’ deel van de Arabische wereld. Aanvankelijk ging de economische en militaire hulp dan ook alleen naar Iran. Maar toen Iran de Tudeh, de communistische partij, ging vervolgen en zich steeds compromislozer opstelde, ging Moskou nauwer bij Irak aanleunen. De Golfoorlog houdt immers ook voor de SU gevaren in. Niet dat zij, zoals het Westen, economisch van de regio afhankelijk is, maar de VS zouden, onder het mom dat zij de vrije scheepvaart in de Perzische Golf willen garanderen, in sommige Iraanse acties een alibi kunnen vinden om gewapenderhand te interveniëren. Vandaar dat Moskou sinds 1980 al verschillende keren voorgesteld heeft het strijdgebied te neutraliseren. Om haar diplomatieke positie in de regio te versterken, probeert de SU daarnaast ook de betrekkingen met de landen van de Samenwerkingsraad voor de Golf te normaliseren. Vooralsnog schijnt alleen Koeweit op die toenaderingspogingen te willen ingaan. | |||||||||||
De Verenigde StatenNormalerwijze hadden de VS in 1971 het machtsvacuüm in het gebied van de Perzische Golf, dat na het vertrek van de Britten ontstaan was, moeten opvullen. Dat is niet gebeurd, en toen de oorlog tussen Iran en Irak uitbrak, onderhield Washington zelfs met geen van beide partijen diplomatieke betrekkingen. De VS hadden dan ook geen eigen diplomatieke visie op dit conflict, hun beleid is grotendeels tot stand gekomen in reactie op dat van de SU. Om de Westerse toegang tot de Perzische Golf te vrijwaren, moest Washington beletten dat Sovjetgezinde groeperingen de regimes van de conservatieve staten zouden ondermijnen. Verder vreesden de VS dat de oorlogvoerende partijen een beroep zouden doen op de SU om in het conflict te bemiddelen, waardoor de politieke invloed van de SU in het hele Midden-Oosten zou worden versterkt. Ook het Sovjetrussisch-Iraanse vriendschapsverdrag van 1921, dat door Iran niet meer erkend wordt, maar nooit officieel is opgezegd, baarde de Amerikaanse administratie zorg: krachtens dit akkoord is het de SU in bepaalde omstandigheden toegestaan op Iraans territorium in te grijpen. Voor Iran kon de Amerikaanse diplomatie slechts weinig sympathie opbrengen. De Iraanse Revolutionaire Wachten hadden 444 dagen lang hun | |||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||
ambassade bezet, hun militair hoofdkwartier in Beiroet opgeblazen, een terreuroperatie die 241 Amerikaanse militairen het leven kostte. Haat is natuurlijk wederkerig. Voor Iran waren de VS de gevaarlijkste supermacht van de twee, vooral omdat hun cultuurbeeld appelleert aan een groot deel van de bevolking in de Islamitische landen. Zoals Khomeini eens zei: ‘Voor economische sancties of voor militaire interventie van het Westen zijn wij hoegenaamd niet bang, wel voor de nefaste invloed die door Westerse universiteiten wordt uitgeoefend’ (D. Pipes, pp. 948-949). Maar dit anti-Amerikanisme van Teheran heeft ook rationelere gronden. Wie was verantwoordelijk voor het opdoeken van de regering-Mossadegh in 1953? Wie hield het repressieve regime van de sjah mee in stand? De relatie tussen Washington en Bagdad daarentegen is gestadig verbeterd. In 1984 werden de diplomatieke betrekkingen hersteld. Vanzelfsprekend wordt deze ontwikkeling gestimuleerd door de conservatieve Arabische landen, terwijl Washington zelf hoopt op de vorming van een stevig Arabisch blok, bestaande uit Egypte, Jordanië en Irak, dat een tegenwicht kan vormen voor het Sovjetrussisch-Syrisch bondgenootschap. Wat de Golfoorlog betreft hopen de VS op een vredesakkoord waarbij geen van beide partijen zich als overwinnaar kan beschouwen. Centraal daarin staan twee beginselen: om gebied te verwerven mag geen geweld worden gebruikt (waarmee impliciet het Iraakse optreden wordt veroordeeld) en niemand mag zich mengen in de binnenlandse aangelegenheden van een andere staat (wat neerkomt op een veroordeling van Iran). Mocht een van beide partijen een totale overwinning behalen, dan zou zij in het gebied een hegemoniale politiek kunnen gaan voeren, zo vrezen de VS, terwijl de verliezer waarschijnlijk nauwer zou gaan aanleunen bij de SU. Noch het een, noch het ander dient de Amerikaanse belangen. Voorlopig schijnen de VS niet van plan zelf gewapenderhand in te grijpen, maar zij hebben hun militaire slagvaardigheid in de regio wel opgevoerd. In de Indische Oceaan patrouilleren Amerikaanse vliegdekschepen, in Bahrein werden militaire basissen aangelegd, aan Saoedi-Arabië werden vliegende radarstations en Stingerraketten geleverd, terwijl op ieder moment de ‘Rapid Deployment Joint Task Force’ (230.000 manschappen) kan worden ingezet. In ieder geval werd het machtsvacuüm opgevuld. | |||||||||||
BesluitUit het bovenstaande kunnen we voorlopig het volgende concluderen:
| |||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||
| |||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||
|