Streven. Vlaamse editie. Jaargang 54
(1986-1987)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 481]
| |||||||
Streven
| |||||||
[pagina 483]
| |||||||
Euthanasie
| |||||||
Het begrip euthanasieIn het Griekse woordenboek vinden wij euthanasia vertaald als schone of zachte dood. De komediedichter Kratinos heeft ongeveer 450 jaar v. Chr. het woord het eerst gebruikt, doch in een wat onduidelijke context; inderdaad, aan schoon en zacht kan een zeer verschillende inhoud worden gegeven. De Epicureeërs en Stoïcijnen dachten vooral aan het sterven van iemand die niet al te zeer aan het vergankelijke was gehecht en deugdzaam had geleefd, Cicero meer aan het sterven na een verdienstelijk leven of aan dapper sneuvelen op het slagveld. Suetonius beschreef de ‘euthanasia’ van keizer Augustus als een dood in serene rust en zonder pijn, geheel zoals deze zich die tijdens zijn lange leven bij herhaling moet hebben gewenstGa naar voetnoot1. Opmerkelijk en voor ons ook enigszins bevreemdend is het dat de artsen van toen met sterven nog geen bemoeienis hadden. Het was niet hun gewoonte patiënten met een slechte prognose te behandelen, voor velen was | |||||||
[pagina 484]
| |||||||
dit zelfs ethisch ontoelaatbaar. De arts zou bij de behandeling van ongeneeslijke zieken het vertrouwen dat men in hem stelde verspelen, waarschijnlijk geen honorarium ontvangen en misschien zelfs strafbaar zijn. Van staatswege geregelde opleidingen en bevoegdheden die hem bescherming boden, bestonden niet. De artsen voelden zich dan ook vogelvrij en leidden dikwijls een zwervend bestaan. In de middeleeuwse literatuur schijnt de term euthanasie te ontbrekenGa naar voetnoot2, al heeft het de theocentrisch denkende middeleeuwers zeker niet aan het verlangen naar een goede dood - zij bedoelden er een met het eeuwige geluk in het vooruitzicht - ontbroken. De dood trof hen meestal jong. Middels korte tractaten met sprekende titels als Memento mori, De vanitate mundi en vooral Ars bene moriendi bereidden zij zich erop voor. Het sterven is dus meer het terrein der theologen en zeker niet dat der artsen. De eerste die hierover met enige ergernis schreef, is Francis Bacon. In 1605 klaagde hij erover dat de artsen genezen als hun enige taak zien en het verlichten van pijn en angst verwaarlozen met name in de stervensperiode, waarin zij de patiënt slechts beklagen of hem geheel aan zijn lot overlaten. In zijn ogen behoorde ook de stervensperiode, als de geneeskunst gefaald had, tot de zorg van de geneesheerGa naar voetnoot3. Deze voor die dagen zeer originele visie behoeft ons niet te verbazen. De grondslag van Bacon's filosofie is praktisch gericht en moest de mens door uitvindingen en ontdekkingen de heerschappij bezorgen over de krachten der natuur. De dood wordt door Bacon geseculariseerd. Zijn oproep bleek aan dovemansoren gericht. Nog in 1735 verdedigt Schulz te Halle een dissertatie met de hoopvolle titel De euthanasia medica. Hij bestrijdt daarin de mening der theologen, dat alleen deugdzamen een zachte dood ten deel zou vallen. De nadruk valt op symptomatologie en prognose van de zachte dood en de terughoudendheid van therapeutische maatregelen als deze zich aankondigde. Vooral narcotica worden ontraden, ook als de patiënt onrustig is of pijn lijdt; het zou ingrijpen betekenen in Gods raadsbesluiten (Hoffmann, op. cit.). Ook in Diderot's Encyclopédie (1756, 1765) wordt euthanasie als theologisch begrip afgedaan. Onder het lemma ‘Mort’ vinden wij echter deze veelzeggende passage: ‘Nos médecins ne ressemblent que trôp à nos juges qui, après avoir prononcé un arrêt de mort, livrent la victime à sa douleur, | |||||||
[pagina 485]
| |||||||
aux prêtres et aux lamentations d'une famille. En faut-il d'avantage pour participer l'agonie?’ Bacon's geschrift was blijkbaar aan de auteur niet ongemerkt voorbij gegaan! De ars moriendi-literatuur is dan ook blijven voortbestaan, zij het dikwijls in geseculariseerde vorm. Verandering komt pas als Nicolaas Paradijs in 1794 zijn afscheidscollege van de Leidse Universiteit de titel Euthanasia naturalis meegeeft en dat begrip omschrijft als de kunst van de geneesheer om het sterven van zijn patiënt zo licht en draaglijk mogelijk te maken. Een persoonlijke ervaring - het kort geleden overlijden van zijn vrouw - had hem tot deze rede geïnspireerd. Zijn oproep had succes. Immers, vijftig jaren later beschouwen de artsen het bijstaan van stervenden als hun normale taakGa naar voetnoot4. Bacon's aansporing had eindelijk zijn doel bereikt. De inhoud van het begrip ondergaat nu spoedig een wezenlijke verandering. De Engelse historicus Lecky beschouwt suicide bij ongeneeslijk lijden als een vorm van euthanasie, daarbij voorbeelden aanhalend uit de klassieke oudheidGa naar voetnoot5. Duidelijker taal, geheel op de actualiteit gericht, spreekt de Engelsman Williams een jaar later in een essay, Euthanasia, dat in 1875 reeds viermaal is herdrukt. In alle gevallen van uitzichtloze en pijnlijke ziekte en als de patiënt zulks wenst is het de erkende plicht van de arts, zo meent de auteur, chloroform toe te dienen teneinde het bewustzijn meteen te doen verdwijnen en de zieke snel en pijnloos ter dood te brengen, weliswaar met alle waarborgen tegen misbruikGa naar voetnoot6. Bedoeld is hier dus actieve euthanasie volgens de huidige begripsinhoud. Wellicht is deze inhoudsverandering te betreuren, immers twee aspecten zijn wezenlijk nieuw. De euthanaserende handeling wordt buiten het stervensproces geplaatst en heeft de uitgesproken intentie de dood van de patiënt te vervroegen. | |||||||
Euthanaserende praktijkenMen denke niet dat wij hier met iets nieuws te maken hebben. De geschiedenis is zelfs reeds oud. De ethische beoordeling ging parallel aan die van de weloverwogen suicide, die in wezen met de vrijwillige euthanasie overeenkomt, met dit verschil, dat euthanasie de medewerking van anderen | |||||||
[pagina 486]
| |||||||
verondersteltGa naar voetnoot7. De strafbaarheid van deze laatsten vormt de inhoud van de recente discussies omtrent de legalisering van euthanaserend handelen. In grote lijnen komen drie standpunten naar voren:
Reeds in de klassieke oudheid richt Hippocrates een dringend appel aan de mediciGa naar voetnoot8. In de beroemde eed vinden wij immers de passage: ‘Ik zal aan niemand, ook niet op zijn verzoek, enig dodelijk geneesmiddel toedienen, noch mij lenen tot enig advies van dien aard’. Hoewel de datering in de 4e eeuw voor onze jaartelling nog een punt van controverse is, blijft deze eed het oudste document gericht tegen euthanasie. De Koische artsen die hem gezworen hebben, beschouwden zich als een elite niet alleen in ethisch en wetenschappelijk opzicht maar ook in hun verbondenheid onderling en met de generatie van hun leermeesters. Deugdzame collegialiteit en vakbekwaamheid moesten steeds het belang en leven van hun patiënten dienen. Dezen te schaden door een zwangere een abortivum toe te dienen of operaties uit te voeren waarin zij niet waren geschoold (met name de steensnede) strookte evenmin met hun ethische opvattingen. Edelstein heeft in dit alles een oorsprong uit de Pythagorese traditie gezien, een visie die vele aanhangers vond, maar ook bestrijders. Het verst hierin is Kudlien gegaan, die in de eedsformule elementen uit de volksethiek wilde zienGa naar voetnoot9. Merkwaardig is dan wel dat de eed in de Grieks-Romeinse oudheid van slechts zeer beperkte betekenis is gebleven en zelfs door Galenus, wiens vele werken toch ook een compilerend karakter hebben, in het geheel niet wordt vermeld (Singer, op. cit.). Volgen wij daarentegen Edelstein, dan behoeft het ons niet te verwonderen; immers alleen de Pythagoreeërs hielden als wellicht enige filosofische school der klassieke oudheid zulk een absoluut respect voor het menselijk leven staande. Ware | |||||||
[pagina 487]
| |||||||
de Hippocratische eed onder Platoonse inspiratie ontstaan, hij zou stellig anders zijn geformuleerd. Een veel grotere invloed op de medische ethiek kreeg de eed in de christelijke en islamitische culturen. Voor de diepgelovige middeleeuwer, vertrouwd met pijn en vroege dood, en levend in de verwachting van de eeuwige zaligheid, was de Hippocratische ethiek geen probleem en zo behoorde euthanasie in de huidige zin van het woord niet tot zijn medische praktijk. Mochten de gedachten aan zelfdoding of de vraag daarom bij hem opkomen, dan werden zij voor duivelse inblazingen gehouden. Reeds de vroege humanisten waren minder leerstellig, al koos Thomas More in zijn Utopia (1518) de dialoogvorm om zijn gedachten over een ideale heidense maatschappij te verwoorden. De ongeneeslijke zieke, ten offer aan een martelend lijden, krijgt bezoek. Dan geven priesters en overheidspersonen hem de raad om, ‘aangezien hij voor alle beroepsplichten van het leven ongeschikt geworden is, anderen tot last en hinderlijk voor zichzelf en zo al zichzelf overleeft, er toch niet bij te volharden zulk een pestilente besmetting langer te laten voortduren en zonder aarzelen in de dood te gaan, wijl het leven voor hem een kwelling is. Veeleer moet hij vol goede hoop van dat bittere leven, als uit een kerker en folter-kamer, óf zichzelf bevrijden óf uit eigen beweging toestaan dat anderen hem daaraan onttrekken. Dat zou een verstandige daad van hem zijn, omdat hij door te sterven niet aan prettige dingen, maar aan marteling een einde zou maken. Maar tevens een vrome en godvruchtige handelwijze, aangezien hij daardoor zou gehoorzamen aan de raadgevingen der priesters, d.w.z. de vertolkers van Gods wil’Ga naar voetnoot10. Het valt te betwijfelen of de inhoud van dit citaat voor More's tijdgenoten veel realiteitswaarde zal hebben gehad. Allereerst beschrijft hij een Utopia met een uitstekende gezondheidszorg, waar velen een hoge leeftijd bereikten, een situatie met de onze vergelijkbaar. Ook de godsdienstige opvattingen zijn geheel aan More's fantasie ontsproten en hij plaatst de euthanaserende praktijken in de uiterst tolerante en pluriforme religiebeleving der Utopiërs. Ervan overtuigd dat hun die een deugdzaam en welbesteed leven leidden het eeuwig geluk wacht, wekte vrees voor de dood hun minachting op. Zelfmoord zonder dat de reden daartoe door priesters of senaat wordt gebillijkt, keuren zij af en het lijk van een zelfmoordenaar wordt zonder erbarmen en achteloos in een moeras geworpen. Stellig merkwaardige taal voor de heilige Morus, die zich in meditatie en gebed op zijn onthoofding voorbereidde. | |||||||
[pagina 488]
| |||||||
De invloed van More's gedachten op de medische praktijk van de komende eeuwen is bij mijn weten nog onvoldoende onderzocht maar zij lijken mij sluimerende. Niet weg te denken immers uit het begin van de 19e eeuw is de romantische sterk filantropisch ingestelde Hufeland, die in een verhandeling over de plichten van de arts (1806) met veel begrip, doch in streng afkeurende zin, schrijft over euthanaserende praktijken zonder evenwel deze term te gebruiken. ‘Als een zieke door ongeneeslijke kwalen wordt gepijnigd, als hij zich zelve de dood toewenst, als zwangerschap ziekte en levensgevaar veroorzaakt, hoe licht kan er, zelfs in de ziel van de beste, de gedachte opkomen: zou het niet geoorloofd, ja zelfs een plicht zijn, die ellendige wat eerder uit zijn lijden te verlossen, of het leven van de vrucht aan het welzijn der moeder te offeren? Hoe zulk een redenering ook aanspreekt, hoe zeer deze zelfs door de stem van het hart wordt gesteund, is zij toch onjuist en een daarop gegronde handelwijze zou ten zeerste verkeerd en strafbaar zijn. Zij doet zelfs het wezen van het arts-zijn teniet. De arts moet en mag niets anders doen dan het leven behouden, of dit nu een geluk of ongeluk is, of het waarde bezit of niet, dit gaat hem niet aan en matigt hij zich eenmaal aan deze overweging tot zijn taak te rekenen, dan zijn de gevolgen niet te overzien en wordt de arts de gevaarlijkste burger in de staat; want is eenmaal deze grens overschreden en acht de arts zich gerechtigd over de noodzakelijkheid van een leven te beslissen, dan is er slechts een graduele progressie nodig om de waardeloosheid en derhalve de onnodigheid van een mensenleven ook op andere gevallen toe te passen’Ga naar voetnoot11 Aan duidelijkheid laat dit citaat niets te wensen over en opmerkelijk is dat euthanasie en abortus in innige samenhang worden gezien. De belangrijkste elementen voor de latere discussies zijn reeds in de citaten uit More en Hufeland te vinden. Alles bijeen lijkt het dus niet ver bezijden de waarheid, te stellen dat vrijwillige euthanasie de geesten steeds heeft beziggehouden maar in onze religieus-christelijke cultuur nooit een grote actualiteit bezat. Bovendien kan men de vraag voorleggen of de artsen van toen ook zuiver medisch gezien wel zoveel behoefte aan euthanaserende praktijken hebben gehad. Tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw werd bij de meest uiteenlopende ziekteprocessen een zeer ruim gebruik gemaakt van aderlaten. Bestudeert men details, dan krijgt men de stellige indruk, dat deze behandeling vaak bewustzijnsverlies deed optreden en bovendien het stervensproces inleidde en verkortteGa naar voetnoot12. | |||||||
[pagina 489]
| |||||||
Voor vele artsen beperkte euthanasie zich evenwel niet tot de stervende patiënt welke hij met medicamenteuze en psychologische middelen evenals verpleegkundige maatregelen bijstond. Men verwachtte van hem ook instructies ten aanzien van de lijkbezorging ter preventie van de schijndood alsmede aandacht voor de nabestaanden. | |||||||
Euthanasie als maatschappelijk verschijnselIn de tweede helft van de 19e eeuw komt in dit alles verandering. Drie factoren lijken daarbij van beslissende betekenis. In het maatschappelijk leven wint het liberalisme snel veld. Zoals De Jong en Post in Handboek der Kerkgeschiedenis (1949) schrijven: ‘Ieder moet in volkomen autonomie onafhankelijk van ieder gezag, in vrije zelfbeschikking doen, wat de rede hem voorschrijft’. Een tweede factor van betekenis is dat de geneeskunde steeds meer gebruik maakte van de vorderingen der natuurwetenschappen. De chloroform-narcose (1846) is een der eerste voorbeelden en deze ontlokt aan de boven reeds genoemde Williams de wat retorische vraag: ‘Als wij de chloroform-narcose bij de geboorte gebruiken, waarom dan niet bij het sterven?’ (Van der Sluis, op. cit.). Ook thans, na meer dan 100 jaren zijn recht op zelfbeschikking en de zogenaamde medische macht elementen die nog steeds de euthanasie-discussie beheersen. Men mene echter niet dat dit de enige factoren zijn die de euthanasie van een uitsluitend theologisch-medisch tot een sociaal probleem hebben gemaakt. Wellicht het belangrijkst is de veranderde rol die dood en sterven in onze samenleving ondergingenGa naar voetnoot13. Beide verdwijnen steeds verder uit het zicht en zeker niet uitsluitend door verdringing zoals men het weleens doet voorkomen. Het is vooralsnog veel meer een passief fenomeen onder invloed van talrijke, elkaar beïnvloedende wijzigingen die onze cultuur onderging.
| |||||||
[pagina 490]
| |||||||
In verband met dit alles mag het geen wonder heten, dat er een steeds grotere maatschappelijke behoefte groeide om de vrijwillige euthanasie ingang te doen vinden en deze te ontdoen van een sfeer van geheimzinnigheid en criminaliteit. | |||||||
Ontaarding der euthanasieHelaas moeten wij vaststellen dat euthanasie in strikte zin, vrijwillige euthanasie dus, niet steeds voldoende scherp wordt onderscheiden van de onvrijwillige vormen, die eigenlijk ten onrechte als euthanasie worden be- | |||||||
[pagina 491]
| |||||||
titeld. Wellicht is de term thanasie, door Michels voorgesteld, nog te tolerantGa naar voetnoot17. Het verleden leert dat ook deze praktijken een reeds lange historie bezitten. Schrijvers uit de klassieke oudheid vermeldden bij primitieve volkeren het soms wreedaardig doden van zieken en ouden van dagen. Ook bij de Grieken waren dezen van hun leven niet zeker. Het doden van onvolwaardige pasgeborenen was bijna gewoonte en werd door filosofen als Plato en Aristoteles zelfs aanbevolen. Hoewel onder christelijke inspiratie ontstane wetten het menselijk leven strikt respecteerden, bleven er toch twistpunten. More's tijdgenoot, Maarten Luther, raadt in de hem eigen krasse taal de vorst van Anhalt aan, een twaalfjarige imbeciele jongen in de Moldau te verdrinken en Hugo de Groot dacht er honderd jaren later nauwelijks anders over. Wij moeten hierbij evenwel bedenken dat beiden aannamen dat waanzinnigen en wangedrochten geen redelijke ziel bezaten, strikt genomen dus geen mensen waren. Dit laatste argument geldt uiteraard niet voor de gewoonte patiënten in een vergevorderd stadium van rabiës (hydrophobia) tussen kussens te ‘smoren’. Stalpart van der Wiel acht dit gebruik ongewenst, overbodig immers, gezien de patiënten toch spoedig sterven (Lindeboom, op. cit.). In 1886 evenwel bezat men te Parijs dat geduld niet. Zoals men in De geschiedenis van San Michele van Axel Munthe kan lezen, werd het op een gegeven moment plotseling stil in het zaaltje waar enkele aan rabiës lijdende en met Pasteurs vaccin niet meer te redden Russen verbleven. Niet gezien zijn actuele maar zijn historische betekenis aan het einde van de vorige eeuw, verdient het sociale darwinisme onze aandachtGa naar voetnoot18. Het heeft niet alleen de euthanasie-gedachte gepropageerd maar helaas ook tot realisering van thans unaniem als onethisch beschouwde praktijken bijgedragen. Het sociale darwinisme past de verworvenheden van de biologische evolutie toe op de socio-economische verhoudingen met als motto Spencer's ‘Survival of the fittest’. Darwin zelf maakte er zich in zijn Afstamming van de Mens trouwens al zorgen over dat de biologische kwaliteit van de mens door toepassing van humanitaire principes zou afnemen. | |||||||
[pagina 492]
| |||||||
In Duitsland was rond de eeuwwisseling Häckel een gezaghebbende verdediger van deze gedachte, met name in zijn Lebenswunder van 1904. Hij schat het aantal ongeneeslijk zieken onder cultuurvolkeren op meerdere miljoenen en stelt dat hun dood onnoemelijk veel leed voor henzelf en hun familie evenals zorg en kosten voor de maatschappij zou wegnemen. Dus, morfine en cyaankali! (Van der Sluis, op. cit.). Het tijdschrift Das Monistische Jahrhundert levert vanaf 1913 enkele jaren het beeld van een levendige discussie, geopend door de ongeneeslijke tuberculosepatiënt Gerkan, die zelfs reeds een uitgewerkt euthanasieprotocol en wetsvoorstel produceert. Hoewel medelijden met de mismaakte of ongeneeslijk zieke patiënten als argument wordt gebruikt, blijken toch eugenetische en socio-economische motieven dikwijls de ware drijfveren: een sociale nuttigheidsmoraal. Velen die in hun jonge jaren Nietzsches werken leerden kennen leefden nog en Spenglers cultuurpessimistische denkwereld appelleerde, na de catastrofaal verloren oorlog met zijn fatale socio-economische consequenties, aan veler gevoelens. Binding en Hoche publiceerden in 1920 Die Freigabe der Vernichtung lebensunwerten Lebens, een omineuze titel. Hun definitie van euthanasie, ‘het vervangen van een pijnlijke door een pijnloze doodsoorzaak’, klinkt wel erg onschuldig (Meerman, op. cit.). Het is echter gelukkig bij discussies gebleven en het is treffend dat vooral juristen en artsen een matigende rol hebben gespeeld (Hoffmann, op. cit.). Een volgende crisis maakte Duitsland door tussen 1933 en 1945 maar dan geregeerd door een totalitair regime. De pseudo-erudiete Hitler en zijn niet minder criminele trawanten vonden in het sociale darwinisme van Häckel en zijn volgelingen inspiratie voor hun euthanastische, eugenetische en vooral racistische denkbeelden die zij in de meest misdadige praktijken realiseerden, zelfs als de holocaust der joden hier buiten beschouwing blijft. Na enkele malen verzocht te zijn euthanasie op zwakzinnige of misvormde kinderen toe te staan, riep Hitler daartoe een administratief apparaat in het leven, dat zich maar al te voortvarend van zijn taak heeft gekweten (Aktion T 4), vooral toen de stroom van oorlogsgewonden toenam en plaatsen in ziekenhuizen moesten worden vrijgemaakt. Ook zonder wetgeving lost een totalitair regime zijn problemen op. Toen echter het verzet van de rooms-katholieke kerk toenam werd de ‘Aktion T 4’ gestaakt. Een in nevelen gehulde ‘wilde euthanasie’ nam zijn plaats in en kostte vele duizenden het levenGa naar voetnoot19. | |||||||
[pagina 493]
| |||||||
LegaliseringAls we het voorafgaande overzien, wordt het begrijpelijk, dat na 1870 spoedig ‘euthanasie-bewegingen’ zijn ontstaan. Zij beantwoordden aan de gesignaleerde en groeiende sociale behoefte en ontvingen vooral steun uit de kringen van journalisten en politici. Meestal was legalisering het doel der beweging. Reeds rond de eeuwwisseling bereikten de eerste wetsvoorstellen de parlementen, doch zonder succes. Dikwijls werden vrijwillige en onvrijwillige euthanasie onvoldoende streng onderscheiden en dit laatste is ook thans nog voor menigeen een belangrijk argument, hoewel niet het enige, om euthanasie in zijn geheel af te wijzen. Met een onderbreking van de Eerste Wereldoorlog werden de activiteiten voortgezet, maar pas in 1935 is in Engeland de ‘Voluntary Euthanasia Legalization Society’ opgericht en in 1938 de ‘Euthanasia Society of America’. Ook gedurende de Tweede Wereldoorlog stagneerden de activiteiten. Herleving zien wij pas in de jaren zestig. De excessen in het Derde Rijk hadden de euthanasie te zeer in opspraak gebracht. In Nederland had het boekje Medische macht en medische ethiek van J.H. van den Berg (1969) een katalyserende functie en ontstonden in 1973 de ‘Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie’ en de ‘Stichting voor Vrijwillige Euthanasie’. Niet minder dan voorheen bestaan er nog steeds grote verschillen van inzicht ook ten aanzien van de vrijwillige euthanasie. Ethische, juridischeGa naar voetnoot20 en legislatieve problemen zijn nog verre van hun oplossing en zullen een consensus bemoeilijken. Moge echter wijsheid het winnen van emotie en eigenbelang als er beslissingen worden genomen die de zwaksten en meest weerlozen van onze samenleving - de ongeneeslijke zieken - treffen. |
|