Streven. Vlaamse editie. Jaargang 54
(1986-1987)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 289]
| |
Streven
| |
[pagina 291]
| |
Vluchtelingen in de wereld II
| |
[pagina 292]
| |
langen worden op overeenkomstige wijze bevorderd. Vietnam is hiervan een goed gedocumenteerd voorbeeld. Centraal-Amerika en de Hoorn van Afrika (Ethiopië, Somalia) zijn niet minder illustratief. Maar de specifieke geopolitieke factoren in dit laatste gebied zijn niet zo bekend. Daarom wil ik wat uitvoeriger ingaan op de rol die de VS en de SU gespeeld hebben in het ontstaan van de massale vluchtelingenstroom aldaar. Het is een case study die de structurele oorzaken van het vluchtelingenprobleem duidelijk aan het licht brengt. | |
Vluchtelingen in de Hoorn van AfrikaAls mensen op de vlucht gedreven worden is dat altijd het gevolg van politieke beslissingen. Nergens is dit duidelijker dan in de Hoorn van Afrika, een gebied in het noordoosten van het Afrikaanse continent dat Djibouti, Ethiopië en de Democratische Republiek van Somalia omvat. Het vluchtelingenprobleem daar is een direct gevolg van de aanslepende burgeroorlog in Ethiopië en van het meer recente conflict tussen Somalia en Ethiopië betreffende de controle van de Ogaden, een woestijngebied waarin olievelden zouden liggen. Neem daarbij de periodieke droogtes die dit gebied treffen en die een impact hebben op de regionale en binnenlandse politiek. Deze drie factoren hangen met elkaar samen, maar elke factor heeft zijn eigen historische oorsprong. | |
1. Eerste Amerikaanse inmengingDe Ethiopiërs situeren het begin van hun politieke geschiedenis in de 10e eeuw v.C. Keizer Haile Selassie beschouwde zich namelijk als een afstammeling van Solomon en de koningin van Sheba. Deze aanspraken gebruikte het Ethiopische Keizerrijk om op grond van historische continuïteit en territoriale integriteit zowel de gewelddadige annexaties in het begin van deze eeuw als de inpalming van Eritrea later te rechtvaardigen. De Eritreeers hebben zich bij die Ethiopische overheersing, die aanvankelijk als een vorm van federalisme was ingekleed, nooit neergelegd. Hun oppositie leidde uiteindelijk tot gewapend verzet. De VS raakten in dit gebied actief betrokken na de Tweede Wereldoorlog. In 1952 steunden zij de annexatie van Eritrea door Ethiopië: op die manier dachten zij hun eigen belangen in het Rode Zee-bekken veilig te stellen. Haile Selassie stond hun toe in Asmara, de provinciehoofdstad van Eritrea, een basis voor geheime militaire informatie (de Kagnew-basis) te bouwen; in ruil daarvoor beloofden de VS militaire hulp aan het Ethiopi- | |
[pagina 293]
| |
sche leger en een groots economisch hulpplan. In de volgende 20 jaar gaven de VS meer dan 400 miljoen $ aan economische en militaire hulp. Militaire adviseurs begeleidden dit pakket. Ethiopië kreeg in deze periode meer Amerikaanse militaire steun dan welk ander Afrikaans land ook. Officieel luidde het dat deze steun Haile Selassie moest helpen ‘de interne veiligheid te bewaren’. Toen in de jaren 60 het verzet van de Eritrese nationalisten intensiever werd, reageerde de regering van Haile Selassie daarop met een hardere repressie. Dat gebeurde met Amerikaanse wapens en militaire assistentie. Daarnaast verzette de feodale oligarchie rond de keizer zich tegen pogingen om het verouderde landbouw- en pachtstelsel te hervormen en de | |
[pagina 294]
| |
boeren in het politieke gebeuren te betrekken. Waren die hervormingen er gekomen, dan had men de hongersnood van 1973-1974, die aan bijna een half miljoen mensen het leven kostte, misschien kunnen voorkomen of beperken. Berichten over een dreigende hongersnood werden door de keizerlijke regering ontkend of gebagatelliseerd. De overheid bleef doof voor de hulpkreten van de verhongerende boeren. Dat leidde uiteindelijk tot de militaire staatsgreep en de val van keizer Haile Selassie in 1974. Door hun onwrikbare steun aan de keizer en hun medeplichtigheid in het verheimelijken van de hongersnood zijn de VS mede verantwoordelijk voor de omvang van deze ramp en voor wat eruit volgdeGa naar voetnoot1. | |
2. Gewapend conflict om de OgadenDe tweede factor in de huidige vluchtelingencrisis in de Hoorn van Afrika is het conflict tussen Somalia en Ethiopië over het Ogaden-gebied. De eerste grensverdragen tussen het Ethiopische (toen Abessinische) keizerrijk en het Britse en Italiaanse Somaliland dateren van 1897. In 1908 werd de grens tussen Ethiopië en de Italiaanse bezittingen vastgelegd: de Ogaden met zijn stammenbevolking viel voortaan onder Ethiopië. Sinds zijn onafhankelijkheid in 1960 heeft de Democratische Republiek Somalia die het grondgebied van het vroegere Britse en Italiaanse Somaliland in zich verenigt, stelselmatig geweigerd die vroegere grenzen te aanvaarden. Zij wil de Somali-volkeren uit West-Somalia en Oost-Ethiopië in één groot Somalia herenigen. In haar ogen is ‘West-Somalia’ door Ethiopië ‘bezet’ en het moet ‘gedekoloniseerd’ worden: een streven naar ‘zelfbeschikking’, te vergelijken met de strijd van het Saharaanse volk voor een onafhankelijke staat (Polisario) in de Westelijke Sahara. Deze stelling is wel in tegenspraak met de officiële positie van de Organisatie van Afrikaanse Staten, die zich in de Kaïro-resolutie van 1964 kantte tegen de herziening van grenzen die vastgelegd waren voor de Afrikaanse staten onafhankelijk werden. Aanvankelijk verzocht de Westers gezinde regering van Somalia de VS om militaire steun. Toen de VS, die sterke bindingen hadden met Ethiopië, daarop niet ingingen, ging Somalia bij de Sovjetunie aankloppen. Het Ethiopië-Somalia-conflict werd door de VS beschouwd als een verlengstuk van het Oost-West-conflict. En Ethiopië kreeg dus nog meer belang als basis van waaruit de Westerse belangen in Afrika en de Arabische Golf | |
[pagina 295]
| |
tegen de Sovjet-dreiging verdedigd moesten worden. De Ethiopische regering van haar kant gebruikte de VS om haar aanspraken op Eritrea in het noorden en de Ogaden in Somalia te consolideren. Na de hongersnood van 1973 en 1974 kwam het tot een herschikking van de machtsverhoudingen in de Hoorn. De ontwikkeling van de communicatietechnieken had het strategisch belang van de Kagnew-basis in Asmara verminderd. De VS bouwden een nieuwe basis op het eiland Diego Garcia. Toen in 1974 Haile Selassie ten val kwam, knoopten zij al gauw zakelijke betrekkingen aan met de nieuwe regering, de ‘Dergue’. Die telde verschillende topfiguren die in de VS waren opgeleid. In hun poging om de Dergue aan hun kant te houden bleven de VS voor militaire steun en opleidingsprogramma's zorgen. In 1977 echter veranderde de situatie volledig. De nieuwe regeringsleider, Mengistu Haile Mariam, consolideerde zijn macht binnen het militair apparaat en deels ook om radicaal links de wind uit de zeilen te nemen, maakte hij de weg vrij voor nauwere relaties met de Sovjetunie. De VS reageerden met een vermindering van hun militaire hulp. Op haar beurt liet de Dergue alle VS-installaties sluiten. Op 27 april staakten de VS alle wapenleveranties en bevoorrading aan Ethiopië. Twee maanden later verklaarden zij zich ertoe bereid wapens te verkopen aan Somalia en Soedan. Midden 1977 kwam aldus een einde aan de bijna 30 jaar oude alliantie tussen de VS en Ethiopië. Het gevolg was een heropflakkering van het dispuut tussen Somalia en Ethiopië. In januari 1977 reeds had Soedan met de goedkeuring van Egypte en Saoedi-Arabië zijn steun aan de Eritrese separatisten hernieuwd. In juni lanceerde Somalia de oorlog in de Ogaden, blijkbaar in de verwachting een gemakkelijke overwinning te zullen behalen op Mengistu's leger, dat had af te rekenen met dissidente troepen in Eritrea en langs de grens met Soedan. Bovendien voelde Somalia zich gesterkt door de hulp van Saoedi-Arabië en de verzekering van de VS dat zij zich niet tegen het avontuur in de Ogaden zouden verzetten. Maar het viel anders uit. Ethiopië vroeg de Sovjetunie en Cuba om hulp. Op hetzelfde ogenblik protesteerde Kenia met klem tegen de verscheping van Westerse wapens naar Somalia, die ook wel eens tegen haar grensgebieden gekeerd zouden kunnen worden. Ook andere Afrikaanse landen waren tegen Somalia's agressie gekant. Met als resultaat dat de VS en andere Westerse landen Somalia nog maar in beperkte mate steunden. Maart 1978 dreven Ethiopische troepen met Russische wapens en Russische en Cubaanse militaire adviseurs het Somalisch leger terug tot in de grensgebieden. Maar daarmee was de oorlog voor de ‘bevrijding’ van de Ogaden niet afgelopen. De gevechten tussen Somalische guerrillatroepen, gesteund door de Soma- | |
[pagina 296]
| |
lische regering, en het Ethiopische leger duren voort tot op de dag van vandaag. Het gros van de ongeveer 1 miljoen vluchtelingen in de kampen van Somalia zijn mensen die in de jongste vier jaar de Ogaden ontvlucht zijn. | |
3. Van regionaal conflict tot Oost-West-conflictDe vluchtelingencrisis in de Hoorn van Afrika is het gevolg van een uiterst complexe aaneenschakeling van gebeurtenissen. Haar verre oorsprong is te zoeken in de expansiedrang van het Ethiopisch/Abessinische keizerrijk in het begin van deze eeuw en in de koloniale penetratie in de regio. Daarnaast is ze te wijten aan de strijd van de volksgroepen in de Hoorn: Ethiopiërs die nog steeds van een keizerrijk dromen, Somalische stammen die een identiteit en een levenswijze in stand trachten te houden die onverbrekelijk verbonden is met de kwetsbare ecologie van de woestijn. Maar de crisis is niet te begrijpen als we geen rekening houden met de rol die buitenlandse machtern erin hebben gespeeld. De VS steunden het Ethiopische keizerrijk om hun eigen veiligheidsbelangen in de Hoorn van Afrika te behartigen. Toen het feodale systeem uiteen viel, was de opkomst van een populistisch bewind onvermijdelijk. Het Somalisch avontuur in de Ogaden was maar mogelijk omdat Somalia verwachtte dat de VS haar tegen de Ethiopiërs zou steunen, een verwachting die steunde op het strategisch belang van Somalia voor de VS in de bescherming van de scheepvaartroutes in de Golf. Wat tot een klein regionaal conflict met geringe impact op de binnenlandse bevolking beperkt had kunnen blijven, draaide uit op een regionale oorlog die het hele gebied heeft gedecimeerd. De voornaamste redenen daarvoor liggen niet in het gebied zelf, maar bij de supermachten die zich in het conflict mengden. De vluchtelingencrisis in de Hoorn van Afrika is verre van opgelost. Niet alleen blijven deze bevolkingen nog altijd marionetten in de strijd van hun eigen elites om de controle over de rijkdommen en bezittingen van hun land, maar die elites hebben maar weinig in te brengen tegen de grote mogendheden, die de Hoorn van Afrika zien in het raam van het Oost-West-conflict. Zelfs de hulpprojecten voor de vluchtelingen moeten in dit perspectief gezien worden, als een zoveelste element in de strijd van de twee groten om de Hoorn in hun greep te krijgen. Regeringen die de vluchtelingen voedselhulp en financiële hulp verschaffen, hebben een dubbele bedoeling: zij willen hulp verlenen aan mensen in nood, maar dat komt maar op de tweede plaats; in de eerste plaats willen zij hun positie versterken in de Hoorn van Afrika. | |
[pagina 297]
| |
Een Nieuwe Internationale Orde‘Het beste wat men voor een vluchteling kan doen (...) is hem de kans te bieden om thuis te blijven. Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft het vluchtelingenprobleem zich verplaatst van Europa naar de ontwikkelingslanden, waar nu 95% van alle vluchtelingen leeft. Door die verschuiving ontstaat het gevaar dat de geïndustrialiseerde landen de vluchtelingen als een probleem van de Derde Wereld afdoen. Maar het probleem is veel omvattender. Het is een van de symptomen van onze ontregelde samenleving, van de diepe morele en geestelijke crisis van een wereldbeschaving die de toestanden waaruit steeds nieuwe vluchtelingen voortkomen, tolereert. Zolang wij de onderliggende oorzaken van het symptoom niet aanpakken, zullen wij met dit permanente nevenverschijnsel van onze wereldorde moeten leven. Die diepere oorzaken zijn structureel van karakter. Zij liggen diep in de heersende instellingen en praktijken van ons wereldsysteem verankerd en kunnen daar niet van losgemaakt worden. Symptomatisch voor deze structurele ontregeling is de afwezigheid van een operatief internationaal orgaan dat mondiale conflicten kan oplossen, mensenrechten kan beschermen die door nationale regeringen in het gedrang worden gebracht, en internationale samenwerking kan bevorderen. Zelfs de meest optimistische waarnemers verwachten niet dat zulk een instituut spoedig of vanzelf werkelijkheid zal worden, maar het verdere bestaan van de menselijke samenleving vergt een niet aflatende inspanning om dit doel te verwezenlijken. Waarom is de wereldgemeenschap niet in staat de diepere oorzaken van het vluchtelingenprobleem aan te pakken? Het antwoord ligt misschien in de tendens om de heersende sociale systemen te legitimeren en vragen over de premissen van die systemen van de hand te wijzen. Zo handelen de heersende wereldmachten nog steeds vanuit een wereldbeeld van voor de Tweede Wereldoorlog. Zij zijn geneigd belangrijke verschuivingen in de economische en politieke systemen van de wereld en in de relaties tussen de grote en kleine machten te negeren. Dit heeft tot gevolg dat het antwoord van de VS én de SU op de toenemende interdependentie en integratie van de economische en politieke wereldsystemen grotendeels beperkt blijft tot ideologische belangen en veiligheidsoverwegingen. Vandaar dat | |
[pagina 298]
| |
zij zich verzetten tegen de meeste institutionele initiatieven en acties die deze problemen en nieuwe dimensies zouden kunnen behandelen. Drie andere factoren maken creatieve veranderingen nog moeilijker. 1. De huidige depressie in de wereldeconomie brengt over de hele wereld fundamentele veranderingen teweeg in de produktie- en vraagpatronen. Zij kan enkel opgelost worden door de gezamenlijke actie van de geïndustrialiseerde landen, in samenwerking met de ontwikkelinglanden. Naarmate de economische crisis intussen verergert, wordt de toestand van de armen nog benarder. 2. Zowel de VS als de SU zijn druk bezig met de militarisering van de internationale politiek en met de oprichting van nationale veiligheidsstaten in heel de Derde Wereld. 3. Het logische maar ondoordachte gevolg daarvan is dat, met de intensifiëring van het Oost-West-conflict, beide grootmachten zich bijna helemaal teruggetrokken hebben uit internationale of regionale instellingen voor coöperatie. Nieuwe initiatieven voor mondiale samenwerking werden geblokkeerd, behalve wanneer het om militaire allianties ging. Vooral de VS hebben zich daaraan schuldig gemaakt. In 1983 weigerden zij de Law of the Seas Conference te ondertekenen, hoewel ze daarover bijna tien jaar lang mee hadden onderhandeld. De Reagan-administratie heeft bewust campagne gevoerd tegen de Verenigde Naties. Bijna in hun eentje blijven de VS onderhandelingen over problemen in de wereldeconomie blokkeren. De SU van haar kant heeft nooit een goed werkend wereldorgaan ten voordele van de landengemeenschap gesteund. Het Oost-West-conflict heeft aldus de landen van de wereld zodanig gepolariseerd dat ideologische belangen en veiligheidsoverwegingen institutionele veranderingen in de heersende wereldsystemen nu uitermate moeilijk maken. De belangrijkste vluchtelingenstromen zijn direct of indirect het gevolg van dit conflict. Zolang we niet beseffen dat vluchtelingen geen alleenstaande enkelingen zijn, maar slachtoffers van machten die meestal van ver buiten hun landsgrenzen opereren, vinden we voor hun problemen geen adequate en definitieve oplossing. | |
Het vluchtelingenbeleid van de VSOndertussen moeten zij wel onmiddellijk worden geholpen. Internationale afspraken, vastgelegd in het VN-Protocol, hebben hun bepaalde ‘rechten’ gegeven. Het voornaamste daarvan is natuurlijk het asielrecht, dat hun, als zij aan de voorwaarden van het vluchtelingenstatuut voldoen, niet ontzegd kan worden. Het land waar zij terechtkomen, moet hen opnemen. | |
[pagina 299]
| |
Maar zij kunnen ook verder willen, naar een derde land. Dat gebeurde meestal met de Europese vluchtelingen na de Eerste Wereldoorlog. Nu echter lijkt dit voor de meeste vluchtelingen, die voor het merendeel uit de ontwikkelingslanden komen en ‘niet-blank’ zijn geen adequate oplossing. De ontwikkelde landen weigeren grote aantallen vluchtelingen uit ontwikkelingslanden op te nemen, omdat de meesten onder hen niet over de nodige vaardigheden beschikken om zich aan de geïndustrialiseerde economie aan te passen. Vaak komt dit neer op een weinig subtiele vorm van raciale discriminatie, wat uitdrukkelijk door het VN-Protocol verboden wordt. De VS zijn een traditioneel toevluchtsoord voor vluchtelingen. Toch is hun beleid en hun geschiedenis op dit gebied ambigu. In de periodes na de beide wereldoorlogen zochten duizenden Europeanen asiel en een beter leven in de VS. Ook vandaag nog vragen mensen die op de vlucht zijn voor repressieve regimes asiel aan in de VS, maar de druk om hun de toegang te ontzeggen neemt toe. In het vluchtelingenbeleid van de VS moeten we onderscheid maken tussen de behandeling van mensen die zich in de VS als derde land willen vestigen, en die van vluchtelingen voor wie de VS het eerste asielland is. Met uitzondering van de Cubaanse vluchtelingen in het begin van de jaren 80, zijn de VS bijna altijd het ‘derde land’ van hun uiteindelijke bestemming geweest. Het beste voorbeeld hiervan zijn de 600.000 Zuidoostaziatische vluchtelingen die sinds de val van Saigon in 1975 naar de VS zijn gekomen. Recente veranderingen in de tekst en in de toepassing van de vluchtelingenwet hebben tot een beperking geleid van het aantal vluchtelingen dat zich in de VS mag vestigen. Tot in 1980 konden zij in de VS binnenkomen op de ‘parole authority’ van de minister van justitie. De nieuwe vluchtelingenwet die eind 1980 werd goedgekeurd, heeft die autoriteit afgeschaft en meer macht gegeven aan de Immigratie en Naturalisatie Dienst (INS). In het belastingjaar 1981 b.v. voorzagen de VS 168.000 plaatsen voor Zuidoostaziatische vluchtelingen. In 1983 waren er dat nog 100.000, waarvan er 73.000 werden opgevuld. In 1984 waren er nog maar 64.000 voorzien. Alhoewel het aantal vluchtelingen die via Thailand naar de VS willen komen, weer toeneemt, lijken de VS-ambtenaren in samenwerking met de plaatselijke overheden hun vaak op louter arbitraire gronden de status van vluchteling te weigeren. Zij schenden daardoor zowel de richtlijnen van het parlement als die van het INS. Het debat over wie wel en wie niet een ‘wettig vluchteling’ is, houdt dus wel meer in dan het gekibbel over definities waar we het in ons vorig artikel over hadden. De kwestie van het ‘eerste asiel’ bezorgt de VS nog meer kopzorgen. De | |
[pagina 300]
| |
laatste jaren zijn er massa's Haïtiaanse en Centraalamerikaanse vluchtelingen in de VS beland. De meesten zijn ‘eerste asiel’-gevallen, zoals de 125.000 Cubanen (de Mariel exodus) en de bij benadering 12.000 Haïtianen die in 1980 arriveerden. Een rapport uit 1981 schatte het aantal Centraalamerikaanse vluchtelingen in het district Washington op 75.000. Daarvan hadden er slechts 1.500 een wettelijke status; de overigen waren illegale asielzoekers. De aanwezigheid van ‘illegale vreemdelingen’, waarvan de meesten aanspraak maken op de status van vluchteling, is de voornaamste bekommernis geworden van beleidsbeslissingen inzake vluchtelingen- en immigratiewetten. Waarschijnlijk heeft de controverse rond de ‘eerste asiel’-kwestie met twee dingen te maken. Eerst en vooral met het feit dat de buitenlandse politiek van de VS in het westelijk halfrond gebaseerd is op de overtuiging dat ‘eerste asielzoekers’ eerder uit economische motieven naar de VS vluchten dan uit angst voor vervolging. Zo kan de VS-regering abstractie maken van het feit dat de militaire steun die zij verleent aan de landen waar de meeste van die vluchtelingen vandaan komen, zoals El Salvador, Haïti en Guatemala, bijdraagt tot hun vlucht. Vervolgens heeft deze controverse te maken met het feit dat veruit de meeste asielzoekers kleurlingen zijn en vooral armen: een goede reden om hen als ‘economische vluchtelingen’ te bestempelen, een categorie die niet in het VN-Protocol wordt vermeld. De vluchtelingenwetten van de VS nemen grotendeels de bepalingen over die in het VN-Protocol van 1967 zijn vastgelegd. Het Protocol verbiedt uitdrukkelijk de deportatie van vluchtelingen naar een grensgebied waar hun leven of vrijheid zou worden bedreigd, en bepaalt dat het vluchtelingenstatuut zonder discriminatie van ras, religie of asielland moet worden toegekend. De huidige Administratie heeft het bijzonder lastig om dit zonder enige ‘politieke’ restrictie te aanvaarden. Zo zijn de VS hun plicht als eerste asielland wel nagekomen tegenover de Cubanen en - in mindere mate - tegenover de Nicaraguanen, wanneer dit met hun eigen belangen scheen te stroken. Maar de Haïtianen en Salvadorianen werden om geopolitieke redenen vaak geweigerd. In 1982 bij voorbeeld, werden ongeveer 143.000 asielaanvragen bij de Amerikaanse overheid ingediend. Over 11.548 aanvragen werd uitspraak gedaan; in 2/3 van de gevallen werd geoordeeld dat de ‘vrees’ van de aanvrager ongegrond was. Zoals Elliot Abrams, onderminister voor mensenrechten en humanitaire aangelegenheden, het uitdrukte: ‘Het is niet voldoende vast te stellen dat het land waar de vluchteling vandaan komt, repressief, gewelddadig of arm is. Je moet kunnen aantonen dat jij zelf als individu vervolgd wordt - om je religie, je ras, of wat dan ook’. Zo kun | |
[pagina 301]
| |
je moeilijk de ideologische en raciale tendensen in de vluchteling - en asielwet over het hoofd zien. In 1975-76 b.v., het laatste jaar waarover gegevens beschikbaar zijn, werd aan 96% van de aanvragers die uit rechtse landen kwamen de vluchtelingenstatus geweigerd, terwijl 95% van de aanvragers die uit communistische landen kwamen asiel kregen. Uit Afrika, waar ongeveer de helft van alle vluchtelingen leeft, worden jaarlijks slechts 3.000 vluchtelingen toegelaten. Dat kleine aantal wordt gemotiveerd door de redenering: 1. Afrika zorgt zelf voor zijn vluchtelingen. 2. De Afrikanen zijn meestal plattelandsmensen die zich moeilijk aan het leven in de VS zouden kunnen aanpassen. 3. De VS verlenen substantiële hulp aan vluchtelingen in Afrika. Er zitten nog andere discriminerende aspecten vast aan het Amerikaanse beleid t.a.v. niet-blanke vluchtelingen, met name Haïtianen en Centraalamerikanen. De Reagan-Administratie ondermijnt vaak hun wettelijke bescherming en tracht hun de toegang tot het gerecht te verhinderen; ze heeft Haïtiaanse boten met vluchtelingen in volle zee onderschept; ze heeft Haïtianen in de gevangenis opgesloten hoewel zij van geen enkele misdaad beschuldigd werden; ze heeft Salvadoriaanse asielzoekers naar El Salvador teruggestuurd, die bij hun terugkeer werden gedood. Uit dit alles blijkt dat het vluchtelingenbeleid van de VS 1) eerder door doelstellingen van buitenlandse politiek dan door humanitaire motieven wordt geïnspireerd; 2) vaak op een tendentieuze en arbitraire wijze wordt uitgevoerd, zonder al te veel respect voor de noden en angsten van de individuele aanvrager. De VS hebben wel degelijk een verantwoordelijkheid t.a.v. de eerste asielzoekers uit Centraal-Amerika, net zoals zij nog steeds aansprakelijk zijn voor de situatie in Vietnam die nog altijd nieuwe vluchtelingenstromen in Zuidoost-Azië veroorzaakt. Vele gemeenschappen en gezinnen in de VS zijn uitermate vrijgevig geweest met hun steun voor de vluchtelingen, maar bij velen komt er sleet op hun medelijden. Wat we voor hen ook kunnen doen, de beste oplossing is natuurlijk ervoor te zorgen dat zij thuis kunnen blijven. Vooral dat zou een van de doelstellingen van de Amerikaanse buitenlandse politiek moeten zijn. | |
Maar welke oplossingen?Het totaal aantal vluchtelingen in de wereld is vandaag misschien niet groter dan in het verleden. Toen b.v. India in 1947 opgedeeld en onafhankelijk werd, waren er zeker evenveel, indien niet méér ontheemden. Maar tegenwoordig wordt het vluchtelingenprobleem in sommige opzichten | |
[pagina 302]
| |
steeds kritieker. De geïndustrialiseerde landen, die met hun eigen werkloosheidsproblemen en militaire prioriteiten geconfronteerd worden, gaan vluchtelingen steeds meer als een probleem van de Derde Wereld beschouwen, een zoveelste aanwijzing dat de ontwikkelingslanden niet in staat zijn hun binnenlandse moeilijkheden op een ‘beschaafde’ wijze op te lossen. Zo echter schuift men de schuld nog maar eens op de slachtoffers en komt er steeds minder sympathie en geld voor de ontheemden, de thuislozen en de vluchtelingen. Bovendien weigert men daardoor de realiteit en zijn eigen verantwoordelijkheid onder ogen te zien. Zoals ik hoop hier te hebben laten zien, zijn de grootste vluchtelingengroepen in de wereld vandaag direct of indirect het gevolg van de verrichtingen van de geïndustrialiseerde landen, vooral van de grote mogendheden. Het niet erkennen van dit feit verergerd alleen maar de nu al kritieke situatie van de vluchtelingen. Die kritieke situatie stelt ons voor verschillende uitdagingen. 1. De internationale conventies en documenten die het begrip ‘vluchteling’ definiëren, moeten worden herwerkt en opnieuw geformuleerd, zodat ze beter aan de huidige situatie beantwoorden. Hoewel zulke conventies en documenten in het beste geval maar een omschrijving van het begrip ‘vluchteling’ geven, die voor regeringen acceptabel is, is een beter begrip van hun beperkingen en tekortkomingen (waarop ik in mijn vorige artikel gewezen heb) een eerste stap tot hun verbetering. 2. We moeten de diepere oorzaken van het vluchtelingenprobleem opsporen en daaraan moeten we werken. Mijn analyse suggereert dat deze oorzaken in het huidige internationale systeem te zoeken zijn. Dat systeem, dat door een toenemende interdependentie en integratie wordt gekenmerkt, is gepolariseerd rond het Oost-West-conflict. De ideologisch verdeelde VS en SU, die zich vooral om hun nationale veiligheid bekommeren, verhinderen samen het ontstaan van nieuwe instellingen en ondernemingen die de mondiale economische en politieke problemen zouden kunnen behandelen. Er bestaat geen blauwdruk voor dergelijke instellingen, maar zij zijn de sleutel tot de verandering van het huidige systeem. 3. Alle initiatieven die het huidige wereldsysteem willen veranderen, moeten zich laten inspireren en oriënteren door wat de vluchtelingen zelf ons te vertellen hebben. Zoals Pro Mundi Vita het eens uitdrukte in een nummer over het vluchtelingenprobleem (dossier 16): ‘Een vluchteling leeft in een niemandsland, waar de schemering van voorbije dromen geleidelijk in schaduwen verandert, en waar verwachtingen vervagen. Een vluchteling houdt gewoonlijk niet veel over - tenzij een zee van tijd om te wachten op een onzekere toekomst. Het is deze onzekerheid die ondraaglijk wordt, die ontmenselijkt, en die naar oplossingen vraagt’. De stemmen van de vluch- | |
[pagina 303]
| |
telingen roepen ons vanuit dat niemandsland. In hun spoedeisende vlucht schreeuwen zij om voedsel, beschutting en bescherming. Zodra er enig licht in hun situatie lijkt te komen, willen zij een nieuw leven beginnen, door naar hun vaderland terug te keren of door zich elders te vestigen. Maar uiteindelijk verlangen zij nog meer van ons. Zij doen een beroep op ons om de poltieke en economische structuren die hen tot hun vlucht dwongen, te veranderen.
Nvdr. Het artikel over een ervaring in Palestijnse vluchtelingenkampen, dat we vorige maand in het vooruitzicht stelden en dat we bij bovenstaand artikel hadden willen laten aansluiten, hebben we even moeten uitstellen. |
|