Streven. Vlaamse editie. Jaargang 53
(1985-1986)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 673]
| |
Streven mei 1986 | |
[pagina 675]
| |
Naar een Afrikaans concilie
| |
HistoriekSedert de conferentie van Bandoeng (1955) is de Derde Wereld in beweging gekomen. De drang naar politieke onafhankelijkheid, culturele ontvoogding en politieke inspraak op internationaal vlak werd er begroet als een ‘teken des tijds’ dat op korte termijn het wereldtoneel van gedaante zou doen veranderen. Europa werd zich ervan bewust dat het niet langer het centrum van de wereld zou blijven waar alles werd beslist en gewogen volgens de normen van zijn traditie. Er werd een nieuwe taal gesproken; nieuwe, of althans door Europa vergeten waarden traden op de voorgrond. Het recht om anders te zijn, te denken en te handelen kwam weer ter sprake. | |
[pagina 676]
| |
Een jaar later, in 1956, publiceerde een groep jonge Afrikaanse priesters in Parijs een markant boek: Des prêtres noirs s'interrogent. Fundamentele vragen aan het christendom werden er gesteld door priesters die hun Afrikaanse identiteit en verantwoordelijkheid in de kerk ten volle wilden beleven. Toen Joannes XXIII in januari 1959 een Oecumenisch Concilie afkondigde, bracht dat, onder impuls van enkele katholieke intellectuelen, zoals Alioune Diop uit Senegal en Georges Ngango uit Kameroen, een algemene bewustwording van de christelijke intelligentsia op gang. Er werden congressen gehouden, er verschenen publikaties en moties waarin kenbaar gemaakt werd wat Afrika van het Concilie verwachtte. In april 1962 werd in Fribourg het 7e Congres van de katholieke Afrikaanse studenten gehouden. Het slotcommuniqué daarvan blijft nog altijd het citeren waard: ‘Constaterende dat Afrikaanse bisschoppen voor het eerst deel gaan hebben aan belangrijke beslissingen in de Kerk, in het kader van een Oecumenisch Concilie; Overwegende dat het christendom tweeduizend jaar lang bijna uitsluitend in het Westen tot ontwikkeling is gekomen en in zijn historische gestalte, zijn instellingen, zijn theologie, liturgie en spiritualiteit sterk getekend is door de Grieks-latijnse cultuur; | |
[pagina 677]
| |
De ‘Société Africaine de Culture’ stuurde A. Diop en G. Nnango naar Rome om de paus de wensen en suggesties van de Afrikaanse Kerk voor het Concilie en voor de toekomst voor te leggen. Bij het begin van het Concilie, in 1963, publiceerde een groep Afrikaanse priesters en leken onder de titel Personnalité africaine et catholicismeGa naar voetnoot2 een bundel artikelen, waarin zij hun zorg en hun ideeën over een authentiek Afrikaans christendom duidelijk tot uitdrukking brachten. ‘Aan de vooravond van het Oecumenisch Concilie is de wezenlijke vraag voor ons de volgende: Welke plaats hebben, welke plaats krijgen in de toekomst de Afrikaanse christenheden in het universele christendom? Hoe staat het christendom tegenover niet-Europese culturen?’ Ondertussen leidde de interne dynamiek van het Concilie tot een vernieuwde visie op de kerk. Niet de instelling, de organisatie, de hiërarchische ordening, laat staan de romeinse centralisatie, kwamen eerst, maar het ‘Volk van God’ dat in de mensengeschiedenis ‘onderweg’ is: een kerk gevormd door talloze gemeenschappen van mensen, mensen van verschillende culturen. Een van de voornaamste verworvenheden van het Concilie was de herontdekking van de realiteit van de lokale kerken, die in een legitieme verscheidenheid van riten en geloofsuitdrukking de ene, universele Catholica vormen. Daarmee werd ook de vraag naar een Afrikaans gelaat van het christendom gesteldGa naar voetnoot3. Later, in december 1982, zou Kardinaal B. Gantin (Dahomey, op het ogenblik Prefect van de Congregatie voor de Bisschoppen), zelfs verklaren dat er in de wandelgangen van het Concilie al sprake was geweest van een Afrikaans Concilie. Na het Concilie kwam de definitieve doorbraak van wat het conciliedecreet Ad Gentes had aangeduid als het wordingsproces van de jonge lokale kerken. In dat overleg en de oriëntering van het algemene kerkbeleid, in Synodes en dgl., gingen de stem van hun vertegenwoordigers en hun vernieuwende inbreng steeds zwaarder doorwegen. Na de Vierde Gewone Synode, over de Evangelisatie in de wereld van vandaag, legden de Afrikaanse bisschoppen een ophefmakende verklaring af. Zij drukten het verlangen van de Afrikanen uit, voortaan zelf de leiding van hun kerk in een continent in volle ontwikkeling in handen te nemen; zij pleitten voor een geïncultureerd christendom, gebaseerd op het mysterie van de menswording en | |
[pagina 678]
| |
rekening houdend met de authentieke waarden van de traditionele Afrikaanse godsdiensten; zij spraken hun pastorale zorg uit voor de meer dan 200 miljoen Afrikanen die nog nooit van de evangelische boodschap hebben gehoord; zij hadden woorden van bemoediging voor de duizenden missionarissen uit de zuster-kerken, die het in de huidige mutatie soms moeilijk hebben nog zin te geven aan hun missionaire zendingGa naar voetnoot4. Het aloude theologische probleem van de verhouding tussen geloof en geschiedenis, tussen geloof en cultuur werd aldus in nieuwe termen gesteld. Zoals Paulus VI schreef in zijn postsynodale exhortatie Evangelii Nuntiandi (1975, no 20): ‘De breuk tussen evangelie en cultuur is ongetwijfeld het drama van onze tijd’. En dat is iets waarvan de theologie en de pastoraal in Afrika zich erg bewust zijn. Internationale congressen en studieweken in de voornaamste Afrikaanse centra volgen elkaar op om verschillende aspecten van dit probleem te behandelen. In september 1977 wordt onder de inspirerende leiding van de ‘Société africaine de Culture’ in Abidjan (Ivoorkust) een congres gehouden over het thema: ‘Civilisation noire et Eglise catholique’. Een van de eindconclusies vraagt uitdrukkelijk een Afrikaans concilie. Enkele maanden later verschijnt in Parijs het eerste nummer van een bulletin: Pour un Concile africain. De idee wekt in Europese en Romeinse kringen zowel interesse als argwaan. Steeds onder de bescherming van de ‘Société africaine de Culture’ ondernemen drie Afrikaanse theologen een rondreis door Frankrijk en België. Abbé Bimwenyi, toenmalig algemeen secretaris van de Zaïrese Bisschoppenconferentie, en de twee jezuïeten Hebga en Ossama uit Kameroen, geven tussen 22 november en 4 december 1981 in Parijs, Lyon, Brussel en Leuven, een reeks conferenties om de juiste draagwijdte van het project toe te lichten. Kardinaal Zoungrana (Burkina Faso, vroeger Opper-Volta), toenmalig voorzitter van de SCEAM zegt hun zijn steun toe en stelt een studiecommissie in om de aard en de opportuniteit van een dergelijk concilie te onderzoeken. De oecumenische vergadering van de Afrikaanse theologen, gesticht in Accra in december 1977 als de Afrikaanse sectie van de Vergadering van de Derde Wereld-theologen, steunt het project. Zoals ik in het begin al zei, wordt bij het eerste bezoek van Paus Joannes Paulus aan Afrika in 1980 het plan ter sprake gebracht door de Zaïrese bisschoppen, die in 1983, bij hun bezoek ‘ad limina’ erop terugkomen. We weten al dat de paus er gunstig op reageerde, maar aandrong op | |
[pagina 679]
| |
een breed overleg met alle Afrikaanse kerken en verbondenheid met Rome en de universele kerk. Tijdens de Gewone Synode over Verzoening en Boete in oktober 1983 vergadert de Afrikaanse bisschoppendelegatie onder leiding van Kardinaal Zoungrana en onderzoekt het project van het Afrikaans concilie. Sommigen zouden liever spreken van een ‘Synode africain’, maar de bisschoppen geven de voorkeur aan de formule ‘Concile africain’. Een werkdocument wordt uitgewerkt door het theologisch comité van de SCEAM in november 1983; het wordt aan alle bisschoppenconferenties van Afrika en Madagascar gestuurd. In juli 1984 staat het project op de dagorde van de 7de Algemene Vergadering van de SCEAM in Kinshasa. Vooraf, in april 1984, hadden de katholieke theologen van de Association oecuménique des théologiens africains (AOTA), zich erover beraden. Sedertdien wordt het overleg voortgezet in de verschillende bisschoppenconferenties van Afrika en Madagascar. Een uiteindelijke principiële beslissing is nog niet gevallen. Maar de korte historiek van de verschillende etappes laat duidelijk zien dat de idee niet uitgaat van een abstracte wens, maar gegroeid is uit een pastorale en kerkelijke bekommernis. Zowel kerkleiders als leken in Afrika zijn zich ervan bewust een beslissend moment van hun geschiedenis te beleven, een tijdswende met alle verschuivingen en veranderingen vandien: nieuwe opties en nieuwe wegen naar morgen, zowel op het gebied van de evangelisatie, de pastorale methodes als op dat van de kerkstructuren die het leven moeten steunen en bevorderen. De vraag die zowel de theologie als de pastoraal zich stelt is deze: in hoeverre zijn de concrete Afrikaanse mensen, levend in hun socioculturele wereld, werkelijk door het evangelie geraakt, in hoeverre hebben zij Christus werkelijk ontmoet in de volheid van diens blijde boodschap met al haar verlossende en bevrijdende eisen? Verschillende Afrikaanse landen vierden of vieren deze jaren de eerste eeuw van hun evangelisatie. Balansen worden opgemaakt van de resultaten, de open gebleven vragen en de nieuwe problemen in verband met de toekomst van het christendom in een naar ontwikkeling en bevrijding strevend AfrikaGa naar voetnoot5. De traditionele Afrikaanse godsdiensten zijn niet dood. De islam ontplooit in Afrika een grote aantrekkingskrachtGa naar voetnoot6. Christelijke Afrikaanse sekten en vrije christelijke kerken zijn er met duizendenGa naar voetnoot7. De uit | |
[pagina 680]
| |
het Oosten en Europa komende mystiek- filosofische bewegingen zoals Rose-Croix, Mahikari, Graal e.a. vinden vooral onder jonge intellectuelen veel aanhang. Maar ook in verschillende katholieke milieus heerst een klimaat van creativiteit. Men zoekt naar concrete vormen van inculturatie in de liturgie en het religieuze leven. Men bewandelt nieuwe wegen in de pastoraal: kleine kerkgemeenschappen ontstaanGa naar voetnoot8, er wordt gezocht naar een herverdeling van de kerkelijke ambtenGa naar voetnoot9. Vele lokale kerken in Afrika en Madagascar geven blijk van een dynamische en jonge vitaliteit en willen beslist hun toekomst in eigen handen nemen. | |
Een concilie in de huidige kerkordeZoals te verwachten, maakte de idee van een Afrikaans Concilie heel wat discussies los. Sommigen verzetten zich tegen het gebruik van de term ‘Concilie’ en geven de voorkeur aan termen als ‘synode’, ‘regionale synode’, ‘symposium’, ‘colloquium’. Dat dispuut verbergt natuurlijk een dieper liggende problematiek omtrent de zaak zelf. Waar gaat het eigenlijk om wanneer we spreken van een Afrikaans Concilie en wat wordt er uiteindelijk mee beoogd? In 1983 vroeg Mgr. Monsengwo, verantwoordelijk voor het theologisch comité van de SCEAM, aan een aantal experts een historische en dogmatische bijdrage over de omstandigheden die elders tot provinciale of regionale concilies hadden geleid, over de onderwerpen die daar behandeld werden, de band tussen de lokale kerken en de universele kerk, en de weerslag van deze conciliebesluiten op het leven van de universele kerk. Deze experts kwamen tot de conclusie dat er geen enkele theologische, geen enkele historische, noch canonische reden is om zich tegen de organisatie van een dergelijk - zuiver deliberatief - concilie te verzetten. Wat kerkstructuren en organisatorische bestuursvormen betreft, heeft Jezus ons niet erg veel precies nagelaten. Die zijn in de kerkgemeenschap tot ontwikkeling gekomen naargelang van de geestelijke en pastorale behoeften van de tijd. Het allereerste concilie (Handelingen van de apostelen, 15) is ontstaan uit de vitale nood van de kerk om het geloof in alle trouw en waarheid uit te zeggen en de kerkgemeenschap in eenheid te bewaren als | |
[pagina 681]
| |
teken van heil, bevrijding en vrede. Heel de gemeente was erbij betrokken onder leiding van de apostelen en de ‘ouderen’. Deze gedeelde verantwoordelijkheid en inspraak van het Godsvolk in de beleving en interpretatie van het geloof is niet altijd terug te vinden in de verdere Conciliegeschiedenis van de kerkGa naar voetnoot10. Dat de jonge kerken deze aloude traditie van de kerk opnieuw willen opnemen, kan ons alleen maar verheugen. De geschiedenis geeft verder blijk van een grote verscheidenheid zowel wat de vormen, de structuur als de frequentie van de concilies betreft. Het is Gods Geest die zijn volk leidt en begeleidt op de weg van Verbond en Verlossing, maar het blijft mensenwerk. Vooral in de beginperiode, in de stichtingsperiode van lokale kerken zien wij concilies opduiken als een vitale noodzaak. In Hand. 15 vinden we daarvan als het ware het normatieve voorbeeld. Klein- Azië zet de traditie voort en kent lokale concilies in de tweede eeuw, Noord- Afrika in de derde en de vierde eeuw, Spanje en het Oosten volgen later. De evangelisatie en de organisatie van het kerkleven temidden van de ‘barbaarse’ volken in de vroege middeleeuwen zijn veel verschuldigd aan de allemannische, frankische en visigotische concilies vanaf de achtste eeuw. In de ‘nieuwe wereld’ van de Verenigde Staten wordt in de negentiende eeuw een zevental concilies gehouden. Australië en enkele Latijnsamerikaanse landen houden hun concilie; verder China (1924), Japan (1926), Vietnam (1934) en India (Bangalore, 1951). | |
Naar een mogelijke realisatieHet project van een Afrikaans Concilie is dus helemaal geen nieuwigheid in de kerkgeschiedenis. Het nieuwe kerkelijk recht spreekt uitdrukkelijk over de mogelijkheid van een particulier, regionaal Concilie (Can. 439-446). Canon 439, 1 zegt: ‘Een plenair concilie, d.w.z. een concilie dat alle particuliere kerken van een Bisschoppenconferentie samenbrengt, zal gevierd worden telkens wanneer het, met de goedkeuring van de Apostolische Stoel, deze Bisschoppenconferentie nodig of nuttig lijkt’. De katholieke kerk in Afrika en Madagascar beschikt sedert het Tweede Vaticaans Concilie over een continentale kerkstructuur die door haar belangrijke activiteiten, initiatieven en verklaringen het leven van de christelijke gemeenschap regelt en begeleidt. Ernstig onderzoek werd verricht | |
[pagina 682]
| |
naar de modaliteiten van de kerstening van het huwelijk en het familieleven. De rol van de kerk in de ontwikkeling van het volk, in de bevordering van rechtvaardigheid en vrede, in de eerbiediging van de mensenrechten komt steeds meer op de voorgrond. De oprichting van een speciaal secretariaat voor het bijbelapostolaat en de activiteiten van theologische en liturgische commissies in het kader van de SCEAM zijn tekenen van creativiteit en uitingen van een diepe pastorale zorg. Tegelijk bereiden zij van verre een concilievergadering voor en maken deze noodzakelijkGa naar voetnoot11. Een onderneming met een dergelijke historische, leerstellige en pastorale draagwijdte moet natuurlijk zorgvuldig voorbereid worden. Het heeft geen zin er een kostbare bijeenkomst van te maken waar theoretische en academisch-hoogdravende verklaringen worden afgelegd zonder voeling met de basis en zonder verdere resultaten voor het concrete leven van de lokale kerken. Wil de onderneming vruchtbaar zijn, dan zal zij reeds vooraf een algemene mobilisatie van het christelijk geweten en het kerkbewustzijn op gang moeten brengen. Verschillende lokale kerken werken al jarenlang met kleine christelijke gemeenschappen (Small christian communities, Communautés ecclésiales vivantes de base). Deze pastorale optie heeft nog niet overal ingang gevonden en kent niet overal hetzelfde succes. Toch blijft het een beloftevolle optie die het mogelijk maakt een christelijke geloofservaring vanuit het Afrikaans milieu zelf aan het woord te laten komenGa naar voetnoot12. Een goede voorbereiding voor het eventuele concilie kunnen ook lokale, diocesane synodes leveren, zoals er de laatste tijd reeds in Kameroen en Zaïre plaatshadden. Over de opportuniteit van een Afrikaans Concilie spreken velen zich positief uit. Wat de concrete realisatie ervan betreft, is er meer verdeeldheid. Iedere conciliebijeenkomst heeft in de kerkgeschiedenis een zeker charismatisch karakter. Het is telkens een uitdaging en brengt onvermijdelijk risico's mee. Als Johannes XXIII in 1959 zijn concilie-idee eerst aan een doctrinele en canonische commissie had voorgelegd, zou deze waarschijnlijk afdoende redenen gevonden hebben om hem van deze ‘dwaze’ idee af te brengen en het Tweede Vaticaans Concilie zou nooit hebben plaatsgehad. Gelukkig breekt de Geest Gods wel eens door onze menselijke voorzichtigheid heen en wordt de Kerk weer een profetisch teken. | |
[pagina 683]
| |
Na de derde Afrikareis van Paus Joannes Paulus II in augustus 1985, kwam Kardinaal B. Gantin in een interview op de idee van een Afrikaans Concilie terug. Hij beschouwt het project als een van de vele tekenen die erop wijzen dat de kerk in Afrika mondig en volwassen wordt. ‘Ik kan hier niet ingaan op alle aspecten van het debat, maar één ding is zeker: er heerst onder ons een groot verlangen om met elkaar samen te komen en onder ons de grote, specifiek Afrikaanse problemen te bespreken. De Paus heeft er herhaaldelijk op gezinspeeld. Hij is helemaal niet bang’. En sprekend over de universaliteit van de kerk en het gevaar van een zeker individualisme en nationalisme in particuliere of regionale kerken: ‘Wat dat betreft, is de idee van een Afrikaans Concilie nog niet helemaal rijp. Om te beginnen zijn de lokale kerken nog niet voldoende geïnformeerd. Ze weten niet goed waar het om gaat. Het is nog te veel een elite-kwestie. We moeten ermee naar de mensen gaan. Daar komt bij dat ook de ideeën nog niet helemaal duidelijk en precies zijn. Wij weten waaraan wij lijden, maar kennen de remedies niet. Van verschillende kanten worden verschillende remedies voorgesteld, maar welke is de goede? Je mag je ook nooit alleen op één geneesheer verlaten, daar schiet je vaak het leven bij in’Ga naar voetnoot13.De idee van een Afrikaans Concilie gaat haar weg. De discussies die erdoor op gang zijn gebracht, kunnen alleen maar bijdragen tot een dieper bewustzijn van de werkelijke draagwijdte ervan. In de verschillende landen van Afrika wordt de kerk met heel verschillende toestanden geconfronteerd en moet zij aan heel uiteenlopende pastorale behoeften beantwoorden. Haar aanwezigheid in een overheersend marxistisch-leninistisch regime stelt haar voor andere vragen dan in een kapitalistisch-liberaal milieu. Het samenleven met islamitische regimes kan voor de kerk een harde woestijnervaring zijn. Terwijl zij in een onmenselijke ideologie van apartheid en rassendiscriminatie moedig moet oproepen tot daadwerkelijke bevrijding en verdediging van de elementaire mensenrechtenGa naar voetnoot14. De verscheidenheid is groot, maar groter is de noodzaak na eeuwen misverstand en misprijzen, de Afrikaanse mensen hun plaats te geven en hun waardigheid te erkennen. De kerk van Christus die leeft in Afrika heeft ook een woord van hoop en vertrouwen te spreken tot de kerk en de wereld van vandaag. |
|