Streven. Vlaamse editie. Jaargang 51
(1983-1984)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1000]
| |
Nostalghia van Andrej Tarkovski
| |
[pagina 1001]
| |
Zoals in al zijn vorige films is namelijk ook nu weer de kans groot dat Nostalghia deze tweeledige reactie ten deel valt. De oorzaak daarvan is dat de film zich eigenlijk als een open boek laat lezen, maar die openheid lijkt evenzeer een hermetische geslotenheid te zijn. Nostalghia lijkt zelf zijn eigen interpretatie aan te reiken, op te dringen en dat maakt dat de toeschouwer die de film zelf een eigen zin wenst en tracht te geven, geen eigen toegang tot de film meer schijnt te hebben. Alsof de film in zijn openheid de interpretatie van de toeschouwer steeds afketst en zijn eigen interpretatie oplegt. | |
De valkuil van het autobiografischeDe overeenkomsten tussen het hoofdpersonage (de Russische dichter) en de cineast Tarkovski liggen voor het oprapen: in beide gevallen gaat het om een Rus in Italië, beiden zijn kunstenaars met een sterk esthetische inslag. En Tarkovski is de laatste om deze gelijkenis uit de weg te gaan. Sterker nog, hij verkondigt het zelf: ‘Nostalgie is voor mij de ervaring van vervreemd te zijn van mijn land, is het heimwee naar mijn land. Het is, oppervlakkig gezien, de geschiedenis van een hedendaagse Russische dichter, die naar Italië gaat om een boek te schrijven over een Russische componist, die hier (in Italië) geleefd heeft in de 18e eeuw’Ga naar voetnoot1. Tarkovski doet zijn best om de film en zijn hoofdpersonage in het autobiografische te verankeren en zo ook de interpretatie vast te leggen. Ook de dichtbundel die de dichter in de film meezeult, een bundel van Tarkovski's vader, A. Tarkovski, maakt dat Nostalghia alleen maar als een persoonlijk getuigenis gelezen kan worden. En welk ander document lijkt meer ‘voor zichzelf’ te spreken dan de autobiografie, die zegt: ‘Ik zeg...’. Deze klassieke optie op de autobiografie, die een subjectief ik als kunstenaar en waarheidszegger ziet, lijkt geen andere lezing toe te willen staan dan wat ze zelf zegt. Een één-voudige interpretatie van de betekenis, de ‘écriture’. Is Tarkovski's nostalgie misschien ook heimwee naar een tijd dat de wil van de auteur nog gold als wet, heimwee naar een tijdperk dat door de hedendaagse optiek op de auteur vermoord lijkt te zijn? R. Barthes spreekt ergens van de ‘dood van de auteur’Ga naar voetnoot2. | |
[pagina 1002]
| |
It's all in the filmTarkovski's optie op het autobiografische gaat ook gepaard met een weigering van een uitleg die niet de zijne of die van de film is. Op de persconferentie in Rotterdam (jan. 84) werden vragen over betekenis en inhoud van en in de film steeds beantwoord met de opmerking dat alles in de film zit, in het bekijken van de film. Een houding, die Nostalghia voor interpretatie even open als gesloten houdt. De film schijnt trouwens genoeg statements en betekenissen aan te dragen waar je je aan vast kunt houden of vast kunt klampen. Er is voldoende voer voor de eenvoudige, intellectuele interpretatie. Maar het is ‘voorgekauwd’ voer. Een voorbeeld: de man zegt tegen zijn tolk en reisgenote (gespeeld door Domiziana Giordano) dat ze de Italiaanse vertaling van de gedichten van Tarkovski weg moet gooien. ‘Kunst laat zich niet vertalen in een andere taal’. Moet dat ook betekenen dat de taal van de film zich niet laat vertalen in een andere taal, die van de interpretatie of betekenisgeving? Het ‘accepteren of verwerpen’ van Tarkovski's films situeert zich dus niet alleen op het vlak van de zich opdringende beeldesthetiek, maar ook op dat van de betekenis en interpretatieGa naar voetnoot3. Op het vlak van de betekenis schijnt Nostalghia de toeschouwer de mythische dimensie van het geloven te vragen: ‘Ik geloof dat wat gezegd wordt (on)waar is’Ga naar voetnoot4 In plaats van een interpretatie van de betekenis lijkt een geloven in de ogenschijnlijk onbetwistbare betekenis gevraagd te worden. | |
GelovenHet ontbreken van geloof (in de kunst, haar zinvolheid) is, ironisch genoeg, nu juist het gebrek of gemis van Tarkovski's anti-held, de dichter. Daarvan getuigt ook de imaginaire reis die hij maakt: een reis naar de zin, naar het geloof. Hij komt allerlei (heel duidelijk symbolische) personages tegen die wel een geloof bezitten: een gek (gespeeld door Erland Josephson) die vanuit een verheven standpunt, een hoog standbeeld, zijn geloof aan de massa verkondigt; een kind (Angela = engel) dat nog het naïeve, | |
[pagina 1003]
| |
ongeschonden geloof in een onschuldig geluk bezit; toeristen die geloven in de werking van heilbaden; vrouwen die geloven in de ‘vruchtschenkende’ kracht van Moeder Maria. Tarkovski deinst er niet voor terug om zijn archetypische wereld van aarde, water, lucht en vuur te sieren met allerlei symbolische personages (de Gek, het Kind, de Vrouw), die dragers van een geloof zijn. Zijn anti-held doolt aldus rond in een zwaar betekenisgeladen wereld, een wereld die zich alleen via het geloof en niet via de interpretatie laat lezenGa naar voetnoot5. Het ‘waarom en waarvoor’ van de man lijkt geen letterlijk antwoord te krijgen, maar wordt alleen geconfronteerd met levende, bestaande dragers van een geloof. De enige ongelovige in dit gezelschap, de dichter, rest niet anders dan te zwichten in deze geloofzwangere, hermetisch-opene, niet-‘hineininterpretierbare’ wereld. Zijn confessie bestaat in het aanvaarden van een opdracht, die hij halverwege de film van de gek krijgt. Hij ‘weigert’ deze opdracht in eerste instantie, voert ze aan het einde van de film dan toch onverwacht en plotseling uit. Het is ook op dat moment dat Tarkovski's montage en enscenering een interpretatie toestaat. Net daarvoor hebben we de gek op het hoge standbeeld zijn pleidooi zien houden (‘De normale mensen hebben ons, gekken, nodig; we moeten ons verenigen’) en de gek heeft zich in brand gestoken (waaronder ‘Alle menschen werden Brüder’ klinkt!). Door het uitvoeren van de opdracht (B) ná het pleidooi (A) te plaatsen (een montagekwestie, een creatieve, gewilde daad) geeft Tarkovski de ridicule opdracht en het herwonnen geloof, dat zich daarin uit, een tragische dimensie. Zou de opdrachtuitvoering voor het pleidooi gekomen zijn, dan zou het herwonnen geloof een ‘hopeloze’ dimensie gekregen hebben; in plaats van de zelfopoffering die de gek nu volbrengt, zou een zinloze zelfmoord ontstaan zijn. Maar wat voor een opdracht! De dichter moet het kuurbad doorwaden met een brandende kaars in de hand. Omdat hij er zo lang mee gewacht heeft, moet hij nu in het naseizoen door het bad lopen dat leeggemaakt is voor de jaarlijkse schoonmaak. Over de met rotzooi bezoedelde vloer van het lege bad moet hij driemaal opnieuw beginnen; twee keer gaat halverwege de loop de kaars uit. In minutenlange plan-sequenties laat Tarkovski ons ononderbroken de loop van de ongelovige zien, die zijn geloof her- | |
[pagina 1004]
| |
vindt in deze ridicule missie, een opdracht die hem gegeven is door een gek. Het spannend traject met de fragiel brandende kaars (metafoor voor het geloof, de kunstenaarsmissie?) slaagt uiteindelijkGa naar voetnoot6: het geloof hervonden, de opdracht volbracht. Het tragische gevolg is echter, dat het slagen van de opdracht en het hervonden geloof bekocht worden met de dood: uitputting, hartaanval? | |
CredoHet allerlaatste beeld van de film (meteen na de opdracht) toont ons in zwart-wit (de kleur van de flash-backs, die we regelmatig in de film zien opduiken) de man, vergezeld van zijn hond, in een stilstaand beeld waarin drie tijden en drie ruimtes op een paradoxale manier versmolten zijn. Emotioneel gezien heeft het beeld een glans van het hiernamaals (na de dood van de dichter), topografisch is het een onmogelijke ruimte (een | |
[pagina 1005]
| |
Italiaanse, gotische ruïne waarbinnen zich zijn vroegere, Russische boerderij bevindt), qua beeldkleur is het een flash-back. Verleden, toekomst, heden, Italië en Rusland worden in één beeld gesynthetiseerd, op een paradoxale, ‘onmogelijke’ wijze. De paradoxale synthese van nostalgie: het verlangen van het heden naar het verleden (de nostalgie), van het ‘hier’ naar het ‘daar’ (het heimwee) in één beeld dat heden, verleden, hier, daar en ‘Jenseits’ verbindt. ‘The mystery of the world is the visible, not the invisible’: Tarkovski toont ons het onzienbare (het psychische, het geloven) zo ‘zichtbaar’, dat er inderdaad een (gewild) mysterie ontstaat. Het is juist ook op dit punt dat de toeschouwer zich voor een probleem geplaatst voelt: hoe moet ik deze hermetisch-open wereld, die gegoten is in een niet te bediscussiëren beeldesthetiek, zin geven, interpreteren? Hoe moet ik die genoegzame en duidelijke ethiek-esthetiek ‘te lijf gaan’? Zoals ik aan het begin zei, roepen Tarkovski's films vaak tweeledige reacties op. Maar waarom gebeurt dat minder sterk bij andere films, die ook een sterk esthetische of ethische boodschap hebben: Bergman, Antonioni, Bresson? Precies omdat Tarkovski door zijn zware symboliek, zijn serieuze onderwerpen, zijn afgeronde beeldesthetiek geen ruimte schijnt te laten voor de toeschouwer. Schijnt te laten. Want wie de durf en het oog heeft om de eerste overweldigende storm van film en auteur over zich heen te laten gaan, ontdekt de ironie en speelsheid van de pastiche. En ook dat zit ‘in the film’, in de allereerste zin van de dichter (gezegd in een typisch gestileerd Tarkovski-landschap): ‘Ik heb genoeg van al die schoonheid’. Daarom geloof ik, dat Nostalghia noch adulatie noch verwerping vraagt, maar een begrijpend onbegrip en een kritische fascinatie verdient. Geen frontale, maar een ‘zijdelingse’ interpretatie. |
|