Streven. Vlaamse editie. Jaargang 51
(1983-1984)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 808]
| |||||||||||||||||
De logica van de afschrikking
| |||||||||||||||||
Afschrikking en ontradingHet defensiebeleid van de NAVO heet gebaseerd te zijn op de doctrine van de afschrikking van de vijand. Vaak ook tref je de verbinding ‘wederzijdse afschrikking’ aan. De NAVO gaat er inderdaad van uit dat het Warschaupact eenzelfde beleid voert. Wij zullen het hier bij gebrek aan bronnenmateriaal niet hebben over de strategie van het Oostblok, maar het lijdt geen twijfel dat de logica van de afschrikking daar evengoed speelt als in het | |||||||||||||||||
[pagina 809]
| |||||||||||||||||
Westen. Het kan eigenaardig lijken dat twee systemen die op economisch, sociaal en politiek gebied zo sterk van elkaar verschillen, toch op het gebied van defensie zozeer met elkaar overeenkomen. Sterker nog: dat deze defensiestrategie slechts kan slagen doordat ze voor beide tegenstanders dezelfde is. In deze symmetrie herkennen we de spiegelrelatie die de sleutel is tot het begrijpen van deze vreemdsoortige logica. De NAVO baseert haar strategie op de triade détente (ontspanning), deterrence (afschrikking) en defence (verdediging). De drievoudige allitteratie maakt duidelijk hoe zelfs strategische systemen niet ongevoelig zijn voor taalspel. Sinds de kernwapenwedloop is de klemtoon van de strategie duidelijk op de tweede term komen te liggen. Zo stelt het NAVO-zakboekje: ‘Het voornaamste doel van het Bondgenootschap is de veiligheid van haar lidstaten te garanderen door mogelijke agressie af te schrikken’ (p. 24). Waaruit bestaat die afschrikking? Aangezien het onmogelijk zou zijn de eigen bevolking te verdedigen tegen een nucleaire aanval, wil de NAVO een dergelijke aanval beletten door te streven naar een militaire stabiliteit die gebaseerd is op wederzijdse terreur of afschrikking. Die afschrikking dreigt met een wederzijdse vernietiging. Beide tegenstanders sluiten een pact dat luidt: Als jij me aanvalt, dood je mij, maar voor ik doodga, zal ik ook jou doden. Of: jouw moord is meteen een zelfmoord. De officiële NAVO-doctrine houdt vol dat dit afschrikkingsbeleid niet in tegenspraak is met de eerste term uit de triade, ontspanning: ‘Integendeel, beide vullen elkaar aan. De NAVO moet ermee doorgaan zijn militaire sterkte te handhaven om een stevige onderhandelingsbasis te leveren en zijn veiligheid te garanderen tot de tijd komt dat veiligheid kan bereikt worden door voldoende betrouwbare overeenkomsten over de vermindering van de militaire sterkte aan beide zijden’ (Zakboekje, p. 25). Zelfs wordt de paradoxale stelling verdedigd dat de onderhandelingen over wapenvermindering bevorderd kunnen worden door een opdrijven van de bewapening. Zo blokletterde de krant Het Volk van 18 febr. 1983: ‘Reagan: Afwijzing raketten in Europa schaadt de ontwapening’. En de Defensiekrant (20 jan. 1983) vat een interview met NAVO-bevelhebber Bernard W. Rogers als volgt samen: ‘Bereidheid tot bewapenen nù leidt tot minder wapens later’. Volgens deze logica streven tegenstanders van een verdere bewapening niet naar een ‘echte’ vrede, maar naar een ‘vrede in onderworpenheid’ (Pax Sovietica), omdat zij geleid - of misleid - worden door de Sovjetunie. Zij worden ook steevast voorgesteld als voorstanders van een eenzijdige ontwapening; en in het verlengde daarvan als neutralisten die de eenheid van het Westen en de eigen veiligheid ondergraven. In het al genoemde inter- | |||||||||||||||||
[pagina 810]
| |||||||||||||||||
view in de Defensiekrant zegt Rogers: ‘Wie denkt dat eenzijdig ontwapenen - of pacifisme of neutralisme - helpt, miskent de geschiedenis. Zulke beweringen brengen geen weg naar vrede, en àls de vrede al gehandhaafd blijft, dan is de prijs toch het verlies van vrijheid, de mogelijkheid te leven zoals je wilt...’. En in een interview met het magazine Knack van 26 jan. 1983 maakt hij duidelijk wat het echte pacifisme is: ‘“Freeze” is een moratorium, is pacifisme. God, er is niemand meer vredelievend en niemand wil meer vrede in deze wereld dan ik. (...) En het is het lot van een echte pacifist, dat hij vrede krijgt tegen elke prijs, met inbegrip van zijn vrijheid’. De term afschrikking wordt de laatste tijd niet zo veel meer gebruikt. Hij is waarschijnlijk te gemakkelijk te associëren met de ‘schrik’ voor een atoomoorlog of kernongeval, die onder een groot deel van de bevolking leeft. ‘Afschrikking’ is vervangen door de eufemistische term ‘ontrading’Ga naar voetnoot2. Maar dat verandert niets aan de strategie zelf. Om daarin een beter inzicht te krijgen vertrekken we van een artikel dat P.H. de Vries, ritmeester der cavalerie in het Nederlandse leger, liet verschijnen in de Militaire Spectator (januari 1983). Wij hebben dit artikel gekozen omdat het een vrijwel volledige uiteenzetting geeft van een logica die bij andere NAVO-woordvoerders soms alleen maar fragmentair verschijnt. Waar dat past, kunnen we zijn redenering dus illustreren met hùn uitspraken. | |||||||||||||||||
Hoe afschrikken?‘In West-Europa’, zo stelt P.H. de Vries, ‘kennen wij enerzijds sedert 1949 de Noordatlantische verdragsorganisatie (NAVO) en anderzijds sinds 1955 het Warschau-Pact (WP). Gegeven de ideologische tegenstelling tussen deze machtsblokken, het daarmee samenhangende onderlinge wantrouwen en het bestaan van een zeker machtsevenwicht (balance of power), wordt getracht een oorlog te voorkomen door middel van afschrikking (deterrence). Afschrikking wordt wel eens omschreven als het produkt van de mogelijkheid (capability) de tegenstander onaanvaardbare verliezen toe te brengen en de wil (intention) deze mogelijkheid zo nodig te gebruiken. Is een van deze factoren nul, dan is het produkt nul. Omdat | |||||||||||||||||
[pagina 811]
| |||||||||||||||||
het nagenoeg onmogelijk is de waarde van deze factoren objectief vast te stellen, wordt grote waarde toegekend aan het begrip geloofwaardigheid (credibility). De geloofwaardigheid van het produkt afschrikking staat en valt met de geloofwaardigheid van de factoren “mogelijkheid” en “wil”’ (p. 28). De elementen mogelijkheid (wij gebruiken de o.i. betere term vermogen) en wil vinden we terug in een artikel door de Belgische generaal Robert Close, getiteld Afschrikking en evenwicht: ‘Ik herhaal even wat de afschrikking is. Ze bestaat erin de materiële middelen te hebben (en de wil om ze in werking te stellen) die in staat stellen de tegenstander een klap van zulke omvang toe te brengen, dat er geen evenredigheid meer bestaat tussen het verhoopte voordeel en de opgelopen schade’. Wij nemen de beide elementen nu onder de loep. | |||||||||||||||||
1. Het vermogenHet vermogen (capability) tot afschrikking bestaat erin een voldoende bewapening te hebben, voornamelijk op nucleair vlak, om - althans volgens de officiële doctrine - de agressie van een tegenstander te kunnen beantwoorden door hem onaanvaardbare verliezen toe te brengen. Wanneer zijn er voldoende wapens? Het antwoord op die vraag blijkt niet zo eenvoudig te zijn. Alleszins is het duidelijk dat het aantal nodig geachte kernwapens sinds het begin van de jaren 50 ‘afschrikwekkend’ gestegen isGa naar voetnoot3. De vernietigingskracht heeft zelfs een ‘overkill-capacity’ (een teveel aan dodende kracht) bereikt, maar ook die is blijkbaar niet voldoende, net zomin als een globaal evenwicht tussen de twee machtsblokkenGa naar voetnoot4. Het antwoord op onze vraag is sinds de jaren 50 gekoppeld aan de strategie van het aangepaste antwoord (flexible response). Er worden drie types van wapens onderscheiden: de conventionele wapens, de tactische kernwapens (voor gebruik op het slagveld) en de strategische kernwapens (die voornamelijk als afschrikking dienen, hoewel de NAVO een eerste, beperkt, gebruik ervan niet uitsluit). De afschrikking wordt maar doeltref- | |||||||||||||||||
[pagina 812]
| |||||||||||||||||
fend geacht als er van elke van deze drie soorten wapens voldoende zijn om de tegenstander van antwoord te kunnen dienen. Eventueel kan een achterstand op één domein gecompenseerd worden door een voorsprong op een ander (deel)gebied. In Vrede in vrijheid, een propagandabrochure van het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken en dat van Landsverdediging, staat te lezen: ‘Een achterstand in één van de drie categorieën van de triade of zelfs in bepaalde wapens van een categorie schept een gedeeltelijk onevenwicht. Hieruit kan de tegenstrever voordeel pogen te halen. Daardoor kan hij ons ertoe dwingen, ofwel toe te geven, ofwel een gevaarlijke escalatie op gang te brengen’. Het is duidelijk dat met zo'n redenering de bewapeningswedloop in principe eindeloos kan doorgaan. De beschreven driedeling is intussen door een andere vervangen (om de onderhandelingspositie te verstevigen? of om de militair-industriële lobby haar zin te geven?). Men spreekt niet langer meer van tactische kernwapens, maar van korte- en middellange-afstandsraketten, en liefst alleen nog over deze laatsteGa naar voetnoot5. Zo kan de NAVO de nadruk leggen op het overwicht van de Sovjetunie inzake op het land opgestelde, middellange-afstandsraketten. In de brochure Vrede in vrijheid, bedoeld als documentatie voor de scholieren, kregen de lezertjes een grafiek te zien waarin de vanop de grond af te vuren kernkoppen voor middellange afstand werden vergeleken. Het overwicht van de Sovjetunie was overweldigend. Van kernkoppen voor lange- en korte-afstandsraketten en kernkoppen die vanop duikboten en vliegtuigen af te vuren zijn, werd met geen woord gerept. Jim Bush van het Amerikaanse Centrum voor Defensie-informatie vertelt hoe die herdefinitie gebeurde: ‘Hij (president Reagan) benaderde de Sovjetunie met het voorstel dat als zij hun SS-20-raketten zouden ontmantelen, de VS hun Pershing-II-raketten en kruisraketten niet zouden ontvouwen, iets wat als de nuloptie bekend werd. Om ons voorstel tot een nuloptie te rechtvaardigen (...) was het noodzakelijk de SS-20 te verwijderen uit de beschrijving van een tactische atoommacht. Onze eigen wapens waren niet langer tactische wapens meer, maar intermediaire atoomwapens. Dat volstond nog niet... we moesten nog praten over intermediaire atoomwapens voor de lange afstand. En om de SS-20 helemaal buiten spel te zetten, moesten we praten over op het land gestationeerde intermediaire atoomwapens’Ga naar voetnoot6. Termen blijken dus in het vermogen tot afschrikking een veel belangrijkere rol te spelen dan reële vernietigingskracht. Niets belet de VS morgen weer een nieuwe categorie wapens te bedenken als compensatie | |||||||||||||||||
[pagina 813]
| |||||||||||||||||
tegen een als een equivalentloos voorgesteld deel van de Sovjet-atoombewapening. | |||||||||||||||||
2. De wilDe wil (intention) tot afschrikking bestaat in de bereidheid om in geval van agressie kernwapens te gebruiken. De Belgische minister Tindemans stelt in een interview met Trends (20 jan. 1983) dat de beste verdediging ligt in de bereidheid van de bevolking zich te verdedigen, in de overtuiging op te komen voor een rechtvaardige zaak. Dit veronderstelt dat de bevolking als één blok achter die zaak staat. De vredesbeweging tast evenwel die eenheid en dus de geloofwaardigheid van de factor wil aan. De Vries zegt hierover in het aangehaalde artikel: ‘Door aan te dringen op - desnoods eenzijdige - nucleaire ontwapening geeft men blijk niet de wil te hebben deze wapens ooit in te zetten. Daardoor vermindert de geloofwaardigheid van de factor “wil” van het produkt afschrikking, en daardoor wordt de geloofwaardigheid van de totale afschrikking aangetast’. Om die geloofwaardigheid niet aan te tasten mag de NAVO ook niet de verklaring afleggen, nooit als eerste kernwapens te zullen gebruiken. Het Warschau-pact zou ons dan met conventionele wapens kunnen aanvallen, waarin het een overwicht heeft, en wij zouden niet met kernwapens kunnen riposteren. Onze reactie op een aanval van de USSR moet ‘onvoorspelbaar’ zijn, zodat het risico dat de agressor loopt onberekenbaar isGa naar voetnoot7. | |||||||||||||||||
3. De geloofwaardigheidDe geloofwaardigheid (credibility) van onze afschrikking is afhankelijk van de geloofwaardigheid van de factoren vermogen en wil. Op beide vlakken constateert de NAVO echter een tekort. Daarom moeten we zowel nieuwe raketten installeren (Pershing II, Cruise-missiles, MX-raketten - ‘vredebehoeders’, dixit Reagan) als de vredesbeweging ervan overtuigen dat zij door onze geloofwaardigheid te ondergraven een kernoorlog kan uitlokken. Close hierover: ‘Welke ook de beweegredenen van deze (vredes)betogingen zijn (en soms [sic] zijn ze hoogstaand), ik meen dat ze tot zelfmoord leiden, omdat ze eenzijdig zijn’. NAVO-secretaris Luns | |||||||||||||||||
[pagina 814]
| |||||||||||||||||
vindt de vredesbeweging zelfs ondemocratisch omdat ze ingaat tegen de democratische beslissingen van democratisch gekozen regeringenGa naar voetnoot8. | |||||||||||||||||
Waarom afschrikken?Waarom is een dergelijke afschrikkingsstrategie opgezet? Het antwoord op die vraag is voorspelbaar als wij ons de spiegelsituatie herinneren waarin beide blokken zich bevinden. Wij schrikken af omdat zij afschrikken (en vice versa). Ook die logica is terug te vinden in NAVO-bronnen. Opnieuw spelen de elementen vermogen en wil een overheersende rol. Het Warschau-pact heeft volgens deze bronnen het vermogen om de NAVO schrik aan te jagen. Vergelijkende statistieken illustreren die stelling. Steeds weer wordt met ‘objectieve’ cijfers (die achteraf schromelijk overdreven blijken) aangetoond dat de tegenstander een globaal of partieel overwicht heeft. Die vergelijkingen drijven de bewapeningsspiraal steeds verder de hoogte in, ondanks de overkill-capaciteit van 50.000 kernkoppen en de statistisch toenemende kans op een ‘ongewilde’ kernoorlog. Daarnaast zou de Sovjetunie ook de wil hebben om de wereld, desnoods met kernwapens, te veroveren. Die wil is zowel af te leiden uit hun daden als uit hun ideologie. Generaal Close wijst erop dat de Sovjetunie in 60 jaar een gebied van 3.400.000 km2 heeft ingepalmd, dat is ‘gemiddeld om de 10 jaar een oppervlakte gelijk aan die van Frankrijk’. Een brochure van het Amerikaans ministerie van Landsverdediging zegt dat ‘de Sovjets op nucleair gebied een veel groter aantal raketten en kernkoppen blijven bouwen dan noodzakelijk is voor een geloofwaardig afschrikkingsvermogen’Ga naar voetnoot9. Politieke gebeurtenissen als Afghanistan, Polen, het neerschieten van de Zuidkoreaanse Boeing dienen daarbij als bewijzen van oorlogszuchtigheid. (Omgekeerd zouden de Koreaanse en Vietnamese oorlog, de ‘destabilisering’ van Chili, de politieke inmenging in Centraalamerikaanse landen, de inval in Grenada de Amerikaanse veroveringsdrang kunnen bewijzen). Generaal Rogers zegt in een interview met Knack (26 jan. 1983) dat hij graag met maarschalk Victor Koelikov, hoofd van de strijdkrachten van het Warschau-pact, zou willen praten om hem ervan te overtuigen dat het Geallieerde Commando Europa geen offensieve plannen heeft (behalve | |||||||||||||||||
[pagina 815]
| |||||||||||||||||
dan ‘tegenaanvallen binnen de defensieplannen, want een tegenaanval is de essentie van een geloofwaardige verdediging’). Anderzijds gelooft hij niet dat de Sovjets geen andere dan defensieve plannen hebben, omdat ‘de ideologie van de Sovjetunie’, nu eenmaal ‘de overheersing van de wereld’ is. Uitspraken dat de NAVO-landen totaal vredelievend zijn (kolonialisme en imperialisme zijn verdwenen, zegt Rogers) en de Warschaupact-landen bij uitstek imperialistisch en oorlogszuchtig, zullen ook voor heel wat Westeuropeanen niet zo geloofwaardig zijn. Het belangrijkste argument voor de veroveringsdrang van de Sovjetunie blijkt hun totalitair regime, waarvan het bestaan zelf een bedreiging zou vormen voor de Westerse democratieën. ‘Het belangrijkste is ervan overtuigd te zijn dat men te maken heeft met twee werelden die diametraal tegenover elkaar staan, waarvan de ene de wereldhegemonie nastreeft en alle middelen aanwendt om dit doel te bereiken. Een van deze werelden is die van de vrijheid; de andere die van de Goelag’ (Close, p. 81). Een dergelijk totalitair regime kan ook gemakkelijk een oorlog beginnen, terwijl in het Westen een democratische besluitvorming zou heersen: ‘Voor parlementaire democratieën is het psychologisch, technisch en politiek onmogelijk een militaire aanval te beginnen. Hoe zou men tot een mobilisatie kunnen overgaan zonder eerst te zijn aangevallen? Alleen totalitaire regimes kunnen zulke agressie voorbereiden en uitvoeren’ (Tindemans in Trends 20 jan. 1983). In dit klimaat van fundamenteel wantrouwen past dan ook dat de vredesbeweging beschreven wordt als een derde kolonne, die de Sovjets gebruiken in hun psychologische oorlogvoering. Die opzet zou trouwens ook ten grondslag liggen aan de voorstellen tot wapenvermindering vanwege de USSR, waarvan de enige bedoeling zou zijn verdeeldheid te zaaien in het westerse kamp. Deze vergelijking van beide tegenstanders leidt tot een verrassende conclusie. Strategisch gezien verschillen zij niet van elkaar: beiden hebben immers zowel het vermogen als de wil om elkaar een beslissende slag toe te dienen. Maar geen van beiden doet dat, omdat ze dan niet elkaar maar ook zichzelf zouden vernietigen: volmaakte patsituatie. Het grote verschil dat NAVO-commentatoren tussen NAVO en Warschaupact zien, namelijk dat het eerste louter defensief en het tweede essentieel offensief is gericht, blijkt in een dergelijke situatie geheel denkbeeldig. Generaal Rogers spreekt in het hiervoren geciteerde interview over de tegenaanval als essentie van een geloofwaardige verdediging. Orwells dubbeldunk (doublethink) blijkt niet ver af: aanvallen is verdedigen. (Vergelijk ook: ‘Men moet bewapenen om te ontwapenen’. ‘Meer raketten leiden tot meer vei- | |||||||||||||||||
[pagina 816]
| |||||||||||||||||
ligheid’. ‘Hoe waarschijnlijker het gebruik van kernwapens, des te onwaarschijnlijker de kans op een oorlog’.) - De paradox is de ruggegraat van de logica van de afschrikking. Dat aanvallen verdedigen is, blijkt niet alleen in taal zo, maar ook in werkelijkheid. Het systeem van de afschrikking is zo dat de verdediging zuiver agressief is, bestaat uit een vernietigende aanval. Omgekeerd zou een aanval ook een vernietigende verdediging uit angst kunnen zijn! In deze noodlottige spiegelsituatie zijn de grenzen tussen verdediging en aanval weggeveegd. | |||||||||||||||||
De semiotiek van de afschrikkingsstrategieWij systematiseren nu de afschrikkingsstrategie aan de hand van de betekenistheorie van de Franse semioticus Algirdas GreimasGa naar voetnoot10. Deze onderzoeker ziet betekenissen niet als referenties, maar als relaties tussen taaltermen. Als grondstructuur van de betekenis stelt hij dan ook een relationeel geheel voor, het zogenaamde semiotische vierkant, waarvan de vier hoektermen bestaan bij gratie van hun onderlinge relaties. Horizontaal zijn de termen verbonden door contrariëteit (een kwalitatieve tegenstelling van het type wit/zwart), diagonaal door contradictie (een binaire tegenstelling van het type wit/niet-wit). Wij krijgen dan het volgend vierkant: Binnen een antagonistische structuur zoals die in een militaire context normaal is, kun je het semiotische vierkant als volgt invullen: In de koude-oorlogssituatie die wij meemaken zou je op positie (a) de NAVO kunnen zetten, op positie (b) het Warschaupact, op positie (b̄) de tegenstanders van het Warschaupact (b.v. dissidenten), op positie (ā) de tegenstanders van het NAVO-pact (b.v. dat deel van de vredesbeweging dat een ontbinding van de NAVO voorstaat). Wie een ontbinding van | |||||||||||||||||
[pagina 817]
| |||||||||||||||||
beide bondgenootschappen voorstaat, staat op de ā&b̄-positie. Een andere fractie van de vredesbeweging is niet gekant tegen de NAVO als dusdanig, maar wel tegen de strategie van de afschrikking. De beschuldiging van NAVO-kringen als zou de vredesbeweging een derde kolonne van Moskou zijn is dus klaarblijkelijk onjuist. Op het voorgaande semiotische vierkant kun je het semiotische vierkant van de afschrikking projecteren: Sinds de Koude Oorlog is de term vrezen de algemeen beleden houding van de NAVO tegenover het Oostblok. Men denke slechts aan het befaamde ‘Nous avons peur’ van de Belgische secretaris-generaal van de UNO, Paul-Henri Spaak. Die vrees (a) is ingegeven door de schrikwekkendheid (b) van het Warschaupact. In (ā) krijgen we de houding van hen die een vredesstrategie niet door vrees willen laten bepalen, bijvoorbeeld door vertrouwen te stellen in de plaats van het algemene wantrouwen. In (b̄) verschijnt de houding van hen die tegen de afschrikkingsstrategie gekant zijn en bijvoorbeeld aansturen op een eenzijdige ontwapening. Het officiële NAVO-beleid is zowel op vrees als op doen-vrezen gebaseerd. Tegenover de reële of ingebeelde dreiging van de Russen stellen zij hun eigen dreiging. Zo ontstaat een volkomen symmetrisch geheel van relaties, dat tot een semiotisch vierkant van deze vorm leidt: Een paradoxale constellatie waarin de beide tegenstanders tegelijk verschrikt en verschrikkend zijn, een wederzijdse passieve en actieve terreur aan de dag leggen. De vredesbeweging staat hier in de positie ā&b̄. Zij meent dat een strategie van afschrikking niet efficiënt is. De gedachte die aan die strategie ten grondslag ligt, is immers dat zij tot een soort verlamming van de tegenstanders zou leiden. Vrees en afschrikking zouden elkaar in evenwicht houden, zodat het niet tot agressie zou komen. Deze | |||||||||||||||||
[pagina 818]
| |||||||||||||||||
redenering houdt echter geen rekening met de dynamiek die de bewapeningswedloop binnen dit statisch model inbrengt noch met de dynamiek van de spiegelrelatie. Over die beide punten zullen wij het nu hebben. | |||||||||||||||||
Afschrikking als verhaal (zonder happy end)Voortbouwende op zijn betekenistheorie heeft de semioticus Greimas een verhaaltheorie opgebouwdGa naar voetnoot11, waarvan wij enkele elementen zullen gebruiken. Een van de eenvoudigste verhaalsoorten is het verhaal van de strijd, waarin twee handelende entiteiten (of actanten), namelijk subject en antisubject, tegenover elkaar staan. Deze actanten proberen elkaar in een strijd uit te schakelen, door elkaar van waarde-objecten te beroven. Die objecten hebben de vorm van modaliteiten, zoals het kunnen, het willen en het weten. De lezer zal hier onmiddellijk het vermogen, het willen en de geloofwaardigheid uit de afschrikkingslogica herkend hebben. Wij zullen nu dit parallellisme verder uitwerken. Ten einde de strijd met het antisubject te kunnen aanbinden moet het subject competent zijn: hij moet de modaliteiten bezitten die hem het overwicht kunnen verschaffen. Die modaliteiten worden hem gegeven door een machtigere actant, de schenker. In het verhaal van de afschrikking is het subject het militaire commando van de NAVO, het antisubject dat van het Warschaupact. De schenker van de competentie aan de militaire wereld is de burgerlijke wereld. Deze geeft de modaliteiten van het kunnen en het willen. Het kunnen bestaat uit een ‘voldoende’ bewapening. De overheid staat in voor (kredieten voor aankoop van) die bewapening. Er is een voortdurende spanning tussen de militairen die nieuwe uitgaven eisen en de burgerlijke overheden die willen besparen. De bewapening is niet alleen een zaak van defensie, maar ook van de zakenwereld. Het militair-industrieel complex zal de militairen ertoe aanzetten het kunnen te overdrijven om meer kredieten los te krijgen. Een objectief beeld van de voldoende bewapening is ook daarom moeilijk te krijgen omdat de bewapening van de tegenstander niet geheel is vast te stellen en omdat ongelijke wapens met elkaar worden vergeleken. Zo wordt het kunnen beïnvloed door de modaliteit van het geloof. | |||||||||||||||||
[pagina 819]
| |||||||||||||||||
Het willen bestaat in de intentie het kunnen ‘indien nodig’ ook te gebruiken. Het militaire commando hangt in principe af van de burgerlijke overheid en dient het willen daarvan te ontvangen. In de NAVO-propaganda lijken de rollen haast omgekeerd: de militairen willen meer besluitvaardigheid van de burgers! Dit is een gevaarlijke ontwikkeling: de defensie moet immers een instrument blijven van de staat. Ook de overheid is in democratische regimes afhankelijk van een andere instantie: de publieke opinie. Deze kan ongewenste beslissingen afstraffen door de politieke mandatarissen niet opnieuw te verkiezen. De uiteindelijke schenker van het willen is dus de stem van het volk. De verdeeldheid van het publiek inzake de afschrikkingspolitiek en de kernbewapening verzwakt de modaliteit van het willen, en meteen ook van de geloofwaardigheid ervan. In een gewoon verhaal zal het subject dat de competentie van kunnen en willen heeft, ook daadwerkelijk de strijd aangaan. Dit kan in ons geval niet, omdat dat zelfvernietiging zou betekenen. De strijd blijft dus geheel op een imaginair vlak: dat van het geloven. Verhalen die uitgevochten worden op het vlak van het weten draaien rond de categorie waarheid. Nadat het subject de modaliteiten van het kunnen-weten en het willen-weten heeft verworven, kan hij zijn tegenstander verslaan door zijn geheim te ontraadselen. Denk bijvoorbeeld aan speurdersverhalen. Het verhaal van de afschrikking is nog iets subtieler, omdat het draait rond de categorie waarschijnlijkheid, die functie is van de modaliteit geloof. Dé paradox van de afschrikkingspolitiek is dat de meest spirituele kracht, het geloof, er gekoppeld is aan de meest materiële vernietigingskracht, die van kernwapens. Maar bij nader toezien blijkt de logica van de afschrikking gebaseerd op een verwarring van beide. De geloofwaardigheid wordt er immers in geïnterpreteerd als een waarschijnlijkheid. Hoe? Voor de NAVO-woordvoerders betekent geloofwaardig zijn de tegenstander doen geloven dat je kernwapens zult inzetten, als dat nodig mocht blijken, maar tegelijkertijd toch in je achterhoofd houden dat dit toch nooit zal gebeuren. Dit maakt de dreiging tot een zich voordoen als, een schijn. Anderzijds betekent geloofwaardig zijn in deze logica dat je de waarschijnlijkheid dat kernwapens gebruikt zullen worden, opdrijft op straffe van niet overtuigend over te komen. Dit maakt de dreiging dus echt, een zijn. Die antonimie tussen schijn en zijn is onoplosbaar en stelt de gehele logica op losse schroeven. De verdedigers ervan blijken dit niet in te zien en gaan verder krankzinnige gevolgtrekkingen te maken uit deze ondeugdelijke premissen. | |||||||||||||||||
[pagina 820]
| |||||||||||||||||
De dynamiek in deze logica van de onlogica is dat je de veiligheid doet toenemen als je de onveiligheid opdrijft. Deze fatale redenering leidt tot een spiraal van afschrikking die er als volgt uitziet:
| |||||||||||||||||
Het imaginaire karakter van de afschrikkingsstrategieWij hebben er al een aantal keren de aandacht op gevestigd hoe de spiegelrelatie aan de basis ligt van de afschrikkingsstrategie. Deze spiegelrelatie is beschreven in de psychoanalytische theorie van Jacques LacanGa naar voetnoot12. Zij is een duele relatievorm (tussen twee subjecten b.v.), waarbij de plaats van de ene verwisselbaar is met die van de andere en waarbij de ene in zijn handelen bepaald wordt door zijn fascinering voor het beeld dat hij van de andere heeft. Deze relatie leidt volgens Lacan tot rivaliteit en agressiviteit, omdat ze primair narcistisch is en dus de andere nooit in zijn anders-zijn kan erkennen. In haar pure vorm komt de spiegelrelatie niet tussen subjecten voor. Lacan zelf geeft een voorbeeld uit de wereld van de automatenGa naar voetnoot13, dat instructief is voor de dynamiek in de spiegelrelatie die de bewapeningswedloop is. Veronderstel een robot die zo geconstrueerd is dat hij zichzelf moet op- | |||||||||||||||||
[pagina 821]
| |||||||||||||||||
bouwen naar het voorbeeld van een andere robot die al verder opgebouwd is, maar op dezelfde manier geconstrueerd is als de eerste. Zo'n situatie geeft een cirkelbeweging van rivaliteit: de machines blijven elkaar repeteren. Dit kan slechts uitmonden op vernietiging van één machine (en zo ook van de andere), tenzij de machines de fatale wedloop zouden kunnen stilleggen door te praten over elkaars ‘verlangen’ om aan elkaar gelijk te worden. Dit is niet mogelijk in ons fictieve voorbeeld, maar wel in menselijke relaties. Mensen kunnen praten en zich zodoende van hun eigen handelingen distantiëren. In de logica van de afschrikking herkennen we heel wat elementen van de spiegelrelatie. Beide partijen nemen dezelfde positie in en hebben dezelfde perceptie van elkaar: wij bewapenen omdat zij bewapenen, wij zullen aanvallen (ons offensief verdedigen) als zij ons aanvallen, wij zullen niet verder bewapenen als zij eerst ontwapenen, enz. De andere wordt niet als een echte andere beschouwd, maar gemeten aan een ideaalbeeld (dé democratie, dé vrijheid) dat men van zichzelf ophoudt. Geen wonder dus dat het bestaan van de ene als een bedreiging voor de andere wordt gezien. Praten, onderhandelen dus, lijkt de enige oplossing om uit de fatale cirkel te komen. Dat wordt in de NAVO-betogen trouwens ook gesteld. Maar het onrustwekkende is dat die dialogen niet buiten de afschrikkingsstrategie gedacht worden, maar er eenvoudig zelf deel van uitmaken. Het motto is: ‘Met de Russen dialogeren, maar ze tegelijkertijd afschrikken’. Bijvoorbeeld: ‘Deze bereidheid tot dialoog mag echter in Moskou niet uitgelegd worden als een teken van zwakte, want dan komen vrede, vrijheid en veiligheid gevaarlijk op de helling te staan’ (Vrede, p. 12). Om de bewapeningsspiraal te verbreken zou wederzijds vertrouwen nodig zijn, maar we hebben gezien dat de afschrikking juist gebaseerd is op een fundamenteel wantrouwen. Een echte dialoog zou eigenlijk de afschrikkingspolitiek zelf tot onderwerp moeten hebben. Zover zijn we nog lang niet. En intussen blijft de afschrikkingspolitiek even afschrikwekkend voor de ander als voor onszelf. |
|