Streven. Vlaamse editie. Jaargang 50
(1982-1983)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 927]
| |
Japanse veiligheidspolitiek op een keerpunt?
| |
[pagina 928]
| |
Sinds het begin van de jaren zeventig zijn veranderingen van externe en interne aard van invloed geweest op het Japanse veiligheidsbeleid. Belangrijke externe veranderingen waren: het herstel van de diplomatieke betrekkingen met de Volksrepubliek China, de terugtocht van de Amerikanen uit Vietnam, de oliecrisis van 1973 (en 1979/1980), de verschuiving van het militair evenwicht tussen Oost en West in het gebied van de Perzische Golf na de revolutie in Iran, de inval van de Sovjetunie in Afghanistan, het Verdrag voor Vriendschap en Samenwerking tussen Vietnam en de Sovjetunie, de Vietnamese invasie in Cambodja, de grensoorlog tussen de Chinese Volksrepubliek en Vietnam en tussen Thailand en Vietnam. Tot de interne veranderingen behoren: het groeiend zelfvertrouwen ontleend aan het economisch succes, het toenemend besef van internationale verantwoordelijkheid, de voortgaande verbetering van de levensstandaard die een bredere basis schiep voor de discussie over nationale veiligheidsproblemen, een verschuiving van de publieke opinie ten gunste van zowel de Japans-Amerikaanse afspraken op veiligheidsgebied als van de handhaving van de bestaande sterkte van de zelfverdedigingsmacht. Samenvattend kan men zeggen dat het door Japan sinds december 1980 gehanteerde begrip ‘comprehensive security’ zich uitstrekt van het militaire evenwicht tussen Oost en West tot de zorg voor de regionale stabiliteit in Azië èn de internationale energie- en voedselproblematiek. | |
Gewijzigde constellatie van de jaren 80Nieuwe ontwikkelingen van internationale en nationale aard zullen in de jaren 80 hun invloed laten gelden op het Japanse veiligheidsbeleid. Er zijn vooreerst de opgedreven militaire inspanningen van de Sovjetunie (mét de overwogen overbrenging van kernwapens naar het gebied ten oosten van de Oeral). Zowel het Amerikaans-Chinees-Japans ‘monsterverbond’ als de economische ontwikkeling van Oost-Siberië vergroten de importantie van het Verre Oosten. Het Amerikaans beleid zal gericht zijn op grotere militaire macht in het gebied van de westelijke Stille en Indische Oceaan. En het is daarbij de vraag of de politieke stabiliteit van Zuid-Korea en de Filippijnen voldoende garanties biedt voor de legering van Amerikaanse troepen. Onzeker blijft de invloed van de Chinese Volksrepubliek op het strategische Oost-West-evenwicht: de richting die China's politiek zal inslaan is onvoorspelbaar. De kwetsbaarheid van Japan, dat bijna 70% van zijn aardolie uit het gebied van de Perzische Golf betrekt, wordt nog vergroot door het gebrek aan enige geïnstitutionaliseerde coördinatie van de politiek van de westerse industrielanden ten aanzien van de Golfregio. | |
[pagina 929]
| |
Tenslotte zijn er nog de voortdurende spanningen op het Koreaanse schiereiland en langs de grens van China en de Sovjetunie. Sinds enige tijd dringen de VS aan op een grotere bijdrage van Japan tot de gemeenschappelijke veiligheid. Volgens de bestaande veiligheidsvoorzieningen krijgt de Japanse zelfverdedigingsmacht militaire taken toegewezen van verdediging tegen directe en indirecte agressie, waarvan de doelstellingen werden vastgelegd in The basic Policy for National Defense van 1957. Die zelfverdedigingsmacht bestaat uit land-, zee- en luchtstrijdkrachten waarvan de strategische coördinatie evenwel ontbreekt en trouwens belemmerd wordt door de geldende constitutie. Krachtens de regelingen van het Japans-Amerikaanse Verdrag van 1967 verplichten de VS zich ertoe Japan te verdedigen, en stelt Japan hiervoor én voor de handhaving van de internationale vrede in de regio infrastructuren ter beschikking van de VS. Japans defensiebegroting van 1981 getuigde van een veranderende prioriteit voor defensie van het Japanse beleid. In de gegeven omstandigheden is de diplomatie vrijwel het enige middel waarmee Japan ten behoeve van zijn veiligheid invloed kan uitoefenen op zijn internationale omgeving. Gezien de bezwaren van de publieke opinie tegen een snelle verandering van het beleid ten gunste van de defensie, vormt het accent op diplomatieke regelingen waarschijnlijk een belangrijk middel om steun van de bevolking te krijgen voor de veiligheidspolitiek van de regering. Hiertoe behoren o.a. politieke, economische en technische steun aan de ASEAN-landen alsmede financiële hulp aan landen als Turkije, Pakistan, Egypte, Zimbabwe en Jamaica. Japan zal zijn defensie-inspanning in de komende jaren opvoeren. De publieke opinie vertoont echter (ondanks de grote overwinning van de liberaal-democratische regeringspartij bij de verkiezingen van 1980) thans nog een sterke voorkeur voor handhaving van het huidige niveau en geleidelijke modernisering van de defensiecapaciteit. Het grote publiek blijft een militaire inspanning op grote schaal afwijzen - wijzigingen in de constitutie van 1946 zijn dan ook onwaarschijnlijk. Ofschoon Japanse zakenkringen belang hebben bij goede economische betrekkingen met de Sovjetunie, zal Japan zich niet officieel willen verbinden tot economische samenwerking op lange termijn zolang de Sovjetunie de vier Zuid-Koerillen-eilanden bezet houdt. De ambivalente houding ten opzichte van de veiligheid is ook toe te schrijven aan Japans wens van meer politieke onafhankelijkheid ten opzichte van de Verenigde Staten. De voorkeur van het publiek voor niet-militaire middelen en zijn vrees voor negatieve reacties uit het buitenland - ten aanzien van de herleving van het Japanse militarisme - dragen bij tot de aarzeling van de regering | |
[pagina 930]
| |
om tot snelle versterking van de defensie te besluiten. Op langere termijn zal de publieke opinie waarschijnlijk positiever gaan reageren op een grotere militaire inspanning. Op nog langere termijn zal Japan te maken krijgen met de vraag of het zich onafhankelijk van de VS moet kunnen verdedigen dan wel binnen het kader van een militaire samenwerking belast zal worden met aparte taken. Al bij al lijkt het Japanse veiligheidsbeleid de komende jaren bepaald te zullen worden door versterking van de defensie, het onderhouden van goede betrekkingen met de VS en het bevorderen van de stabiliteit in de regioGa naar voetnoot1. | |
Verschuivend machtsevenwichtIn de loop der jaren is men in Japan steeds meer doordrongen van de betekenis van het veiligheidsverdrag met de Verenigde Staten, terwijl men thans positiever oordeelt over de zelfverdedigingsstrijdkrachten. Maar het strategisch denken heeft zich in de na-oorlogse periode niet in gelijke mate ontwikkeld: de langdurige militaire superioriteit van de VS tegenover de Sovjetunie in het Verre Oosten droeg daartoe bij. Er werd niet veel gewicht gehecht aan de defensiecapaciteit van Japan voor het militaire evenwicht in Oost-Azië. Trouwens, na de Tweede Wereldoorlog concentreerden de Japanse regeringen - daarbij tot in 1952 gesteund door de Amerikaanse Bezettingsautoriteiten - zich allereerst op het economisch herstel, aangezien het bondgenootschap met de VS toch afdoende bescherming bood tegen elke bedreiging van buitenaf. Die situatie is thans gewijzigd. Nu het machtsevenwicht ter zee langzamerhand verschoven is ten gunste van de Sovjetunie, begint het Japanse publiek zich zorgen te maken over zijn veiligheid en wint het inzicht veld, dat Japan het niet langer kan stellen zonder een doeltreffende defensie-strategie. In verband hiermee springt de geostrategische positie van Japan meteen in het oog, o.m. omdat dit land in feite de toegang van de Sovjetunie tot de open oceaan beheerst via drie nauwe zeestraten. Bovendien bezit Japan, in tegenstelling tot de Sovjetunie, voldoende ijsvrije havens. Japan is eveneens een onmisbare basis voor de verdediging van Zuid-Korea en bijzonder geschikt als bruggehoofd voor de Amerikaanse strijdkrachten. Het economische en technologische potentieel van Japan is voor het Westen van het grootste belang in het kader van de economische | |
[pagina 931]
| |
wedijver met de Sovjetunie en haar bondgenoten. Dit alles maakt het onwaarschijnlijk, dat Japan bij het uitbreken van een oorlog op kleine of grote schaal zich afzijdig zal kunnen houden. Hoewel de huidige defensiepolitiek van Japan nog in brede kring wordt aanvaard, dient men ook rekening te houden met de permanente harde kern van het Japanse pacifisme. Men mag dan ook aannemen, dat Japan niet eerder betrokken zal raken bij een conflict tussen de Sovjetunie en de VS dan wanneer er sprake mocht zijn van een directe bedreiging van de eigen veiligheid. Het veiligheidsverdrag tussen Japan en de Verenigde Staten staat er borg voor, dat Japan niet snel betrokken zal raken bij een locaal conflict. Derhalve doen de Japanse strategieën er goed aan zich in te stellen op de mogelijkheid van een ‘wereldoorlog’. Het lijkt plausibel, dat de supermogendheden, die thans strategische pariteit hebben bereikt, in het atoomtijdperk zullen willen voorkomen, dat een beperkt conflict escaleert tot een kernoorlog op grote schaal. Zij zullen derhalve geneigd zijn een oorlog te beeïndigen, door midden van een staakt-het-vuren of een wapenstilstand. Onder dergelijke omstandigheden komt het erop aan te verhinderen dat een tegenstander eventueel door hem bezet Japans grondgebied als troef zou kunnen uitspelen tijdens vredesonderhandelingen. Volgens H. Okazaki moet ook in de komende jaren de samenwerking tussen Japan en de VS de hoeksteen blijven van elke Japanse defensie-strategie, zeker in het licht van de verslechterende militaire situatie in Oost-Azië. Een potentiële aanvaller zou zeker aarzelen om tijdens een conflict een tweede front te openen in Japan, wanneer Japans defensiecapaciteit thans sterk genoeg wordt opgevoerd: een tijdige, goed georganiseerde en substantiële opbouw van de Japanse en Amerikaanse strijdkrachten zou ongetwijfeld resulteren in het herstel van het militaire evenwicht in de Oostaziatische regioGa naar voetnoot2. | |
Japan en de VS: een haat-liefde-verhoudingVolgens de president van de Japan Society in New York, D. MacEachron, is het opmerkelijk hoezeer de diplomatieke belangen van de VS en Japan in de wereld samenvallen. Beide landen zijn voorstanders van een vrije economische orde, verkiezen - officieel althans - open democratische maatschappijen boven autocratische regimes, willen niets liever dan een | |
[pagina 932]
| |
eind te maken aan het expansionisme van de Sovjetunie en wensen de evolutie van de Volksrepubliek China naar een gematigd bewind te stimuleren. Zowel Japan als de VS hebben voordeel bij (en steunen) de groeiende welvaart van de ASEAN-landen. Zoals reeds vermeld werd, richt de Japanse hulp zich steeds meer tot landen als Pakistan, Turkije, Egypte en landen van Zuidoost-Azië, die ook voor de VS van strategisch belang zijn. Slechts wat het Midden-Oosten betreft verschilt het beleid van beide landen. Het ontbreken van een speciale band met Israël bepaalt het Midden-Oosten-beleid van Japan dat op de eerste plaats streeft naar handhaving van nauwe betrekkingen met de olie-exporteurs, zonder de VS daarbij tegen zich in het harnas te jagenGa naar voetnoot3. Ondanks de samenwerking tussen de Verenigde Staten en Japan, die zich gedurende één generatie tot wederzijds voordeel ontwikkelde, laten de onderlinge betrekkingen nogal te wensen over. De VS hebben problemen met de Japanse concurrentiepositie, terwijl er van Japanse kant vragen zijn over de levensvatbaarheid van de economie van de VSGa naar voetnoot4. Een verzwakking van de nauwe diplomatieke samenwerking tussen de Verenigde Staten en Japan zou zeker zeer ernstige gevolgen hebben. Beide landen zouden zich in een veel zwakkere positie bevinden (vooral ten aanzien van de Sovjetunie en in zekere mate ook ten aanzien van de Volksrepubliek China) als zij tegen elkaar konden uitgespeeld worden. Thans vertrouwt Japan voor zijn veiligheid voornamelijk op de VS. De mogelijkheid dat de samenwerking op defensiegebied tussen Japan en de VS zou kunnen verbroken worden, doemt steeds meer op naarmate in de VS alsmaar luider de mening verkondigd wordt dat Japan geen redelijk aandeel van de verdedigingslasten op zich neemt. Mocht het Japanse vertrouwen in de bescherming door de VS zodanig afnemen dat de Japanners zich genoodzaakt zien om hun veiligheidsbeleid daarop af te stemmen, dan zou dit hoogst nadelige gevolgen voor de VS kunnen hebben. Elke denkbare koersverandering in het buitenlands beleid van Japan, van verzoening met de Sovjetunie tot een indrukwekkende herbewapening - met inbegrip van de produktie van kernwapens - wordt dan mogelijk. Een dergelijke ontwikkeling zou de Amerikaanse bases en bevoorradingslijnen in gevaar brengen die van essentieel belang zijn voor de strijdkrachten van de VS in de westelijke Stille Oceaan. De Amerikaanse eenheden in Zuid-Korea zouden kwetsbaarder | |
[pagina 933]
| |
zijn, de verdediging van de Filippijnen, Australië, Nieuw-Zeeland en de andere landen in Oost-Azië zou ernstig worden bemoeilijkt en de veiligheid van de VS zelf zou worden verzwakt. Over het algemeen wordt in de VS niet onderkend hoe belangrijk een goede verstandhouding met Japan wel is. De obstakels voor een Japans-Amerikaanse samenwerking zijn echter ook diep geworteld in de geschiedenis en de zeer verschillende sociale structuur van de beide landen. Het is daarom, volgens MacEachron, zeker aan te bevelen om meer aandacht te besteden aan de bestudering van de Japanse taal en cultuur in de Verenigde Staten. Een betere verstandhouding zou zeker ook worden bevorderd als de Japanse belangen de Verenigde Staten wat meer ter harte zouden gaan, met name op het gebied van voedsel- en energievoorziening. In deze beide sectoren is Japan namelijk in overwegende mate aangewezen op importGa naar voetnoot5. | |
VertrouwenscrisisTot voor kort, tijdens het premierschap van Zenko Suzuki, bedreigden drie gevaren het bondgenootschap tussen de VS en Japan. Het waren: Japans ambivalente houding ten aanzien van zijn militaire rol in het bondgenootschap met de Verenigde Staten, zijn bezorgdheid over het beleid van de VS, en de potentiële instabiliteit van de publieke opinie in Japan betreffende nationale veiligheidskwesties. Deze gevaren werden zowel door Japan als de Verenigde Staten onderkend. Achteraf gezien zijn er sterke aanwijzingen dat de Japanse premierwisseling achter de schermen was voorbereid door oud-premier Nobusuke Kishi. De zeer invloedrijke Kishi wordt vanaf de vroege na-oorlogse jaren beschouwd als een van Amerika's voornaamste Japanse vrienden. De persoonlijke aandacht voor Japan van de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, George Shultz, sluit mooi aan bij het verlangen van Japans nieuwe premier Yasuhiro Nakasone om Japan een politiek volwaardiger rol in het internationaal gebeuren te geven. Onder premier Suzuki diende zich een openbare vertrouwenscrisis aan binnen de Japanse maatschappij, die al naar gelang de militaristische dan wel de pacifistische stroming de overhand gekregen had, had kunnen uitlopen op een snelle, grootscheepse herbewapening of een uitgesproken Finlandisering. Twijfel was gerezen of de VS Japan wel onder alle omstandigheden | |
[pagina 934]
| |
zouden bijstaan bij zijn verdediging in geval van agressie. Er gingen stemmen op die aandrongen op een uitbreiding van de defensiecapaciteit van Japan. Er was echter ook een toenemende bewustwording van Japanse zijde dat de VS meer actieve steun van Japan behoorden te krijgen voor hun betrokkenheid bij de verdediging van Japan en zijn bevoorradingsroutes. Anderzijds vreesden - en vrezen - veel Japanners dat een al te nauwe militaire samenwerking met de VS en een meer evenredige verdeling van de militaire taken tussen beide landen hun land wel eens zou kunnen betrekken in conflicten buiten de eigen regio. Bedenkingen rezen vooral ook tegen de hebbelijkheid van de VS om eenzijdig beslissingen te nemen over kwesties die ook Japan direct of indirect raken en om de Japanse regering pas achteraf daarover in te lichten (o.a. de plotselinge toenadering van Washington tot de Volksrepubliek China in 1971, eenzijdige maatregelen op economisch gebied en de gedeeltelijke terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Zuid-Korea in 1977). Herhaaldelijk stonden Japanse nationale belangen op het spel, die door de VS geïgnoreerd werden. Door hun neiging een uitzonderingspositie in te nemen (een gevolg van het cultiveren van de eigen Japanse identiteit) hebben de Japanners - die zeer gevoelig zijn voor de wijze waarop zij, vooral door vooruitstrevende Westerse landen, worden bejegend - zich nooit tot een volwaardig, zelfbewust lid van de internationale gemeenschap kunnen ontwikkelen. De tijd is evenwel gekomen dat Japan zich als een gelijkwaardige partner zal moeten opstellen. De VS zullen Japan als zodanig moeten behandelen, en zouden er goed aan doen Japan niet slechts te consulteren als het gaat om kwesties die rechtstreeks verband houden met het bondgenootschap tussen beide landen, maar ook betreffende andere internationale vraagstukken. Te vaak is Japan in het verleden alleen maar een toeschouwer geweest. Dit kan niet meer voortduren. Het is moeilijk oude gewoonten af te leren, maar de uitdaging waarmee het bondgenootschap thans wordt geconfronteerd, maakt duidelijk dat een nieuwe aanpak dringend noodzakelijk isGa naar voetnoot6. | |
Nieuwe verstandhoudingNa drie jaren van toenemende animositeit kunnen Japan en Amerika weer | |
[pagina 935]
| |
goed met elkaar opschieten. Shultz' bezoek aan Tokio vond plaats in dezelfde hartelijke sfeer als het bezoek van premier Nakasone medio januari aan Washington. Er werden geen doorbraken in slepende conflicten bereikt, maar het bondgenootschap tussen beide landen waaraan zowel in Tokio als in Washington aanzienlijke twijfel was ontstaan is opnieuw in duidelijke taal bevestigd. Het belangrijkste reisdoel van minister Shultz was Peking. Zo kort na het topoverleg tussen Nakasone en president Reagan was er geen dringende reden om ook nog vier van zijn twaalf dagen in Azië in Japan door te brengen. Maar in scherp contrast met zijn voorganger Alexander Haig die op zijn Aziatische reis in 1981 Japan links liet liggen, en in Manila een onbevredigende ontmoeting had met de Japanse minister van buitenlandse zaken, demonstreerde Shultz dat hij Japan zoveel mogelijk wil betrekken bij de vorming van de Amerikaanse politiek in het Verre Oosten. Shultz heeft een ongewoon grote belangstelling en sympathie voor Japan. Dit is van meer dan voorbijgaand belang omdat het State Department lange tijd de voorkeur heeft gegeven aan China-specialisten die ondanks hun onwetendheid over Japan toch hierover advies moesten geven. In het begrotingsjaar dat op 1 april 1983 begonnen was zal Japan 1% minder aan defensie besteden dan wat de Amerikanen in augustus 1982 als absoluut minimum hadden vooropgesteld. Hieruit bleek dat de hernieuwde Japans-Amerikaanse vriendschap tot nog toe slechts op symbolische gestes van Japanse zijde berust. Maar die symboliek is uiterst belangrijk. De volle omvang van de Japanse na-oorlogse afhankelijkheid van de VS realiseren de meeste Amerikanen zich niet. En veel Amerikaanse regerings- en volksvertegenwoordigers meenden de laatste jaren reden genoeg te hebben om te twijfelen aan de realiteit van het bondgenootschap met Japan. Daarom moest premier Nakasone in helderder bewoordingen dan zijn recente voorgangers de lotsverbondenheid van de twee landen onderstrepen. Hij heeft bovendien tijdens zijn bezoek aan Washington president Reagan het gevoel gegeven dat hun beider visie op de kwade bedoelingen en het gevaar van de Sovjetunie min of meer identiek is. De vrij snelle wijziging in de gemoedsstemming tussen de Verenigde Staten en Japan levert de nodige gevaren op die de verhouding alsnog ernstig kunnen verzuren. Nu de Japanse regering weer een duidelijk beleid voert, zijn de verwachtingen in Washington misschien te hoog gespannen. Premier Nakasone heeft natuurlijk niet het polycentrische Japanse politieke bestel onder controle. Veel machtsgroepen zijn niet gewend aan de ideeën die Nakasone nu als regeringshoofd krachtiger dan ooit aan de man probeert te brengen. Hij bevindt zich momenteel tussen twee vuren. Hij kan | |
[pagina 936]
| |
nog niet weten wat hij van de ambtenaren en rivaliserende klieken in de regeringspartij aan compromissen zal kunnen loskrijgen om op handels- en defensiegebied substantiële tegemoetkomingen aan Washington te doen. Hij weet evenmin hoeveel meer dan symbolische gestes Amerika nodig heeft om redelijk tevreden te kunnen blijven. Over het algemeen wordt verwacht dat Nakasone tot augustus 1983 de tijd heeft om een en ander tegen elkaar af te wegen. In de herfst beginnen de Amerikaanse democratische gegadigden voor de presidentskandidatuur serieus aan hun campagnes en zullen politieke munt slaan uit de mede door de Japanse goedereninvoer veroorzaakte werkloosheid. Bij de verkiezingen voor het Congres van vorig jaar werd Japan reeds als een dankbaar retorisch doelwit ontdekt. De Sovjetunie heeft een, naar men mag aannemen onbedoelde bijdrage geleverd tot de versterking van Nakasones positie. Door hun reactie op Nakasones verklaring in Washington te formuleren als een feitelijk militair dreigement - en daar nog maar liefst kernwapens bij te vernoemen! - hebben de Kremlinleiders, voor het moment althans, aardig wat wind uit de zeilen genomen van de traditionele binnenlandse oppositie tegen vergroting van de Japanse militaire capaciteitGa naar voetnoot7. Het kwam Tokio ook goed uit dat het, naar aanleiding van recente uitspraken van de Kremlinleiders, een al wat oudere bezorgdheid over eventuele overplaatsing van SS-20-raketten naar het Verre Oosten kon etaleren. Het enige punt van het bezoek van Shultz dat in Tokio krantekoppen heeft gemaakt was de verzekering dat de VS geen overeenkomst over reductie van kernwapens in Europa zullen aangaan die een nadelig effect op de veiligheid van Azië zou kunnen hebben. De Japanners kunnen niet anders dan Nakasone te feliciteren dat hij een nieuwe Amerikaanse garantie in de wacht heeft gesleeptGa naar voetnoot8. | |
Nieuwe defensiepolitiek: nieuwe kansen en risico'sPremier Nakasone heeft de nieuwe Japanse defensiepolitiek niet uitgevonden, maar wel een nieuwe impuls gegeven aan een reeks programma's, die de indruk wekken dat de jaren van aarzeling voorbij zijn. De notie van | |
[pagina 937]
| |
gemeenschappelijke, Japans-Amerikaanse defensie-studies was al in 1978 aanvaard. In 1980 namen Japanse strijdkrachten voor het eerst deel aan internationale vlootmanoeuvers en in 1982 werden de eerste Japans-Amerikaanse manoeuvres op Japans grondgebied gehouden. In juli 1982, enige maanden voordat Nakasone premier werd, aanvaardde Japan een vijfjarenplan voor de modernisering van zijn strijdkrachten en in september sloot minister Soichiro Ito te Washington enkele militaire overeenkomsten van groter belang. Het terrein was dus goed voorbereid toen Nakasone in november 1982 de leiding van de regering op zich nam. Maar hij lijkt in een heel andere geest te handelen dan zijn voorgangers. Terwijl deze een rem trachtte te zetten op een politiek van militair engagement die hun door de omstandigheden en door toenemende Amerikaanse druk werd opgelegd, gaat Nakasone bewust die richting uit. Hij is daarbij niet alleen de publieke opinie en het parlement vooruit, maar anticipeert ook op nog tot stand te brengen constitutionele hervormingen. In die zin is wat gezegd wordt even belangrijk als wat gedaan wordt. ‘Woorden’ bereiden politieke ombuigingen voor, die zich reeds sterk weerspiegelen in de studies van deskundigen en in de besprekingen over overdracht van technologie voor militair gebruik, waar men, niettegenstaande alle démenti's, het denkbeeld van gemeenschappelijke Japans-Amerikaanse produktie van wapensystemen al in overweging genomen heeft. Het proces blijkt echter nog veel verder gevorderd te zijn waar het gaat om de militaire samenwerking met de Amerikanen in de Stille Oceaan. Allain Jacob gaf hierover de ideeën weer van een hoge Japanse functionaris die zich een expert op defensiegebied noemt. Die ging uit van de hypothese dat buiten het gebied van de Stille Oceaan een conflict uitbreekt dat door het engagement van Russische en Amerikaanse strijdkrachten een mondiaal karakter krijgt. In dat geval zal de Japanse vloot de Straten van Soya, Tsoegaroe en Tsjoesjima afsluiten, zodat de Japanse Zee een gesloten zee wordt. De officiële interpretatie is dat Japan op die wijze zijn eigen grondgebied en zijn even vitale maritieme verbindingslijnen zal beschermen - geheel binnen het kader van de verplichtingen die premier Suzuki twee jaar geleden had aanvaard. Maar gaat het alleen daarom? Kan men gewagen van een directe bedreiging van het Japanse grondgebied wanneer de conflicthaard duizenden kilometers ver weg zou liggen en de Sovjetunie Japan op geen enkele manier bedreigt? Daar komt nog bij dat deze Japanse maatregelen, te zamen met soortgelijke Amerikaanse, Australische en Nieuwzeelandse maatregelen verderop in de Stille Oceaan, alle Russische vlooteenheden te Wladiwostok en te Petropawlosk (Kamsjatka) zou dwingen tot het maken van een omweg | |
[pagina 938]
| |
van honderd dagen naar bijvoorbeeld de Indische Oceaan. Het valt niet te ontkennen dat Japan, onder voorwendsel van de verzekering van zijn eigen veiligheid, in die omstandigheden een beslissende bijdrage zou leveren aan het Amerikaanse strategische apparaat. Die bijdrage is niet alleen moeilijk verenigbaaar met de pacifistische passages van de constitutie, maar plaatst het probleem van de Japanse defensie in een fundamenteel andere context dan die tot nu toe gegolden heeftGa naar voetnoot9. Volgens goed geïnformeerde waarnemers zou premier Nakasone voor alles een doorbraak willen bewerken in de richting van de VS omdat de betrekkingen met dit land prioriteit verdienen, weliswaar niet als een doel op zich maar veeleer als een middel tot herstel van de onafhankelijkheid van Japan. In deze woorden trilt een sterk nationalistische snaar: Nakasone is een groot bewonderaar van president De Gaulle. In diens politieke filosofie zou men enige sleutels voor Nakasones beleid kunnen vinden. De handelsrelaties met Washington bevatten overigens een tijdbom die in 1984 erg gevaarlijk zou kunnen worden. Maar op het terrein van de defensie is Nakasone de meest begripvolle en dynamische partner die Amerika ooit in Tokio heeft gehad. Zijn veiligheidsbeleid roept evenwel enkele vragen op. Allereerst vragen van praktische aard. Heeft Japan wel de middelen om de militaire taken op zich te nemen waarvoor het de verantwoordelijkheid zegt te aanvaarden? Als het gaat om de volledige uitvoering van het programma binnen het voorziene tijdsbestek is het antwoord van alle deskundigen ontkennend. Niet alleen de benodigde kwantiteit aan strijdkrachten is onhaalbaar; de Japanse strijdkrachten beschikken momenteel evenmin over de noodzakelijke geïntegreerde commandosystemen. Het in 1982 vastgestelde vijfjarenplan gaat bovendien uit van een jaarlijkse verhoging van het defensiebudget met 10% in constante prijzen, terwijl voor het fiscale jaar 1983 slechts een verhoging van iets minder dan 5% is voorzien. Het is voorts geenszins duidelijk dat de Japanse industrie aan de eisen van het herbewapeningsprogramma kan voldoen. Japan beschikt wel over een ultramodern industrieel apparaat dat in bepaalde technieken aan de spits staat, maar het heeft merkwaardig genoeg een achterstand op het vlak van de militaire basistechnologieënGa naar voetnoot10. Andere vragen zijn nog fundamenteler en raken de essentie van Japans veiligheidsbeleid. De ontwikkeling van de internationale betrekkingen in het algemeen en de plaatsing van Russiche middellange afstandsraketten in | |
[pagina 939]
| |
Oost-Siberië in het bijzonder wekken twijfels aan de geloofwaardigheid van de Amerikaanse atoomparaplu en aan het postulaat dat Japan onder Amerikaanse bescherming zijn veiligheid moet verzekeren met conventionele wapens. De Japanse leiders hebben het gevoel dat de verdediging van het Verre Oosten niet de voornaamste zorg van Washington is en dat een vermindering van de Amerikaanse presentie aldaar te voorzien is mocht een brand in een ander deel van de wereld uitbreken. Zij wijzen graag op dergelijke aspecten van de problematiek die de militaire inspanning van hun regering kunnen rechtvaardigen. Gereserveerder reageren zij op de vraag wat er gaat gebeuren wanneer de Sovjetunie met haar in Siberië geplaatste kernwapens Japan zou bedreigen. Zouden de VS dan het risico van de inzet van eigen kernwapens nemen? Die mogelijkheid kan niet geheel worden uitgesloten, juist omdat Japan zich laat betrekken in een defensiesysteem dat, objectief gezien, de verdediging van eigen grondgebied te boven gaatGa naar voetnoot11. Het heeft er de schijn van dat dit probleem Tokio tot nu toe niet tot diep nadenken heeft gestemd. Voorlopig probeert de Japanse diplomatie de hindernis te omzeilen door te streven naar een plaats aan de tafel van de wapenbeheersingsonderhandelingen. Zo heeft de Japanse diplomatie het denkbeeld van een associatie met de NATO gelanceerd, een idee dat ze, ondanks het door Frankrijk aangetekende verzet, vermoedelijk niet volledig heeft prijsgegeven. Een andere mogelijkheid is dat Japan met andere dan militaire middelen de vrede en stabiliteit in de regio probeert te bewaren, vooral met diplomatie en economische en technische hulpverlening. Dit zou, volgens Allain Jacob, een terugkeer zijn naar het beleid dat tien jaar geleden door premier Sato werd verdedigd. Men moet echter erkennen dat zulke denkbeelden gemakkelijker gelanceerd kunnen worden in een perspectief van détente. Het is nauwelijks mogelijk de andere optie voor Japan ter sprake te brengen, namelijk het opbouwen van een eigen kernbewapening. Het binnenlandse verzet maakt zo'n keuze ondenkbaar en men durft zich nauwelijks voor te stellen hoe Moskou, Peking en de hoofdsteden in Zuidoost-Azië zouden reageren. En hoeveel tijd en geld zou het kosten om een kernmacht met een minimum aan geloofwaardigheid op te bouwen? Het denkbeeld van toelating van Amerikaanse kernwapens in de archipel is echter al in feite door de Japanse regering aanvaard, en met het oog daarop begint men te Tokio gesprekspartners te ontmoeten, voor wie de nucleaire optie althans de verdienste van een zekere logica heeft, aldus Allain JacobGa naar voetnoot12. |
|