Streven. Vlaamse editie. Jaargang 50
(1982-1983)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 689]
| |
Chili's neoliberaal economisch experiment
| |
[pagina 690]
| |
inkomensverdeling tot stand samen met een groter bewustzijn van nationale solidariteit en medeverantwoordelijkheid. | |
De breukDat alles kon evenwel niet verhinderen dat het tot een nationale crisis kwam. De republiek was niet opgewassen tegen de eisen van medezeggenschap en bevrediging van nog steeds onvoldane primaire behoeften: zij slaagde er niet in een vreedzame consensus te bewerkstelligen omtrent nog radicaler en noodzakelijke hervormingen. De landbouwhervorming liep uit op een chaos. De sociale en economische eisen werden op een dermate onredelijke wijze opgeschroefd dat wat een echte, democratische volksrevolutie was geweest, in het geweld ten onder ging. De militairen namen de macht over en bleven daar, tegen alle verwachtingen in. Zij besloten het land een ander gezicht te geven. En niet alleen een ander gezicht, maar een andere mentaliteit. Zij wilden orde op zaken stellen, een nieuwe levensstijl ingang doen vinden, een einde maken aan vele oude tradities. Stap voor stap kwamen zij ertoe zich volledig te engageren voor het nieuwe model van neoliberale ontwikkeling dat Latijnsamerikaanse afgestudeerden in Chicago hadden opgestoken. Dat model paste perfect bij hun anticommunistische mentaliteit en bij hun opvatting van de ‘Nationale Veiligheid’ als de eerste opdracht van het nationaal gezag. Vanaf dat moment begon de Chileense regering geleidelijk alle (staats)inmenging in het economisch proces weg te werken om alsmaar vrijer spel te laten aan de wetten van het marktmechanisme. Het kwam erop aan het forse deficit in de staatsbalans te drukken en de staat te verlossen van de last van honderden ondernemingen die slechts verliezen produceerden. In beide voornemens is men grotendeels geslaagd. Bedroegen de staatsuitgaven nog 26% van het BNP in 1974, dan waren ze al op 19,7% teruggevallen in 1979. De privatisering van de staatsbedrijven kende eveneens een snel verloop: van de 507 staatsbedrijven van 1973 restten er in 1980 nog slechts 15, de belangrijkste weliswaar, zodat de staat nog steeds de grootste ondernemer en arbeidgever van het land is. De Chileense industrie die voordien overmatig sterk tegen de buitenlandse concurrentie beschermd was geweest (door buitensporige invoerrechten ten bedrage van 93% in 1973!), werd nu op enkele jaren tijds gedwongen op praktisch gelijke voet de internationale mededinging aan te gaan: de invoerrechten waren in 1979 gereduceerd tot een eenvormige 10% voor | |
[pagina 691]
| |
alle ingevoerde produkten behalve auto's. Jammer genoeg viel die periode juist samen met een alsmaar sterkere protectionistische reflex van de rijke industrielanden, die hun eigen produkten wensten te beschermen. Landen als de VS, Japan en de EG hebben zich de laatste jaren tegen een aantal Latijnsamerikaanse produkten te weer gesteld met steeds hogere invoerrechten: die bedragen thans gemiddeld 40% voor textielprodukten, 15 tot 20% voor industriële produkten en voor afgewerkte voedingsmiddelen 22% in de VS en 68% in het (liberale?) Japan! Waar dus de Chileense industrie eertijds een overdreven bescherming had genoten die een zekere inefficiëntie in de hand werkte, werd zij nu brutaal opengegooid voor de buitenlandse mededinging. Daartoe diende men vreemd kapitaal aan te trekken. De hele economische politiek berustte op het beginsel van de volkomen vrije markt, vooral dan met betrekking tot de prijsvorming en het verkeer van kapitalen. Daardoor kwam een financiële markt tot stand die vrij aanlokkelijk was voor het buitenlands kapitaal, dat dan ook - althans voor een tijdje - overvloedig binnenstroomde. Tegelijk met de nieuwe, algemene lijnen van de economische politiek werden maatregelen uitgewerkt om de economische activiteit in de privé-sector te stimuleren en het maximale rendement van de ondernemingen te bevorderen. Een aantal directe belastingen op het kapitaal werden verminderd of opgeheven. De belasting op het werkinstrument werd verminderd. De belastingen op het patrimonium en de kapitaalwinst werden afgeschaft. Waar het voor de regeerder vóór alles op aankwam was: de economie te stabiliseren en opnieuw het vertrouwen te winnen van de ondernemerswereld en de internationale financiële kringen, die hen de nodige middelen aan de hand moesten doen om in de competitieve sectoren de produktie op te drijven, in de stagnerende sectoren de kosten te dekken, en de op de toekomst gerichte investeringen te vermeerderen. Tegelijk echter nam de Chileense buitenlandse schuld voortdurend toe: van 4 miljard dollar in 1973 liep zij op tot 15 miljard in 1981 (waarvan 4,8 voor rekening van de staat en 12,2 miljard voor rekening van particulieren). Maar daarmee is lang nog niet alles gezegd. De forse ommezwaai in het economisch beleid diende gepaard te gaan met verreikende sociale en politieke ingrepen: de afkondiging van een nieuwe arbeidswetgeving, een substantiële hervorming van het stelsel van de maatschappelijke zekerheid, nieuwe richtlijnen voor de sociale diensten (onderwijs, gezondheid, huisvesting), nieuwe systemen van administratieve decentralisatie en regionalisatie en daar bovenop, als overkoepelend en alles bevestigend sluitstuk, de autoritaire afkondiging van een nieuwe politieke grondwet. Het neoliberale model, geïnspireerd op theorieën van Milton Friedman en | |
[pagina 692]
| |
de school van Chicago, werd in Chili op zo'n uiterst rigoureuze wijze toegepast dat men kon gewagen van een laboratoriumexperiment. De machthebbers hebben hun hele macht in de weegschaal geworpen om over alle nodige middelen te beschikken en alle van hen afhankelijke procesvariabelen onder controle te houden. In Chili zijn de resultaten van die economische politiek tot op vandaag het voorwerp van debat en discussie, met op de achtergrond het algemeen gevoelen dat het slecht gaat. De enen blijven erbij dat de resultaten uitstekend waren en dat de huidige moeilijkheden slechts van conjuncturele aard zijn. Voor de anderen daarentegen waren de resultaten rampzalig en zijn ze te wijten aan de structuur zelf van het model. In feite hangt alles af van de indicatoren die men uitkiest om het model op zijn waarde te toetsen én van de criteria waarop die selectie berust. | |
Apologie van het modelDe verdedigers van de consequente politiek van niet-inmenging in het marktmechanisme kiezen bepaalde macro-economische indicatoren uit, aan de hand waarvan zij het succes van de onderneming menen te kunnen aantonen. De inflatie die in 1973 een rampzalige 600% bedroeg, was in 1981 teruggevallen op minder dan 9% en bedroeg in de eerste helft van 1982 slechts 0,4%! Na het dieptepunt van 1975 was er opnieuw een forse groei van de produktie: tussen 1977 en 1980 bedroeg de gemiddelde jaarlijkse groei meer dan 8%. Het deficit in de staatsbalans nam op beduidende wijze af en verzwond zelfs geheel in 1979! De uitvoer in de niet-traditionele sectorenGa naar voetnoot1 kent een dynamische groei en was in 1980 drie maal groter dan in 1974. De internationale financiële reserves namen dermate toe dat zij tussen 1978 en 1980 een overschot bezorgden op de betalingsbalans. Dat was ten dele te danken aan de toevloed van buitenlands kapitaal, die in de jaren 1978-1980 jaarlijks gemiddeld 2 miljard dollar bedroeg. Volgens al die indicatoren, die trouwens vooral voldoening schenken aan de internationale kredietinstellingen en privé-banken, heeft de Chileense economie zich terdege versterkt, is dynamisch geworden en houdt nog veel beloften in voor de toekomst. Wel zijn er sinds de tweede helft van 1981 netelige problemen gerezen, maar die schijnen veroorzaakt te zijn ten dele | |
[pagina 693]
| |
door een abnormale daling van de koperprijs, ten dele door de internationale recessie die veel landen ertoe bracht hun markten af te grendelen voor onze produkten en onze markt binnen te dringen met hun, door hen gesubsidieerde produkten. Die handelspolitiek heeft al honderden, tot voor kort voorspoedige ondernemingen failliet doen gaanGa naar voetnoot2. Er was ook nog de verkeerd geïnspireerde manipulatie van de wisselkoersen, waardoor men haast drie jaar lang op kunstmatige wijze de dollar ondergewaardeerd heeft, terwijl op hetzelfde moment de binnenlandse inflatie sneller steeg dan de internationale. Die wisselpolitiek veroorzaakte een ernstig onevenwicht op de handelsbalans en bracht vele Chileense produkten in dusdanig grote moeilijkheden dat de staat zich wel verplicht zag een aantal financiële instellingen te steunen om hun failliet te voorkomen. De verdedigers van het model betogen dat die recente moeilijkheden niets afdoen van het feit dat het model goede resultaten opgeleverd heeft. Men hoeft slechts te wachten op de oplossing van de wereldcrisis en een betere koperprijs om opnieuw het groeiritme van weleer op gang te zien komen. Moeilijk te situeren in die optimistische visie is het forse tekort van 4,8 miljard dollar op de lopende betalingsbalans van eind 1981, en het zeer hoge tekort in de staatsbalans van 1982, dat zonder de harde ‘correcties’ van april ll. ongeveer 1,5 miljard dollar had bedragen. Nog hachelijker is de vraag hoe Chili ooit in staat zal zijn om de jaarlijkse 3,4 miljard dollar te betalen, die het als rente op de hoog opgelopen buitenlandse schuld verschuldigd is: dat bedrag alleen al komt overeen met 57% van de totale uitvoer! En intussen is de invloed van buitenlands kapitaal sinds vorig jaar sterk verminderd. | |
Kritiek van het modelWanneer men andere economische indicatoren kiest, dan ziet de appreciatie van het Chileense economische beleid er heel anders uit. De kritiek op het model erkent in het algemeen wel dat Chili de inflatie met succes bedwongen heeft, te meer daar dit succes bereikt werd tijdens een periode van veralgemeende, stijgende inflatie in de rest van de wereld. Vergeleken met het inflatieritme van de andere Latijnsamerikaanse landen, was het | |
[pagina 694]
| |
Chileense succes een opmerkelijk buitenbeentje. Maar inflatie is niet de enige indicator. Veel belangrijker voor een land is zijn reële economische groei. En die is, afgezien van de jaren 1978 tot 1980 (waarin de economie zich herstelde van de zware terugval die het model reeds had teweeggebracht) maar pover geweest. Van 1974 tot 1981 bedroeg de gemiddelde jaarlijkse groei van de economie 4%. En dat groeipercentage was geringer dan het voordien tientallen jaren lang volgehouden groeipercentage. Sinds 1981 is de groei opnieuw sterk verminderd en in een recessiebeweging terechtgekomen, die in 1982 vermoedelijk een produktievermindering van 8 tot 10% met zich heeft gebracht. Een aantal andere cijfers zijn eveneens alarmerend: tijdens de eerste vijf maanden van 1982 viel de industriële produktie terug met 15,6% ten opzichte van dezelfde periode in 1981. Sinds 1981 is de landbouw verlamd. De bouwnijverheid is aan het vastlopen: de bouw van nieuwe woningen viel tussen nov. 1981 - jan. 1982 terug met 64,5% ten opzichte van dezelfde periode een jaar voordien. Tijdens de eerste zes maanden van 1982 gingen 362 ondernemingen failliet (vergeleken met de 433 faillissementen voor het hele jaar 1981). In feite was de bescheiden groei van de laatste acht jaar vooral te danken aan de groei van de dienstensector, die toenam met een jaarlijks gemiddelde van 5,6%, terwijl de produktie van goederen slechts aangroeide met een jaarlijks gemiddelde van 2%. Wanneer men dan tenslotte de inkomensgroei per hoofd onderzoekt, dan ziet de hele zaak er nog slechter uit. Kan men nog van een succes gewagen, wanneer de inkomensgroei per hoofd de laatste acht jaar gemiddeld slechts 0,4% per jaar heeft bedragen? En zoals de zaken er nu voorstaan zal zelfs die minimale groei niet behouden kunnen worden, omdat het niveau van de nationale investeringen de laatste jaren te laag was. Van 1974 tot 1980 haalde het ternauwernood een jaarlijks gemiddelde van ongeveer 15%: alleen in het jaar 1980 kwam het opnieuw in de buurt van de historische investeringsniveaus die tussen 1960 en 1970 een jaarlijks gemiddelde van 20,2 hadden bereikt. Wij hebben te maken met een ‘kortzichtig’ model dat weinig oog blijkt te hebben voor de langere termijn. Er wordt niet meer geïnvesteerd in de koperontginning, de infrastructuren, de wegen- en dijkenbouw, de scholen en ziekenhuizen. De enige redplank zijn de buitenlandse investeringen, maar die bedroegen niet meer dan 200 tot 300 miljoen dollar per jaar, terwijl het land thans een goede 6 miljard dollar nodig heeft (en in feite slechts 4,6 miljard per jaar investeert). Het deficit in de staatsbalans, dat in 1979 geheel verzwonden was, dook in 1980 opnieuw op. En de handelsbalans van 1981 sloot met een tekort van 2,6 miljard dollar. Dat betekent | |
[pagina 695]
| |
dat de staat veel moet uitgeven in een land dat jaarlijks 4 miljard dollar met de export verdient maar 6,6 miljard uitgeeft voor geïmporteerde goederen. En er is meer. Er bestaan nl. nog andere, heel belangrijke indicatoren om de deugdelijkheid van een economisch beleid te beoordelen. Een daarvan is de tewerkstellingsgraad die ermee bereikt werd. En het lijdt niet de minste twijfel dat de omvang van de werkloosheid, die in Chili is ontstaan, een van de kwalijkste gevolgen is van dit model van open economie. Ten opzichte van de bekende historische cijfers is de werkloosheid in Chili de laatste acht jaar verdrievoudigd. Bedroeg zij in 1973 nog 4,8% van de beroepsbevolking (het gemiddelde van de jaren zestig was om en bij 6,3% geweest), dan varieerde ze de laatste acht jaar tussen 14,5% in 1975, 14,1% in 1978 en 11,2% in 1981. Maar opgepast! Bij die ‘officiële’ werklozen dient men de vele anderen te voegen, die ondertussen ingeschreven werden in het zogeheten Programma van Minimale Tewerkstelling, het PEM (Programma de Empleo Minimal). Houdt men daarmee rekening, dan steeg de effectieve werkloosheid van 4,8% in 1973 tot 16,1% in 1981. Mét de werklozen ingeschreven in het PEM bedroeg de werkloosheid in maart-juni 1982 22,3% van de beroepsbevolking! In Santiago liep de werkloosheid, zónder de ingeschrevenen in het PEM, in maart-mei 1982 al op tot 19,1% van de beroepsbevolking, volgens de officiële cijfers... van het Nationaal Instituut voor Statistiek (INE). Die indicator van de tewerkstelling alleen al wekt gerechte twijfels aan de deugdelijkheid van een model dat voortdurend hoge werkloosheid als een onvermijdelijke consequentie schijnt te impliceren, met alle sociale en morele ellende vandien voor honderdduizenden gezinnen. Naast het economisch onevenwicht, naast het povere resultaat in de sector van de goederenproduktie en naast de aanslepende hoge werkloosheid die het model niet heeft kunnen (of willen) oplossen, zijn er nog andere indicatoren die eveneens negatief uitvallen. De reële lonen van de arbeiders zijn al die jaren verminderd, en net op het moment dat zij het niveau van 1970 gingen bereiken, zijn ze door de recente crisis opnieuw sterk gedaald. Volgens de gegevens van het INE waren de reële lonen (waarvan de index in aug. 1981 99,3% bedroeg t.o.v. de referentiewaarde 100 in het jaar 1970), in januari 1982 teruggevallen op 96,6%. En het is bekend dat die index geen juiste weerspiegeling is van de situatie in de laagste inkomensklasse, waarvan de toestand nog veel verslechterd is. Ook de consumptie is verminderd in de lagere en laagste inkomensklassen, die tegelijk minder toegang krijgen tot de dienstensector van de huisvesting, het onderwijs en de gezondheid. | |
[pagina 696]
| |
Volgens de officiële cijfers van het INE daalde het aandeel in de nationale consumptie van de 20% armste Chilenen van 7,7% in 1969 tot 5,2% in 1978, terwijl de 20% rijkste Chilenen tijdens dezelfde periode hun aandeel zagen stijgen van 43% tot 51%. En die algemene trend heeft zich de laatste drie jaren voortgezet. De gelijktijdige daling van de werkgelegenheid en de werkvergoedingen bracht op haar beurt een averechtse ontwikkeling van de inkomensverdeling op gang. Wat eveneens een belangrijke indicator is. Wanneer de rijken alsmaar rijker en de armen alsmaar armer worden, stelt men toch terecht vragen naar de deugdelijkheid van een beleid dat zoiets mogelijk maakt. Eind 1978 controleerden slechts vijf ‘groepen’ al 53% van de totale activa van de 250 grootste privé-bedrijven van het land. En ook die concentratietrend is de laatste drie jaar nog toegenomen. De concentratie van de economische macht in de handen van enkelen wordt nog bedenkelijker wanneer men in naam van de vrijheid de voorzieningen afschaft die het gemeenschappelijk patrimonium veiligstellen. De onverantwoorde inbeslagneming van stedelijke en agrarische gronden levert op de korte termijn wel grote en vlotte winsten op, maar berokkent zware schade aan het gemeenschappelijk patrimonium, waar niemand zich om bekreunt. De levenskwaliteit van het economisch zwakste bevolkingsdeel wordt ernstig aangetast door het misbruik van enkelen die profiteren van 's lands natuurlijke rijkdom. En nog erger wordt het wanneer de natuurlijke reserves uitverkocht worden aan de particuliere belangen van enkele landgenoten of buitenlanders. | |
Het failliet van de vrijheidHet model van de vrije markt-economie zoals het in Chili werd toegepast, had de fundamentele pretentie de economie te stabiliseren en een continue groei te verzekeren dank zij het vrije spel van een markt die open stond voor de hele wereld. Men is erin geslaagd de inflatie wezenlijk te verminderen, het tekort op de staatsbalans ten dele in de hand te houden, een behoorlijke stock financiële reserves aan te leggen. Maar al die jaren was de groei van de nationale economie erg matig en is opnieuw in een diepe recessie beland sinds einde 1981. Mét de bezwarende omstandigheid dat vandaag de dag een groot deel van de nationale industrie failliet is gegaan, de buitenlandse schuld ongehoorde proporties aanneemt, het vertrouwen van het vreemde kapitaal voorgoed ten einde schijnt te zijn, afgezien van de gevallen waar- | |
[pagina 697]
| |
in de buitenlandse steun veeleer een politiek karakter heeft. Het ritme van de produktieve investeringen neemt evenmin toe, nu op de internationale kapitaalmarkt buitensporig hoge rentevoeten blijven gelden. Nog hachelijker wordt de financiële toestand door de insolvabiliteit van vele banken en financiële instellingen, waar de staat reeds met overheidsgelden moest bijspringen en dat in de naaste toekomst nog méér zal moeten doen. Dat alleen al doet geen geringe afbreuk aan de basisprincipes van een model, volgens hetwelk de staat niets anders hoeft te doen dan ‘laisser faire’. Er worden trouwens op dit ogenblik een nieuwe reeks maatregelen genomen die dat ideaalbeeld nog grondiger wijzigen. De toelating b.v. die de staatsbedrijven kregen om hun schulden naar het buitenland te verleggen, en nog andere maatregelen dringen de staat opnieuw in een regulerende rol in het economisch proces, die voordien zo fel werd aangevochten! De concrete uitwerkingen van die maatregelen moeten wij nog afwachten vooraleer wij kunnen oordelen in welke mate zij een heuse ‘domesticatie’ dan wel een loutere variant blijken te zijn van de orthodoxe toepassing van het neoliberale economische model. Jammer genoeg lijkt geen van die nieuwe maatregelen tegen de ernst van de situatie opgewassen te zijn. Het ‘laboratoriumexperiment’ is niet geslaagd en voor het land - dit keer het hele land - blijven de perspectieven vrij somber. De globale evaluatie van het model dient bovendien nog een laatste element in rekening te brengen: het feit nl. dat het model slechts kon doorgedrukt worden dank zij de macht van een autoritair militair regime. Het land werd niet geraadpleegd, de eigenaars noch de arbeiders. Het model orkestreerde 's lands hele activiteit en riep een weinig solidaire competitiementaliteit in het leven. Alles werd van bovenaf opgelegd. Vóór en tijdens de uitvoering van het plan werd het hele democratische en medezeggenschapsapparaat ontmanteld dat voordien in Chili bestond. Alle vormen van organisatie op nationaal en sociaal vlak - vakbonden, corporaties, politieke groeperingen, beroeps- en buurtverenigingen - werden buiten spel gezet. De vrijheid van meningsuiting werd sterk aan banden gelegd. Haast negen jaar lang bevond het land zich in een voortdurende ‘noodtoestand’, met een politiek van harde repressie die voor velen dood, gevangenis of ballingschap heeft betekend. Zodat tenslotte niemand zich daadwerkelijk kon verzetten tegen een beleid dat voor zovelen zo'n kwalijke gevolgen had. Op het altaar van de economische vrijheid moesten alle andere vrijheden van de burger opgeofferd worden. Dat is de diepe innerlijke contradictie van een vrijheidsmodel, dat slechts toegepast en behouden kon worden door naakte macht. Handelend over het model, zoals het in Chili toegepast werd, deed Milton Friedman zelf eind 1981 terecht de | |
[pagina 698]
| |
profetische uitspraak: ‘Veeleer vroeg dan laat zal (ook) de economische vrijheid bezwijken voor het autoritaire karakter van de militairen’. |
|