lichamen blijven of ‘poppen’ (Brad Davies als Querelle) of er wordt nauwelijks aandacht aan geschonken (de bijrollen, behalve die van Franco Nero/Seblon misschien). Zeker, ook bij Genet gaat het vaak om stereotiepe mannebeelden, maar er zijn steeds lijfelijke details aanwezig die maken dat ze toch beginnen te leven en dus iets ‘pervers’ krijgen. In Fassbinders film heeft Jeanne Moreau, de enige vrouwefiguur, veel meer présence dan alle mannen samen. Alsof Fassbinder zich uiteindelijk toch meer voor haar interesseert. Dezelfde ‘onverschilligheid’ voor mannen trof me reeds in zijn andere film met uitdrukkelijk homoseksuele thematiek, Faustrecht der Freiheit. Of kon hij slechts over homoseksualiteit en homo-erotiek handelen via een zijweg, zoals de travestie in In einem Jahr mit Dreizehn Monden, de dubbelganger in Despair, of de vrouwenwereld in Die bittere Tränen der Petra von Kant? Eén uitzondering is er: het merkwaardige fragment uit Deutschland im Herbst, waarin hij, zoals niemand hem dat zou kunnen nadoen, laat staan durven te doen, een lijfelijke aftakeling in beeld bracht. Over het algemeen echter zijn de vrouwenfiguren van Fassbinder veel boeiender en perverser dan zijn Querelle-mannen, zijn kleine bedienden en mislukte hetero-mannen veel ontroerender dan zijn Querelle. Fassbinder wist niet wat hij met ‘mannen’ aan moest. De keren dat hij die radeloosheid van de man (en zichzelf) filmde, ontroerde ons zijn onmacht. De mannen uit Genets wereld zijn echter veel te triomfantelijk en zelfzeker om Fassbinder te kunnen boeien, laat staan dat hij ze zou begrijpen. Op hun triomfantelijke en radicale subversiteit reageert hij als een verschrikte kleinburger (die Genet - misschien zelfs graag - leest). Hij verstokt, verstilt, raakt in paniek en gooit dan maar enkele truukjes
uit zijn rommeldoos op het doek: citaten, beeldenpracht, toneelmatigheid, muziek...
Een film met zo'n Genet-thematiek kán eigenlijk geen commercieel succes zijn, zoals ook Salo van Pasolini veel te ondraaglijk is om de doorsneetoeschouwer te kunnen bekoren. (Ook de filmrecensent kan Salo slechts met een grote inspanning te lijf gaan, ondergaan). Het feit dat deze Querelle bij het publiek toch schijnt aan te slaan, is alleen te verklaren doordat er zo weinig subversiteit in zit. Het is een catalogus van homoseksuele clichés, geschikt voor toeristen; een pastiche op Genet en een erg teleurstellende Fassbinder.
‘Toen hij dát zag, schrok hij zich dood’, zei iemand me. Het kan van weinig respect schijnen te getuigen voor een filmmaker waarvoor ik steeds veel respect, zo niet altijd even veel affiniteit mee gehad heb, maar ik ontkom niet aan de indruk dat Fassbinder zich hier op een fatale wijze vergist heeft. Besefte hij dat hij - in feite - niet van mannen hield of niet kon houden?