Streven. Vlaamse editie. Jaargang 50
(1982-1983)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
Streven
| |
[pagina 99]
| |
Het Tweede Vaticaans Concilie Wanneer kwam Joannes XXIII op het idee?
| |
20 januari 1959Dat wordt bevestigd door een aantekening van Tardini voor het Staatssecretariaat. IJverig als steeds, noteerde hij dezelfde dag: ‘Audiëntie bij de H. Vader, die me vertelde dat gistermiddag voor hem een tijd van gebed en bezinning was geweest. Als programma voor zijn pontificaat had hij aan drie dingen gedacht: Romeinse Synode, Oecumenisch Concilie, Aggiornamento van het Kerkelijk Wetboek. Hij zal dat zondag a.s. aan de kardinalen meedelen na de plechtigheid in Sint-Paulus’Ga naar voetnoot2. De volgende zondag, 25 januari, kwam Paus Joannes inderdaad met zijn aankondiging, die de hele wereld met verbazing sloeg. Tardini's relaas doet uitschijnen dat het de middag van de 19e januari, de dag voor het gesprek, was dat Giovanni in de Torre di San Giovanni, waar hij zich graag terugtrok als hij alleen met God wilde zijn, op zijn idee was gekomen. | |
[pagina 100]
| |
Bij verschillende andere gelegenheden heeft Joannes onderstreept hoe ‘plotseling’ en ‘onverwacht’ die ingeving was gekomen. In een parafrase van een van zijn geïmproviseerde toespraken - tot leiders van de Katholieke Actie in Italië, 10 augustus 1959 - schreef de Osservatore Romano: ‘De gedachte aan een Concilie is niet langzaam gerijpt als de vrucht van langdurige meditatie, maar plotseling opgebloeid als in een onverwachte lente. De H. Vader had aanvaard op 25 januari de Bidweek te besluiten in Sint-Paulus-buiten-de-muren. Heel die week had hij zich in gedachten beziggehouden met het doel van deze gebedsoctaaf: “ut omnes unum sint”, opdat allen één zijn’Ga naar voetnoot3. De versie van Paus Joannes en die van de enige getuige van dat gesprek van 20 januari stemmen dus overeen: het besluit om een Concilie te houden was plotseling opgekomen, kwam zo maar uit de hemel gevallen. Het was niet van tevoren overlegd (‘ik had er zelf nooit aan gedacht’), het kwam helemaal onverwachts (‘ik was er zelf het meest door verrast’). Maar deze twee zinnen uit het Dagboek zijn vals. | |
Onmiddellijk na de pauskeuzeDat blijkt uit wat een ander betrouwbaar getuige, Mgr. Loris Capovilla, vertelt. Als secretaris van Roncalli in Venetië, daarna in Rome toen Roncalli paus was geworden, stond Capovilla veel dichter bij hem dan Tardini. (Deze had op een Roncalli-rapport uit Turkije eens geschreven: ‘die vent heeft nergens verstand van’). In een van zijn brieven schrijft Capovilla dat de eerste met documenten te staven vermelding van een Concilie te dateren is op 2 november 1958, nauwelijks vijf dagen na de pauskeuzeGa naar voetnoot4. En in zijn ‘chronologie’ van het leven van Joannes XXIII beweert hij dat deze op 30 oktober, twee dagen dus na zijn verkiezing, ‘voor het eerst liet horen dat er een Concilie moést komen’Ga naar voetnoot5. In het gesprek met Tardini ging het dus niet om een vage suggestie die hij terloops liet vallen, alsof hij even een proefballonetje wilde oplaten. Vanaf het ogenblik dat hij paus werd, was hij overtuigd van de noodzaak van een Concilie. | |
[pagina 101]
| |
Dat brengt ons tot een belangrijke conclusie. Zijn pontificaat en het Concilie vielen voor hem om zo te zeggen helemaal samen. Het Concilie zou niet zo maar één van de gebeurtenissen in zijn pontificaat zijn, zijn hele pontificaat zou daarom draaien. En als historicus was hij zich heel goed bewust van het oordeel dat de geschiedenis daarover zou vellen. We moeten dus afstappen van het idee dat hij voor de allereerste keer aan een Concillie dacht op die 19e of 20e januari 1959. En eigenlijk is dat nooit erg aannemelijk geweest. In dat geval zou hij namelijk minder dan een week gehad hebben om de toespraak waarin hij op 25 januari zijn Concilie aankondigde voor te bereiden. En enige voorbereiding was toch wel nodig. Was het plan wel te realiseren? Wat zou het allemaal meebrengen? Wat zou het doel van een Concilie moeten zijn? Welnu, dat hàd hij op 20 januari allang onderzocht. M.a.w. als Tardini met zijn plan instemde, dan was dat meegenomen, maar hij vroeg Tardini niet wat deze ervan dacht, hij vertelde hem dat hij over vijf dagen een Concilie ging afkondigen. Het is een feit dat hij op 20 januari al op de hoogte was van wat er over een mogelijk Concilie in de Vaticaanse mappen zat. Als Tardini opwerpt dat er zes jaren verliepen tussen de bijeenroeping en de opening van Vaticanum I, heeft hij dat voorzien. Hij kent het dossier over het Concilie-dat-nooit-heeft-plaatsgehad, het mislukte project van Pius XII in 1948; het feit dat de bisschoppen die toen voor advies geselecteerd werden, met enthousiasme en tal van suggesties voor de agenda gereageerd hadden, heeft hem in zijn voornemen gesterkt. Voor Pius XII daarentegen was dat juist de reden geweest om van het plan af te zien. Pius XII wilde vooral twee dingen: de definitie van het dogma van Maria's Tenhemelopneming en de veroordeling van een aantal nieuwe ketterijen. Daarvoor, besloot hij, was geen Concilie nodigGa naar voetnoot6. Welnu, het is evident dat Joannes zich met deze belangrijke archieven niet in een paar dagen vertrouwd kon maken. Hij had het druk en hij was oud. Die studie begon dan ook veel vroeger. Ze begon, geloof ik, met wat Capovilla de vroegste gedocumenteerde vermelding van een Concilie noemde, 2 november 1958. | |
[pagina 102]
| |
Maar dan zitten we wel met een hoop problemen. Waarom gaf hij een blijkbaar opzettelijk misleidend relaas van hoe hij op het idee kwam? Je kunt er immers niet omheen: het wàs misleidend dat hij zo veel nadruk legde op het gesprek met Tardini, dat hij het voorstelde als een plotselinge ingeving waardoor hij zelf volkomen verrast was. Was hij het misschien gewoon vergeten? Dat is niet vol te houden: hij was wel oud, maar niet gaga, hij was niet wazig als het om dingen ging die hem na aan het hart lagen. Eén punt kan al meteen worden opgeklaard. In zijn Dagboek schreef hij: ‘ik had er voordien nooit aan gedacht’. Capovilla interpreteert dat als ‘hij had er nooit aan gedacht voor hij paus werd’ in plaats van ‘voor het gesprek met Tardini’. En die interpretatie is correct. Het was altijd al een beetje absurd het zo voor te stellen alsof hij midden in het gesprek met zijn staatssecretaris ineens aan zijn wenkbrauw plukte en zei: ‘Per Bacco, ik heb het... een Oecumenisch Concilie!’ Of zich hetzelfde scenario voor te stellen de dag voordien in de Torre di San Giovanni. In ieder geval, het feit dat hij die twee andere dingen - een Bisschoppensynode voor Rome en de herziening van het Kerkelijk Wetboek - eraan toevoegde, suggereert rijp overleg of misschien een Shakespeariaans ‘pond vlees’ voor de Romeinse Curie. Wat het ‘plotselinge’ van zijn ‘inspiratie’ betreft: voor een man van 78, die op die leeftijd dagelijks onder een veel intensere druk staat dan hij ooit heeft gekend, waren de drie maanden die verlopen waren tussen zijn verkiezing en die 20e januari, niet eens zo'n lange periode om tot zulk een belangrijke en vérreikende beslissing te komen. Het relaas van het gesprek met Tardini wordt in zijn Dagboek voorafgegaan door een beschrijving van wat hij de ‘tweede genade’ noemt die hij had ontvangen: de genade ‘in staat te zijn, als simpel en onmiddellijk uitvoerbaar te aanvaarden sommige ideeën die op zichzelf helemaal niet ingewikkeld waren, integendeel heel eenvoudig, maar vérreikend in hun gevolgen en vol consequenties voor de toekomst. Dat lukte me onmiddellijk. Dat laat zien dat je de goede ingevingen die van O.L. Heer komen, eenvoudig en vol vertrouwen moet aanvaarden’ (p. 394). Het is een tekst die een helder licht werpt op Giovanni's geestelijke attitude. Zeggen ‘roep een Concilie samen’ was gemakkelijk; de complicaties kwamen pas daarna. Maar de initiële beslissing was een daad van vertrouwen, van overgave. Giovanni had de moed, eenvoudig te zijn. Bovendien, als hij van een ‘ingeving’ of ‘inspiratie’ sprak, wilde hij daarmee niet zeggen dat hij een ‘visioen’ had gehad, dat God hem op de schouder had geklopt en ingefluisterd: ‘Roep een Concilie samen’. Hij gebruikt het meervoud: ‘goede ingevingen’. De school van de Geestelijke | |
[pagina 103]
| |
Oefeningen had hem geleerd, de ideeën die hem in zijn gebed te binnen schoten, nauwlettend te toetsen, hij wist dat we op onze hoede moeten zijn voor zelfbegoocheling. Een ‘ingeving’ was voor hem een beproefd inzicht dat beoordeeld moest worden aan zijn vruchten. Capovilla vertelt dat in gesprekken vóór de afkondiging van het Concilie bleek dat hij er vooral zeker van wilde zijn ‘dat het geen wilde fantasie of spectaculaire improvisatie was, maar een ingeving waaraan hij zich als aan Gods wil had te onderwerpen’Ga naar voetnoot7. Het gesprek met Tardini was hierin niet beslissend: daar toetste hij zijn inzicht niet aan Gods wil, maar aan die van de Curie. Maar toen was het voor de Curie al te laat om nog dwars te gaan liggen. Er rest ons nog te verklaren wat hij bedoelde met ‘ik zelf was er nog het meest door verrast’. Als hij er vroeger al aan gedacht had, kan er toch geen sprake meer zijn van verrassing? Op het eind van zijn leven was zijn spiritualiteit gekenmerkt door een grote bereidheid om ‘zich te laten verrassen’, dat was voor hem een andere manier om ‘open te staan voor God’. ‘Bovenal’, schreef hij na zijn retraite in december 1959, ‘moeten we altijd gereed staan voor de verrassingen van de Heer’ (Dagboek, p. 360). En 11 augustus 1961, naar aanleiding van een meditatie over het Heilig Bloed - een devotie uit zijn kinderjaren: ‘Deze ingeving, die de laatste tijd als bij verrassing over me kwam, voel ik in mijn hart als een nieuwe impuls, een nieuwe geest’ (p. 370). Hier ligt het geheim van de voortdurend zich vernieuwende geestelijke jeugd van deze oude man. Hij kende Péguy's gedicht over l'Eglise, jeune ensemble et éternelle. Terwijl met zijn leeftijd lichamelijke ongemakken zich steeds meer lieten voelen, bleven zijn hart en geest jong. Altijd weer stond hij gereed om zich door de genade te laten verrassen. De gedachte aan een Concilie was zo een van Gods verrassingen. Als hij erop inging, was dat een daad van onderwerping aan Gods wil, niet een lievelingsplannetje van Angelo Roncalli die de kerk eens zou gaan hervormen. De wortel ervan reikt dieper in zijn verleden, in zijn ervaring met het Modernisme, in zijn studie van het Concilie van Trente. Maar een echt plan kon het pas worden toen hij paus was. Het was niet zo dat hij in verbeelding ‘als-ik-eens-paus-was’-spelletjes speelde. | |
Onmiddellijk vóór de pauskeuzeHet moment waarop Joannes op het idee kwam ‘ik roep een Concilie samen’ hebben we tot nog toe teruggeschoven naar het allereerste begin | |
[pagina 104]
| |
van zijn pontificaat. Er is een goed geplaatst getuige die het nog verder naar achteren schuift. Volgens Kardinaal Alfredo Ottaviani, toentertijd Prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer, is het idee al opgekomen tijdens het Conclaaf van 1958. Tien jaar later, in 1968, kwam Ottaviani met de mededeling voor de dag: ‘De laatste dag van het Conclaaf ging ik naar de cel van Kardinaal Roncalli en zei hem: ‘Eminentie, we moeten aan een Concilie denken’... Kardinaal Roncalli maakte die idee tot de zijne en later hebben we hem horen zeggen: ‘Ik heb aan een Concilie gedacht vanaf het ogenblik dat ik paus werd’. De waarheid is dat hij onze suggestie overnam - Kardinaal Ruffini was ook bij het gesprek aanwezigGa naar voetnoot8. Wat moeten we daarmee aan, met deze uiterst revisionistische suggestie? De paradox is namelijk dat op die manier de hele idee afkomstig zou zijn van Ottaviani en Ruffini, uitgerekend de twee kardinalen die in het Concilie op bijna alle punten aan de kant van de minderheid stonden en zich ontpopten als Joannes' hardnekkigste tegenstanders? Kennelijk probeerde Ottaviani het idee van een Concilie te ‘kapen’. Daartegenover staat Joannes' duidelijke verklaring dat het ‘helemaal mijn eigen idee was’. Wie van beiden heeft dan gelijk? Het lijkt heel waarschijnlijk dat een gesprek van die aard wel degelijk plaats heeft gehad, Ottaviani was geen leugenaar. Het bevestigt trouwens de mening dat Roncalli aan een Concilie dacht vanaf het ogenblik dat hij paus werd. En het neemt helemaal niet weg dat het idee van hém kwam. Als we maar beseffen dat hij een ander Concilie bedoelde dan Ruffini en Ottaviani. Die hadden een Concilie op het oog dat uitsluitend gewijd zou zijn aan het rechtzetten van de dwalingen die volgens hen in kerk en wereld rondwaarden. In die optiek hadden beiden gewerkt aan het project van 1948. Dat was een reden te meer waarom Joannes zijn plan geheim moest houden tot hij zelf een voldoende duidelijk inzicht had in doel en opzet van zijn Concilie. Als iedereen op de kar van het Concilie sprong zonder inzicht in de richting die hij het uit wilde sturen - oecumene en aggiornamento - kon dat alleen maar uitlopen op een totale mislukking. Ottaviani's aanspraak laat overigens nog maar eens zien dat de idee van een Concilie op zichzelf noch ‘progressief’, noch ‘conservatief’ is. Het hangt er maar van af wat je ervan maakt. Om die reden was de openingstoespraak van Joannes XXIII op het Concilie zo belangrijk. Hij keerde zich tegen de pessimisten en onheilsprofeten, | |
[pagina 105]
| |
die in de wereld van vandaag niets goeds weten te vinden. ‘De Oecumenische Concilies uit het verleden zijn vooral bijeengeroepen om de zuiverheid van het geloof te toetsen... al naargelang de besmetting van ketterijen en dwalingen in de Kerk trachtte binnen te dringen... De Kerk heeft zich zonder ophouden tegen dergelijke dwalingen verzet; zij heeft ze dikwijls met ongekende hardheid veroordeeld. Nu wil zij zich eerder bedienen van een liefdevol heelmiddel dan van onverbiddelijke veroordelingen’. Op die manier stuurde hij het Concilie de richting uit die hij op het oog had vanaf het begin van zijn pontificaat. |
|