Streven. Vlaamse editie. Jaargang 49
(1981-1982)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 811]
| |
Taoïsme II
| |
[pagina 812]
| |
waren wel ‘priesters’, tao she (letterlijk: leermeesters) die de lokale gemeenschappen leidden. De lokale tempels hebben hun eigen praktijken en vereringen, die verschillen van die welke in andere tempels en streken gelden. Voor onze opzet is de ingewikkelde geschiedenis van het religieus taoïsme en de taoïstische kerk van minder belang. Wij beperken ons hier tot enkele karakteristieken van het religieus taoïsme zoals we die ook nu nog in Taiwan aantreffen: in de Chinese Volksrepubliek wordt de beoefening van het religieus taoïsme sterk gehinderd door de heersende godsdienstpolitiek. Vergeten wij niet dat kort voor de machtsovername door de communisten op het Chinese vasteland (1949) talrijke taoïstische priesters en gelovigen naar Taiwan zijn gevlucht. Het traditionele taoïsme van Taiwan heeft bovendien zijn wortels in de Fujianprovincie, die net tegenover het eiland op het Chinese vasteland ligt. | |
Van tempels en godenNaar hun godsdienst gevraagd zullen de meeste Taiwanezen antwoorden: boeddhisme. Bij nader onderzoek blijken ze helemaal geen boeddhisten te zijn. Zij beoefenen gewoon de traditionele godsdienst van de Chinezen, die veeleer taoïstisch dan boeddhistisch isGa naar voetnoot4. Volgens het China Yearbook 1975 zijn er ongeveer 480 taoïstische organisaties, alle ondergeschikt aan de ‘Nationale Taoïstische Vereniging’. De taoïsten worden geschat op 3.300.000 die praktizeren in 2.745 tempels, bediend door 1.300 taoïstische priesters. Elk dorp of elk district van een stad heeft zijn tempel, die de tempel is van de gemeenschap en het centrum van veelvuldige activiteiten, juist omdat de goden zeer betrokken zijn bij het menselijk leven. In elke tempel is er een hoofd-god van de tempel met daarnaast nog verschillende andere goden. Aan de ingang of op de deuren geschilderd staan de ‘tempelbeschermers’ (tegen boze geesten). De tempels horen toe aan de plaatselijke gemeenschap die ze bestuurt door middel van een comité. Het voornaamste in de tempel is niet de hoofd-god maar wel de wierookbranders die de gemeenschap vertegenwoordigen. Het is de plaats waar de gelovigen de god ontmoeten door hun gebed, gesymboliseerd door de wierook. De gelovigen die tot zo'n ‘parochie’ behoren nemen as uit de wie- | |
[pagina 813]
| |
rookbrander van de tempel mee naar huis, waar zij die in de wierookpot op het familie-altaar leggen. Benevens deze hoofdtempel zijn er nog vele kleinere die aan verschillende goden zijn toegewijd. Op het platteland staan er in de velden, meestal onder een grote boom, mini-tempeltjes, toegewijd aan de god van de aarde. In de taoïstische traditie bestaan er 36 hemelen. De hoogste drie daarvan zijn de verblijfplaats van de drie manifestaties van de Absolute Tao. De Yuan-shih T'ientsun (de hemelse eerbiedwaardige van het Oorspronkelijke Begin) is de Heer van de Hemel en het symbool van de scheppende kracht van de Tao. Daarom neemt hij in de voorstellingen van de drie manifestaties de centrale plaats in. Hij bewoont de 36e hemel. De Ling-pao T'ientsun (de hemelse eerbiedwaardige van de Schat van de Geest) is de Heer van de Aarde en het symbool van de oer-geest. Hij is het heiligende aspect van de Tao en bewoont de 35e hemel. De Tao-Te T'ientsun (de hemelse eerbiedwaardige van de Kracht van de Tao) is de Heer van de Seminale Essentie en het symbool van de actie van de Tao in de schepping door zijn actieve Kracht. Hij bewoont de 34e Hemel. Deze eerbiedwaardige wordt soms vereenzelvigd met Lao Ze, die de mysteries van de Tao heeft onthuld. De drie manifestaties van de Tao worden de ‘Drie Zuiveren’, soms ook de ‘Drie hemelse Eerbiedwaardigen’ genoemd, ze zijn de drie hoogste bemiddelaars en zijn dan ook verheven boven de hoogste godheden van het volkse pantheon. Boven deze 36e en boven àlle hemelen bevindt zich de Absolute Tao. De 33e hemel is de verblijfplaats van de grote godheden van de traditionele Chinese godsdiensten: de ‘Jade Keizer’ (Yü-huang ta-ti), de ‘Soeverein van hierboven’ (Shang-ti)... enz. Op het niveau van de 33e hemel bevindt zich de ‘Gouden Poort’ die uitgeeft op het domein van de ‘Drie Zuiveren’. Het is door die poort dat de geest van de priester in contemplatie nadert tot de ‘Ontoegankelijke Tao’. Hij kan niet hoger stijgen dan de 33e hemel. Maar door contemplatie en bezinning kunnen zijn gedachten de Tao benaderen, zodat de Tao zich manifesteert in zijn bewustzijn en zijn lichaam. Reeds in de tweede eeuw vóór Chr. was Lao Ze een legendarische figuur geworden met een fabelachtig lang leven: 200 jaar. In het begin van onze tijdrekening werd hij onder de naam van Lao Chün (oude of eerbiedwaardige gentleman) als een god vereerd, al ging niet iedereen met die vergoddelijking akkoord. Wat nog opvalt in een taoïstische tempel zijn de vele beelden van de ‘shen’. Sommige ‘shen’ zijn manifestaties van de Tao die buiten het bereik van de mens ligt. In dit geval kunnen we het woord ‘shen’ vertalen door | |
[pagina 814]
| |
god of godheid. Andere ‘shen’ zijn echter menselijke wezens die door de volksvroomheid a.h.w. gecanoniseerd zijn. De meest vermaarde shen is waarschijnlijk Matsu, ‘de godin van de zee’, die onder verschillende namen wordt vereerd. Thans zijn er 400 tempels in Taiwan die haar naam dragen en er zijn ontelbare kapelletjes die haar zijn toegewijd, zeer vaak onder de naam van ‘De Hemelse Moeder’. Daar de vroege inwijkelingen meestal vissers waren, waarvan zij de beschermster is, is dat helemaal niet verwonderlijk. Er zijn evenveel tempels van de volksreligie waarin Kuan-Yin, de ‘godin van de barmhartigheid’, als de voornaamste godheid vereerd wordt, hoewel zij oorspronkelijk een boeddhistische heilige of bodhisattva was. Men mag niet vergeten dat mensen die regelmatig de tempels van de volksreligie bezoeken occasioneel ook boeddhistische tempels bezoeken zonder daarin iets onlogisch te bespeurenGa naar voetnoot5. In de steden zijn er nog de ‘stadsgoden’, die als beschermers van de steden worden vereerd. De T'u ti Kung, de ‘god van de aarde’, behoort tot de oudste Chinese traditie, ouder zelfs dan het taoïsme. Zijn tempeltjes liggen verstrooid over heel het platteland. Men vereert hem ook onder de naam van ‘de god van geluk en deugd’. ‘Goden in het lichaam ontwaren was een belangrijk deel van het meditatieproces. Ons lichaam steekt vol goden. De lever heeft er vier. De longen zes. Elk deel van het lichaam heeft zijn goden. De belangrijkste zijn die van de cinnaber-velden gesitueerd in de buik, de borst en het hoofd’Ga naar voetnoot6. Waarschijnlijk hebben de volgelingen van de taoïstische beweging, die begon rond 400 jaar vóór Chr., hun eigen goden gehad, die verband hielden met alchemie-praktijken en het zoeken naar onsterfelijkheid. Die goden zouden dus voortgesproten zijn uit het taoïstische geloof of overgenomen zijn uit de volksgodsdienst en geïntegreerd in het taoïstisch pantheon. Zo zou de cultus van de ‘onsterfelijken’ (hsien) ontstaan zijn onder de invloed van deze magiërs. Die onsterfelijken (hsien) waren echter geen godheden (shen). Men kan onsterfelijk worden indien men een bepaalde weg volgt. Li Shaochûn, die stierf in 133 vóór Chr., is wat Maspero noemt ‘de klassieke taoïstische ingewijde’. ‘Hij onthoudt zich van graangewassen, kent het geheim van onsterfelijk leven en verandert cinnaber (kwiksulfide) in goud’Ga naar voetnoot7. De eerste stap om cinnaber in goud te veranderen was het offer | |
[pagina 815]
| |
voor de stoof. De ‘god van de stoof’ zou een van de grootste godheden worden van het religieuze taoïsme’Ga naar voetnoot8. De ‘god van de stoof’ is ook nu nog een van de meest vereerde goden in de Chinese familie. Hij is meer bekend onder de naam van ‘keukengod’. Vóór nieuwjaar maakt hij zijn jaarlijkse reis naar de hemel om verslag uit te brengen bij de Jade-Keizer. De ‘god van de stoof’ had ooit een andere titel: se-ming of ‘bestuurder van het noodlot’. Als zodanig zou hij reeds een lange geschiedenis hebben gehad vooraleer hij met de ‘god van de stoof’ werd geïdentificeerd. Dat geeft een goed idee van het assimilatie- en integratieproces dat algemeen in het taoïsme werd toegepast. De taoïsten zijn, zoals ze zelf verklaren, bereid elke ‘god’ in hun pantheon op te nemen. De weleer nagestreefde fysieke onsterfelijkheid werd ondertussen vervangen door het streven naar geestelijke onsterfelijkheid. Wel wordt er nog steeds gestreefd naar een ‘lang leven’ door middel van dieet, van lichaamsoefeningen zoals yoga, en van ademhalingsoefeningen die erin bestaan in te ademen en die adem te laten circuleren in het lichaam. Ook de sierlijke ‘tai-chi’-gymnastiek - ritmische bewegingen van romp en ledematen - die sinds duizenden jaren en ook nu nog dagelijks in China beoefend wordt, is meer dan een tactiek van zelfverdediging. Volgens het taoïstische boek I Ching (Boek der veranderingen) worden door de ‘t'ai-chi’ yin en yang, de mannelijke en vrouwelijke energie, vrijgemaakt. Yin en yang raken in evenwicht en iemands Ch'i (vitale levenskracht) vloeit ononderbroken door zijn geëigende kanalen. Het aldus bereikte evenwicht, beweren t'ai chi-enthousiasten, baart goede gezondheid en lang leven. T'ai chi brengt kalmte, bevordert juiste ademhaling en is een bron van geestelijke vrede. Uit dit korte overzicht blijkt hoe het religieuze taoïsme een gestructureerd pantheon van goden en geesten heeft die gerangschikt staan als de ‘sporten van een ladder’ waarlangs men de Absolute Tao kan benaderen. | |
Bedienaren en eredienstKristofer SchipperGa naar voetnoot9 merkt op dat drie categorieën van personen verbonden zijn met de Taiwanese taoïstische tempels. Leken zijn verantwoordelijk voor het beheer en bestuur. Vervolgens zijn er de fa-shih, meesters van de magische kunsten, die duivels uitdrijven, de tempel-mediums onder controle houden en handelen als priesters van de gewone godheden (shen). | |
[pagina 816]
| |
Tenslotte zijn er de orthodoxe taoïstische priesters (tao-shih): alleen zij treden op bij de uitgebreide ceremoniën van de tempelwijding of bij de periodieke samenkomsten van de religieuze gemeenschap. De functie van ‘fa-shih’ is niet erfelijk. Hun functie berust namelijk op bijzondere gaven zoals b.v. de bekwaamheid om in trance-toestand te communiceren met de geesten of de ‘andere’ wereld. Ze zijn ook de beoefenaars van het religieuze marionetten-theater. De rang van de ‘tao-shih’ is hoger dan die van de fa-shih. De tao-shih zijn de eigenlijke taoïstische priesters. Zij vereren en dienen de ‘Drie Zuiveren’ die emanaties zijn van de Absolute Tao. De macht van de fa-shih blijft beperkt tot de godheden (shen) wier priester hij is. Een deel van de wijding van de ‘tao-shih’ en de ‘fa-shih’ bestaat erin de 36 sporten (die uit zwaarden bestaan) van de hemelse ladder te beklimmen. Daarna ontvangen ze hun wijdings-certificaat. ‘Hoewel de essentie van de taoïstische godsdienst de communicatie met de Tao is, zijn de meeste mensen zich daarvan niet bewust en wordt die communicatie aan de priesters voorbehouden. De gewone gelovige houdt zich meer bezig met bemiddelaars: goden die manifestaties van de Tao kunnen zijn of vergoddelijkte historische personages. Volkse praktijken sluiten in: waarzeggerij en communicatie met de doden door middel van mediums. Taoïstische priesters, die normaal uitgenodigd worden om voor te gaan in volkse feesten en rituelen, leven niet in gemeenschap zoals de boeddhistische monnikken, maar zijn gehuwd en hebben een gezin. Behalve bij de religieuze ceremoniën gaan ze als leken gekleed. Taoïstische priesters worden verondersteld een lang noviciaat door te maken bij een gewijde priester, die maar één neofiet tegelijk opleidt. Wie als nieuwkomer een tempel van de volksreligie binnengaat wordt er verrast door de nonchalante en opgeruimde sfeer. De mensen zitten keuvelend op banken. Kinderen spelen en lopen rond. Men kan de offergaven van vlees en vruchten op tafels leggen. Terzelfdertijd is een aantal mensen in beslag genomen door devotionele praktijken als diep buigen, wierook branden, gebeden opzeggen, bamboe-reepjes uitkiezen waarop veelbetekende woorden geschreven staan. Je kan er rond wandelen en kiekjes nemen zonder dat iemand op je let. De grote gemeenschappelijke vieringen gebeuren op de feesten van goden en geesten. Die feestdagen worden het jaar door op verschillende plaatsen en in relatie met een of andere tempel gevierd. Alle familieleden keren voor deze feestelijkheden naar huis terug, en nodigen zo mogelijk, hun kennissen en vrienden uit. Die feesten kunnen verscheidene dagen duren | |
[pagina 817]
| |
en gaan gepaard met grote consumptie van varkensvlees, gevogelte, vis, groenten en wijn, die eerst naar de tempel ten offer werden gebracht. In en rond de tempel bevindt zich een grote menigte en in de nabijheid worden volkse opera's opgevoerdGa naar voetnoot10. Wij kunnen hier niet ingaan op de veelvuldige en zeer ingewikkelde taoïstische liturgische plechtigheden. Die rituelen verschillen trouwens van eeuw tot eeuw en van streek tot streek. Er moet echter wel een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen het ‘orthodoxe taoïsme’, dat meer op de Tao gecentreerd is, en de ‘volksreligie’, die zich vooral op de godheden en geesten richt. Maar uiteindelijk vormt dat alles toch één religieus taoïsme. | |
Taoïstische en christelijke spiritualiteitEen paar keer heeft Y. Raguin zich gewaagd aan een vergelijking tussen taoïstische en christelijke spiritualiteitGa naar voetnoot11. Dat is een hachelijke onderneming, omdat de inhoud van de taoïstische termen meestal niet overeenstemt met wat wij westerlingen ons daaronder voorstellen. Toch kunnen er raak- (of verschil)punten inzitten die de moeite waard zijn. Om misvattingen zoveel mogelijk te voorkomen zullen wij onze aandacht eerder op de (omschreven) inhoud van de taoïstische termen toespitsen dan op de termen zelf. Mijn opzet is de hoofdgedachten van Y. Raguins manuscript over wat hij ‘de basisprincipes van de taoïstische spiritualiteit’ noemt, zo getrouw mogelijk weer te geven. Het taoïsme is altijd geobsedeerd geweest door het ideaal van de volmaakte, de voltooide mens: de ‘sheng jen’, letterlijk: de heilige mens. Uitgaande van dat vooropgezette ideaal kan men zich het beste rekenschap geven van de verschillen in spiritualiteit. In het Chinese denken duikt voortdurend de tegenstelling op tussen de confuciaanse wijze en de taoïstische heilige. De confucianist zal de taoïst verwijten dat hij zich niet bekommert om de mens in maatschappelijk verband en zodoende de meest fundamentele menselijke betrekkingen vernietigt. De taoïst van zijn kant zal de confucianist zijn formalistische gehechtheid aan sociale conventies verwijten. Voor de confucianist kan de mens alleen maar volmaakt zijn in zijn betrekkingen tot de anderen. Het taoïstisch denken daarentegen is altijd be- | |
[pagina 818]
| |
zeten geweest door de visie van de heilige die, vrij van alle dwang, alleen maar betracht zijn volmaaktheid te realiseren en naar onsterfelijkheid streeft. Die taoïstische heilige is moeilijk in beeld te brengen, omdat hij tegelijk in volmaakte harmonie met de anderen leeft, bevrijd weliswaar van de sociale formaliteiten en conventionele normen van de intermenselijke relaties. De Tao laat alle dingen over aan hun eigen spontaneïteit die de vrucht is van zijn eigen ‘Kracht’ (Te). De Tao schenkt elk schepsel zijn eigen ‘vrijheid’. En de heilige moet in zijn houding ten opzichte van de anderen de Tao navolgen. Het ideaal van de taoïstische heilige volgens de Tao-Te-king behelst veel meer dan de fundamentele wet van de ‘terugkeer’ verstandelijk te kennen. ‘Hij verwezenlijkt ze door zelf terug te keren tot de Tao. En deze “terugkeer” heeft een spirituele betekenis. Het gaat erom zich met de Tao te identificeren door in zichzelf zijn eenheid, zijn eenvoudigheid, zijn ledigheid te verwezenlijken’Ga naar voetnoot12. De heilige zoekt net als het water de laagste plaatsen op en dringt zichzelf niet aan de anderen op. Indien het christendom ook de godsdienst van de nederigheid is, kan het taoïsme ons veel leren. De Tao-Te-king is het evangelie van de spontaneïteit: het is de meest elusieve (ontwijkende) van alle religieuze klassieken uit het Oosten en herhaaldelijk waarschuwt het ons niet te trachten te definiëren wat niet gedefinieerd kan en mag worden. Volgens de taoïstische leer kwam de zonde in de wereld doordat de mens afdwaalde van zijn oorspronkelijke toestand van onschuld. Die ‘zonde’ sproot voort uit de kennis. Onwetendheid en onschuld zijn het voorrecht van het kind. De toestand van onschuld is verbonden met de ‘natuurlijke’ staat. Wanneer we iets doen tegen de menselijke natuur in ons dan kunnen we dit als een ‘zonde’ beschouwen. Concreet: elk soort verspilling van energie, elk soort verkwisting is een ‘zonde’, omdat zo'n handelwijze gelijk staat met het nutteloos verspillen van energie, die de Tao ons geeft door zijn ‘Te’ (kracht). Wie zijn energie verkwist, kan niet in zichzelf het leven voeden dat het principe van onsterfelijkheid is. Zoals in het boeddhisme heeft het taoïstische begrip ‘zonde’ alleen met de mens te maken. Er is ‘zonde’ wanneer ik iets doe tegen mijn diepe natuur. In het taoïsme is het fundamentele christelijke begrip van een relatie met God die ons liefheeft onbestaande. De persoonlijke God geeft aan de christelijke ervaring een aroma dat in het taoïsme ontbreekt. ‘Zijn natuur volgen’ betekent echter niet: toegeven aan wat je graag doet... Het volmaakte beeld van de Tao staat daar als een model, dat steeds tegenwoor- | |
[pagina 819]
| |
dig is, hoewel het niet gekend noch in woorden gevat kan worden. De heilige, de volmaakte mens is diegene die de volmaakte deugd (Te - kracht) bezit. Indien de heilige aldus in zichzelf de kracht (Te) van de Tao verwezenlijkt, dan handelt hij, net als de Tao, door de kracht van het ‘niet-handelen’. Dit ‘niet-handelen’ impliceert van de kant van de heilige de soepelheid maar ook de kracht van het water (Tao-Te-king, hoofdstuk 37). Naast het hier geschetste ideaal dat men uit de Tao-Te-king kan putten, werden er in de loop der tijden vele andere uitgewerkt die van een minder louter gehalte zijn. Het zoeken naar onsterfelijkheid met behulp van technische middelen zoals ademhalingsoefeningen en meditatie, maakten van de heremiet die zich in de bergen terugtrok een ideaal dat helemaal niet van deze wereld was. Het beeld van de ‘onsterfelijken’ heeft ongetwijfeld lange tijd de verbeelding van de ideaal-zoekers geobsedeerd. De onsterfelijke beschikt immers over machten die er een wezen apart van maken. Daar het verwerven van de onsterfelijkheid geconditionieerd is door de inspanning van de mens, zijn sommige taoïsten verzeild in een actief radicalisme, dat verbaast bij mensen die steeds het ideaal van het ‘niet-handelen’ hebben gehuldigd. Men moet eerlijk erkennen dat de aantrekkelijkheid van het taoïsme thans te vaak gepaard gaat met een ongezonde hang naar het extravagante. Het aandringen, in de taoïstische methoden, op ademhalingsoefeningen en alchimie situeert het taoïstisch ideaal in een heel menselijke integratie, zonder werkelijke openheid voor het ‘onzichtbare’ dat het ideaal was van de grootmeesters van de oudheid. In de taoïstische meditatieboeken is er te dikwijls alleen sprake van ademhalingsoefeningen, psychologische concentratie en het laten rond circuleren van de adem. De aanhangers van deze methoden lopen het gevaar alleen maar deze effecten te zoeken, die erg verschillend zijn van wat de grote taoïstische mystici hadden voorgesteld: het gevaar van een vals mysticisme zit erin. Dat zal dan geen ‘bevrijde’ mensen opleveren maar slechts wat zonderlinge wezens, die niet de ware houding tegenover het mysterie hebben gevonden... Indien men in plaats van het mysterie te willen doorgronden, het zijn onaantastbare plaats laat, zal men de gezonde houding van een Lao Ze en een Zhuang Ze terugvinden: de houding van wie niet tracht het mysterie te veroveren maar het eenvoudig beleeft in een inwendig leven dat hem volledig in zichzelf integreert, hem doet communiceren met de Tao en hem open stelt voor alle wezens: | |
[pagina 820]
| |
Zonder de drempel van de deur te heb-
ben overschreden,
alles kennen onder de hemel.
Zonder door het venster te kijken,
de ‘Weg van de Hemel’ beschouwen.
Hoe verder men gaat,
hoe minder men zal weten.
De Heiligen reisden niet,
maar waren nochtans op de hoogte.
Zonder te hebben gezien
wisten ze te onderscheiden.
Zonder iets te hebben gedaan,
hadden ze alles verwezenlijktGa naar voetnoot13.
Het taoïsme is een wereld van een verbazende rijkdom, een woud van oneindige diepte. Hoe dieper men erin doordringt, hoe meer men zich verloren voelt, maar hoe meer ook men overweldigd wordt door de luister van zijn wasdom. Het is mogelijk verschillende paden in dit woud te bewandelen. Er zijn andere aspecten van de relatie tussen mens en Tao die door andere vorsers werden belicht en in dit essay niet werden aangeraakt. Men kan zeggen dat uit hoofde van zijn karakter zelf, de geestelijke weg van het taoïsme zich leent tot verschillende interpretaties die elkaar aanvullen. Elke interpretatie laat ons enkele aspecten ontdekken van de Tao die alle dingen transcendeert en waarvan de actie oneindig mysterieus blijft. Maar als christenen zijn we toch even blij verrast, wanneer het taoïsme 500 jaar vóór de Bergrede leert: ‘Vergeld het kwade met het goede’ (Tao-Te-king, hoofdstuk 63)Ga naar voetnoot14. |
|