| |
| |
| |
Twee Duitslanden: hun mogelijkheden en problemen
L.L.S. Bartalits
De nog steeds niet definitief opgeloste regeling van de Duitse kwestie geldt als een van de belangrijkste internationale problemen. Bij herhaling is gebleken welk een centrale rol de Bondsrepubliek in Europa en het Atlantische Bondgenootschap speelt. Hierop wordt in het eerste deel van ons artikel ingegaan. Vervolgens hopen wij de verhouding tussen de Sovjet-Unie en de beide Duitse staten te verhelderen, om tenslotte aandacht te besteden aan de interne verhoudingen en de positie van de DDR.
De politiek van Bonn bevindt zich momenteel in zwevende toestand. Bondskanselier Schmidt is de afgelopen maanden (ondanks zijn zege op het SPD-Congres in april jl.) veel van zijn vroeger gezag kwijtgeraakt. Behalve de sociale en economische problemen in de BRD zijn er de speculaties over de ‘Ostpolitik’. Medio januari werd een studie van de planningstaf van het ‘Auswärtiges Amt’ gepubliceerd, die zich inliet met mogelijke wijzigingen in de ontspanningspolitiek. Aanleiding daartoe was de kritiek van Westerse landen op de aanvankelijk behoedzame reacties van de Bondsregering op de militaire coup in Polen. Deze niet altijd faire kritiek heeft Bonn verrast, verschrikt en ook wel verbitterd. De studie gaf toe dat men op zijn minst bij de presentatie van het Westduitse standpunt fouten had gemaakt.
De opstellers van het stuk bevalen derhalve een duidelijker onderstreping aan van de vaste binding van de BRD aan het Westelijk Bondgenootschap. Tevens moest men formuleringen en acties vermijden die de indruk konden wekken, als bevond Bonns politiek zich in een neutralistisch niemandsland, op gelijke afstand van Moskou en Washington. De ‘Vereinbarkeit von Allianzpolitik und Ostpolitik’ moest verzekerd blijven. Geen inhoudelijke zwenking dus, alleen een betere presentatie. Schmidt en Genscher zouden bij hun recente optreden in de Bondsdag met deze aanbevelingen rekening hebben gehouden. Beider maneuvreerruimte is klein: een echte afwijking van de détentepolitiek zou hun achterban in gevaar brengen. Egon Bahr had met het oog op het inmiddels te München gehouden partijcongres verklaard dat de SPD consequent aan de détente-conceptie
| |
| |
zou vasthouden: tot die lijn was in 1967 in de NATO besloten. En in het partijblad Vorwärts schreef hij dat men economische samenwerking met de Warschaupact-landen zoekt niet alleen omwille van het materiële nut, doch zeer bewust ook omwille van haar ontspanningspolitieke functie op lange termijn. Tegen die achtergrond zal het Schmidt niet meevallen tegemoet te komen aan de sanctiewensen van Washington.
De machtsgreep in Polen was het begin van een reeks tegenvallers. Schmidt, die op dat moment zijn lang uitgestelde bezoek aan de DDR bracht, pleitte voor terughoudendheid en verzette zich tegen Westelijke sancties. De VS - toch al geïrriteerd door de aardgastransactie van Bonn met Moskou en de uitblijvende defensie-inspanning van de BRD - namen dit hoog op. Anders dan twee jaar geleden, na de Russische invasie in Afghanistan, kreeg Schmidt dit keer geen ruimte om een verzoenende rol tussen de twee supermogendheden te spelen.
De groeiende ergernis in Bonn over de gang van zaken, inclusief de naar chantage riekende discussies in de senaat over terugtrekking van Amerikaanse troepen, kan evenwel niet verhelen dat de BRD meer rekening met de VS moet houden dan meestal wordt toegegeven. Om b.v. het aardgasnet te kunnen aansluiten op West-Berlijn, is toestemming van de Westelijke geallieerden en de VS nodig. Omdat Bonn moeilijk op eigen houtje voet bij stuk kan houden, leunt Schmidt nu weer sterker bij Frankrijk aan. Op de Frans-Duitse topbespreking van februari in Parijs heeft Schmidt de harde verklaring over Polen van de Fransen overgenomen, terwijl Mitterrand op zijn beurt de Westduitsers rugdekking gaf inzake het aardgascontract.
| |
Op de proef gestelde NATO
Het Atlantisch Bondgenootschap werd door de gebeurtenissen in Afghanistan, Iran en Polen zwaar op de proef gesteld. De huidige crisis binnen de NATO is veel fundamenteler dan alle vorige. De verdeeldheid tussen de VS en West-Europa over Afghanistan en Polen - bovenop de reeds bestaande Amerikaanse-Westeuropese meningsverschillen omtrent problemen als de modernisering van kernwapens, wapenbeheersing en de betrekkingen met het Oostblok - doet in de VS de vraag rijzen of de Europese bondgenoten het nog wel waard zijn dat zij verdedigd worden. Bovendien zaaiden de Afghaanse, Iraanse en Poolse crises verdeeldheid in West-Europa zelf. Daar komt nog bij dat SALT niet langer een instrument blijkt te zijn voor een echt gemeenschappelijk veiligheidsbeleid. In heel deze crisis speelt de BRD een opvallende rol, waardoor de problemen van
| |
| |
dat land binnen het bondgenootschap een extra accent kregen.
De positie van de Bondsrepubliek binnen de NATO is uitermate gecompliceerd. Om te beginnen is de BRD thans niet meer uitsluitend een economische reus, maar werd zij dank zij de Ostpolitik tevens een belangrijke politieke macht. Niettemin heeft zij zich binnen de NATO uiterst terughoudend opgesteld en niet die rol gespeeld die zij op grond van haar economische, politieke en militaire betekenis had kunnen spelen. Die reserve werd ingegeven door de vrees voor een eventuele herleving van anti-Duitse sentimenten in sommige Westeuropese landen en door het verlangen om de Sovjet-Unie niet te veel tegen zich in het harnas te jagen. De Ostpolitik voldeed niet aan de oorspronkelijke verwachtingen: enerzijds versterkte zij bij de autoriteiten van de DDR de neiging tot ‘Abgrenzung’ op politiek en cultureel gebied; anderzijds noopte zij de Kremlinleiders hun aandacht steeds meer op de Bondsrepubliek te richten bij hun streven naar een voortzetting van hun Westpolitiek. Daardoor ziet de BRD zich steeds meer gedwongen om een wankel evenwicht te handhaven tussen haar relaties met Washington èn Moskou en wordt zij daarbij door haar Westelijke bondgenoten wantrouwend gadegeslagen.
| |
De crisis van 1980
Het meningsverschil tussen de Amerikaanse en Westeuropese NATO-partners ten gevolge van de Russische bezetting van Afghanistan stelde de positie van de Bondsrepubliek als bemiddelaar (die zij had verworven dank zij haar speciale betrekkingen met Washington, Parijs, Moskou en Oost-Berlijn) ernstig op de proef. De crisis van 1980 legde de zwakke plekken bloot in de betrekkingen tussen de BRD en de VS. De binnenlandse consensus over de buitenlandse politiek brokkelde af; de moeite die de Bondsregering zich getroostte om de stem van heel West-Europa in de NATO krachtiger te laten doorklinken irriteerde de Amerikanen; de wederzijdse spanningen deden het aanzien van Washington in Bonn aanzienlijk dalen. Toch speelde de BRD een vooraanstaande rol bij het overwinnen van de meest acute gevaren van de crisis van 1980: zij spande zich tot het uiterste in om een openlijke breuk binnen de NATO te voorkomen, zij zorgde ervoor dat de Oost-West-dialoog niet volledig afbrak en zij nam initiatieven om de onderhandelingen over wapenbeheersing te hervatten. De crises van 1980 in de Oost-West en in de Amerikaans-Westeuropese betrekkingen hadden nog maar eens duidelijk aangetoond hoezeer de BRD voor de belangrijkste doelstellingen van haar buitenlandse politiek afhankelijk bleef van een zekere mate van wederzijdse verstandhouding
| |
| |
tussen Washington en Moskou. Tegelijk werd duidelijk dat de Bondsrepubliek - dank zij haar bijzondere positie - bij uitstek geschikt was om als bemiddelaar op te treden en dat zij het best geplaatst was om de politieke voorwaarden te scheppen voor de totstandkoming van een toenadering tussen Oost en West op het gebied van de veiligheidspolitiek. Bij ontstentenis van een officieel Europees kader voor de Oost-West-betrekkingen zijn de officieuze activiteiten van de Bondsrepubliek van het allergrootste belang: zij is de voornaamste Westeuropese NATO-lidstaat, de belangrijkste handelspartner van Oost-Europa, het Westerse land dat het meest van de ontspanning heeft geprofiteerd, en één van de twee Duitse staten die zich scherp bewust is van de onrust die een wederopleving van de Duitse kwestie teweeg zou brengen. Die bemiddenlingstaak kan zij echter alleen met succes volbrengen wanneer alle leden van het Bondgenootschap die belangrijke plaats van de BRD onderkennen en begrip opbrengen voor haar moeilijke en ingewikkelde positie.
| |
De Bondsrepubliek en Europa
Medio 1981 hebben vier research-instituten in de VS, Engeland, Frankrijk en de BRD een studie uitgebracht over de gewijzigde wereldsituatie. Zij wierpen de vraag op of de Bondsrepubliek voortaan niet een zuiver nationaal beleid zou moeten voeren in plaats van zich te oriënteren op het Atlantisch Bondgenootschap. Niet langer is de Oost-West-verhouding maar het conflict tussen de VS en de SU het overheersende thema van de wereldpolitiek. Beide supermachten voelen zich bedreigd. Daarnaast heeft zich wereldwijd een toenemende verbrokkeling voltrokken, die blijkt uit de emancipatie van de ontwikkelingslanden, de groeiende macht van West-Europa en de opkomst van de multinationale ondernemingen. Al die verschillende machtscentra willen echter zoveel mogelijk buiten het Amerikaans-Russische conflict blijven.
Ook de positie van de Bondsrepubliek is veranderd. Haar economische en politieke belangen reiken tegenwoordig tot ver over de eigen grenzen. Al met al genoeg redenen om aan de BRD, Engeland, Frankrijk, Japan en de VS samen de hegemonie in de Westerse wereld toe te kennen, wat tevens de status van de Bondsrepubliek zou verbeteren. Die vijf landen zouden dan de Westerse belangen in de wereld moeten behartigen. Hoe veelbelovend ook op het eerste gezicht, toch moet deze optie afgewezen worden. In de huidige context is een wereldpolitiek van Europese staten niet haalbaar, wél daarentegen een Europese wereldpolitiek. Ook de Bondsrepubliek zou het meest gebaat zijn met een Westeuropese samenwerking.
| |
| |
Een dergelijk regionaal Europees verband kan slechts tot stand komen door een functionele samenwerking, die zich op economisch gebied reeds aftekent. Willy Brandt sprak al van een kern-Europa, waarbij men uiteraard moet denken aan het Europa van de Tien, dat zou kunnen uitgroeien tot een economisch, politiek en militair samenwerkingsverband. Reeds heeft de Europese Gemeenschap goede economische betrekkingen tussen de VS en West-Europa bewerkstelligd. Een Europese Unie zou trouwens een betere partner zijn voor de VS dan een los conglomeraat van kleine en middelgrote staten.
West-Europa heeft overigens veel meer dan de VS oog voor het feit, dat de meeste conflicten in de Derde Wereld niet aan het Sovjet-expansionisme moeten worden toegeschreven, maar aan politieke en sociale spanningen. Het Midden-Oosten-conflict vormt daarvan een duidelijk bewijs. In die regio zou een gemeenschappelijk Westeuropees optreden wellicht een heilzaam effect sorteren. Zo heeft ook een Europees-Amerikaanse samenwerking in Zimbabwe tot resultaten geleid en kan misschien ook de kwestie-Namibië op analoge wijze worden opgelost. De Europeanen begrijpen beter dan de VS dat tussen conflict en geweld geen onveranderlijke relatie bestaat, maar dat beide veeleer deel uitmaken van een bepaalde politieke samenhang, die door alle partijen kan worden beïnvloed. De Verenigde Staten hebben verzuimd in Angola en Midden-Amerika de politieke voorwaarden te scheppen die de Russen hadden kunnen verhinderen om hun invloedssfeer in die gebieden uit te breiden. Behartiging van de belangen van de Derde Wereld kan alleen maar voordelen opleveren voor het Westen.
Een zogenaamde Duitse wereldpolitiek betekent in deze tijd allereerst een verdere uitbouw van de Europese Politieke Samenwerking. Maar daartoe moet de Europese communicatie beter worden geïntegreerd in het nationale besluitvormingsproces van de verschillende landen. De koppeling van een Westeuropese militaire samenwerking aan de Amerikaanse nucleaire paraplu lijkt voorlopig toekomstmuziek. Maar wellicht kan het uit de jaren vijftig bekende orgaan van de Westeuropese Unie nieuw leven worden ingeblazen en ditmaal gaan functioneren als kader voor de opbouw van een Europees defensieapparaat.
| |
De Sovjet-Unie en de beide Duitslanden
De verscherping van de Oost-West-tegenstellingen sinds de Russische invasie in Afghanistan heeft nog eens duidelijk gemaakt welke belangrijke plaats de beide Duitslanden in de buitenlandse politiek van de SU inne- | |
| |
men. Enerzijds kunnen de Kremlinleiders tevreden zijn over de Westduits-Amerikaanse meningsverschillen m.b.t. de te volgen koers tegenover de Sovjet-Unie, over de opkomst van een krachtige vredesbeweging in de BRD en over de voorgenomen import van aardgas uit West-Siberië in ruil voor export van hoogwaardige technologie door de BRD; anderzijds vreest men in Moskou dat de gebeurtenissen in Polen een nadelige invloed kunnen hebben op de politieke stabiliteit van de DDR.
De voornaamste doelstelling van de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie ten opzichte van de beide Duitslanden is steeds geweest: te voorkomen dat Duitsland ooit weer een gevaar voor de veiligheid van de SU zou vormen. Daarom was er de SU alles aan gelegen zowel de BRD in toom te houden als een strikte controle over de DDR te blijven uitoefenen.
Toen de Kremlinleiders in 1969 besloten tot onderhandelingen met de Bondsrepubliek, stonden hun twee doelstellingen voor ogen: de grondslag te leggen voor een algehele ontspanning in Europa èn de Bondsrepubliek aan te moedigen tot grotere onafhankelijkheid ten opzichte van de VS. De vriendschappelijke sfeer in de betrekkingen tussen de SU en de BRD bereikte omstreeks 1973 een hoogtepunt en nam, nadat Brandt in 1974 door Schmidt als bondskanselier was opgevolgd, weer af. Na de invasie in Afghanistan wisselde de SU heftige aanvallen af met gebaren van verzoening.
De handelsbetrekkingen tussen beide landen hebben zich, sinds de normalisering van de diplomatieke betrekkingen, sterk uitgebreid. De crisis van Afghanistan heeft daarop weinig of geen invloed gehad. Bonn wilde, als teken van solidariteit met de VS, wel meedoen aan de boycot van de Olympische Spelen in Moskou, maar weigerde deel te nemen aan een handelsembargo tegen Moskou. Ondanks Polen zullen de economische betrekkingen tussen de BRD en de SU in de komende jaren waarschijnlijk nog verder toenemen (o.m. deelname van de Bondsrepubliek aan het project van de grote aardgasleiding vanuit West-Siberië).
Sinds 1969 wordt de politiek van de SU ten opzichte van de DDR in sterke mate bepaald door haar betrekkingen met de Bondsrepubliek. Een belangrijke rol hierin speelde de noodzaak voor de SU om de BRD een toenadering tussen de beide Duitslanden in het vooruitzicht te stellen. Aan de andere kant hoopte Moskou dat een normalisatie van de betrekkingen tussen de beide Duitse staten de weg zou vrijmaken voor een algemene diplomatieke erkenning van de DDR, waardoor de internationale rol van de DDR aan betekenis zou winnen. Bevreesd voor een eventuele aantasting van de maatschappelijke stabiliteit in de DDR ten gevolge van Westerse invloeden, was de politiek van de SU en de DDR tegelijk gericht op
| |
| |
bevordering van contacten met de BRD op regeringsniveau èn op beperking van sociale en culturele contacten tussen de beide Duitse staten.
De Kremlinleiders zien zich voortdurend genoodzaakt om het belang van een soepele houding tegenover de BRD af te wegen tegen het belang van een strakke controle over de DDR. Die noodzaak tot zorgvuldige afweging van verschillende belangen doet zich eveneens voor met betrekking tot de status van Berlijn; aan de andere kant verschaft haar rol in Berlijn de SU tevens de gelegenheid om de beide Duitse staten onder druk te zetten door ze voortdurend eraan te herinneren dat zij voor hun betrekkingen met de beide delen van Berlijn in feite van de SU afhankelijk zijn. De crisis in Polen heeft aangetoond dat de SU voorrang blijft geven aan de handhaving van de stabiliteit in de DDR boven de voordelen van nauwere betrekkingen met de BRD.
De Sovjet-Unie zal ook in de komende jaren ernaar streven haar betrekkingen met zowel de DDR als de BRD zo goed mogelijk te houden. Zolang er geen definitieve oplossing van het Duitse probleem is, zal Moskou echter een eventuele onafhankelijke toenadering tussen de beide Duitslanden niet tolereren. De kans daarop lijkt voorlopig uiterst klein, maar de SU is zich ervan bewust dat haar betrekkingen met de beide Duitse staten op langere termijn plotseling kunnen veranderen en dat zij daarom zorgvuldig in de gaten moeten worden gehouden. Nog altijd is het element van onzekerheid in de Duits-Russische betrekkingen volop aanwezig.
| |
Twee aparte Duitse volken?
De DDR neemt te midden van de overige Oosteuropese socialistische staten een aparte plaats in: in geheel Oost-Europa kunnen de communistische partijen hun gezag en legitimiteit bevestigen door te appelleren aan bestaande nationalistische gevoelens. De Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) in de DDR is er weliswaar in geslaagd om een eigen staat op te bouwen, maar heeft tot nu toe nog steeds gefaald in haar pogingen om bij de eigen bevolking een gevoel van nationaal identiteitsbesef aan te kweken, los van het oude Duitse nationaliteitsgevoel.
De afwezigheid van nationalistische gevoelens bij de Oostduitse bevolking met betrekking tot hun staat en de directe ligging aan de grens tussen socialisme en (welvarend) kapitalisme hebben de SED steeds genoodzaakt om de staats- en regeringsorganen, alsmede het veiligheids- en controleapparaat stevig in handen te houden en de oppositie slechts een geringe speelruimte te geven. De laatste jaren is het militariseringsproces in de DDR steeds verder voortgeschreden. Die tendens werd nog eens bevestigd
| |
| |
op het Tiende Partijcongres in april 1981, toen het aantal gekozen militairen in het Centraal Comité van 8 naar 30 steeg. Andere symptomen waren de gestadige groei van de defensieuitgaven, het inzetten van militairen in bepaalde sectoren van het economisch leven en het verplicht stellen van militaire vorming en training op de scholen in 1978. Verder kan men nog wijzen op de van overheidswege sterk gestimuleerde herwaardering van bepaalde aspecten van het oude Pruisen en op het in ere herstellen van een aantal personages uit de Pruisische geschiedenis, zoals Clausewitz, Scharnhorst en Gneisenau.
Van officiële zijde is de laatste tijd veelvuldig de mening verkondigd dat er thans sprake is van het naast elkaar bestaan van twee aparte Duitse volken: een socialistische en een kapitalistische Duitse natie. De SED poogt voortdurend de eigen identiteit van de DDR te benadrukken; in dat licht moet ook de politiek van de ‘Abgrenzung’ worden gezien. Dat wil overigens niet zeggen dat de SED-leiding contacten met de Bondsrepubliek schuwt; zij streeft naar ‘normale’ betrekkingen, maar wijst het idee van ‘bijzondere’ betrekkingen tussen de beide Duitse staten resoluut van de hand. Wel probeert de DDR zoveel mogelijk te profiteren van de wens van de BRD naar nauwere contacten. In 1980 tekenden beide landen verschillende overeenkomsten, waarbij de BRD zich bereid verklaarde het grootste gedeelte van de kosten voor de verbetering van de verkeersweg, de spoorlijn en het kanaal naar West-Berlijn voor eigen rekening te nemen. Het wil in de DDR nog steeds maar niet vlotten met de schepping van de ‘nieuwe socialistische mens’, alle officiële propaganda ten spijt. Zo verwonderlijk is dat niet aangezien de SED steeds nadrukkelijker appelleert aan de materialistische gevoelens van de DDR-burger. Geestelijke waarden en persoonlijke relaties raken steeds verder op de achtergrond, terwijl misdaad, alcoholisme en corruptie toenemen; in dat opzicht is de DDR een echte moderne staat. De eenzijdige nadruk op economische groei en de bevrediging van materiële behoeften houden echter wel een groot risico in voor de SED: mocht zij door een verslechtering van de economische situatie niet meer in staat zijn de gewekte verwachtingen te voldoen, dan behoort een grootscheeps sociaal conflict in de DDR tot de reële mogelijkheden. Maar ook dat is elders het geval.
| |
Westpolitiek van de DDR
De bereidheid van de Westeuropese staten om met de Sovjet-Unie en haar bondgenoten, met name met de DDR, samen te werken op het gebied van economie en techniek, werd voornamelijk bepaald door de verwachting
| |
| |
dat men zo de regimes in Oost-Europa zou kunnen beïnvloeden. Door een bijdrage te leveren aan de verbetering van de economie en de vermindering van de ontevredenheid van de bevolking hoopte men dat de regeringen intern minder dwang zouden dienen uit te oefenen en eerder geneigd zouden zijn gemaakte afspraken - in het bijzonder met betrekking tot mensenrechten en vrijer verkeer van personen en goederen - na te komen. De belangstelling van het Oostblok om problemen van de eigen slecht functionerende economie met de hulp van het Westen op te lossen, bood een aanknopingspunt voor dit beleid.
De DDR was het meeste gebaat met de stabiliseringspolitiek van het Westen. De economische begunstiging van de DDR door de Bondsrepubliek, die door Bonn ook in de particuliere sector werd aangemoedigd en gesteund, is nochtans niet alleen gericht op de interne stabilisatie van de Oostduitse staat en het afbreken van belemmeringen voor intermenselijke contacten. Een belangrijk element blijft de bestaansmogelijkheid van West-Berlijn. De contacten met de DDR moeten open blijven en alles wat het leven in West-Berlijn in ongunstige zin kan beïnvloeden moet worden vermeden. De Bondsrepubliek is aangewezen op de DDR en bevindt zich derhalve in een betrekkelijk moeilijke onderhandelingspositie. Daarbij komt nog dat men van Westduitse kant tegenwoordig in veel gevallen contractueel gebonden is: in geval van intrekking van concessies door de DDR kan een reactie daarop van de Bondsrepubliek vaak niet op overtuigende wijze uit de tekst van de overeenkomsten worden gemotiveerd. De ervaring heeft geleerd dat economische hulpverlening niet volstond om repressie en een beleid, gericht op het weren van beïnvloeding door het Westen in Oost-Europa, te doen afnemen en dat op deze manier geen duurzame en betrouwbare relatie van wederkerige welwillendheid kan worden opgebouwd. Onzekerheid in de binnenlandse politiek en druk uitgeoefend door de Sovjet-Unie hebben geleid tot een verschuiving van de prioriteiten in het beleid ten aanzien van het Westen: een beleid, toegespitst op het weren van Westerse beïnvloeding, haalde het op de materiële voordelen. In de toekomst zou men in het Westen er goed aan doen, bij het afsluiten van overeenkomsten revisieclausules op te nemen, zodat bij het wegvallen van concessies, economische afspraken niet eenzijdig behoeven te blijven gelden.
| |
DDR en COMECON
Buitengewoon ongunstige economische omstandigheden (een klein land met een beperkte binnenlandse markt, gebrek aan grondstoffen en ener- | |
| |
giebronnen, na de oorlog uit een groter economisch verband gelicht en door politieke omstandigheden van de buitenlandse markten afgesneden), maar vooral de druk van de Sovjet-Unie dwongen de DDR, zich aan te sluiten bij een andere, grotere economische eenheid: de COMECON. De snelle economische ontwikkeling die de DDR sindsdien heeft doorgemaakt, is niet zonder problemen verlopen. Het land kampte jarenlang met een chronisch tekort aan arbeidskrachten en de hoge investeringen gingen ten koste van de consumptie van verbruiksgoederen, waardoor de binnenlandse ontevredenheid toenam. In het begin van de jaren zeventig werd het roer dan ook omgegooid: industriële technologische vernieuwing, consumptiegoederen, woningbouw en energie- en grondstoffenvoorziening kregen de voorrang. Dank zij die nieuwe koers steeg de welvaart snel. Door een gericht economisch en industrieel beleid slaagde de DDR erin, haar buitenlandse schulden minder hoog te laten oplopen dan vele andere Oosteuropese staten. Door het gebrek aan energiebronnen en grondstoffen neemt de buitenlandse handel een relatief belangrijke plaats in. De lidstaten van de COMECON vormen voor de DDR een vast afzetgebied voor haar industrieprodukten; aan de andere kant blijft de DDR voor haar behoefte aan hoogwaardige industriële goederen en technologische know-how grotendeels aangewezen op import vanuit het Westen.
Hoewel de economische betrekkingen van de DDR met het Westen, met name met de Bondsrepubliek, in de afgelopen jaren sterk zijn gegroeid, blijven die met de overige COMECON-staten verreweg het belangrijkst. Die oriëntatie op de COMECON verschaft de DDR de economische ruimte die zij nodig heeft, maar beperkt ook haar politieke en economische mogelijkheden. De crisis in Polen vormt daarvan een goed voorbeeld: de scherpe reactie van de DDR op de gebeurtenissen in Polen in 1980 en 1981 werd niet alleen ingegeven door de vrees voor een mogelijk overslaan van de ideeën van de nieuwe Poolse arbeidersbeweging naar andere Oosteuropese landen, maar ook door de economische schade die de DDR als gevolg van de Poolse crisis leed. De DDR is door haar grote economische afhankelijkheid van de overige lidstaten van de COMECON uitermate gevoelig voor interne spanningen in een van die landen. De terugslag die de economie van de DDR als gevolg van de crisis in Polen en van de eventueel hieruit voortvloeiende verslechtering van de Oost-West-betrekkingen ondervindt, zou wel eens het sociale klimaat en daarmee tevens de politieke stabiliteit in de DDR nadelig kunnen beïnvloeden.
| |
| |
| |
Geraadpleegde literatuur:
Ph. Windsor, Germany and the Western Alliance: lessons from the 1980 crises, Adelphi Papers, no. 170, pp. 1-30. |
E.O. Czempiel, Die Macht am Rhein, in Frankfurter Hefte, 36 (1981) no. 8, augustus, pp. 15-23. |
A. Stent, The USSR and Germany, in Problems of Communism, 30 (1981) no. 5, september/oktober, pp. 1-24. |
M. McCauley, Power and authority in East Germany: the Socialist Unity Party (SED), in Conflict Studies, (1981) no. 13, juli, pp. 1-28. |
G. Wettig, Die Abschirmung in der Westpolitik der DDR, in Aussenpolitik, (1981) no. 2, pp. 120-128. |
P. Engelmann, Une prospérité ancrée dans les marchés du Comecon, in Le Monde Diplomatique, 28 (1981) no. 332, november, pp. 16. |
|
|