Streven. Vlaamse editie. Jaargang 49
(1981-1982)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 725]
| |
Taoïsme I
| |
[pagina 726]
| |
gerig taoïsme van de grote meesters Lao Ze en Zhuang Ze, dat tot stand kwam vanaf de zesde tot in de derde eeuw vóór Chr., gedurende de perioden die in de Chinese geschiedenis bekend staan als de perioden van de ‘lenten en herfsten’ en de ‘oorlogvoerende staten’. En er is het religieus taoïsme dat vorm kreeg gedurende de tweede helft van de tweede eeuw na Chr. Dit religieuze taoïsme heeft de oude Chinese volksgodsdienst met haar geloof en praktijken geïntegreerd in een groots religieus systeem: hoewel het menig boeddhistisch element heeft opgenomen is het, als geheel, zeer verschillend van het boeddhisme. In deze eerste bijdrage beperken wij ons tot een uiteenzetting van het wijsgerig taoïsme. | |
Tao als natuurlijke en menselijke ordeTaoïsme werd meer gezien als een ‘beweging’ van ideeën dan als een filosofie gericht op de Tao. De taoïsten wilden de diepe betekenis van alles vinden, ze wilden het ongeziene ontdekken. Hun zoeken naar de uiteindelijke betekenis van de Tao is het beste bewijs van deze houding. In de Tao-Te-king komt de term Tao 76 keer voor, maar met verschillende betekenissen en nuances. Zeer dikwijls heeft hij de gewone betekenis van weg, natuurwet, leer, menselijk levensideaal...Maar in het taoïsme kreeg hij een nieuwe betekenis: de Tao is een werkelijkheid die door zichzelf bestaat bij het begin van het heelal. Deze werkelijkheid, die de uiteindelijke is, heeft geen naam. Tao is dus enkel een benaming die de mens eraan geeft. Hoofdstuk 25 van de Tao-Te-king drukt de gedachte uit dat de Tao aan gene zijde van alles is, helemaal door zichzelf, vóór en bij het begin van alles: Er was iets vormloos
dat bestond vóór hemel en aarde,
in zich alleen en gehuld in een grote stilte.
Het staat op zichzelf en verandert niet,
onvermoeid draaiend.
Men kan het beschouwen als de moeder van het onderhemelse.
Ik ken zijn naam niet en noem het Tao.
Langs deze weg zullen de filosofen op zoek gaan naar de uiteindelijke Tao, contemplatieve mystici zullen hun weg banen naar de transcendente wereld van het Absolute, vrome taoïsten zullen de hemelen beklimmen om het ontoegankelijke te bereiken, haast èlke Chinees zal pogen te leven in harmonie met zichzelf en de natuur om bij de Tao te zijn. Geen ander boek in de Chinese literatuur heeft een zo diepe invloed gehad op de | |
[pagina 727]
| |
Chinese wijze van leven. ‘Wat nieuw is in het taoïstische begrip van Tao is het concept van de Tao als een werkelijkheid die bestaat op de metafysische manier van zijn’Ga naar voetnoot3. De Tao blijft niet in zichzelf, voor zichzelf. Hij brengt alle dingen voort. Tao is de moeder van het onderhemelse, de verwekker van hemel en aarde. Alles wat door de Tao wordt gedaan, gebeurt door zijn Te. Normaal betekent het Chinese woordteken Te: deugd, kwaliteit, hoedanigheid. Maar het begrip Te bevat altijd de idee van een ‘kracht’ of ‘macht’ waardoor dingen tot stand worden gebracht. De Tao werkt door zijn Te. Deze kracht (Te) is de manier waarop de Tao tegenwoordig en actief is in alles. De ‘Tao’ doordringt de hele schepping door zijn ‘Te’. Door de ‘Te’ waar te nemen ben ik in communicatie met de Tao. De ‘Te’ staat in verband met de natuur van alle wezens. Ze maakt ze te zijn en te handelen volgens hun natuur. Daardoor is er geen scheiding tussen ‘Tao’ en ‘Te’. Te is een aspect van de Tao. De wijze is zich zeer bewust van het werk van de Te in alles: zij geeft alle dingen de kracht om zich te ontwikkelen volgens hun eigen natuur. Daarom wil de wijze er niet tussen komen. En zijn de taoïsten gekenmerkt door een neiging naar quiëtisme die zal leiden tot het ‘niet-handelen’ (wu-wei). Dit ‘niet-handelen’ is een kerngedachte van het taoïsme: het betekent niet passiviteit, maar conformiteit met de wet van de natuur, die de wet is van de Tao die ageert door zijn Te (kracht). Het betekent: niet handelen tègen de natuur. Handelen buiten een totale conformiteit met de harmonie van het heelal staat gelijk met: alles in de war sturen. Handelen zonder geweld aan te doen, noch door gedachte noch door actie, ageren zonder te re-ageren, in volmaakte volgzaamheid aan de Kracht van de Tao die aan 't werk is in de wereld, dat is handelen zonder iets te doen. Er bestaat geen grotere activiteit dan deze. Om die visie op de actie te verwerven moet men zich ontdoen van het verlangen om te handelen in het gewone domein van de menselijke activiteit: men moet in zichzelf zoeken naar het diepste centrum van het wezen en de wereld van de vormen overstijgen. Se-ma Tan, vader van de bekende historicus Se-ma Qian, die zelf taoïst was, karakteriseert de ‘School van Tao’ als volgt: Ze brengt de mensen tot de eenheid van de geest en zet ze aan tot harmonie met het bovenzintuigelijke. Hij voegt eraan toe: ‘Wat ze doen is weinig, maar wat ze realiseren is aanzienlijk’Ga naar voetnoot4. | |
[pagina 728]
| |
In het hoofdstuk 37 van de Tao-Te-king staat: ‘Op de rechte weg worden geen daden verricht, en toch blijft niets ongedaan.’ Dit principe van niet-handelen (wu-wei) geldt niet alleen voor het persoonlijke maar ook voor het sociale en politieke leven. De Tao-Te-king voorziet in dat opzicht in een volledige code van menselijk leven. ‘Men mag zich niet laten misleiden door het ideaal van zwakheid en leegheid en menen dat het taoïsme een filosofie is van negativisme of absoluut quiëtisme. Het boek (Tao-Te-king) pleit niet alleen voor niet-actie maar ook voor praktische tactieken voor de actie. Het leert onderwerping maar is een felle tegenstander van onderdrukkende regeringen. De filosofie van Lao Ze is er niet voor de kluizenaar maar voor de wijze heerser die de wereld niet in de steek laat doch bestuurt door middel van niet-tussenkomst. Daarom is het taoïsme geen filosofie van de vlucht. De mens moet de natuur volgen, maar daarom wordt hij niet terzijde geschoven. Integendeel, zijn natuur wordt vervuld’Ga naar voetnoot5. Ziehier enkele illustraties van deze zienswijze vertolkt in het boek Tao-Teking: Standvastig door niet te handelen
doet de Weg alles.
Indien de vorsten en de koningen zich daaraan konden houden,
dan zouden de tienduizend wezens zichzelf veranderen.
Mochten tijdens deze verandering zich verlangens voordoen,
dan hebben wij, om ze te onderdrukken,
de Ongekunstelde zonder naam.
De Ongekunstelde zonder naam
zou hen dan afhelpen van hun wensen.
Zonder wensen bereiken ze stille rust.
De hele wereld ordent zich dan vanzelf.
(Hoofdstuk 37)
Handelen door niet handelen,
doen door niet doen.
...
De heilige die tenslotte geen grote dingen doet
bereikt daardoor zijn grootheid. (Hoofdstuk 63)
De wijze man zegt: ik handel niet,
en het volk verandert zichzelf...
Ik hou me rustig,
en het volk herstelt zich.
Ik doe niets,
en het volk wordt eenvoudig.
(Hoofdstuk 57)
| |
[pagina 729]
| |
Bemoeizucht leidt tot mislukking.
Door tussen te komen verliest men.
De wijze grijpt niet in,
daarom faalt hij niet.
(Hoofdstuk 64)
De Hemelse Weg (Tao) is:
niet strijden en toch overwinnen,
niet spreken en toch het goede antwoord geven,
niet roepen en toch doen komen. (Hoofdstuk 73)
Uit al deze aforismen blijkt dat de taoïstische wijze wel kan handelen en besturen, maar dan op zijn manier. Niet door wetten op te leggen, door te bevelen en overal tussen beide te komen, maar door de Kracht (Te) van de Tao in zich te laten werken en zo te streven naar harmonie met het Natuurlijke en de eenheid met de Tao. Door zó te zijn, door zijn voorbeeld, wekt hij de mensen op de Tao te volgen. Zo bereiken zij samen de grote Eenheid, de sublieme Harmonie. Door zich af te wenden van de onbelangrijke dingen van de wereld hebben de taoïsten de Chinezen doen terugkeren tot zichzelf. Zij ontdekten de waarde van het ‘zelf’, de volheid van het leven, de waarde van een persoonlijk leven boven alles. We kunnen zeggen dat de aandacht van de echte taoïst zich concentreert op het leven: het persoonlijke leven, het leven van de Natuur, het leven op zichzelf. Dit is een van de fundamentele elementen van de taoïstische spiritualiteit. De taoïstische beweging is een manier van leven. Het begon met mensen die een onafhankelijker leven wilden leiden. Voor sommigen was dat: ontsnappen aan de maatschappij. Maar voor anderen was die ontsnapping slechts de eerste stap naar de ontdekking van het ‘zelf’, het begin van een lange tocht naar binnen die zou leiden naar een diepe ervaring van de inwendige mens. Zij verkondigen de leer van het individuele leven. Sommigen vonden daar werkelijk een weg om zich te vervolmaken. Zeker is dat er een langzaam naar-binnen-keren van de Chinese gedachte is geweest: het bezig zijn met en de vervolmaking van het ‘zelf’ leidde de taoïstische filosofen naar het zoeken van de inwendige realiteit der dingen. Dat bracht hen tot een buitengewone verdieping van begrippen zoals: Tao, Natuur, Leven...
Van confuciaans standpunt uit bekeken golden de taoïstische heremieten als ‘onverantwoordelijken’. Maar, schrijft Needham, de filosofen van de Weg van de Natuur voelden in hart en nieren dat de menselijke samenleving niet in orde gebracht kòn worden zoals de confucianisten dat poog- | |
[pagina 730]
| |
den te doen, nl. zonder een grotere kennis en een dieper begrip van de Natuur buiten en boven de menselijke samenleving. Zij bestreden de confuciaanse kennis van de rangen en plichtplegingen in de feodale maatschappij, maar niet de ware kennis van de Weg naar de Natuur. Confuciaanse kennis was mannelijk en regerend. De taoïsten veroordeelden die en zochten naar een vrouwelijke en receptieve kennis die enkel kon rijpen als de vrucht van een passieve en toegeeflijke houding in de beschouwing van de NatuurGa naar voetnoot6. Natuur of het Natuurlijke (tse jan) is een belangrijke term in het taoïsme. Hij betekent: wat een zaak of een wezen is uit zichzelf, door zijn natuur zelf. Daarom wordt het Chinese woord ‘tse jan’ (natuur, natuurlijk) vaak vertaald door ‘spontaneïteit’ in tegenstelling tot gemaaktheid of gekunsteldheid. De mens zal voorbeeld nemen aan de Aarde.
De Aarde zal voorbeeld nemen aan de Hemel.
De Hemel zal voorbeeld nemen aan de Weg.
De Weg (Tao) neemt voorbeeld aan het Natuurlijke.
(Tao-Te-king, hoofdstuk 25)
Dit laatste vers betekent dat de Tao zijn eigen Natuur volgt. Op die manier blijft alles in de orde en zal de mens uiteindelijk de Tao, zijn ideaal, bereiken. ‘De deelname van de mensheid aan de natuurlijke orde vormt ongetwijfeld de basis van elke Chinese godsdienstigheid’Ga naar voetnoot7. Dit gevoel van een intieme solidariteit tussen de mensheid en de natuurlijke orde heeft altijd de Chinese mentaliteit gekenmerkt. | |
Tao en yin-yangWe kunnen niet spreken over de onuitsprekelijke Tao zonder te verwijzen naar de yin-yang theorie, die zo fundamenteel is in het Chinese denken. Het begrip yin-yang, dat gesystematiseerd geraakte in de periode van de ‘oorlogvoerende staten’ vóór Chr., is diep doorgedrongen in de Chinese psyche. De orde van het heelal wordt gezien als de wisselwerking tussen de twee principes yin (het vrouwelijk principe) en yang (het mannelijk princi- | |
[pagina 731]
| |
pe) die alles voortbrengen. Hoofdstuk 42 van de Tao-Te-king schrijft: ‘De Weg (Tao) brengt één voort. Eén brengt twee Twee voort. Twee brengt Drie voort. Drie brengt de tienduizend dingen voort. De tienduizend dingen dragen de yin en omvatten de yang. Vermengd met de adem ontstaat de harmonie’. In de Hsi ts'e, een bijvoegsel van het oude boek I Ching (Boek der Veranderingen) wordt in dezelfde lijn een diepe definitie van de Tao gegeven: ‘Een yin aspect, een yang aspect: dat is de Tao’Ga naar voetnoot8. De yin en de yang zijn in hun verschillen complementair. De eeuwige filosofie van China beschouwde volmaaktheid als het keurig evenwicht tussen yin en yang. Zoals de I Ching (Boek der Veranderingen) zegt: ‘Tao is gelijkmatig samengesteld uit yin en yang’. De sinoloog Joseph Needham verwijst in dit verband naar een gelijkenis met genade en natuur in het christendom: ‘Een van Thomas Aquino's belangrijke begrippen van de waarheid was zijn gezegde dat “de genade de natuur niet opheft, maar wel de ontoereikendheid van de natuur aanvult”. Aldus zou een beetje méér mannelijkheid (yang) wenselijk zijn bij de christelijke vrouwen, maar veel meer vrouwelijkheid (yin) bij de christelijke mannen. Op die wijze zouden we, in het kader van het Evangelie van de Liefde, een grotere maat van harmonie en geluk kunnen bereiken, die het ideaal is van de Chinezen’Ga naar voetnoot9. Het tema ‘moeder’ en ‘vrouwelijkheid’ is fundamenteel in het taoïsme. In het eerste hoofdstuk van de Tao-Te-king staat: ‘De Genaamde (Tao) is de moeder van de tienduizend dingen’. En in hoofdstuk 52: ‘Onder de Hemel is een oerprinciep dat beschouwd wordt als de moeder van al het geschapene’. Als oorsprong van alles wordt de Tao vergeleken met een bron, zoals de moeder de bron is van het leven. Van dit oerbegin Tao vloeit een stroom van leven die al het geschapene doordringt. Van dit basisconcept van de Kracht (Te) van de Tao die werkzaam is in de schepping komt het volmaakte beeld van de wijze die eenvoudig is als water, onschuldig als een kind, passief als een vrouw. Het taoïsme prijst de vrouwelijke deugden eerder dan de mannelijke die verheerlijkt worden in het confucianisme. Ken het mannelijke en bewaar het vrouwelijke.
Beide vormen de ravijn van de wereld.
(Tao-Te-king, hoofdstuk 28)
| |
[pagina 732]
| |
De confuciaance maatschappij was mannelijk, beherend, hard, overheersend, agressief, rationeel, logisch en doordringend. Daarmee braken de taoïsten volledig en radicaal, om meer de klemtoon te leggen op vrouwelijke geesteshoudingen als: vrede, rust, vriendelijkheid, openheid, ontvankelijkheid, verdraagzaamheid, goedheid. Lao Ze roemde het vrouwelijke. De mens is mannelijk én vrouwelijk. De wijze wordt gelijk aan de Tao door, zoals de Tao, een bron van leven te zijn. ‘Mannelijke agressiviteit en hebzucht worden in de Tao-Te-king gekasteid keer op keer... In de Chinese geschiedenis stonden de taoïsten doorgaans aan de zijde van de verdrukten en waren later meermalen betrokken bij boerenopstanden tegen afgeleefde dynastieën en onbekwame regeerders. Warner heeft aangetoond dat, terwijl de Chinese filosofie en denkers zoals Carl Jung (die zeer door Aziatische ideeën was beinvloed) er zich steeds rekenschap van gegeven hebben dat mannelijke en vrouwelijke hoedanigheden evenwichtig zouden moeten aanwezig zijn in het hele individu, het altijd de strekking is geweest van Westerse denkers vrouwelijkheid gelijk te stellen met het vrouwelijk geslacht en erop aan te dringen dat de vrouwelijke sekse vrouwelijk zou zijn volgens die definitie’Ga naar voetnoot10. Om de Kracht (Te) van de Tao te kunnen ontvangen moet er ruimte zijn. Een ruimte echter die reeds gevuld is kan niet meer ontvangen. Er is immers geen plaats meer. Daarom is ledigheid een noodzakelijke voorwaarde. Hoofdstuk 16 van de Tao-Te-king vestigt daar de aandacht op: ‘Bereik het uiterste van de ledigheid en bewaar de stilte’. Een vat is maar bruikbaar in de mate dat het ledig is. De bruikbaarheid van een wiel ligt in de ledige ruimte om de naaf. Door de zelfontlediging bereikt de wijze stilte en rust en kan zich daardoor met de Hemel en de Tao verenigen. Het is daarom niet te verwonderen dat de taoïsten, benevens eenvoud, onwetendheid, zwakheid, niet-handelen, stilte...de nederigheid als een grote deugd beschouwen. Hoofdstuk 8 van de Tao-Te-king zegt: ‘De wijze is zoals het water...’. Het water zoekt altijd de laagste plaatsen op. Maar daar op de laagste plaats blijft water zichzelf: bron van leven voor mens, dier en plant. | |
[pagina 733]
| |
Tao als terugkeer naar de oorsprongHet ideaal van de taoïst is, langs de weg van de contemplatie terug te keren naar zijn wortel en oorsprong: TAO. Twee sleutelbegrippen van het taoïsme: contemplatie en terugkeer. Hoofdstuk 16 van de Tao-Te-king geeft deze begrippen goed weer. Het uiterste van de ledigheid bereikt,
stevig geankerd in de stilte,
terwijl tienduizend wezens ontluiken,
beschouw ik de terugkeer.
De wezens bloeien weelderig,
Maar elk keert terug naar zijn wortel.
Terugkeren tot zijn wortel is stille rust.
Het is zijn bestemming voleindigen.
Zijn bestemming bereiken, betekent bestendigheid.
De Bestendige kennen, betekent Verlichting.
Wie de Bestendige niet kent, loopt in zijn ongeluk.
De Bestendige kennen is zich gedragen.
Zich gedragen is rechtmatigheid.
Rechtmatigheid leidt tot regeren.
Regeren komt van de Hemel.
De Hemel voert tot de Weg (Tao).
De Weg is duurzaam.
De dood dreigt niet meer.
Deze tekst beschrijft de schreden van de geestelijke ontwikkeling. De eerste schrede is: zich in een toestand van ledigheid (k'ong of hsü) brengen. Deze leegheid groeit met de diepte van de beschouwing (kuan). Daarop volgt de stille rust (ching). In deze absolute gemoedsrust realiseert de taoïst zijn volledige afhankelijkheid van de Tao. In de kennis van deze bestemming, bereikt de mens de Bestendigheid (tch'ong). Dit is de Verlichting (ming). De mens wordt zich diep bewust van zijn wortel (ken) d.w.z. van zijn eigen oorsprong en van zijn afhankelijkheid van de Tao. Wanneer iemand dat bereikt heeft, heeft hij het leven voor altijd. De taoïstische mystici zullen ook wat genoemd wordt de ‘geestelijke zwerftocht’ toepassen. De taoïstische filosoof uit de 4o of 5o eeuw vóór Chr., Lieh Ze, (hoofdstuk 4) zegt: ‘Het echte reizen gebeurt inwendig door middel van contemplatie’. Stop de openingen dicht.
Sluit de deuren.
Je zult nooit vermoeid zijn.
| |
[pagina 734]
| |
Het kleine zien is: Verlichting.
Zich hechten aan het zwakke is: Sterkte.
Zijn licht gebruiken is terugkeer tot de Verlichting.
(Tao-Te-king, hoofdstuk 52)
We weten uit de geschriften van de taoïstische filosoof Zhuang Ze dat in de periode van de taoïstische filosofen, sommigen in geestvervoering geraakten. ‘Op zekere dag bracht Confucius een bezoek aan Lao Ze. Hij zeide: “Hebben mijn ogen mij bedrogen? Of was het werkelijk zo? Uw lichaam was als een stuk droog hout. Het was net alsof u de wereld en de mensen had verlaten, en alsof gij u gevestigd had in een ontoegankelijke eenzaamheid”. “Ja” antwoordde Lao Ze “Ik had een kuiertochtje gemaakt bij de oorsprong der dingen”.’Ga naar voetnoot11 Denk nu niet dat elke concrete Chinees, sterk tot syncretisme geneigd, dit taoïsme steeds zo zuiver heeft beoefend. Naargelang van de omstandigheden konden taoïstische, confuciaance en boeddhistische elementen samensmelten in een persoon. De Chinese schrijver Lin Yutang heeft dat raak beschreven: ‘Het confuciaanse wereldbeeld is actief. Het taoïstische is passief. Uit de legering van die beide ongelijke elementen ontstaat dat onsterfelijk iets dat wij het Chinese karakter noemen. Om die reden zijn alle Chinezen confucianist zolang ze succes hebben en taoïst als het hen niet goed gaat. De confucianist in ons bouwt op en spant zich in. De taoïst in ons speelt de rol van toeschouwer en glimlacht. De leer van Confucius met haar heimelijk ideaal van genormeerde mensen heeft hun het uiterlijke conformisme licht gemaakt. Maar de taoïst in hen kan hun een speelruimte van vrijheid en onafhankelijk denken reserveren’.
‘De Tao wordt niet als persoonlijk gezien. Tegenover de tienduizend wezens handelt hij niet met wat wij “liefde” noemen. Hij laat alle dingen over aan hun natuurlijke spontaneïteit... De Tao geeft aan elk schepsel wat wij in onze taal “vrijheid” zouden noemen. De wijze moet de Tao in zijn houding tegenover de mensen navolgenGa naar voetnoot12. De tienduizend schepselen danken hem (Tao) hun bestaan en hij verloochent ze niet. Alhoewel hij ze voortgebracht heeft, roemt hij er zich niet op. De Tao, ofschoon hij de tienduizend dingen kleedt en voedt, werpt zich niet op als hun meester, noch verlangt hij iets van hen’ (Tao-Te-king, hoofdstuk 34).Ga naar voetnoot13 | |
[pagina 735]
| |
Hoewel in de Tao-Te-king regelmatig gesproken wordt over het kennen van de Tao en over Verlichting, gaat de Tao toch ons verstand te boven. De herhaalde bevestiging van het onuitsprekelijke karakter van de Tao heeft het taoïsme gevrijwaard van een totale identificatie van de waarneembare wereld met het Absolute. De Tao kennen is gelijk hem niet kennen. Zoals Zhuang Ze, sprekende van de Tao, schrijft: ‘Hem kennen is gelijk Hem niet kennen. Niet kennend en toch achteraf kennend’. Op dat punt kunnen alle mystici overeenstemmen. |
|