| |
| |
| |
Het Arabisch-Israëlisch conflict
L.L.S. Bartalits
De onderhandelingen die moeten leiden tot een algemeen acceptabele regeling van het Midden-Oosten-conflict zijn, na de verkiezingen in de Verenigde Staten en Israël, weer in een stroomversnelling terechtgekomen. In dit artikel wordt vooral aandacht besteed aan wat over het algemeen als de kern van het Midden-Oosten-conflict wordt gezien: de kwestie van het Palestijnse nationalisme. Voorts komen enkele andere essentialia van dit conflict aan de orde, namelijk de houding van de Westeuropese landen en de Verenigde Staten. Tenslotte worden zowel de huidige Israëlische politiek geanalyseerd als de weigering van de verwerpingsfront-staten om het Fahdplan te bespreken.
| |
Vredesstrategie
In het Midden-Oosten vindt thans een weergaloos proces van desintegratie plaats. Het gebied is het toneel van conflicten en alarmerende politieke en sociale spanningen. In veel landen van het Midden-Oosten is een nieuwe intelligentsia in opkomst die het religieus fanatisme probeert te begrijpen en zich realiseert dat alleen politieke veranderingen een eind kunnen maken aan de rampzalige situatie die thans in het gebied heerst. In de globaal-strategische conceptie van Washington speelt het Midden-Oosten een uiterst belangrijke rol maar daarbij staan de belangen van Israël niet op de eerste plaats. Ook als de VS onder president Reagan aan de versterking van de welvaart van Israël zullen meewerken, dan zal het toch niet te vermijden zijn dat zij banden met andere landen in het Midden-Oosten aangaan. Israël zou derhalve - naast de handhaving van de betrekkingen met de VS - moeten trachten het vertrouwen van zijn buren te winnen en naar samenwerking met hen moeten streven.
Dank zij de ondertekening van het Israëlisch-Egyptisch verdrag bestaat er een eerste formeel precedent voor Arabieren en Joden om in vrede te leven. De oorlogen en confrontaties die zich thans in de Arabische wereld voordoen - Iran-Irak, Noord-Jemen-Zuid-Jemen, Marokko-Polisario - hebben niets te maken met het bestaan van Israël of de Israëlische politiek.
| |
| |
Voor de Arabische landen is vrede een misschien nog dwingender noodzaak dan voor Israël.
Een uitgebreide vredesstrategie zou gebaseerd moeten worden op zekere prioriteiten. Van zeer groot belang blijft de relatie tussen Egypte en Israël. Israël zou tevens het uiterste moeten doen om andere staten in het gebied te bewijzen dat het vredesproces een permanente en produktieve onderneming is. Een tweede prioriteit zou moeten zijn de Palestijnse kwestie gezamenlijk zó te regelen, dat de stabiliteit en de vrede op een permanente basis gegarandeerd worden. Israël meent de internationale gemeenschap ervan te kunnen overtuigen dat de oplossing van het probleem schuilt in een Jordaans-Palestijnse structuur, voorzien van een eigen regering, die aan Israël veilige grenzen verzekert. Israël is gereed daarover te onderhandelen met Jordanië en de Palestijnen, samen of apart, op voorwaarde echter dat deze partijen tevoren garanderen dat zij hieraan willen mee werken. Tussen Jordanië en Israël bestaat een wederzijdse afhankelijkheid: men denke hier slechts aan de scheepvaart in de Rode Zee, de ontwikkeling van de havensteden Eilat en Akaba, het luchtruim en de ontginning van potas bij de Dode Zee. Koning Hoessein zal niet eeuwig zijn hardnekkige houding tegen Israël kunnen handhaven. Het is Jordanië - en niet alleen Israël - dat uiteindelijk moet beslissen over oorlog en vrede. De laatste beslissende stap zou een gemeenschappelijk initiatief van Egypte, Israël en Jordanië kunnen zijn, gesteund door zowel de Verenigde Staten als Europa.
| |
Volgende stap
Zolang de West Bank in het Israëlisch nationaal veiligheidsbeleid de belangrijkste plaats inneemt, kan men geen duurzame vrede in het Midden-Oosten bereiken. Een nieuw Israëlisch veiligheidspakket - dat de terugtrekking uit het gebied mogelijk moet maken - zou volgens de Amerikaan S. Feldman (Foreign Affairs, 59 (1981) nr. 4) op vier beginselen gebaseerd moeten zijn.
1) Israël zou integraal moeten deelnemen aan de pogingen van het Westerse bondgenootschap om de Westerse belangen in de Perzische Golf veilig te stellen. Potentiële tegenstanders van Israël kunnen dan voorzien, dat een aanval op Israël zou leiden tot een directe confrontatie met de alliantie. Over deze nieuwe rol van Israël in het systeem van het Westerse bondgenootschap kan men het volgende opmerken:
- krachtens zijn geografische ligging, interne stabiliteit, volkomen be- | |
| |
trouwbaarheid en hoogwaardige strijdkrachten heeft Israël het Westerse bondgenootschap veel te bieden;
- stationering op grote schaal van buitenlandse troepen in Israël moet vermeden worden, daar in een land met een geringe bevolking enige duizenden buitenlandse soldaten de sociale structuur van de staat al kunnen ontredderen;
- Amerika's Rapid Deployment Force (RDF) zal zeer waarschijnlijk niet effectief functioneren vóór de tweede helft van de jaren tachtig. Daar de Westerse belangen in het gebied al vóór die tijd gevaar kunnen lopen, zou zo'n interim-RDF, bescheidener in opzet maar toch bekwaam tot directe actie in het Golfgebied, niet overbodig zijn.
2) Er moeten veiligheidsmaatregelen op de West Bank worden getroffen voor de periode nà de terugtrekking. Zo zou o.a. de introductie van zware wapens door Arabische legers in de West Bank moeten worden verboden en de stationering van Israëlische radarsystemen, raketten en dergelijke moeten worden toegestaan.
3) Op internationaal niveau moet een poging ondernomen worden om de economische ontwikkeling van de West Bank en haar afhankelijkheid van Israël en de meer pro-Westerse Arabische staten zoveel mogelijk te bevorderen. Dit kan op de politiek van de West Bank-leiders een belangrijke invloed hebben, daar de sociale, politieke en economische belangen van olierijke staten (zoals bv. Saoedi-Arabië) eveneens gediend zijn met regionale stabiliteit en de verzaking aan geweld.
4) Israël zou uitdrukkelijk tot (een beperkte) kernbewapening moeten overgaan, voldoende om elk doel in Arabische staten te bedreigen en aldus de Arabische staten ‘af te schrikken’. Zelfs indien de Arabische staten nucleaire wapens verwerven, zou het afschrikkingsevenwicht toch in het voordeel van Israël werken. Het zou Israëls buren kunnen weerhouden van het voeren van beperkte oorlogen, uitputtingsoorlogen en guerrilla-activiteiten.
Een dergelijk veiligheidspakket zou het strategisch belang van de West Bank zo sterk verminderen dat Israël de Arabische souvereiniteit over de gehele West Bank kan erkennen; en zich kan terugtrekken uit bijna het gehele gebied. Daarover zou, om te beginnen, de gedetailleerde strategische dialoog moeten gaan tussen de topleiders van de VS en Israël. Er zouden wederzijdse afspraken moeten komen over drie centrale kwesties:
1. De opbouw van het nieuwe nationale veiligheidspakket dat Israëls terugtrekking uit de West Bank mogelijk moet maken, en een discussie over de maatregelen die nodig zijn om Europese en pro-Westerse Arabische steun voor dat pakket te krijgen.
| |
| |
2. De politieke stappen die nodig zijn om tot een meer uitgebreid Midden-Oosten-akkoord te geraken: daartoe behoort de vraag op welke wijze een Palestijnse of Jordaanse partner kan toegelaten worden.
3. Een oplossing voor de kwestie-Jeruzalem: men zou streven naar een blijvende eenheid van de stad, terwijl men toch een zekere mate van Arabische jurisdictie over bepaalde delen van de stad zou toestaan. In die context zouden de fundamentele religieuze belangen van de verschillende partijen behartigd kunnen worden.
Slechts als Israël de steun van zijn - tot nog toe - trouwste bondgenoot, de Verenigde Staten zou hebben verworven betreffende deze drie kwesties, zou een begin kunnen worden gemaakt met de moeilijke weg naar een uitgebreide regeling voor het Midden-Oosten.
| |
Palestijnse entiteit
Een oplossing van het Palestijnse probleem lijkt nog steeds een onbereikbare doelstelling. Aangezien de stichting van een onafhankelijke Palestijnse staat voor Israël niet als oplossing in aanmerking komt, denkt men vooral aan de vorming van een autonome Palestijnse ‘entiteit’ in nauwe samenwerking met Jordanië.
Israël en Jordanië zijn beide gekant tegen een onafhankelijke Palestijnse staat. Het autonomieplan, beschreven in de Akkoorden van Camp David biedt daarom betere perspectieven, aangezien het de Palestijnen de mogelijkheid verschaft om een eigen eenheid en bestaan op te bouwen en deze voortdurend te versterken, waardoor zij een grotere mate van onafhankelijkheid ten aanzien van zowel Jordanië als Israël kunnen verwerven. In de jaren 1947-1949 raakten de Palestijnen over verschillende staten verspreid: 150.000 in Israël, 750.000 in Jordanië en ongeveer 300.000 in Libanon, Egypte en de Perzische Golfstaten. Pogingen van het Hasjemietisch bewind in Jordanië om de pas verworven westelijke Jordaanoever geheel in het Jordaanse koninkrijk te integreren, stuitten op het Palestijns verzet dat in de jaren 1956 en 1957 een hoogtepunt bereikte. Het Jordaanse Hasjemietische bewind wist zich echter staande te houden, en ontving zelfs in enkele gevallen steun van Israël. Op de westelijke Jordaanoever ontstond dan in de jaren vijftig het idee van een eigen Palestijnse entiteit, in verzet tegen zowel de Jordaanse Hasjemieten en Israël - als het aanvankelijk Britse nadien Amerikaanse - imperialisme. Door de Arabische nederlaag in de juni-oorlog van 1967 en de opkomst van Al-Fatah in de Gazastrook en in Beiroet werd dan de bevrijding van Palestina het centrale thema in het streven naar een Palestijnse entiteit. Ondanks we- | |
| |
zenlijke verschillen hebben Israël en Jordanië in het verleden een aantal malen besprekingen met elkaar gevoerd en zelfs samengewerkt op bepaalde punten. Maar na de conferentie van Rabat in 1974 waarop de PLO als enige vertegenwoordiger van het Palestijnse volk door de Arabische landen was erkend en na de verkiezingen van 1976 op de door Israël bezette westelijke Jordaanoever - een onverwinning voor de Palestijnse nationalisten en PLO-sympathisanten -
zag de Jordaanse koning Hoessein zich genoodzaakt om onderhandelingen met Israël over de Palestijnse kwestie zonder deelname van de Palestijnen zelf stop te zetten.
Ook Israël heeft ongewild bijgedragen tot het ontstaan van een politiek kader van een Palestijnse bestaanseenheid: de betrekkelijk liberale politiek ten aanzien van de bezette westelijke Jordaanoever tijdens de regeringsperiode van de Arbeiderspartij leidde tot een verzwakking van het Jordaanse element ten gunste van het Palestijnse. De gekozen Palestijnse burgemeesters van een aantal steden op de westelijke Jordaanover (onder meer Nabloes, Ramallah en Hebron) vormden geleidelijk de kern van een nieuwe Palestijnse politieke elite, die door de Israëlische nederzettings-politiek onder Begin alsmaar radicaler werd. Dank zij economische en financiële steun van o.m. de Arabische oliestaten werden de Palestijnse burgemeesters op de westelijke Jordaanoever ook in dat opzicht minder afhankelijk van zowel Israël als Jordanië.
De ontwikkelingen op de westelijke Jordaanoever gedurende de afgelopen jaren hebben duidelijk aangetoond dat een eigen Palestijnse entiteit opnieuw een realiteit is. Een gematigder opstelling van Israël inzake territoriale kwesties en Jeruzalem zou Jordanië wellicht kunnen bewegen om de onderhandelingen met Israël te heropenen, terwijl de Palestijnen zich daarbij zouden kunnen aansluiten wanneer zij tot het inzicht komen dat een zelfstandige Palestijnse staat noch voor Israël noch voor Jordanië acceptabel is. Alleen op deze wijze kan een duurzame regeling worden bereikt, waarin de realiteit van de entiteit wordt erkend en bevestigd zonder dat beide buren ze als een bedreiging ervaren.
| |
Jordaanse optie
De oplossing van het Palestijnse probleem is met de ondertekening van de Akkoorden van Camp David door Israël en Egypte nauwelijks dichterbij gekomen. Tussen beide landen bestaat verschil van mening over de Palestijnse autonomie op de westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook en over Jeruzalem. Bovendien zijn de Verenigde Staten er nog steeds niet in geslaagd om Jordanië te betrekken in de besprekingen over de kwestie van
| |
| |
de Palestijnse autonomie zoals dat in de Akkoorden van Camp David was voorzien. Maar de ontwikkelingen van de jaren zeventig hebben een Jordaanse deelname aan het vredesproces steeds minder waarschijnlijk gemaakt. Nadat het plan van koning Hoessein voor een Verenigd Arabisch Koninkrijk - gelanceerd op 15 maart 1972 - gestrand was op het verzet van Israël, de PLO en de meeste Arabische staten, gaf koning Hoessein tenslotte geheel de pretentie op de vertegenwoordiger van de Palestijnen te zijn. In oktober 1979 trad hij zelfs voor de Verenigde Naties op als woordvoerder van de Arabische afwijzing van het Egyptisch-Israëlische vredesverdrag.
De speelruimte van de Jordaanse koning in het Israëlisch-Arabische-conflict is trouwens beperkt. Ondanks een aanzienlijke uitbreiding van de landbouwproduktie, de ontwikkeling van een eigen industrie en de groei van het toerisme, blijft Jordanië een klein land met beperkte natuurlijke rijkdommen (vooral fosfaat, verder nog asfalt, koper en potas), dat voor zijn economische ontwikkeling voor een belangrijk deel afhankelijk blijft van de gunsten van de rijke oliestaten van het Midden-Oosten. Ook op politiek gebied is de positie van de Jordaanse vorst niet al te stevig: Jordanië behoort tot het blok van de gematigde Arabische monarchieën, dat momenteel is verbonden met Irak, zonder dat het erin is geslaagd om het antagonisme van de kant van Syrië en de Palestijnen weg te nemen. Bovendien dient men te bedenken dat Transjordanië in de tijd van het Ottomaanse rijk vanuit Damascus werd bestuurd en dat het grootste deel van zijn huidige bevolking van Palestijnse afkomst is. En laat men bovenal niet vergeten dat de PLO van Yasser Arafat nog steeds twee sterke troeven in handen heeft: zijn populariteit in de Arabische publieke opinie, en het gemeenschappelijk belang dat álle Arabische staten hebben bij de sitchting van een Palestijnse staat op de westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook.
Wellicht is de tijd aangebroken om via andere wegen naar een oplossing te zoeken. De ideeën van de Israëlische oud-minister van buitenlandse zaken Abba Eban (uiteengezet in New Outlook, 1 februari 1980) bieden misschien enige aanknopingspunten. Aangezien alle tot nog toe onderzochte voorstellen van een definitieve regeling van de grenzen in Judea-Samaria en in de Gazastrook - volledige integratie in de staat Israël, vestiging van een Jordaans-Palestijnse staat of stichting van een zelfstandige Palestijnse staat, los van Israël en Jordanië - op onoverkomelijke bezwaren van beide kanten zijn gestuit, pleitte hij voor een samenwerkingsverband naar Benelux-model tussen Israël, Jordanië en een nieuw te vormen Palestijnse staat. Ondanks allerlei bezwaren die hier ongetwijfeld aan kleven, ver- | |
| |
dient deze suggestie niettemin een zorgvuldige en serieuze bestudering. Het Midden-Oosten-conflict bestaat uit tegenstellingen op drie verschillende niveaus: op plaatselijk niveau tussen Israël en de Palestijnen; op regionaal niveau tussen de joodse staat en de Arabische landen; en op internationaal niveau tussen de beide supermogendheden. De plaatselijke en regionale partijen hebben de keuze: ofwel zich verbinden met één van de supermogendheden, ofwel zoeken naar een weg die de invloed van beide supermachten in het Midden-Oosten neutraliseert. De tweede mogelijkheid dient in elk geval meer het belang van de volken van dit gebied, aangezien alleen langs die weg een duurzame vrede in het Midden-Oosten kan worden bereikt.
| |
De VS voor en met Reagan
De nieuwe Amerikaanse regering heeft zich van meet af aan gedistantieerd van het Midden-Oosten-beleid van de regering-Carter, die voor een groot deel gebaseerd was op het zo geheten Brookings Rapport. Voorop staan thans de problemen rond de olie en de Perzische Golf en de rivaliteit tussen de supermachten, terwijl de Palestijnse kwestie van ondergeschikt belang wordt geacht. In die context vindt o.m. de zogenaamde Hasjemietisch-Jordaanse optie veel bijval in de Verenigde Staten. Deze optie behelst een combinatie van de autonomieformule van Camp David met het plan van de Arbeiderspartij: een gemeenschappelijk Jordaans-Israëlisch bestuur van de westelijke Jordaanoever. De verschillende varianten van dit plan hebben alle gemeen, dat - in afwijking van de visie van Begin - een grote rol wordt toebedeeld aan Jordanië met het oog op de onderdrukking van het Palestijnse nationalisme. Er wordt daarin geen aandacht besteed aan de Palestijnen in de diaspora.
Het is wel zeker, dat het Likoedblok mikt op de uiteindelijke annexatie van de West Bank. Maar de Palestijnen beklagen zich erover, dat de ‘autonomie’ van Camp David slechts behelst dat aan een fractie van het Palestijnse volk een fractie van zijn rechten wordt beloofd in een fractie van zijn thuisland. Het nationale recht op zelfbeschikking wordt niet erkend, terwijl Israël zijn veto kan uitspreken over elk tot stand gekomen akkoord.
De ‘Hasjemietisch-Jordaanse optie’ heeft al grote weerstand gewekt in het Midden-Oosten en onder Amerika's Europese bondgenoten. Men stelt, dat een oplossing van de Palestijnse kwestie ondenkbaar is zonder instemming van de PLO, die wordt erkend als de enige wettige vertegenwoordiger van het Palestijnse volk.
| |
| |
Een uitweg uit de politieke impasse lijkt echter mogelijk via een transformatie van de ‘Hasjemietisch-Jordaanse optie’ in een ‘Palestijns-Jordaanse optie’. Dit alternatief voorziet in een Palestijnse staat met de eerste beginselen van soevereiniteit naast substantiële economische en culturele banden met Jordanië - en tenslotte ook met Israël. Deze optie zou een haalbare kaart zijn in Israël, de Verenigde Staten, Egypte, Jordanië en Saoedi-Arabië. Voorts zouden alle partijen vermoedelijk akkoord gaan met een onderhandelingspartner, die zowel namens Jordanië als de PLO zou optreden. Het is essentieel, dat in de ogen van de Palestijnen voldoende politieke uitdrukking wordt gegeven aan het Palestijnse nationalisme. Het kan nu eenmaal niet worden ontkend, dat de PLO de belichaming is van dit Palestijns nationalisme. En nu de meeste pro-Amerikaanse Arabische landen en de kern van de PLO zelf beweren - wat nog steeds bewezen moet worden - dat zij bereid zijn de rechtmatigheid van Israël als staat te aanvaarden, zouden de Verenigde Staten, Israël en Jordanië de sprong moeten wagen en moeten terugkeren naar een alomvattende benadering van het Midden-Oosten-conflict in de geest van het Brookings Rapport ondanks de daaraan verbonden risico's en consequenties. Vermeldenswaard is overigens, dat de Amerikaanse publieke opinie het Palestijnse nationalisme in toenemende mate steunt.
Het huidige Amerikaanse beleid geeft aanleiding tot grote zorg: zo blijkt minister van buitenlandse zaken Haig voornamelijk door een geopolitieke lens naar het Midden-Oosten te kijken, heeft hij hoge verwachtingen over de vestiging van een strategische consensus, en wijst alles erop dat de Palestijnse kwestie door de regering-Reagan op de lange baan geschoven werd.
Het Amerikaanse beleid ten aanzien van de Palestijnen en het Arabisch-Israëlisch-conflict was altijd de resultante van de combinatie van een geopolitieke, een binnenlandse en een regionale variabele. Kreeg een van deze variabelen de overhand dan resulteerde dat in een irrelevant of slecht buitenlands beleid. Sinds het eind van de jaren veertig werd haast altijd prioriteit gegeven aan de binnenlandse of geopolitieke variabelen en verdween de regionale variabele naar de achtergrond. Vandaar dat een eerste stap naar een verbetering van het beleid de opwaardering van de regionale variabele dient te zijn. Tot die regionale werkelijkheid behoort: dat het Palestijnse probleem nauw verweven is met een aantal andere kwesties in de Arabische Wereld zoals het Arabisch-Israëlisch conflict, interne veranderingen en instabiliteit, de oliepolitiek, de onderlinge betrekkingen en de betrekkingen met de buitenwereld. Het ontbreken van een oplossing voor dit probleem was de belangrijkste factor voor het mislukken van
| |
| |
pogingen tot militaire samenwerking tussen het Westen en de Arabische Wereld sinds 1950 (Bagdad-Pact, Eisenhower-doctrine). Minister Haigs ideeën over de vestiging van een strategische consensus moet als de zoveelste variant op dit streven worden beschouwd, die evenmin enige kans tot slagen heeft. Het is een illusie te menen dat met de status quo van Camp David te leven valt, omdat die gewoon niet bestaat. Binnen het kader van Camp David is de situatie in de bezette gebieden ten gevolge van de Israëlische kolonisatiepolitiek intussen zodanig gewijzigd, dat elke fysieke basis voor een Palestijnse regeling dreigt weg te vallen. Geen enkel Arabisch land - Egypte incluis - kan zich met het idee van een permanent verlies van de bezette gebieden verzoenen.
| |
Europa
Sinds 1973 kan men spreken van een groeiende eensgezindheid onder de negen lidstaten van de Europese Gemeenschap ten aanzien van het Midden-Oosten-conflict. Het blijft echter de vraag of de invloed van Europa op het vredesproces wel is versterkt.
Frankrijk wil graag in het Midden-Oosten op het strategische vlak een bemiddelende rol spelen tussen Oost en West en op economisch gebied tussen Noord en Zuid. Sinds 1973 werd de olie een belangrijke factor in de Franse politiek. Hoewel Frankrijk het bestaansrecht van Israël erkent, heeft het als eerste Europese natie in 1967 speciale betrekkingen aangeknoopt met de Arabische wereld, wat in concreto betekende: verkoop van wapens. Frankrijk beklemtoont voorts onder een zeker voorbehoud het recht van de Palestijnen op een eigen vaderland en is voorstander van een alomvattende regeling van het conflict. Het land stelt zich gereserveerd op tegenover de vredesinspanning van Amerika en Egypte en staat sceptisch tegenover de politiek van premier Begin. Frankrijk zou graag de Euro-Arabische dialoog en de Euro-Afrikaanse samenwerking zien uitgroeien tot een trilaterale samenwerking tussen Europa, Afrika en het Midden-Oosten.
De politiek van de Duitse Bondsrepubliek wordt nog steeds bepaald door de uitzonderlijke relatie met de staat Israël. De Bondsregering koestert weinig pretenties ten opzichte van de regio en scheidt politieke stellingname van economische belangen. De laatste jaren is de steun aan Israël verminderd. De Bondsrepubliek staat echter positief tegenover de Akkoorden van Camp David en de initiatieven van wijlen Sadat. Daarentegen neemt de Bondsregering, evenals het Verenigd Koninkrijk, méér afstand van de PLO dan Frankrijk. De laatste tijd is de Westduitse di- | |
| |
plomatie dynamischer geworden en heeft zelfs een opening gemaakt naar de Arabische Wereld. Naarmate echter ‘Auschwitz’ verder terugweek en de oliecrisis opdoemde, raakte de politiek van de Bondsrepubliek steeds meer op dezelfde golflengte als die van Frankijk.
Het Verenigd Koninkrijk neemt een tussenpositie in tussen Frankrijk en de Bondsrepubliek. Als erfgenaam van een koloniaal verleden voert het land een pro-Arabische politiek, die het eiland geen windeieren heeft gelegd. Het beleid van de Engelsen wordt echter vooral bepaald door de banden met Amerika en zij steunden con amore de reis van wijlen Sadat naar Jeruzalem en het Akkoord van Camp David. Overigens gaat Engeland uit van het legitieme recht van de Palestijnen op een eigen thuisland.
Tussen 1973 en 1978 zijn de verklaringen van de Europese Gemeenschap over de Palestijnse kwestie en het vredesproces in het Midden-Oosten duidelijk geëvolueerd. De aanvankelijke grote waardering voor het Akkoord van Camp David werd later afgezwakt, terwijl de landen van de Europese Gemeenschap het Israëlische nederzettingenbeleid veroordelen. Bovendien pleit men voor een alomvattende regeling van het conflict.
De Euro-Arabische dialoog heeft weinig concrete resultaten opgeleverd: hij werd zelfs van Arabische zijde gebruikt om pressie uit te oefenen op de Europese gesprekspartners. De Zesdaagse Oorlog gecombineerd met de economische realiteit (afhankelijkheid van de olie-bevoorrading) heeft langzamerhand een verwijdering teweeggebracht tussen Europa en Israël, terwijl tegelijkertijd de Palestijnse zaak mede door de houding van president Carter winst boekte. Het isolement van Israël werd nog vergroot door de ogenschijnlijke tegenstelling tussen een goedwillende president Sadat en een onbuigzame premier Begin.
De Verenigde Staten zouden thans in het licht van de dreiging van de Sovjetunie een versterking van de Europese aanwezigheid in de Perzische Golf op prijs stellen. Europa kan echter slechts een beperkte invloed uitoefenen in het Midden-Oosten: militair is het afhankelijk van de Verenigde Staten en economisch van de olieproducerende Arabische landen. Onlangs confereerden de Arabische leiders in Fez: op de agenda stond het plan van prins Fahd dat een radicaal andere oplossing beoogt dan de Akkoorden van Camp David. De topconferentie werd een mislukking, omdat de leiders van de verwerpingsfront-staten weigerden het Fahd-plan te bespreken. Israël heeft het Fahd-plan eveneens verworpen, maar het werd goedgekeurd door minister Carrington als voorzitter van de Europese Gemeenschap (in 1981) én door Arafat als leider van de PLO. De Saoediarabiërs hebben een ietsje duidelijker gemaakt dat hun plan er- | |
| |
kenning van Israël impliceerde. Maar de Israëliërs zijn - niet zonder reden - schizofreen op het punt van die erkenning: weigering wordt beschouwd als een bewijs van eeuwige vijandschap, maar als erkenning wordt verleend stellen ze dat het andere volken niet toekomt te oordelen of de Israëliërs wel een natie zijn. Maar er is meer. Sinds 1967 was het Israëlische beleid gericht op de integratie van de West Bank in het eigen territorium, tot welhaast een annexatie toe. Mocht de enige voorwaarde waarop Israël Europese troepen in de vredesmacht aanvaardt de stilzwijgende erkenning van deze claim zijn, dan onderwerpen deze troepen zich aan een voorafgaande verplichting, die niet in Camp David was voorzien. Er zijn trouwens genoeg troepen uit de Verenigde Staten, Latijns-Amerika en Fiji te halen voor de vorming van een vredesmacht, zodat althans dat deel van het Camp David-akkoord kan uitgevoerd worden. Washington verwelkomde aanvankelijk voorzichtig het Saoediarabische vredesplan. Maar nu dringen de
Amerikanen - onder zware diplomatieke druk van Jeruzalem - er bij de Europese Gemeenschap op aan elke verwijzing naar de verklaring van Venetië in verband met de vredesmacht te vermijden. De landen van de Europese Gemeenschappen gaven echter ten antwoord dat elke inzet van Britse, Franse of Westduitse enz. troepen geplaatst diende te worden in het ‘algemene kader’ van de Westeuropese Midden-Oosten-politiek, dat wil zeggen de verklaring van Venetië.
Het wemelt van ironieën. Het was Washington dat Europese deelneming aan een Sinaï-vredesmacht verlangde. Het kreeg aanvankelijk geen gehoor, het minst in Londen en Parijs, maar de tragische dood van president Sadat overtuigde de Europeanen van de noodzaak van een gebaar voor president Moebarak. Nu richten de pijlen van de Arabische kritiek zich vooral op Lord Carringtons verklaring in naam van de Europese Gemeenschappen. De grootste ironie is dat Egypte en Israël geen behoefte hebben aan Europese troepen in de Sinaï: het cruciale element van de vredesmacht blijft het Amerikaanse.
| |
Het risico van vrede sluiten
Is Israël bang voor vrede? Is de tijd voor Israëlische concessies voorbij, zoals de regering-Begin herhaaldelijk zegt, nu het Westen interesse toonde voor het Saoedische vredesplan?
Dit soort vragen worden steeds meer in de Verenigde Staten en in West-Europa gesteld, met een ondertoon van toenemende ergernis over Israëls ‘halsstarrigheid’. Die wordt nogal eens verklaard door een soort angstneurose van Israël, een pathologische geestesgesteldheid, waarop elke
| |
| |
rationele benadering van het probleem helemaal geen vat zou hebben. Men kan echter niet zo simpel stellen wàt Israëls geestesgesteldheid thans is. De resultaten van de jongste verkiezingen toonden aan dat de natie diep verdeeld is over de buiten- en binnenlandse politiek. Wat is dan het werkelijke Israël? De twee grote slotdemonstraties van de verkiezingscampagne hebben dat alleen maar onderstreept, maar daarin steekt niets irrationeels. Israël blijft een uniek geval. Slechts in het geval-Israël kan men zich indenken dat een fout in het buitenlands beleid risico's inhoudt voor het bestaan zelf van de staat. De Israëliërs en alle joden ter wereld kunnen daarin niets anders zien dan een continuering van die unieke situatie van fysiek en historisch gevaar, van de ‘Holocaust’. Maar juist het besef van die unieke situatie behelst ook een erkenning van feiten die echt en niet te ontkennen zijn, en het ware irrationeel die niet te accepteren als mogelijke elementen van enig politiek initiatief. Dat besef hoeft niet tot een irrationele politiek te leiden, noch tot een weigering van alle concessies en onderhandelingen.
Wat Israël ook doet of nalaat te doen, de risico's blijven dezelfde: een nieuwe Holocaust - zoals premier Begin niet nalaat bij herhaling te zeggen. Doch slechts het gebruik van de rede kan ons zeggen of niet nóg grotere risico's verbonden zijn met Begins momentele niet tot compromis bereide beleid. Begin zelf heeft ooit de meeste concessies gedaan en de grootste risico's genomen, door de aanvaarding van teruggave van de Sinaï aan Egypte, als quid pro quo voor een vredesverdrag dat, ondanks alle mogelijke verzekeringen, uiteindelijk toch maar een vodje papier is. Door zijn handelwijze heeft Begin zelf bewezen dat het gelijkstellen van een overlevingspolitiek met een beleid van niet-concessies a priori niet gerechtvaardigd is. Wanneer Begin nu verklaart dat de tijd voor concessies voorbij is, dan kan dat een juiste of onjuiste beslissing zijn; slechts een redelijk debat daarover kan aangeven waar de waarheid ligt.
Wij denken dat de tijd voor concessies en onderhandelen niet voorbij is - en zo denkt ook de helft van het Israëlische volk - en dat voor de overleving van Israël nog altijd compromissen en het afzien van bepaalde eisen nodig zijn, zowel van Israëlische als van Arabische zijde. Maar wij menen ook dat de huidige verstrakking van Israëls beleid in politieke en niet in pathologische termen verklaard dient te worden. In feite heeft Begin zowel goede als slechte redenen voor zijn beleid van ‘geen concessies meer’. Zijn ideaal blijft: van de sluipende annexatie van de bezette gebieden - inclusief Golan-hoogte - een voldongen feit te maken. Wij en anderen geloven dat Begin ten onrechte meent dat dàt kan. Maar om de premier ervan te overtuigen dat zijn weg de gevaarlijkste is, zal het Westen
| |
| |
zich meer bewust moeten zijn van de risico's van de andere weg. Zelfs het Saoedische plan durfde niet openlijk te zeggen dat Israël erkend moet worden, en het bevatte eisen die de facto zouden leiden - indien als geheel aanvaard - tot de vernietiging van Israël. Niettemin was het Saoedische plan een stap in de goede richting, en zouden onderhandelingen daarover niet blindelings door Israël verworpen moeten worden. Het Westen moet echter beseffen dat Israël een grotere behoefte aan garanties heeft en met name de Westeuropese regeringen zien dat niet in.
Men kan de schade die te Fez is aangericht moeilijk overschatten. Uit de snelle mislukking van de Arabische topconferentie blijkt dat de Arabische wereld als geheel in geen enkele omstandigheid het bestaan van Israël zal accepteren. Er is dus voor Israël geen enkele stimulans om zijn beleid tot annexatie van de West Bank te herzien of de verharding van zijn bezettingspolitiek te matigen. De binnen- en buitenlandse tegenstanders van het Saoediarabische regime behoeven zich maar weinig propaganda-inspanningen te getroosten om dat regime als wankelmoedig tegenover de zionistische vijand aan de kaak te stellen. En als er geen toekomst is voor het plan van prins Fahd, kan er evenmin een zijn voor het Europese initiatief. Het is mogelijk dat de Arabieren spijt krijgen van de fout die ze hebben gemaakt en dat een soortgelijk plan zal worden gelanceerd dat bredere instemming krijgt. Maar dan zullen de Israëliërs nog sceptischer gestemd zijn en inmiddels zal Begin hun volledige goedkeuring verkregen hebben voor zijn verzet tegen elke dialoog met de PLO.
Het plan van prins Fahd werd door de Europese Gemeenschap als te hard voor Israël beschouwd: het vroeg een volledige terugtrekking van Israël binnen de zeer kwetsbare grenzen van 1967. Maar een Palestijnse staat is sindsdien een noodzakelijke component geworden voor elke Midden-Oosten-regeling dat àlle staten van de regio binnen veilige grenzen in vrede zouden leven. Door zich hiertegen te verzetten hebben Syrië, Libië en blijkbaar ook de verdeelde PLO laten weten dat de oorlog tegen Israël zal voortduren tot Israël is vernietigd. Dat is natuurlijk een onvervulbare ambitie, althans in alle voorzienbare situaties. Zelfs de Sovjetunie erkent Israël als joodse staat voor joodse mensen.
Het schandaal te Fez zal tenminste twee concrete gevolgen hebben. Het eerste is dat Israël zijn greep op de West Bank verstevigt, het tweede dat de Amerikaanse publieke opinie zich opnieuw achter Israël zal scharen ten nadele van de Palestijnen. Maar het is nog te vroeg om te zeggen hoe een en ander de verhouding tussen de staten in de regio en de Oost-West-balans aldaar zal beïnvloeden.
Saoediarabië is al een voorzichtige flirt met de Sovjet-Unie begonnen. Het
| |
| |
zou optimistisch zijn te verwachten dat de Sovjet-Unie zich in de Palestijnse kwestie zal mengen met als enig doel een internationale regeling te bewerkstelligen. Het zou nog optimistischer zijn te verwachten dat Amerika de Russische intenties zo zou opvatten.
Europa's woordenspel aangaande zijn deelneming aan de Sinaï-vredesmacht lijkt nu minder nuttig dan ooit. Na Fez verkeert premier Begin in een betere positie om verzet te bieden tegen de Europese formule. Camp David is voorlopig het enige wat overblijft; Europa zou Israël moeten helpen de Sinaï te evacueren volgens de termen van Camp David. De redding van de Palestijnen, terecht een Europese prioriteit, lijkt thans eerder te volgen op - dan vooraf te gaan aan - vredesakkoorden tussen Israël en zijn buurlanden. Maar het fiasco van Fez heeft wel een verschrikkelijk vacuüm geschapen.
|
|