Streven. Vlaamse editie. Jaargang 49
(1981-1982)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 406]
| |
Rock against Religion
| |
[pagina 407]
| |
Born to run: de metafysica van de BewegingEen van de opvallende kenmerken van de moderne cultuur is wellicht haar trend naar muzikaliteit. Zowel in de literaire als in de plastische kunsten stelt men dit vast. Ritme en klank van woorden, vormen en kleuren worden belangrijker dan hun referentiële betekenis. Het teken fungeert niet louter als linguïstische of plastische betekenaar die een specifiek betekende uitdrukt. De waarde van het teken ligt in zijn muzikale eigenschappen, ‘muziek’ is de betekenis van het taalteken of van het plastische beeld. In de poëzie wordt dit duidelijk vanaf de tweede helft van de 19e eeuw. Bij Gezelle bv. zijn gedichten ook altijd gezangen. ‘De la musique avant toute chose...’, dicht Verlaine. Deze trend zet zich door in de hedendaagse experimentele roman (Ivo Michiels, Claude van de Berge, Het Weekdier van Bernard Kemp...). In de schilderkunst ziet men een soortgelijke ontwikkeling. Vooral de abstracte schilders hebben het muzikaal karakter van hun werk beklemtoond. Zij noemen hun doeken composities. Mondriaan heeft een onafgewerkt stuk achtergelaten dat ‘Victory Boogie-Woogie’ heet. Kandinsky heeft zich ook theoretisch beziggehouden met de muzikaliteit van de schilderkunst. In zijn essay Über das Geistige in der Kunst (1911) onderscheidt Kandinsky in de werkelijkheid twee dimensies: het materiële of de uitwendige gestalte van de dingen, en het geestelijke als een inwendige, stuwende kracht die hij innerlijke trilling of klank noemt. De geestelijke klanken die zowel het inwendige leven van de mens als de binnenkant van de stoffelijke dingen uitmaken, streven volgens een inherente noodzakelijkheid naar veruitwendiging. Omdat de ziel van de mens met de verborgen krachten van de kosmos verbonden is, wordt de mens in zijn ziel door de openbaring van de geestelijke muziek die in het universum zit, beroerd en bewogen. De menselijke ziel trilt mee met de innerlijke klank der dingen. Terwijl een naturalistisch ingestelde kunst niets meer doet dan de oppervlakte van de materie fotografisch af te beelden, overwint het abstracte schilderij het banale materialisme door de inwendige trillingen of de geestelijke muziek te voorschijn te laten treden. Doch wat is uiteindelijk materie? Wat is geest? Kandinsky heeft met deze vraag geworsteld. In tegenstelling tot Hegel leeft hij in een tijdperk dat getekend wordt door de verworvenheden van de moderne fysica, met name op het gebied van de elektriciteit. Zou Hegel na Oswald en Plank en later Einstein nog mogelijk zijn? Dat men de materie niet langer als ruwe grondstof mag beschouwen en dat ook atomen geen betrouwbare, onsplitsbare, onbreekbare deeltjes | |
[pagina 408]
| |
zijn, dat heeft Kandinsky begrepen en daar schrikt hij van: ‘Das Zerfallen des Atoms war in meiner Seele dem Zerfall der ganzen Welt gleich. Plötzlich fielen die dicksten Mauern. Alles wurde unsicher, wackelig und weich. Ich hätte mich nicht gewundert, wenn ein Stein vor mir in der Luft geschmolzen und unsichtbar geworden wäre’Ga naar voetnoot1. Binnen de ogenschijnlijk onbewogen contouren van de materiële voorwerpen krioelt het van een onzichtbaar maar krachtig leven. Elektriciteit is beweging van elektronen en die beweging bezielt de hele werkelijkheid. De conclusie ligt voor de hand: wat Kandinsky inwendige trilling of klank noemt, heeft alles te maken met die elektrische beweging die de binnenkant van de werkelijkheid doorstroomt. Het idealisme van Kandinsky wordt een theorie van de bezielde materie, een metafysica van de Beweging of metafysica van de muziek. De mens, die leeft in het inwendig bewogen universum, wordt meegetrokken in de stroom die het heelal op een ‘mystischnotwendige’ wijze voortstuwt. Als een ‘Element des Weltalls’ is hij ‘zu ständiger, vielleicht ewiger Bewegung geschaffen’. Dit laatste citaat vat Kandinsky's wereld- en mensbeeld samen en drukt de kerngedachte uit van wat wij hier de metafysica van de Beweging noemen. Het is een levensbeschouwing die heden gemeengoed is geworden. Volgens de Franse wijsgeer E. Martineau beleven onze tijdgenoten de werkelijkheid als ‘un avoir-lieu pur’, ‘menszijn’ betekent dat er iets gebeurt: ‘l'homme, c'est que quelque chose a eu lieu’Ga naar voetnoot2. En er gebeurt iets wanneer iets beweegt. De westerse filosofie heeft sinds Hegel in het fenomeen van het worden en van de tijd een belangrijk ontologisch gebeuren onderkend. Denken we maar aan Heidegger, Bergson, Teilhard en Chardin, het process-denken. Waar echter deze filosofen, elk op eigen wijze, nog een plaats inruimen voor een zijnsprincipe dat het worden overstijgt, bestaat er in de hedendaagse tijdsgeest een sterke tendens om het worden van elk transcendent principe te ontdoen. Op zijn minst kan gezegd worden dat de vraag naar zo'n principe zowel in de wetenschappen als in het alledaagse bewustzijn wordt verdrongen. ‘Le mouvement est, voilà tout’, leest men reeds bij Proudhon. Achter de schermen is er niets, huppel gewoon mee met de universele Beweging. Mensen zijn geschapen voor de Beweging, beweerde Kandinsky. ‘Born tu run’ zingt Bruce Springsteen. | |
[pagina 409]
| |
Als de mens geboren is om te hollen, dan zal hij pas gelukkig zijn als hij het gevoel krijgt dat hij aan het hollen is, het gevoel dat er iets gebeurt en dat hij daaraan participeert. Precies dat is één van de bedoelingen van een rock-concert. Rock is als de tastbare ruchtbaarheid van het alomvattende levensgebeuren en geeft je de haast opdringerige ervaring dat er inderdaad iets gebeurt: ‘What we want to do is to create a real emotional experience for an audience; to send them away with the feeling that something has happenend’Ga naar voetnoot3. Wàt er gebeurt en waarom, is daarbij van minder belang: ‘Because something is happening. But you don't know what it is. Do you, Mister Jones’? (Bob Dylan). De naam die deze muziek zich gegeven heeft, ‘rock-'n-roll’, spreekt op zichzelf al boekdelen: wiegen, schommelen, schudden, schokken - The Rolling Stones. Als dit de wijze is waarop de metafysica van de Beweging zich aan de oppervlakte van de hedendaagse cultuur manifesteert, wil dat nog niet zeggen dat die metafysica van de Beweging iets volkomen nieuws is. We zouden bijvoorbeeld aan de voor-socratische levensvisie kunnen denken, waarnaar R. Garaudy verwijst in zijn boek over de hedendaagse dans: ‘Mouvement et rythme, telle est la vision de l'ordre cosmique exprimée à l'aube de la pensée grecque, au VIe siècle avant notre ère, par Héraclite...Ga naar voetnoot4. Met deze Heraclitus voelde Nietzsche zich verwant. Het schouwen van de werkelijkheid als een eindeloos proces van verschijnen en vergaan vindt zijn neerslag in de theorie van de Eeuwige Wederkeer. Het eeuwige worden, dat alles omvat en zelf niet in een transcendent zijnsprincipe is gegrond, is als een eindeloze herbevestiging van zijn eigen worden, het is een absoluut in zich gesloten, zelfvoldaan, ‘cyclisch’ worden: een draaiend wiel, dat per definitie - alle mogelijke verplaatsingen ten spijt - nooit zichzelf ontgroeit. Uitdrukkingen als ‘cyclische tijd’ en ‘eeuwige wederkeer’ of beelden als ‘het eeuwig wentelende rad’ zijn misschien minder chronologisch of kosmologisch dan veeleer ontologisch te duiden. Nietzsches pasgeboren Übermensch die de eeuwige Beweging van de kosmos beaamt, wordt zelf beschreven als een beweging, als een rad dat uit zichzelf rolt, d.w.z. onherleidbaar is tot een transcendente macht. Weer eens: de mens is er gewoonweg als Beweging! ‘Onschuld is het kind en vergeten, een nieuw beginnen, een spel, een uit zichzelf rollend rad, een eerste beweging, een heilig Ja-zeggen...’Ga naar voetnoot5. | |
[pagina 410]
| |
Het wiel wordt dan a.h.w. hét symbool van onze tijd: ‘People asking questions lost in confusion.
Well I tell them there's no problem, only solutions...
I'm just sitting here watching the wheels to go round and round.
I really love to watch them roll...’
(John Lennon, Double Fantasy, 1980)
Rock is meer dan zomaar muziek, het is muziek die alles omvat. Elektrische instrumenten, aangesloten op dure versterkers en luidsprekers, de stem en gebaren van de zangers, kleding en decor, psychedelische lichteffecten en het circusachtige gebruik van pyrotechnische en andere foefjes maken van een rock-concert een happening waar ‘iets’ gebeurt en waar meteen ook alles is gebeurd. Want iets anders dan Gebeuren is er niet. Zo'n happening, waarvan de Britse Pink Floyd niet zo lang geleden met de uitvoering van ‘The Wall’ nog eens een illuster voorbeeld hebben gegeven, grijpt de hele mens aan, in zijn affectief, intellectueel, sociaal, soms ook politiek leven, in zijn verbeelding en dromen. Omdat, tenminste in het kader van de metafysica van de Beweging en volgens de dynamiek van het Wiel, het leven als één alomvattende muzikale beweging wordt beleefd, kan muziek pas echt het hele levensgebeuren openbaren wanneer ze alle componenten van het menselijke wezen beroert. ‘Rock is net zo goed seksuele muziek als dansmuziek, en een brok intellect. Het moet er allemààl inzitten’ (Andy Summers van ‘The Police’)Ga naar voetnoot6. | |
Rock als religieOnlangs stond op een leegstaand pand aan het Brusselse Zuidstation in grote zwarte letters de slogan te lezen ‘Rock against Religion’. Rock is tegen religie, vermoed ik, in de mate dat het zelf als een soort religie wordt beleefd. Dat dit inderdaad het geval is, wil ik aan de hand van drie punten belichten: het mysticisme van de rocker, de mythische participatie en de sacralisatie in de rock-wereld. Dat deze religiositeit rechtstreeks met de metafysica van de Beweging te maken heeft, zal gaandeweg blijken. Het mysticisme van de rocker. Ook Kandinsky's beschouwingen, geïnspireerd als ze waren door de Oosterse theosofie, hadden al een mystiek | |
[pagina 411]
| |
tintje. Sindsdien heeft de aantrekkingskracht van het Oosten niet afgenomen. Heel wat rockzangers hebben het in Oosterse richting gezocht: ‘I have always believed in God. That is important to me. All of us are very much into certain eastern ideas’ (Brian Wilson). Ook de Beatles hebben hun Oosterse dagen gekend. In 1968 onderbreken zij hun optredens om de Maharashi Mahesh Yogi naar India te vergezellen. Weliswaar komen ze vrij spoedig terug, op George Harrison na, die altijd al een mystieke neiging had vertoond. Verhelderend zijn uitspraken van hem omtrent de betekenis die in deze context aan het woord god gegeven wordt: ‘The world is ready for a mystic revolution, a discovery of the God in each of us’. - ‘It's only by turning your concentration and directing it inwardly, in a form of meditation, that you can see your own God in there’. Het goddelijke zit in onszelf. Meditatie is de weg die er naartoe leidt. Een minder ingetogen, maar wellicht meer verspreide weg naar dat ‘goddelijke’ in ons en in de kosmos is in de rock-wereld het druggebruik. Drugs verruimen het bewustzijn en voeren in de paradijselijke dieptedimensie die de binnenkant van de keiharde buitenkant van de wereld uitmaakt. Ze laten je een andere werkelijkheid ontdekken dan die van het burgerlijke leven: ‘My experience of God came from acid; it's the most important thing that's ever happenend to me’ (Brian Wilson). Suggestief in dit verband is ook het bekende nummer van de Beatles ‘Lucy is the Sky with Diamonds’. Ook daar waar de religieuze wind niet uit het Oosten waait, is de drugcultus in de rock-wereld een constante. Veel navolging vindt bijvoorbeeld de reggae-stijl, waarvan Bob Marley een van de belangrijkste vertegenwoordigers was. Reggae heeft te maken met een Jamaïcaanse, ietwat geheime broederschap, de ‘Rastafari Brethren’, een religieuze beweging waarin het exodus-thema centraal staat. Bijbelse termen worden met heidense symboliek vermengd om de terugkeer naar het Beloofde Land (Ethiopië) uit te beelden. Ook de Rastafari-broeders, die door hun typische haardracht (‘dread locks’) goed herkenbaar zijn, behoren tot de regelmatige druggebruikers. Samenvattend kan men zeggen dat de religiositeit van de rockers, globaal beschouwd, van syncretistische, min of meer etherische en mythische aard is - een religiositeit die blijkbaar de weg van de verdoving boven die van de verhoring (Exod. 22, 23) verkiest. De hallucinatorische tover van de ‘andere’ wereld wordt als iets heiligs gekoesterd. Rock als participatie. In de betonnen, zielloze city-woestenij van de moderne steden brengt rock ‘ambiance’ en warmte. De benauwdheid wordt voor de duur van een concert of van een plaat opgeheven. Een- | |
[pagina 412]
| |
zaamheid en verveling worden doorbroken en een vorm van solidariteit ontstaat. Ritme en klank geven je het gevoel dat je deelhebt aan een geheel, dat je participeert aan de beweging die de kosmos bezielt: ‘Vivre, c'est d'abord participer à ce flux et à cette pulsation organique du monde en nous, à ce mouvement, à ce rythme, à cette totalité,...Ga naar voetnoot7. Zo herhaalt zich in rock een eeuwenoude menselijke ervaring. Zowel het pythagorisme in het oude Griekenland als het confucianisme in het Verre Oosten - en dit zijn slechts twee voorbeelden - beschouwen de muziek als een openbaring van de kosmische harmonie en prijzen zang en muziek aan als een weg tot deelname aan die harmonieGa naar voetnoot8. De ontwakende mensheid beleefde muziek als participatie aan de sacrale wereld van geesten en goden. Bij de primitieve volkeren bezat het muziekinstrument een sacrale functie; wie het bespeelt, komt in aanraking met het rijk van het heilige. J. Gansemans voert de symbolische betekenis van de muziekinstrumenten in archaïsche culturen terug op de scheppingsmythen. Daarin gaat ‘de scheppingsdaad van de oergod steeds gepaard met een akoestisch element. Hij spreekt, zingt, schreeuwt, zucht of laat het donderen’Ga naar voetnoot9. Aan muzikale klanken wordt een magische kracht toegeschreven waar men een beroep op doet bijvoorbeeld bij het uitdrijven van boze geesten. Kan in onze beschaving muziek nog als een soort participatie aan het sacrale worden beleefd? Een mythische beleving van de werkelijkheid is na de Aufklärung en de toenemende desacralisatie van de maatschappij wel erg ongeloofwaardig geworden. Aan muzikale klanken kennen wij geen magisch vermogen meer toe. ‘Tous les sons se valent: un son n'est ni un dieu, ni une vertu, ni un symbole, ni un talisman; il n'est ni mâle ni femelle. Il est tout simplement un phénomène physique défini par sa durée et sa hauteur’Ga naar voetnoot10. En toch? Heeft Kandinsky er ons niet aan herinnerd dat muziek de innerlijke klank is van de bezielde materie? De goden zijn gestorven, de geesten voorgoed uit onze wereld verbannen. Maar ook zonder goden en geesten kan de mens het kosmische gebeuren als oppermachtig en onaantastbaar ervaren, als een sacrale Beweging die zijn | |
[pagina 413]
| |
individuele krachten overstijgt. Door het bespelen van elektrische instrumenten en het beluisteren van elektrisch versterkte klanken participeer ik aan de elektrische beweging die het universum doorstroomt. De jeugdcultuur geeft aan die participatie een heel tastbare uitdrukking. Een heel taalspel van herkenningstekens heeft zich ontwikkeld onder de vorm van kleding, haircut, badges, posters, stickers en daarmee bevestigen jonge mensen onder elkaar en voor de buitenwereld tot welke stroming zij behoren. Rock beperkt zich inderdaad niet tot muziek. De muzikale participatie aan de geheimzinnige dieptedimensie van het levensgebeuren uit zich in talloze details van het dagelijkse leven. Als jonge mensen met elkaar kennis maken, vragen zij naar elkaars lievelingsgroepen: waar hoor jij bij, in welke sferen voel jij je thuis? Sacralisatie. Participatie aan het sacrale verloopt onvermijdelijk via menselijke verhoudingen, die hier zoals elders veelal door de mechanismen van projectie en identificatie worden gekleurd. De fans bootsen mekaar na in hun gemeenschappelijke identificering met hun idool. Als bemiddelaar tussen enkeling en muzikaal gebeuren wordt de rock star spontaan gesacraliseerd. De theorie van René Girard over geweld en religie vindt ook hier een vruchtbare toepassing. Deze theorie gaat uit van de fundamenteel mimetische structuur van het menselijke verlangen. Een mens weet eigenlijk niet wat hij verlangt, hij heeft een voorbeeld nodig. Vaak gaat hij dat voorbeeld idealiseren, soms tot waarlijk mythische proporties. Maar zodra hij dat model in zijn begeren wil nadoen, begeren zij hetzelfde object en worden zij elkaars rivalen. Het ideale voorbeeld wordt een ‘modèle-obstacle’ en deze ambivalente relatie leidt tot geweld. Wanneer deze relatie van idealisering en rivaliteit door alle leden van een gemeenschap op éénzelfde individu wordt gericht, treedt het zondebokmechanisme in werking. De zondebok krijgt de schuld van alle ellende op de schouders gelegd. De eensgezindheid in de gemeenschap wordt hersteld wanneer de zondebok wordt geofferd en als vredestichter kan worden vereerd. Oeroude rituelen vinden volgens Girard in dit grondmechanisme van de zondebok hun oorsprong en doeltreffendheid als een telkens te herhalen bezwering van het steeds weer opkomende geweld dat de stabiliteit en het voortbestaan van de gemeenschap bedreigt. Ook al is dat mechanisme door de joods-christelijke traditie ontmaskerd, overal in de westerse beschaving blijven er sporen van over: ‘... même si nous n'avons plus de sacralisations véritables autour de nous, nous en observons des survivances ou des ébauches, très décolorées, certes, mais suffisantes pour confirmer la vérité structurelle du processus’Ga naar voetnoot11. En een voorbeeld daarvan is volgens Girard de vedette. | |
[pagina 414]
| |
De dubbele overdracht die de sacralisatie typeert - agressiviteit en verzoening - is in de rock-wereld dan ook onverholen werkzaam. Als ‘participatie’ verenigt zij enkelingen rond één persoon die iets overstijgends incarneert. Het rock-idool brengt verzoening tot stand en een gevoel van saamhorigheid. Hij wordt als vredestichter geïdealiseerd. Hij wordt een mythe: ‘Wat is er aan deze 32-jarige jongeman dat hem tot status van halfgod verheven heeft? (...). Over Springsteen spreekt men in bijna religieuze termen (...). Springsteen noemt men “The Boss”: de Leider, de Messias, degene wiens woord redding brengt en leiding verschaft. Springsteen heeft geen fans: hij heeft volgelingen, en zijn begeleiders zijn zijn apostelen die door hun nabijheid aan de Meester delen in diens glans’Ga naar voetnoot12. De positieve overdracht wordt sociaal bekrachtigd door een door de maatschappij zelf in de hand gewerkte marginalisering van de vedettes in een aparte leefwereld, die van de kunstenaars en rijke lui, waar andere zeden gelden. Zoals in sommige primitieve stammen het toekomstige slachtoffer mocht doen wat niemand mochtGa naar voetnoot13, mag de artiest onbelemmerd genieten van ‘girls, drugs and money’. Heeft men het John Lennon kwalijk genomen dat hij dagelijks één miljoen rijker werd? Wat de negatieve overdracht betreft: alleen al het driftige ritme en de oorverdovende decibels zijn een uitdrukking van latent geweld dat in de muziek een uitweg vindt en dat de vedette als mythische gestalte van die muziek aantast. Een ‘serieuze’ rockzanger is aan het eind van een concert totaal uitgeput, om nog te zwijgen van het psychische en sociale geweld dat op hem uitgeoefend wordt door zijn duizenden fans, de enorme onderlinge concurrentie, de hoge eisen van managers en platenfirma's. De stars beseffen dat zij het voorwerp zijn van een mythe en velen werken daar ook graag aan mee. Die mythische relatie maakt van het idool een onaantastbare superman. Maar tussen hem en zijn publiek staat een ondoordringbare muur (cfr. The Wall van de Pink Floyd). Hij wordt ‘afgezonderd’ in onnatuurlijke eenzaamheid. Het mechanisme van uitsluiting en afstoting dat met de overdracht van agressiviteit structureel verbonden is, werkt nog even doeltreffend als in archaïsche culturen. Ook hier kan de (offer)dood er het ultieme moment van worden. Elvis Presley, Bob Marley. | |
[pagina 415]
| |
Of de moordaanslag op John Lennon, waar het oermechanisme van de zondebok nogmaals perfect in werking trad: ‘Il fallait un meurtre rituel’ (M. Jullian in Le Figaro-Magazine). Sommige rockzangers gaan zozeer op in hun paradoxale rol van moderne zondebok, dat zij zichzelf a.h.w. als slachtoffer aanbieden en naar een soort rituele (zelf-)moord verlangen: ‘I want to give myself completely. In fact when I was really turned on, I would go on stage and I used to go on stage with the feeling that I was going to kill myself for the audience and then the ultimate thing would be to give myself up’ (Eric Burdon). Of iets prozaïscher: ‘The ideal (...) would be for me to get killed in an airplane crash right after a really stupendous performance’ (Peter Townshend). Diezelfde Peter Townshend heeft een nieuwe vorm van ritueel geweld ingevoerd dat fungeert als bezwering van het onderhuidse geweld: de vernietiging van muziekinstrumenten aan het slot van een optreden. Zelf legt hij zijn destructieve rite als volgt uit: ‘But it's not just the destruction of the instrument itself; it's destruction of what you're actually doing. You actually destroy everything - you destroy the guitar, the group's musical line, you destroy the audience's mental participation. You see, it's a whole pattern of apprehension and tension, and then relief and then remorse. The whole process of life’. M.a.w. de cyclische afwisseling van geweld en verzoening, van dood en leven: de cyclische Beweging van het hele levensgebeuren! Waarmee de intuïtie van Girard wordt bevestigd, dat de mythe van de cyclische wederkeer met de ambivalente structuur van het zondebokmechanisme te maken heeftGa naar voetnoot14. Het levensproces is een afwisseling van dag en nacht, de zondebok bewerkt de overgang van agressie naar vrede, en precies in dit door en door menselijke spanningsveld tussen geweld en verzoening staat de rockzanger in zijn gesacraliseerde gestalte, om door zijn fascinerende doch agressieve muziek de ongenoemde krachten van de kosmische Beweging te bezweren. Aldus heeft het rockgebeuren zich spontaan in de richting van een soort nieuw-heidense religie ontwikkeld die de theïstische verwijzing naar een transcendente god achter zich laat en teruggaat op de basismechanismen van de oorspronkelijke religies, de overdracht van geweld en verzoening die een uitverkoren individu tot zondebok sacraliseert. Om het geweld van onze wereld te beheersen blijkt nog altijd ritueel geweld onvermijdelijk. Maar waar ligt de grens tussen het maatschappelijk aanvaardbare en beheerste rituele ge- | |
[pagina 416]
| |
weld, dat een uitweg biedt voor latente agressiviteit, en het oncontroleerbare losbandige geweld, dat nieuw geweld oproept? | |
Muzikale ontvankelijkheidHet rituele karakter van rock gaat hand in hand met een cyclische geschiedenisopvatting. De beklemtoning van het ritmische element is daar een expressie van. Maar muziek is naast ritme ook melodie. Die zou kunnen wijzen op een andere tijdsopvatting. Uit de vermenging van het ritmische en het melodieuze blijkt een dubbelzinnigheid waaruit twee grondtendensen af te lezen zijn: de drang naar participatie en de wil tot emancipatie. Belangrijke stromingen in de hedendaagse filosofie (Lacan, Derrida, Foucault) zien de mens als een verschijnsel dat onderworpen is aan anonieme, neutrale krachten waaraan hij deelheeft zonder er vat op te hebben: de heerschappij van de Begeerte, de textuur van de Taal, de almacht van sociale structuren en historische processen. Maar begeerte, taal en structuren kunnen ook gezien worden als mogelijkheidsvoorwaarden om te groeien tot een volwaardig en verantwoordelijk, vrij subject-zijn: emancipatie als een ontgroeien aan wat de mens verdooft en verknecht. Zolang in rock sacraal-religieuze belevingspatronen de overhand hebben, ligt de nadruk op participatie. Maar rock wordt niet uitsluitend zo beleefd. Rock kan ook een muzikale weg tot emancipatie zijn, tot op-stand tegen de lopende gang van zaken, waarin opgang en ondergang mekaar op een onvermijdelijk gewelddadige wijze aflossen. De maatschappijkritische boodschap van de rockzanger reikt vaak verder dan wat de commercialisering van zijn onderneming en sommige reacties van zijn publiek doen vermoeden. Muziek is in zijn leven een ingrijpend middel om de verzakelijking en de ondoorzichtigheid van de moderne maatschappij aan te klagen, om zich ervan los te rukken, ‘los te rocken’. Ondanks misschien goedkoop klinkende slogan en dubbelzinnige expressievormen poogt hij verdrongen dimensies van het menszijn aan te boren en te beleven. In zijn levensvisie is nog plaats voor utopieën van vrede en hoop. Tegen de blinde haat in Noord-Ierland zingen ‘The Police’ in hun jongste LP: ‘There must be an invisible sun’Ga naar voetnoot15. | |
[pagina 417]
| |
Ook voor rock geldt dat goede muziek in ontvankelijkheid wordt geboren. Ontvankelijkheid veronderstelt echter een dynamische tijdsopvatting. In de cyclische opvatting wordt het nu-moment als pure actualiteit beleefd. Actueel is het ogenblik dat nu gebeurt en straks reeds verouderd is. In deze visie is de mens aangewezen op de afwisseling van de mode en de steeds wisselende sensatie. Rock wordt dan juist zo fascinerend omwille van zijn vermogen om door ritme en klank als het ware een dilatatie van het ogenblik te bewerken, waardoor verleden en toekomst vervagen en het nu-moment alomvattend wordt: ‘(Rock) est une façon de rêver, de ne pas envisager l'avenir vraiment, de ne pas s'imaginer plus vieux’Ga naar voetnoot16. Het individu dat meegezogen wordt door de cyclische beweging van het wiel als een in zich gesloten, zelfvoldaan, ‘uitzichtloos’ gebeuren, want zonder andere oorsprong of ander doel dan zichzelf, wordt op zijn eigen bestaan teruggeworpen en sluit zich op binnen zijn eigen genots- en verbeeldingswereldje. Het narcisme, dat volgens Chr. Lasch onze westerse samenleving bepaaltGa naar voetnoot17, is wellicht niets anders dan de weerspiegeling en consequentie, op het vlak van het individuele leven, van het narcisme van het Wiel, dat in de cyclische geschiedenisopvatting de tijd als een continue beweging en eeuwige wederkeer kenmerkt. Wordt een beschaving niet vanzelf narcistisch wanneer, zoals volgens Dorothee Sölle in onze beschaving gebeurt, ‘de cyclische geschiedenisopvatting de overhand (krijgt) op de eschatologisch-doelgerichte’Ga naar voetnoot18, wanneer geen andere metafysica meer erkend wordt dan die van de Beweging? In een eschatologisch-doelgerichte visie echter wordt het nu-moment niet als actualiteit of sensatie, maar als tegenwoordige tijd beleefd. Terwijl de gesloten, cyclisch-autarkische tijdsopvatting de mens verengt tot een narcistisch wezen, bevordert de open, dynamische visie het zoeken naar een zin en de actieve verwachting van een uiteindelijke vervulling. Tegenover de mythe van de rituele herhaling staat de mystiek van de ontvankelijkheid. Niet voor een eeuwig-eindeloze Beweging is de mens geboren, maar voor een eeuwig-vervullende liefde geschapen. Een houding van hoop en ontvankelijkheid die ook een musicus kan inspireren. Zoals bijvoorbeeld de jazzcomponist Miles Davis belijdt: ‘I love tomorrow’... Een gelovige, eschatologische levensvisie die ook in rock een uitdrukking | |
[pagina 418]
| |
kan vinden. Rock kan godsdienstige muziek worden. In 1978 voerde de groep Eela Craig een meertalige rockmis uit op het Internationale Bruckner Festival te Linz. In Brugge vond op Hemelvaartsdag, 28 mei 1981, de première plaats van Dona Nobis Pacem, een rockmis van Thijs van Leer. Ook door middel van typische rockelementen kan een godsdienstige boodschap op een geloofwaardige wijze worden vertolkt. Maar dan moet deze muziek wel van een aantal sacraal-religieuze componenten worden gezuiverd. Maar wie zou in staat zijn de juiste toedracht en de verdere ontwikkeling van een zo complex cultuurgegeven te voorspellen? |
|