| |
| |
| |
De Hanze herleeft
P. Krug
In 1980 herdacht de Overijsselse hoofdstad Zwolle het feit dat de bisschop van Utrecht haar 750 jaar geleden stadsrechten schonk. Bij de herdenkingsfeesten kreeg de betekenis van de Hanze voor Zwolle een extra accent. Op de zogenaamde Hanze-‘dagvaart’ werden niet alleen herinneringen opgeroepen aan deze EEG avant-la-lettre, maar bovendien werd besloten de Hanzegedachte nieuw leven in te blazen door de Hanzevergaderingen in de toekomst te continueren. Hierdoor kregen de Hanzefeesten in Zwolle een meer dan regionale betekenis.
| |
Ontwikkeling van de Hanze
Het woord ‘Hanze’ (Duits Hanse of Hansa) werd oorspronkelijk gebruikt voor verenigingen van kooplieden ter verdediging van gemeenschappelijke belangen in het buitenland. Zo kende men de Vlaamse Hanze van Londen, welke kooplieden omvatte die handel dreven op Engeland en Schotland, o.m. uit Brugge, Damme, Aardenburg, en Ieper. De Hanze der XVIII Steden was een groepering van handelaren uit Vlaanderen en Noord-Frankrijk, die zich richtten op de export van produkten van de lakennijverheid op de markten van Champagne. Deze beide Hanzen geraakten echter reeds tegen het einde van de 13e eeuw in verval. Een veel langere geschiedenis was de Duitse Hanze beschoren. Hierin waren aanvankelijk handelaren uit Noord-Duitsland verenigd. Uit het samengaan van Hanzen uit Lübeck, Bremen, Hamburg en andere Duitse steden ontstond langzamerhand deze ‘Dudesche’ of Duitse Hanze. Stadsbesturen kregen hierin steeds meer invloed zodat er op den duur eigenlijk sprake was van een stedenhanze.
In 1241 had Lübeck een verbond gesloten met Hamburg ter bescherming van de handel tussen Noord- en Oostzee. In 1256, dat wel beschouwd wordt als het geboortejaar van de Duitse Hanze, vond er in Wismar overleg plaats tussen de steden Lübeck, Hamburg, Rostock, Lüneburg, Stralsund en Wismar. Andere steden zoals Danzig, Elbing, Kulm, Ko- | |
| |
ningsbergen, Thorn, Riga, Dorpat, Reval (thans Tallin, in Estland) sloten zich bij de Hanze aan, waardoor in het oostelijk deel van het Oostzeegebied de Duitse economische en culturele invloed zich steeds meer deed gelden. In de 13e eeuw had Lübeck in Wisby op Gotland een belangrijk steunpunt voor de handel gevestigd. In 1398 kwam het Stecknitzkanaal van de Trave tot de Elbe tot stand waardoor het transport te water van de Noordzee naar de Oostzee aanzienlijk werd vergemakkelijkt.
Hanzekantoren ontstonden in Brugge (aanvankelijk vooral voor de lakenhandel), in Londen (de Staalhof), in het Noorse Bergen en zelfs in het Russische Nowgorod (de St. Peterhof). Lübeck trad vanaf het begin op als de ongekroonde koningin van de Hanzesteden. Om de drie jaar en soms jaarlijks vond een zogenaamde Hanze- ‘dagvaart’ plaats, een vergadering van Hanzesteden. Van een statuut van de Hanze kon nauwelijks gesproken worden. Gemeenschappelijke belangen vormden een hechtere band dan statuten en reglementen. De Hanzeliga heeft dan ook ruim vier eeuwen stand kunnen houden ook al viel de bloeitijd ongetwijfeld in de 14e eeuw.
| |
Brugge en de Hanze
In de geschiedenis van de Hanze heeft Brugge een belangrijke rol gespeeld. De stad was zelf geen lid van de Hanze, maar had als stapelplaats voor het gehele gebied van de Nederlanden een uiterst belangrijke functie. De waterwegen waren in de middeleeuwen de gemakkelijkste en veiligste handelsverbindingen en hieraan dankten havensteden als Brugge hun bloei. Bovendien was Brugge gunstig gelegen aan het Zwin, op het kruispunt van de belangrijke handelswegen van Noord- naar Zuid-Europa, van Vlaanderen naar Engeland en van Vlaanderen naar het Rijngebied en de Oostzee. De lakenweverij en later de tapijtweverij in Vlaanderen bloeiden. Zelfs in het Russische Nowgorod was er grote vraag naar Vlaams laken. In de beroemde Wawelburcht in Krakau treft men thans nog Vlaamse tapijten aan. De handel werd bevorderd door de ontwikkeling van de wisselhandel en het internationale geldverkeer sinds 1300. Italiaanse boekhoudmethoden brachten een aanzienlijke verbetering in het handelsverkeer. De jaarmarkten, o.m. in Brugge, werden het middelpunt van een zich snel ontwikkelende handel. Handelaren uit Venetië, de Duitse Rijnsteden, Polen en Scandinavië verhandelden hier de meest uiteenlopende produkten. Duitsers, Scandinaviërs en Nederlanders maakten in Brugge kennis met verfijnde Italiaanse produkten als zijde en
| |
| |
met specerijen als peper, kaneel en gember, die door Arabische kooplieden naar het Middellandse Zeegebied waren aangevoerd. Hoe groot de betekenis van Brugge was, bleek wel uit het feit dat de stad aan het Zwin door Dante in zijn Goddelijke Comedie wordt genoemd (in de 15de zang van het Inferno). Brugge kreeg een nieuwe glans door de beslissing van hertog Filips de Goede om hier kort voor 1430 het Prinsenhof te laten bouwen, waar schitterende feesten werden gegeven. In 1430 werd eveneens de Orde van het Gulden Vlies gesticht. Brugge werd het centrum van Vlaamse kunst en oefende met figuren als Jan van Eyck invloed uit op de gehele West- en Noordeuropese schilderkunst. Schilders als Petrus Christus uit Baarle, de Duitser Hans Memlinc en de Hollander Gerard David (uit Oudewater) trokken naar Brugge. De kooplieden vergaderden in het fraaie gotische Hanzehuis, gebouwd in de jaren 1478 tot 1481. Helaas geraakte dit later in verval en werd aan het einde van de 18e eeuw grotendeels afgebroken. Enkele schamele restanten zijn nog aanwezig. Ondanks de grote voordelen die Brugge voor de hanzeaten bood, ontstonden er toch verschillende malen ernstige conflicten, vooral over schending van Hanze-privileges, gepleegd door Brugse autoriteiten of door ambtenaren van de graaf van Vlaanderen. Dit leidde ertoe, dat de Hanze het kantoor enige malen naar de Noordelijke Nederlanden verplaatste. Na enkele jaren keerde men echter steeds weer terug naar de stad aan het Zwin. Brugge bleef een aantrekkelijke vestigingsplaats. In de 15e eeuw verminderde de betekenis van deze Vlaamse havenplaats. Toch toonde de stad nog zijn oude glorie bij ‘de blijde incomste’ van Karel de Stoute en zijn jonge gemalin Margaretha van York. Ook de hanzeaten, de zgn. ‘Oosterlingen’, reden naast de andere ‘natiën’ in de stoet mee. Achtereenvolgens zag men in deze cavalcade de Venetiaanse kooplieden ‘met cramoisin fluweel gekleed
en de dienaars met rood laken’, dan die van Florence met ‘t'sestig gelyke voetknegten met blauwe kleederen, alle hunne peerden waeren behangen met wit satyn, 't welke met blauw fluweel geboord was’, dan de Spaanse kooplieden, gekleed in ‘'t violet damast, een ider hadde agter zig eene pagie te voet’, vervolgens de ‘Negotianten van Genua met violette laken kleederen’ en dan de ‘Oosterlingen’, ‘ook in violette kleederen, doende insgelyks t'sestig brandende tortsen voor hun dragen....’ Oorzaak van het verval van Brugge was niet in de eerste plaats de verzanding van het Zwin maar veeleer de achteruitgang van de Vlaamse lakenindustrie als gevolg van de Engelse en Hollandse concurrentie. Ook werd het gebruik van grotere schepen voor Brugge en Damme noodlottig. Voorts verslechterde de economische conjunctuur. Antwerpen werd een steeds gevaarlijker concurrent. Niet verwonderlijk is dan ook dat de
| |
| |
hanzeaten besloten hun kantoor in 1553 naar de Scheldestad over te plaatsen. Hier verrees in 1569 een indrukwekkend Hanzehuis, het ‘Domus Hansae Teutonicae Sacri Romani Imperii’, gebouwd door Cornelis de Vriendt. Helaas werd dit ‘Oosters Huis’ na jaren van verval in 1893 door brand verwoest.
| |
Noordnederlandse Hanzesteden
De steden langs de Zuiderzee en de Gelderse IJssel hebben in de geschiedenis van de Hanze een belangrijke rol gespeeld.
Door de IJssel en de Overijsselse Vecht waren deze steden met het Westfaalse achterland (een belangrijke producent van linnen!) en ook met de verschillende Rijnsteden, waaronder Keulen, verbonden. Over de Zuiderzee voeren schepen naar Engeland, Scandinavië en de Oostzee. In het IJsselgebied speelden in de 14e eeuw vier steden, met name Deventer, Zutphen, Harderwijk en Elburg als leden van de Hanze een belangrijke rol. In de tweede helft van de 14e eeuw had Kampen deze steden echter overvleugeld. De opkomst van Kampen was te danken aan de deelname aan de ‘ommelandsvaart’, de zeevaart om Kaap Skagen en door de Sont naar de Oostzee. In 1495 verhief keizer Maximiliaan Kampen tot keizerlijke vrije Rijksstad. Reeds in het midden van de 14e eeuw was Kampen nà Brugge de belangrijkste Europese haven. Door verzanding van de IJsselmond in de 15e eeuw was een economische teruggang onvermijdelijk. Bovendien werd in de 16e en 17e eeuw de positie van deze IJsselstad verzwakt door de concurrentie van de Hollandse steden.
Na Kampen was Deventer aanvankelijk de belangrijkste handelsstad aan de IJssel. In de 15e eeuw ging de handel hier achteruit maar dank zij zijn jaarmarkten vijf maal per jaar kon Deventer zijn positie handhaven. Zwolle, geen IJsselstad (de verbinding kwam eerst in 1819 tot stand met de aanleg van de Willemsvaart), maar gelegen aan het Zwarte Water, had dank zij de Overijsselse Vecht een verbinding met Westfalen. Van Zwolle is bekend, dat deze stad in 1407 opgenomen werd in de Hanze, maar hier is ongetwijfeld sprake van een heropname. Nijmegen sloot zich in 1402 aan, Kampen eerst in 1441, maar ook hier kan gesproken worden van een heropname. Stavoren was reeds aan het begin van de 15e eeuw Hanzestad, Arnhem en Roermond werden evenals Kampen in 1441 opgenomen. Zij waren de laatste grotere Nederlandse steden die tot het Hanzeverbond toetraden. Later volgden nog kleinere steden als Doesburg, Venlo en Bolsward.
| |
| |
Sinds de 15e eeuw werden dertien Noordnederlandse steden als volberechtigde Hanzesteden erkend: allereerst Zwolle en de IJsselsteden Kampen, Deventer, Zutphen, die samen met Harderwijk, Stavoren en Elburg bekend waren als de Zuiderzeesteden, voorts Groningen, Nijmegen, Arnhem, Roermond, Venlo en Bolsward.
Over het karakter van de Hanze-handel nog het volgende. De visserij (haring en kabeljauw) vormde een belangrijke bron van inkomsten van verschillende steden. De landen rond de Oostzee leverden granen (tarwe, rogge, gerst), bont, honing, bijenwas (voor kaarsen), barnsteen en hout. Belangrijk waren ook de derivaten van hout: pek, teer en as (het laatste werd gebruikt als fixeermiddel voor het verven van textiel). Danzig was het exportcentrum van hout en granen, Riga van vlas en hennep. Zweden exporteerde koper en ijzer, bier was vooral afkomstig van de Noordduitse steden, in het bijzonder Hamburg. Westfalen was een belangrijke producent van linnen. Frankrijk exporteerde wijn en zout, Portugal olijven, vijgen en kurk. Tot in de 14e eeuw bezaten de grote Vlaamse steden een bloeiende lakennijverheid. In Brugge hield 35% van de leden van de gilden zich bezig met textielbewerking! Vanaf ongeveer 1350 worden de eerste tekenen van verval van de Vlaamse lakenindustrie merkbaar als gevolg van Hollandse en Engelse concurrentie.
Het belangrijkste scheepstype dat door de hanzeaten gebruikt werd, was de befaamde kogge. Deze heeft in belangrijke mate bijgedragen tot de bloei van de Hanze. Het was een breed en kort schip, ongeveer 30 meter lang en 7 meter breed met een diepgang van 3 meter. Het laadvermogen bedroeg ongeveer 200 ton. Dit schip, dat in het oude wapen van Amsterdam voorkomt, kon zich tot in de 15e eeuw handhaven. Nadien kwamen andere scheepstypen in gebruik. Aanvankelijk had de kogge slechts één mast met een vierkant zeil. De enige nog bestaande kogge werd in 1962 bij baggerwerken in Bremerhaven opgegraven.
| |
Strijd om de vrije zee
Juist in de bloeitijd van de Hanze werd haar voortbestaan ernstig bedreigd door het optreden van de Deense koning Waldemar IV Atterdag (1340-1375), die een einde wilde maken aan de geprivilegieerde positie van de stedenbond. In 1361 wist hij het Hanzesteunpunt Gotland te veroveren. Lübeck begreep dat dit Deense optreden een dodelijk gevaar voor de Hanze vormde en besloot alle krachten te bundelen.
| |
| |
Niet alleen Hanzeleden maar ook Hollandse en Zeeuwse steden als Middelburg, Arnemuiden, Den Briel, Dordrecht en Amsterdam, die voordien als concurrenten van de Hanze optraden, besloten de strijd tegen de Deense vorst aan te binden. Hiertoe kwam de Keulse Confederatie tot stand (1367). Keulen was als centrum van dit tijdelijk verbond gekozen om het overleg met de Nederlandse steden (leden en niet-leden van de Hanze) te vergemakkelijken. Koning Waldemar werd verslagen en moest bij de Vrede van Stralsund (1370) niet alleen het Hanzemonopolie erkennen maar ook voor vijftien jaar de controle over de Sont aan de verenigde steden afstaan. De Hanze was hiermee niet alleen een economische maar ook een maritieme en politieke macht van de eerste orde geworden. Toch zocht de Hanze de strijd niet. Veelzeggend zijn in dit verband de woorden van de 15e-eeuwse burgemeester van Lübeck Hinrich Castorp: ‘Lasset uns Tagfahrten! Gar leicht ist das Fähnlein aufgezogen, aber nur schwer in Ehren herabgeholet’.
Een ernstig probleem voor de Hanze vormde de toenemende concurrentie van de Hollandse en Zeeuwse zeevaarders. Een poging van de Noordduitse Hanzesteden om de Hollandse handel te blokkeren leidde tot de Wendische oorlog (1438-1441). Hollandse en Zeeuwse steden van Amsterdam tot Veere stelden een vloot samen, waarvan de leiding in handen werd gelegd van vlootvoogd Hendrik van Borselen (zijn beeld tooit één van de nissen van het stadhuis in Veere). Mede dank zij de krachtige steun van hertog Filips van Bourgondië, graaf van Vlaanderen, die zijn macht ook over Holland en Zeeland had uitgebreid, wisten de Nederlanders de Wendische steden (de Noordduitse steden genoemd naar de Slavische Wenden) beslissend te verslaan. Overigens hadden de IJssel- en Zuiderzeesteden, die lid waren van de Hanze, zich in het conflict neutraal opgesteld. De Hanze moest haar concurrenten de handel in het gehele Oostzeegebied toestaan. Het ‘mare liberum’-principe, dat later door Hugo de Groot zou worden geformuleerd, had gezegevierd.
In feite heeft de Hanze slechts een korte bloeiperiode gekend, namelijk van ongeveer 1350 tot 1400. Daarna trad langzaam het verval in. Nieuwe ontwikkelingen in de wereldhandel, mede als gevolg van de grote ontdekkingen en de ontsluiting van de wereldzeeën, de opkomst van concurrenten als Holland en Zeeland, de catastrofale Dertigjarige Oorlog (1618-1648), de verzwakte positie van de steden tegenover de vorsten, het waren alle factoren die tot de langzame ondergang van het eens zo machtige stedenverbond leidden. De laatste Hanzevergadering vond plaats in 1669. De afgevaardigden van Lübeck, Hamburg, Bremen, Danzig, Rostock, Hildesheim, Braunschweig en Keulen kwamen overeen de belangen van
| |
| |
de handelsgenoten te laten behartigen door Lübeck, Bremen en Hamburg, de drie Noordduitse steden die zich tot op heden ‘Freie Hansestädte’ noemen.
| |
Culturele aspecten
De culturele aspecten van de Hanze moeten niet worden onderschat. Allereerst denk ik hierbij aan de architectuur. De gebouwen in de Hanzetijd werden overwegend in baksteen uitgevoerd. Deze baksteen-architectuur vindt haar oorsprong in de Nederlanden. Uiteraard nam het raadhuis in de Hanzesteden een centrale plaats in. De poorters van de Hanze waren tot zelfstandigheid en macht gekomen en dit werd op treffende wijze tot uitdrukking gebracht in indrukwekkende stadhuizen, hallen en belforten. Het fraaie stadhuis van Lübeck, gebouwd in de 13e tot 15e eeuw, is voor vele steden een inspirerend voorbeeld geweest.
Dan zijn er de imposante gildehuizen zoals het huis ‘Schiffergesellschaft’ (1535) eveneens in Lübeck. De bekende Holstentor (1469-1477) daar is ongetwijfeld gebouwd in navolging van het Gentse Rabot. Nederlandse bouwmeesters introduceerden in Noord-Duitsland de renaissance-stijl maar de Dertigjarige Oorlog verhinderde de ontwikkeling van deze bouwtrant. In Danzig werden het Tuighuis en het Raadhuis, enkele stadspoorten en verschillende woningen in Nederlandse stijl, met Nederlandse baksteen gebouwd. Het ‘Schütting’ aan de markt in Bremen, in 1537-1539 gebouwd als gildehuis van de kooplieden (thans Kamer van Koophandel) werd uitgevoerd naar de plannen van de Antwerpenaar Jan van Buscheneer (1543). Het stadhuis van Bremen, een gotisch bouwwerk uit het begin van de 15e eeuw, werd in de jaren 1609 tot 1612 verbouwd volgens de stijl van de Nederlandse renaissance.
Maar uiteraard zijn er ook invloeden in omgekeerde richting. Bij het huis aan de Zaadmarkt in de Hanzestad Zutphen (1549), een uitnemend voorbeeld van burgerlijke baksteengotiek, is duidelijk sprake van een Noordduitse trant, getuige de top van de gevel met de traditionele gotische, zadeldakvormig gedekte trappen met ronde of overhoekse pinakels. Het Huis met de Hoofden in Zwolle, eveneens met pinakels, is van het Lübeckse type. Hanze-invloeden vindt men ook terug in de gevel van het stadhuis in Doesburg. Aan de Hanzevaart op het Noorse Bergen herinnert de gewelfschildering in de kapel van de Bergenvaarders in de St. Lebuïnuskerk in Deventer, vermoedelijk uit de 16e eeuw. Links is St. Olaf, patroon van Noorwegen en van de schippers, afgebeeld. Het wapen is
| |
| |
gedeeld in dat van Deventer en van het Hanzekantoor in Bergen, welks wapen een vis toont. Er is duidelijk sprake van wederzijdse beïnvloeding. Overigens merkt de Franse historicus Philippe Dollinger in zijn voortreffelijke boek over de Hanze op, dat de kunst van Noord-Duitsland zo sterk beïnvloed is door die der Nederlanden, dat zij in de 17e eeuw nog slechts een provincie hiervan vormt. Vlaamse invloeden zijn duidelijk te onderkennen bij schilders in de Noordduitse Hanzesteden. Hans Memlinc was in Lübeck even bekend als in Brugge. In de Dom van Lübeck bevindt zich een altaarstuk met de kruisiging door Memlinc.
De baksteengotiek drukte ook zijn stempel op de kerkelijke architectuur. Ik vermeld in dit verband slechts de Mariakerk en de Nikolaikerk en de dom in Schwerin, de Mariakerken in Lübeck en Rostock.
Opmerkelijk is de populariteit van de negen paladijnen, een verzameling van gedeeltelijk historische, gedeeltelijk legendarische figuren, die onder meer de raadhuizen van Osnabrück, Keulen en Lüneburg sieren. Voor Roland, de paladijn van Karel de Grote, zijn in steden als Bremen, Halle, Halberstadt, Stendal, Brandenburg, Riga en Danzig standbeelden opgericht. Deze Roland met zijn opgeheven zwaard symboliseert de rechten en privileges van de steden. Dank zij de betrekkingen van de Hanze met Engeland kreeg in Noord-Duitsland ook de legendarische koning Arthur grote populariteit als symbool van inspirerende ridderlijke idealen. Aan hem herinneren een ‘Artushof’ in het thans Poolse Danzig en Elbing (Elblag).
Van een taalbarrière was in het Hanzegebied nauwelijks sprake. Van Brugge tot Riga konden Nederduitse dialecten fungeren als lingua franca. De gemeenschappelijke taal bevorderde uiteraard ook de literaire uitwisseling. Brugge speelde hierin door het kopiëren en vertalen van Franse en Vlaamse werken een belangrijke rol. Dank zij Brugge werden verhalen als Floris ende Blanchefloer in de gehele Hanzeregio bekend. Hetzelfde geldt voor Reinaert de Vos, welk boek in 1498 in Lübeck door een monnik werd vertaald (hoe levend dit dierenepos nog steeds is bleek uit de Reinaertfeesten, die afgelopen zomer in Hulst werden gehouden). De Duitse Till Eulenspiegel verscheen in 1500 in de Hanzestad Braunschweig. Zowel dit laatste boek als de Reinaert bevatten bijtende sociale kritiek en richtten zich niet alleen tegen de willekeur van de absolute vorsten maar ook tegen het machtige stedelijke patriciaat.
| |
Actualiteit van de Hanze
Voor de ontwikkeling van vele middeleeuwse steden is de Hanze van
| |
| |
beslissende betekenis geweest. Terecht schreef de reeds eerder genoemde Franse historicus Dollinger: ‘Eeuwenlang hebben de hanzeaten de volken van het Oosten en Westen van de onmisbare voedingsmiddelen en van de voor hun ontwikkeling noodzakelijke produkten voorzien en ook hebben zij rondom de Oostzee het denken en de kunst van het Westen verbreid, in het bijzonder die der Nederlanden...’.
De Zwolse Hanze-dagvaart werd niet geboren uit een romantische nostalgie maar veeleer uit het verlangen de Hanzegedachte te doen herleven ten bate van een toekomstige samenwerking. Te denken valt hierbij aan uitwisseling van ideeën op het gebied van cultuur, toerisme en economie. De oude Hanzesteden zijn ook alle betrokken bij problemen van restauratie en renovatie van oude stadskernen en bij vraagstukken van een leefbaar milieu. In 1982 zal opnieuw een Hanze-dagvaart worden georganiseerd, ditmaal in Lübeck, eens de ongekroonde koningin van de Hanze. De Hanze is niet alleen geschiedenis, zij is nog steeds een inspirerend symbool van internationale samenwerking.
|
|