| |
| |
| |
Ontwikkelingen in Midden-Amerika
L.L.S. Bartalits
De regering-Reagan bestempelt de zg. Cubaanse en Russische agressie als de voornaamste oorzaak van de huidige crisis in Midden-Amerika. Haar uitgangspunten zijn: ten eerste, dat de militairen vooralsnog de meest betrouwbare bondgenoten in de regio vormen en dat politieke oplossingen op grond van brede coalities te riskant zijn; ten tweede, dat men op sociale spanningen het best reageert door de bestaande regimes meer economische hulp te geven; ten derde, dat linkse regimes, partijen en groeperingen door Cuba worden gedomineerd, onverzoenlijk vijandig zijn en dus geïsoleerd of geëlimineerd moeten worden; tenslotte, dat andere landen van buiten de regio, waaronder ook met de Verenigde Staten bevriende regeringen, ontmoedigd moeten worden om stappen te doen die niet met haar eigen politiek stroken. Heel deze benadering in termen van een hernieuwde Koude Oorlog betekent echter een miskenning van de ware aard van de problematiek in Midden-Amerika. Met een strategie, op die uitgangspunten gefundeerd, zal Reagan naar alle waarschijnlijkheid het tegengestelde bereiken van wat hij beoogt; de crisis in Midden-Amerika zal zowel in omvang als in intensiteit toenemen en dààrdoor juist zullen de kansen stijgen van Cuba en de Sovjet-Unie om hun invloed in de regio uit te breiden. Om die invloed met succes binnen de perken te kunnen houden moet de regering-Reagan zich niet liëren met de bijna geheel van hun bevolking vervreemde militaire regimes, maar moet zij de noodzakelijke hervormingen helpen bewerkstelligen, de legitieme regimes voldoende garanties voor hun veiligheid bieden, met de linkse regimes diplomatieke en economische betrekkingen blijven onderhouden; moet zij tenslotte met andere niet-communistische landen, in het bijzonder met Mexico en Venezuela samenwerken bij het zoeken naar in brede kring aanvaardbare en duurzame oplossingen.
| |
Complexe situatie
De situatie in Midden-Amerika is complexer dan de regering-Reagan in haar anti-communisme veronderstelt. Op de keper beschouwd staan er
| |
| |
voor de Verenigde Staten in Midden-Amerika noch economisch noch militair zo grote belangen op het spel: ze zijn er natuurlijk wel mee gebaat dat er een einde komt aan de chronische politieke instabiliteit in de regio. Het kernprobleem inzake Midden-Amerika is de vraag, of de Verenigde Staten een onderscheid kunnen maken tussen regimes die zich tegenover hen gereserveerd opstellen en regimes die in alle opzichten hun antagonisten zijn. Door ongenuanceerd afwijzend te reageren versterken de Verenigde Staten enkel het Cubaanse en Russische kamp, terwijl een meer normale verstandhouding de linkse regimes ertoe brengen kan hun diplomatieke en economische belangen zwaarder te laten wegen dan de betrekkelijk geringe steun die zij van Cuba of de Sovjet-Unie kunnen krijgen. Juist die belangen geven de Amerikanen sterke troeven in handen om invloed op de loop van de gebeurtenissen te behouden. De Verenigde Staten kunnen echter in Midden-Amerika de politiek niet meer volledig naar hun hand zetten of de oude orde bestendigen. Pogingen om dat toch te doen brengen grote kosten met zich en krijgen weinig steun van hun vrienden op het Westelijk Halfgrond en hun bondgenoten in West-Europa, die, vanuit hun verschillende politieke tradities, het onderling wel niet eens zijn over de meest wenselijke of meest haalbare institutionele vormen die in Midden-Amerika tot stand moeten komen, maar die er eveneens voor beducht zijn dat het Cubaanse model al te veel navolging in de regio zou vinden.
Hoewel de Sandinistische regering in Nicaragua gereserveerd staat tegenover de Verenigde Staten, vormt zij geen ernstige bedreiging van de Amerikaanse belangen. Vertrouwend op de kracht van het pluralistisch-democratische systeem moet de regering-Reagan dan ook de dialoog aangaan met Nicaragua, waarvan de leiders tot dusver duidelijk interesse hebben getoond voor de handhaving van hun economische betrekkingen met het Westen en beducht zijn voor een te grote afhankelijkheid van het Sovjet-blok. De chronische instabiliteit in El Salvador en het gevaar van een internationalisering van de burgeroorlog ten gevolge van de Frans-Mexicaanse verklaring van september 1981 beschouwen de Verenigde Staten thans als de grootste bedreiging van hun belangen. Toch zouden zij er goed aan doen ook in dit geval samen te werken met alle landen van buiten de regio, die van hun bezorgdheid blijk hebben gegeven en misschien in staat zijn de partijen in El Salvador tot een akkoord te bewegen. In Guatemala bestaat er met het huidige regime weinig kans op enige stabiliteit op de lange termijn: hier hebben de Verenigde Staten aanzienlijk aan invloed verloren en is dan ook terughoudendheid geboden. Bij elkaar genomen geven dit soort stellingnamen nog de meeste zekerheid dat
| |
| |
Honduras en Costa Rica niet eveneens in de maalstroom van geweld worden meegesleurd. Een vreedzame oplossing in El Salvador zou de angel halen uit de verhouding tussen de Verenigde Staten en Nicaragua, terwijl het openen van de dialoog met Nicaragua een politieke oplossing in El Salvador zal bevorderen. De hier voorgestelde benadering is echter alleen aantrekkelijk, wanneer de Verenigde Staten een nieuwe inhoud willen geven aan het voor hen aanvaardbare politieke gedrag in Midden-Amerika. Centraal-Amerika is inderdaad een ‘test case’ - echter niet voor de Sovjet-Unie die aan de regio slechts marginale betekenis hecht, maar voor het vermogen van de Verenigde Staten om met verstand en overleg te reageren op veranderingen in een gebied dat altijd nog tot hun geografische invloedssfeer behoort.
Het Cubaanse prestige, dat in de nazomer van 1979 nog een hoogtepunt bereikte toen het land fungeerde als voorzitter van de conferentie van niet gebonden landen, kreeg als gevolg van de Russische invasie van december 1979 in Afghanistan een gevoelige klap. Mede hierdoor moest het bewind van Castro in het Caraïbisch gebied enkele tegenslagen incasseren: de belangrijkste daarvan was de verkiezingsnederlaag van Michael Manley op 30 oktober 1980 op Jamaïca. De betrekkingen tussen Jamaïca en Cuba werden onder de nieuwe regering van Jamaïca onder leiding van Edward Seaga aanmerkelijk koeler, wat onder meer tot uiting kwam toen de Cubaanse ambassadeur in Kingston door de nieuwe Jamaïcaanse regering werd uitgewezen. Geheel anders is de situatie op de Middenamerikaanse landengte: in Nicaragua en El Salvador wordt de ontwikkeling bepaald door revolutionaire woelingen. Guatemala wordt geconfronteerd met gewapende opstanden en contra-terreur; de toekomst van het pas onafhankelijk geworden Belize is uiterst onzeker aangezien het buurland Guatemala al jarenlang aanspraak op dit gebied maakt; de overgang van een militair naar een burgerlijk bewind in Honduras, waarmee onlangs een begin is gemaakt, lijkt weinig kans van slagen te hebben gezien de ontwikkelingen in de buurlanden; het democratische Costa Rica wordt geplaagd door economische moeilijkheden; het bewind in Panama tenslotte raakt steeds meer verontrust door het voorbehoud waaronder het Amerikaanse Congres het nieuwe verdrag met betrekking tot het Panamakanaal goedkeurde en door de toenemende oppositie daartegen in Panama zelf. Daar komt nog bij dat de onderlinge betrekkingen tussen de Middenamerikaanse staatjes, sinds de mislukking van een poging tot economische integratie van deze regio aan het einde van de jaren zestig, niet al te best zijn geweest.
| |
| |
| |
Panama en de Verenigde Staten
Zowel in de Verenigde Staten als in Panama duurt de kritiek op de door beide landen in 1977 gesloten verdragen inzake het Panamakanaal onverminderd voort. De conservatieven in de Verenigde Staten zien het weggeven van het kanaal als de zoveelste verzwakking van het Amerikaanse leiderschap in de wereld sinds Vietnam; vele Panamezen echter vinden dat hun land al vóór het jaar 2000 de volledige zeggenschap over het kanaal moet krijgen en dat de verdragen onvoldoende garanties bieden voor de Panamese soevereiniteit en territoriale integriteit. Als die kritiek blijft bestaan, kan de uitvoering van de verdragen door beide landen in het geding komen. Welke kwesties kunnen bij de uitvoering van de verdragen tot problemen leiden en hoe kan men verhinderen dat de verbeterde betrekkingen tussen beide landen door die problemen opnieuw teniet worden gedaan?
1) De vooroordelen en het wederzijds wantrouwen tussen de Amerikaanse bewoners van de Kanaalzone en de Panamese bevolking zijn op zichzelf al een belangrijke bron van spanningen. Met gerichte maatregelen ter verbetering van de verstandhouding moeten de regeringen van beide landen verhinderen dat deze spanningen escaleren.
2) De Panamese Guardia Nacional is vooralsnog onvoldoende bemand en toegerust om volledig voor de verdediging van het kanaal te kunnen in staan. De Amerikanen moeten bevorderen, dat Panama zijn defensie op peil brengt - en dit dan het liefst met multilaterale hulp om nieuwe beschuldigingen van Amerikaans kolonialisme te vermijden. Misschien kan een speciale troepenmacht voor de verdediging van het kanaal worden gevormd. Panama zal echter na de eeuwwisseling de eerste verantwoordelijke zijn voor de verdediging van het kanaal en het komt dan ook Panama toe te bepalen, welke strijdmacht geschikt zal zijn om deze taak te vervullen.
3) Enkele malen al heeft het Amerikaanse Congres de hulpgelden voor Panama geschrapt, omdat het land krachtens de verdragen reeds voldoende compensatie zou hebben gehad. Om echter de Panamese economie te stabiliseren en ook na 2000 een efficiënt beheer van het kanaal te verzekeren moet Panama hulp van de Verenigde Staten blijven krijgen. Als deze hulp achterwege blijft, kan Panama in de verleiding komen om gelden nodig voor het beheer van het kanaal over te hevelen naar projecten ten behoeve van zijn economische ontwikkeling.
4) Panama zal een zo laag mogelijke tol willen heffen om de scheepvaart door het kanaal te stimuleren en zo meer inkomsten uit de exploitatie van
| |
| |
het kanaal te krijgen; de Verenigde Staten daarentegen zullen waarschijnlijk opteren voor een hogere tol om zoveel mogelijk geld voor het beheer van het kanaal en de terugbetaling van de door hen gedane investeringen te verdienen. Met de Panamese belangen moet in de Panamakanaalcommissie terdege rekening worden gehouden, al moet Panama tegelijk worden aangemoedigd zijn economie verder te diversifiëren.
5) Naarmate de Panamezen meer controle over hun grondgebied en economie zullen opeisen zal de druk op de Panamese regering toenemen om over de termijn van de verdragen opnieuw te onderhandelen. Objectief is er geen reden om de termijn van overdracht van het kanaal niet te vervroegen, maar hiervoor zal de Amerikaanse president in het Congres waarschijnlijk nauwelijks steun vinden. De frustraties die dit in Panama kan oproepen, kunnen daar een bijzonder gevaarlijke situatie doen ontstaan. De Verenigde Staten hoeven niet automatisch aan elke Panamese eis tegemoet te komen, maar enige soepelheid van hun kant houdt voor hen een unieke kans op toekomstige samenwerking open.
6) De Amerikaanse leden van de Panamakanaalcommissie moeten stemmen volgens de opdracht van de Amerikaanse minister van defensie, d.w.z. ‘en bloc’. Men mag verwachten, dat de Panamese leden van de commissie ook in overeenstemming met hun regering zullen handelen. Gegeven de vele uiteenlopende belangen en het historisch gegroeide wantrouwen, dreigt aldus een permanente patstelling te ontstaan. De Panamakanaalcommissie moet echter het kanaal beheren als een neutrale en voor schepen van alle landen vrij toegankelijke waterweg en het verdient dan ook aanbeveling haar zo onafhankelijk mogelijk haar werk te laten doen.
7) De ontbossing ten gevolge van de traditionele cultuur van de Panamese boeren langs het kanaal brengt het reële gevaar met zich dat het waterpeil in het kanaal te laag wordt voor de scheepvaart. De Panamese regering moet daarom herbebossing en alternatieve landbouwmethoden stimuleren, terwijl het ook verstandig is om de vestiging van industrieën rond het kanaal te beperken. Tegenover het grote belang van de economische ontwikkeling van het land is dit voor de Panamese regering geen erg aantrekkelijke keuze, maar internationale hulp kan de pijn verzachten.
8) In de verdragen van 1977 is vastgesteld, dat onderzoek zal worden gedaan naar de mogelijkheid om een nieuw kanaal op zeeniveau te graven. Als dit onderzoek positief uitvalt, moeten de Verenigde Staten rekenen op taaie onderhandelingen met Panama over de aanleg en het beheer van dat tweede kanaal. Het zal echter getuigen van politieke rijpheid van de Verenigde Staten om dan niet vijandig te reageren, want Panama blijft de
| |
| |
meest geschikte plaats voor een doorsteek door de Middenamerikaanse landengte.
9) De Panamezen zijn erg gevoelig voor elke vorm van buitenlandse inmenging. De kans hierop is weer vergroot, doordat de Amerikaanse Senaat met de DeConcini-clausules aan het neutraliteitsverdrag gehecht, hun recht hebben geïnstitutionaliseerd om met alle middelen die zij nodig achten de neutraliteit en vrije toegankelijkheid van het kanaal te verzekeren. Hierdoor rijzen tal van moeilijke vragen over het in de toekomst door de Verenigde Staten te voeren beleid, aangezien een optreden van hun kant licht kan worden uitgelegd als een inmenging in Panamese aangelegenheden. De Verenigde Staten moeten trachten met alle niet-militaire en niet-interventionistische middelen die zij tot hun beschikking hebben eventuele problemen op te lossen. In elk geval moet de gedachte aan het installeren van een ‘bevriende’ regering in Panama onmiddellijk de kop worden ingedrukt.
10) Volgens de Panamese oppositie zijn de verdragen van 1977 niet rechtsgeldig, omdat in het referendum van 23 oktober 1977 niet kon worden gestemd over de nadien door de Amerikaanse Senaat aangenomen amendementen inzake de vlotte doorvaart van Amerikaanse oorlogsschepen in crisistijd en het recht van de Verenigde Staten om met alle middelen de neutraliteit van het kanaal te garanderen. Hoewel de tekst zelf van de verdragen niet veranderd is, hebben die amendementen de strekking ervan toch in een wezenlijk ander licht geplaatst. De Panamese oppositie zal dit punt niet gauw laten vallen, gezien de groeiende steun die zij vindt onder de Panamese bevolking en in juridische middens. Of men het al dan niet eens is met de Panamese oppositie, de Verenigde Staten zullen dit probleem niet uit de weg mogen gaan. Dit probleem ignoreren zal namelijk de kritiek op de Verdragen van 1977 in Panama nog versterken en het klimaat voor de oplossing van andere problemen sterk verslechteren.
De Verenigde Staten moeten beseffen dat de crux van het oplossen van de problemen ligt in het feit, dat alle problemen in grote mate het gevolg zullen zijn van uiteenlopende nationale belangen. Deze belangen kunnen het vinden van wederzijds aanvaardbare oplossingen verhinderen, in welk geval het jaar 2000 voor de overdracht van het kanaal nooit te vroeg kan komen. Willen rationele en bilaterale betrekkingen na de eeuwwisseling mogelijk blijven, dan moeten de Verenigde Staten bereid zijn tot niet altijd even aanlokkelijke concessies en moeten zij emotionele reacties, die te vaak in het verleden de bilaterale betrekkingen hebben bepaald, zien te vermijden.
| |
| |
| |
El Salvador
Het meest dramatische Middenamerikaanse conflict speelt zich momenteel af in El Salvador. Dit land is in de loop van de jaren geleidelijk afgegleden naar een burgeroorlog, waarin twee groeperingen met tegenovergestelde politieke en sociale ideeën tegenover elkaar staan: de linkse revolutionairen die, naar het voorbeeld van Nicaragua, streven naar een totale omverwerping van de huidige orde, en de gematigden onder leiding van president Napoleon Duarte die een politiek van geleidelijke democratisering en gematigde sociale hervorming nastreven naar het voorbeeld van Venezuela in de jaren zestig.
Toen de nieuwe Amerikaanse regering kampte met grote onervarenheid in de problematiek rond Latijns-Amerika, vormden de gebeurtenissen in Polen een welkome aanleiding om een militante houding aan te nemen tegenover El Salvador. Het tijdens de eerste maanden van 1981 ontvouwde beleid werd gekenmerkt door een welhaast simpel anti-Sovjetisme. En de kwestie El Salvador verkreeg absolute prioriteit boven alle andere wereldproblemen. In feite borduurde de regering-Reagan voort op de initiatieven van president Carter, die op bescheiden schaal economische en militaire hulp had verleend. Maar aan het optreden van president Reagan lag een heel andere motivatie ten grondslag. De regering-Reagan verklaarde dat het conflict in El Salvador een krachtmeting was tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie en dat men een dam moest opwerpen tegen het communisme in Midden-Amerika. Washington ging voorbij aan de bijzonder complexe situatie in El Salvador, wilde alleen maar het probleem van de wapenleveranties bij de bron aanpakken en joeg daarmee de publieke opinie tegen zich in het harnas. Dat irrationeel gedrag voorspelde niet veel goeds voor Moskou in de komende jaren en wekte wantrouwen bij de bondgenoten. In de praktijk evenwel zou een gedeeltelijke blokkade van Cuba op ernstige bezwaren hebben gestuit. Bovendien bleken de wapens van de guerrilla's lang niet altijd uit Moskou of Havanna afkomstig te zijn.
President Reagan en zijn minister van buitenlandse zaken, Haig, gaven nog eens blijk van excessief verbaal gedrag, toen zij verklaarden El Salvador te beschouwen als ‘de voortuin’ van de Verenigde Staten. Die opvatting getuigde van weinig inzicht, omdat het strategisch belang van El Salvador niet hoog aangeslagen kan worden. Vervolgens overdreef minister Haig schromelijk, toen hij gewaagde van concrete plannen van bepaalde zijde om een reeks Latijnsamerikaanse landen te veroveren. De nieuwe Amerikaanse regering leek er allereerst op gebrand te zijn om een
| |
| |
Koude Oorlog te ontketenen op het Westelijk halfrond. Dat betekende een politieke zwenking van de eerste orde. Sinds de Cuba-crisis in 1962 hadden de Verenigde Staten sterke nadruk gelegd op de economische ontwikkeling van Latijns-Amerika en die regio niet gesitueerd in het kader van de Oost-Westverhoudingen. De nieuwe koers wekte bevreemding in landen als Mexico, Venezuela en Brazilië, terwijl de Westeuropese regeringen zich uiterst gereserveerd opstelden. Wat El Salvador zelf betreft: de Verenigde Staten dienen in te zien, dat de positie van president Duarte niet alleen afhangt van militaire krachtsverhoudingen, maar vooral van diens vermogen om een einde te maken aan de veelvuldige moorden en om de orde in het land te herstellen. De regering van El Salvador moet voorts haar economische en politieke verplichtingen nakomen. De Verenigde Staten zouden de samenwerking met Mexico en Venezuela moeten versterken, een samenwerking die uiteindelijk El Salvador ten goede zou komen. Een Amerikaanse militaire interventie in El Salvador zou de betrekkingen met die landen ernstige schade berokkenen.
Intussen is de regering-Reagan enigszins teruggekomen op haar hoogdravende retoriek uit de beginperiode en zal ze zich op de duur misschien toch gematigder opstellen jegens Latijns-Amerika. Desalniettemin bracht de crisis in El Salvador enkele opvallende trekken van de buitenlandse politiek van president Reagan aan het licht: een neiging om lokale conflicten te bezien in de context van de Oost-Westbetrekkingen, een simplificatie van complexe politieke verschijnselen en de overtuiging, dat terrorisme inherent is aan ‘links’. Dit alles kan consequenties hebben voor de wijze waarop de regering-Reagan zal optreden tijdens wellicht gevaarlijker crises in de toekomst.
| |
Politieke oplossing
Voor hun steun aan de regerende junta in El Salvador hebben de regeringen van Carter en Reagan drie argumenten aangevoerd: 1o de junta is de vertegenwoordiging van het zowel door uiterst links als uiterst rechts bedreigde politieke midden; 2o de junta streeft serieus naar sociale en economische hervormingen en 3o er is sprake van een omvangrijke en directe Russische en Cubaanse inmenging in de interne aangelegenheden van El Salvador. Een zorgvuldige analyse van de feiten toont echter aan, dat met deze argumenten een volstrekt verkeerd beeld van de situatie wordt opgehangen. Sinds zij in oktober 1979 aan de macht kwam is de junta alsmaar verder naar rechts opgeschoven en vindt ze
| |
| |
naar alle waarschijnlijkheid thans een belangrijk deel van de bevolking tegenover zich. De landhervorming beantwoordt geenszins aan de werkelijke behoefte van de bevolking en is slechts bedoeld om de junta enige schijn van legitimiteit te geven. Tenslotte zijn er geen bewijzen voor een Russische of Cubaanse coördinatie van het verzet in El Salvador teneinde een communistische overname van heel Midden-Amerika te bewerkstelligen. De Amerikaanse politiek met betrekking tot het conflict in El Salvador is derhalve een in alle opzichten verkeerde politiek. El Salvador is een klein land met gigantische politieke en sociale problemen, dat beter verdient dan als een pion te worden gebruikt in een hernieuwde Koude Oorlog. Het legitieme streven van de Salvadoriaanse bevolking naar sociale verandering mag niet worden opgeofferd aan de dubieuze voordelen van de Amerikaanse vastbeslotenheid om aan een vermeend Russisch en Cubaans expansionisme het hoofd te bieden. Bovendien zullen maar weinig landen in Latijns-Amerika en West-Europa bereid zijn de Verenigde Staten te steunen in hun pogingen om de junta van El Salvador in het zadel te houden. Een grootscheepse inzet van diplomatieke middelen ten behoeve van een dergelijk impopulair en repressief regime kan alleen maar voortkomen uit een gebrekkige strategie, die op volledig verkeerde uitgangspunten gefundeerd is. De politiek van de Verenigde Staten jegens zowel El Salvador als heel Midden-Amerika zou in de eerste plaats gericht moeten zijn op het zoeken naar duurzame oplossingen voor sociale en economische problemen; in de tweede plaats op het tot stand brengen van minder hegemonistische interamerikaanse verhoudingen; in de derde plaats op het bevorderen van democratische regeringen en rechtvaardiger economische structuren; in de vierde plaats op de voorkeur voor politieke in plaats van militaire oplossingen voor politieke problemen; en in de vijfde en laatste plaats op het verhinderen of binnen de perken
houden van Russische en Cubaanse inmenging in de regio.
Om die Russische of Cubaanse inmenging in Midden-Amerika tegen te gaan moeten de Verenigde Staten de vreedzame sociale veranderingen in deze regio trachten te bevorderen. Zij zouden dit in El Salvador kunnen doen door verstandig gebruik te maken van de economische en militaire hulp, zonder welke de junta immers niet kan overleven. De junta heeft wel voor maart 1982 verkiezingen aangekondigd maar de Verenigde Staten zouden hun invloed moeten aanwenden om deze verkiezingen te vervroegen en ervoor te zorgen dat ze eerlijk verlopen. De mogelijke daarmee verbonden voordelen zijn: de gematigde elementen in het oppositionele Democratisch Revolutionair Front (FDR) zullen waarschijnlijk bereid zijn
| |
| |
deel te nemen aan vrije verkiezingen onder internationaal toezicht, zodat een dialoog kan worden gevoerd met een niet onbelangrijk deel van de oppositie; vervolgens zullen echt vrije verkiezingen na een overwinning van de christen-democraten de junta legitimeren of na een overwinning van de oppositie waarschijnlijk een vreedzame overdracht van de macht mogelijk maken; tenslotte zou het koppelen van de Amerikaanse economische en militaire hulp aan vrije verkiezingen een expliciete aanwijzing inhouden van de voorkeur van de Verenigde Staten voor het herstel van de democratie. De internationale steun voor deze politieke oplossing van het conflict in El Salvador is bijzonder groot maar de Verenigde Staten kiezen nog steeds voor de repressie door de junta en een militaire oplossing. Op lange termijn echter kan het bedwingen van de binnenlandse onderdrukking door bevriende buitenlandse regimes belangrijker zijn voor het behoud van de Westerse vrijheden dan het met wapengeweld indammen van een Russische en Cubaanse invloed, die immers enkel het gevolg is van juist diezelfde onderdrukking.
De verkiezing van een democratische regering is een essentiële voorwaarde voor de totstandkoming van een meer rechtvaardige economische structuur in El Salvador. Financiële en technische hulp van de Verenigde Staten en andere Westerse landen kan deze noodzakelijke herstructurering van de economie bevorderen, vooral wanneer zij expliciet wordt gegeven als een stimulans voor het houden van vrije verkiezingen en een herstel van de democratie. O.i. is het potentieel voor een politieke oplossing nog aanwezig maar het wordt dan wel de hoogste tijd dat de Verenigde Staten hun verantwoordelijkheid beseffen en hun energie niet langer verbruiken in oefeningen van anti-communistische hysterie. Een actieve rol van de Verenigde Staten bij het vinden van een politieke oplossing zou tenslotte ook de ongerustheid van Mexico wegnemen over de Amerikaanse inmenging in El Salvador. Een niet-hegemonistische blijk van Amerikaans leiderschap schept nieuwe mogelijkheden om de grootste knelpunten in de betrekkingen tussen de Verenigde Staten en Mexico - immigratie, handel en energie - tot beider tevredenheid op te lossen. Zodoende zouden de Verenigde Staten veel goodwill kunnen winnen in Latijns-Amerika en de rest van de Derde Wereld, terwijl de politiek van escalerende interventie en militaire ondersteuning die nu door de regering-Reagan wordt gevolgd, de Verenigde Staten ernstige schade berokkent.
| |
| |
| |
Angst voor revolutie
De Verenigde Staten zullen hoe dan ook een belangrijke rol blijven spelen in El Salvador en Midden-Amerika. Er is echter een beslissend verschil tussen de regering-Carter, die op de bescherming van de mensenrechten en het vinden van een politieke oplossing de nadruk legde, en de regering-Reagan, die - althans voorlopig - een militaire oplossing als het enig mogelijk antwoord op de revolutie ziet. Met uitzondering van de Alliance for Progress is angst voor de revolutie steeds de leidraad geweest van de Amerikaanse politiek jegens Latijns-Amerika: in hun afkeer van politieke en sociale veranderingen steunden de Verenigde Staten onvoorwaardelijk dictaturen en kleine economische elites. Door met deze traditie te breken en te pogen een niet-communistisch model voor radicale veranderingen te ontwikkelen had de regering-Carter een verstandige politiek jegens Latijns-Amerika gevoerd. De regering-Reagan echter kan of wil het karakter van een revolutie niet onderkennen. Zij plaatst alle problemen in de context van de Oost-Westverhouding en schijnt niet te beseffen dat revoluties ook zonder het bestaan van de Sovjet-Unie en Cuba plaatsvinden. In El Salvador is nu, naar het zich laat aanzien, een authentieke revolutie aan de gang en de regering-Reagan meent nog steeds op dit complexe probleem te kunnen antwoorden met het opleggen van een militaire oplossing. De Verenigde Staten hebben echter niets op te leggen, maar kunnen alleen hulp bieden bij het vinden van een oplossing. De situatie in El Salvador moet in beginsel door de Salvadorianen zelf worden opgelost, wil het land niet het Afghanistan van de Verenigde Staten worden.
De Verenigde Staten moeten in El Salvador sociale en economische veranderingen helpen bewerkstelligen vóór het te laat is. Daartoe hebben zij nu de gelegenheid. Ondanks alle terreur van het leger is er in El Salvador geen sprake van een verfoeilijke dictatuur.
De huidige regering telt onder haar leden oprechte democraten, die naar diepgaande verandering streven. In termen van sociaal-economische hervormingen gesproken, heeft El Salvador niet eens een gematigde maar een radicale regering. Zij heeft de economische elite van haar macht beroofd en onder meer de banken en de exportsector genationaliseerd. Tussen Ungo, de leider van het Democratisch Revolutionair Front (FDR), en president Duarte bestaat eigenlijk weinig verschil en beide mannen zouden, als zij elkaar konden ontmoeten, het snel eens kunnen worden. Beiden zijn in hart en nieren democraat en van goede wil, maar oefenen helaas weinig controle uit over hun legers.
De politieke geschiedenis van de regering in El Salvador gedurende het
| |
| |
afgelopen jaar is er een geweest van strijd door de burgerleden van de regering om meer greep op de militairen te krijgen. De militairen nemen uiteindelijk alle beslissingen en zijn sterk tegen snelle veranderingen gekant. Onder de regering-Carter werd de positie van de burgerleden enigszins versterkt, maar de koers van de regering-Reagan ondermijnt hun positie en drijft de regering opnieuw naar rechts. Er zijn militairen op sleutelposten die afstand willen doen van hun macht, maar de voortgezette wapenhulp en de loskoppeling daarvan door de regering-Reagan van de behartiging van de mensenrechten maakt de kans klein dat die militairen dat ook werkelijk zullen doen.
De Middenamerikanen moeten hun problemen zelf oplossen, daarbij gesteund door economische hulp van de Verenigde Staten. Zolang echter de regering-Reagan haar huidige koers blijft volgen kan men nauwelijks optimistisch zijn over de toekomst. Helaas wijst niets erop, dat de regering-Reagan op korte termijn haar standpunten zal wijzigen.
| |
Guatemala
Nu de verkiezingen van maart 1982 in Guatemala naderen, nemen de guerrilla-activiteiten toe. De guerrilla's van de linkervleugel - tien jaar geleden geheel verdwenen - waren in staat terug te keren om drie redenen: het radicalisme van de R.K. kerk, het vermogen van de guerrilla's om de Indianen te mobiliseren, en de onvermijdelijke weerslag van gebeurtenissen elders in Midden-Amerika. Van de vier linkse guerrillagroeperingen in Guatemala hebben de guerrilla's van de armen en de organisatie van gewapende burgers de grootste aanhang onder de Indianen. Alhoewel Amerikaanse functionarissen hopen op een politieke oplossing rond de verkiezingen van maart 1982, kan men moeilijk aannemen dat de situatie in Guatemala in de komende maanden zodanig zou kunnen veranderen dat verkiezingen ook maar enigszins geloofwaardig zullen zijn. De meest linkse groeperingen zagen na het bedrog van 1974 ervan af om verkiezingen als een politiek wapen te beschouwen. De moorden op vakbonds- en boerenleiders hebben populaire organisaties gedwongen ondergronds te gaan. Nu het politieke centrum feitelijk verdwenen is, zullen de verkiezingen zeer waarschijnlijk uitlopen op weer een greep naar de macht van rechts. Men rekent naast Lucas, Maria Sandoval Alarcón, hoofd van de rechtse nationale bevrijdingsbeweging (MLN) en Arana - om zijn krachtige onderdrukking van de linksen bijgenaamd ‘de jakhals’ - tot de kanshebbers.
| |
| |
De werkelijke test voor het Midden-Amerika-beleid van de regering-Reagan zal Guatemala zijn en niet El Salvador. In tegenstelling met El Salvador, waar de betrokkenheid van de regerende junta op het gebied van democratie en sociale hervorming blijkt, is de militaire dictatuur in Guatemala onvermurwbaar in haar verzet tegen hervorming. Mag Washington nog zo gevoelig zijn voor Guatemala's anti-communisme, het kan zich niet permitteren de wrede onderdrukking te negeren. Voor de Verenigde Staten is communistische inmenging van buitenaf geen excuus voor inmenging in Guatemala. In tegenstelling met recente beweringen van het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken, werden de rebellen in Guatemala niet gecreëerd door Cubaanse agenten, noch dagen zij de Verenigde Staten uit. De enige manier waarop de regering-Reagan herhaling van fouten uit het verleden kan vermijden is te laten zien dat zij zich verzet tegen het door het regime gesteunde terrorisme. De Verenigde Staten zullen slechts stabiliteit op lange termijn in Guatemala bereiken, als zij van de thans regerende groepering in Guatemala concessies van betekenis kunnen afdwingen. De regering in Washington zou haar plannen betreffende militaire bijstand moeten laten varen. Door voor onbepaalde tijd de militaire toevoer af te snijden, kan het leger er wellicht toe worden gebracht zijn reactionaire beleid te herzien. Communistische inmenging zou diplomatiek en niet militair bestreden moeten worden. De regerende groeperingen weten best dat zij zich tot niemand anders kunnen wenden, mochten zij een conservatieve Amerikaanse regering van zich vervreemden. Voor de keuze gesteld tussen een confrontatie met vijandig gezinde Verenigde Staten en het invoeren van hervormingen, zouden de leiders in Guatemala - weliswaar met tegenzin - het laatste kunnen accepteren. De huidige impasse is een bewijs van het falen van het Amerikaanse beleid in het verleden en een teken van de bijziendheid van de Verenigde Staten in
Midden-Amerika. De Verenigde Staten zouden een consequent beleid moeten bepalen in plaats van - vaak te laat - te reageren op noodtoestanden. In Guatemala is verandering onvermijdelijk. De kwestie is echter niet hoe die verandering te voorkomen, maar wel hoe ze te begeleiden. Het probleem is dat het voor de Verenigde Staten wel eens te laat zou kunnen zijn om daarin een constructieve rol te spelen.
|
|