Streven. Vlaamse editie. Jaargang 49
(1981-1982)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 211]
| |
De ervaringscatechese pastoraal-theologisch gewaardeerd
| |
Tijdgebonden catecheseCatechese als geloofsonderricht heeft in de loop der geschiedenis verschillende vormen aangenomen. De catechese is als onderricht een taalgebeuren. De taal is cultuurbepaald en geeft een bepaalde denkwijze en wereldervaring weer. Er zijn zoveel talen en spreekwijzen als er culturen zijn. Om verstaan te kunnen worden zal men bij het spreken en onderrichten met de taalcultuur van het betreffende land of leeftijdsgroep rekening moeten houden. Dat geldt ook voor de catechese als taalgebeuren en overdrachtswetenschap. Daar de catechese als geloofsonderricht niet slechts waarheden en theorie betreft, maar op de eerste plaats het volle leven, zal het geloofsonderricht ook door de eigentijdse maatschappelijke uitdagingen en vraagstellingen bepaald worden. Zo is de ervaringscatechese, die bijzonder door het Hoger Katechetisch Instituut van Nijmegen uitgewerkt wordt, een methode van geloofsonderricht waarbij de ervaringen in gezin, kerk, maatschappij, ontspanning en beroep nadrukkelijk in het leerproces opgenomen worden (Werkboek | |
[pagina 212]
| |
Katechese, 31). Indien tot dit soort catechese het verwijt van een eenzijdige, namelijk horizontalistische en secularistische interesse gericht wordt, moeten we bedenken, dat het nu juist om een allesomvattend en levensnabij integratiemodel gaat. In de ervaringscatechese willen we niet uit-sluitend en apart over God en kerk spreken. Men wil integendeel van het begin af en zeer fundamenteel rekening houden met de concrete en dus maatschappelijke bestaanswijze van de huidige mensen. Zo'n catechese laat zich theologisch verantwoorden als men met Vaticanum II de nadruk legt op een heilsgeschiedenis, die zich in het kader van en in nauwe wisselwerking met de algemeen maatschappelijke geschiedenis afspeelt. Dit heeft tot gevolg, dat men in de ervaringscatechese kiest ‘voor een theologie en onderwijskunde, waarin de bevindingen van andere wetenschappen worden opgenomen en waarin met name wordt gereflecteerd op de feitelijke ontwikkelingen, welke zich op het terrein van school, kerk, gezin en maatschappij voordoen’ (Werkboek Katechese, 9-10). Het wordt een catechese, waarbij men wereld en lichamelijkheid niet stelt tegenover God en geestelijkheid, maar waarbij men de (met moeite te bewerken) harmonie en samenhang tussen alle waarden wil bereflecteren en nastreven. Deze catechetische instelling kan tot gevolg hebben, dat de godsdienstigheid en een kritisch beschouwde kerkelijkheid op hun belang voor het concrete en maatschappelijke bestaan gewaardeerd worden. Daarbij worden de huidige mensen met hun harde vragen over het totale welzijn in een bedreigende maatschappij serieus genomen. Zulke mensen willen met heel hun hebben en houden ter sprake komen en hun levensinrichting in eigen verantwoordelijkheid bepalen. Zij willen collegiaal benaderd worden in de vragen van hun praktisch bestaan, waaromtrent ze hun eigen ervaringen en daarop gestoelde inzichten hebben. Een juist opgevatte ervaringscatechese is derhalve zeer wezenlijk een catechese van de dialoog. Het leert ook dialogeren bij het zoeken in sociaal verband naar oplossingen bij levensvragen. Het is de methode van zoekend en riskerend geloven. Zij sluit aan bij een ‘theologie van onderen’, die de zintuigelijke waarneming en de daarmee verbonden inductieve werkwijze - kenmerk van de moderne natuurwetenschappen en maatschappijwetenschappen - op tijdeigen wijze serieus neemt. Hierbij wordt afscheid genomen van de scholastieke theologie in hoogscholastieke en neoscholastieke vormen, waarbij men los van de wereld conclusies trok uit een aantal algemene princiepen. Vaticanum II met het ideaal van zijn bijdetijdbrengen van geloof en kerk wees vele vóórgevormde discussiepapieren af, omdat zij | |
[pagina 213]
| |
van essentialistische allure waren (Dr. B. Delfgaauw, Thomas van Aquino, 204-207). | |
Aangevochten catecheseDe ervaringscatechese werd een publiek strijdpunt, toen bisschop Dr. J. Gijsen van Roermond in november 1977 per brochure een felle aanval richtte op het Werkboek Katechese, dat een maand tevoren verschenen was. De bisschop heeft zorg over ‘het bijna onvoorstelbare gebrek aan kennis van de geloofsinhoud onder de jongeren’ (3). Voor het Werkboek geldt de betiteling: ‘Een sterk gepropageerde opvatting: louter vanuit menselijke ervaring’ (10). De bisschop maakt tegenstellingen, terwijl het Werkboek een synthese tussen het godsdienstige en maatschappelijke nastreeft. Van respect voor de minstens goede bedoelingen van de schrijvers blijkt niets. Een voorbeeld van een partiële en suggestief-negatieve aanhaling zij gegeven. In de brochure van de bisschop, Katechese is opvoeden tot geloven in God, in de Kerk van Jezus Christus, staat beschuldigend: ‘Zo wordt de Kerk niet meer gezien als een zichtbare gemeenschap met een hiërarchische structuur en een duidelijke leer, die op Christus' woorden en bedoelingen terug te voeren is, maar louter als “een ontmoetingsruimte van mensen voor hun persoonlijk heil en het welzijn van anderen”’ (11). De aangehaalde passage van het Werkboek mist principieel het ketterse ‘louter’, waarmee de bisschop zijn veroordeling fundeert. De volledige tekst luidt: ‘In de kerk moet je met heel je existentie jezelf kunnen zijn en je verantwoordelijkheid voor anderen kunnen zien en ter hand nemen. Zonder deze ervaring zal de jongere zich niet zo gemakkelijk geroepen voelen in het spoor van Jezus van Nazaret te treden, het evangelie te zien als richtsnoer voor het persoonlijk leven en de ontwikkeling van de samenleving’ (Werkboek, 46). De eenzijdige en scheeftrekkende belichting van Mgr. Gijsen werd een beleidskwestie voor het Nederlands episcopaat, toen het Vaticaanse Secretariaat voor de Geloofsleer twee jaar later van de bisschoppen nadere richtlijnen voor het nationale godsdienstonderricht eiste. Gijsen heeft inmiddels zijn diocesane financiële bijdrage voor het Hoger Katechetisch Instituut ingetrokken en de overige bisschoppen schijnen terwille van de lieve vrede met Vaticaanse instanties geen onbevangen mentale en financiële steun aan het Instituut te durven geven. Het is ook opvallend, dat zij de Nieuwe Katechismus - eveneens een produkt van het Hoger Katechetisch Instituut - niet voor de zielzorg aanbevelen. | |
[pagina 214]
| |
De vele vertalingen van de Nieuwe Katechismus en de lof vanuit internationale vakkringen bewezen welke bijzondere waarden binnen de Nederlandse catechese op het spel staan. Met oordelen over de rechtgelovigheid van de auteurs van het Werkboek zou men wederom voorzichtig moeten zijn, omdat de toenmalige directeur van het Hoger Katechetisch Instituut, Dr. C.J. Neeven C.S. Sp., inmiddels tot provinciaal van de Paters van de H. Geest is benoemd. Tegen deze achtergronden willen wij een theologische verantwoording van de ervaringscatechese ondernemen. | |
Goddelijke openbaring binnen menselijke ervaringDe ervaring is het volmenselijke contact met de omringende werkelijkheid. Daarbij spelen zowel het verstand als het gevoel een leidende rol. In echt menselijke zin is het een kritisch contact, dat een diepere reflectie met gevolgen voor aanvaarding of afwijzing met zich brengt. De ervaring is uiterst persoonlijk en subjectief, maar kan juist op grond van de kritisch bereflecteerde ervaring tot de beste objectieve inzichten en beslissingen leiden. Bij de ervaringscatechese als kader voor godsdienstonderricht en levensbeschouwing gaat het om ‘fundamentele’ ervaringen, die in Geleidelijk (een werkboek voor districtscatecheten, 1981) worden omschreven als ‘ervaringen, waarmee een belangrijk deel van je leven valt of staat. Ervaringen die een mens kunnen maken of breken. Ervaringen bijvoorbeeld rond oorlog en vrede, rond dood en leven, van heelheid en gebrokenheid, recht en onrecht, onderdrukking en vrijheid, openheid en geslotenheid, vertrouwen en wantrouwen, geloof en ongeloof’ (44). Bij de ervaringscatechese geeft men zich dan ook veel moeite, om bij de catecheseprojecten de specifieke fundamentele ervaringen van het jongere en oudere kind, van jongvolwassenen en volwassenen op het spoor te komen. Waar het belang van de persoonlijke ervaring centraal gesteld wordt, wil men de kritische persoonlijkheid tot zijn recht en verplichting laten komen. De vermaatschappelijking van profaanwetenschappelijke inzichten stelt de huidige mensen in staat om meer wereldlijke en maatschappelijke verschijnselen in de macht te krijgen. Vaticanum II waardeert deze kunde en macht positief: ‘Zijn intellectuele penetratiekracht blijft immers niet beperkt tot de verschijnselen, maar is in staat de begrijpelijkheid van de realiteit met echte zekerheid te bereiken, ook al wordt ze tengevolge van de zonde ten dele verduisterd’ (Kerk in hedendaagse wereld, Nr. 15). Het serieus nemen van deze persoonlijke ervaring is een voorwaarde voor de beleving van vrijheid. ‘Maar alleen in vrijheid kan de mens zich tot het | |
[pagina 215]
| |
goede wenden. Deze vrijheid achten onze tijdgenoten zeer hoog en zij streven ernaar vol vuur; en terecht’ (ib., Nr. 17). De beklemtoning van de persoonlijke ervaring hoeft niet tot subjectivisme en gezagsverlies te leiden, zoals kerkleiders soms vrezen. De persoonlijke doorleving en ervaring van door de maatschappij bepaalde ervaringen heeft een sociaal karakter. Het intensiever en beter georganiseerd verkeer tussen groepen en volken brengt een ervaring van nieuwe universele waarden met zich. ‘Uit de onderlinge afhankelijkheid, die met de dag groter wordt en zich over de hele wereld uitstrekt, volgt dat het algemeen welzijn - d.w.z. het totaal van die sociale voorwaarden waardoor zowel groepen als enkelingen hun eigen volmaaktheid vollediger en vlugger kunnen bereiken - heden steeds meer algemeen wordt en dus rechten en plichten insluit, die op de hele mensheid betrekking hebben’ (ib., Nr. 26). In de confrontatie met de technische en maakbare maatschappij ontstaat een wereldervaring die zuiverend op een eigentijdse geloofservaring in kan werken. Er kan een spiritualiteit van maatschappelijke inzet ontstaan, waarbij men zijn verantwoordelijkheid niet op God afschuift, maar in samenwerking met Hem beleeft: ‘Zo geschiedt het, dat de mens zich vele goederen, die hij vroeger voornamelijk van bovenaardse krachten verwachtte, thans door eigen inspanning kan bezorgen’ (ib., Nr. 33). Op deze wijze komt de aandacht voor de mens niet in mindering op de aandacht voor God. De ervaringscatechese tracht de tegenstelling tussen goddelijke openbaring en menselijke ervaring te overstijgen. De grondgedachte is dat de gestoorde scheppingsorde niet haaks staat op de verlossingsorde in Christus. Verlossingsactiviteiten in Christus pogen de oorspronkelijke bedoelingen van de schepping doorgang te doen vinden. Dit houdt in dat Gods bedoelingen met mens en wereld niet slechts vanuit de Heilige Schrift en de daarmee verbonden kerktraditie op te diepen zijn. Ook vanuit wereld en maatschappij zijn ‘voetsporen Gods’ te onderkennen. Van de andere kant zijn de bijbelse geschriften een menselijke en dus beperkte kristallisatie van oude joods-christelijke geloofservaringen. Edward Schillebeeckx heeft deze veelvormige kristallisatie van oude geloofservaringen zeer fundamenteel belicht in zijn boek Gerechtigheid en liefde (23-73). Onderscheiden cultuurkringen en daarmee verbonden vraagstellingen hebben een creatieve en selectieve interpretatie van het Evangelie tot resultaat. De goddelijke openbaring komt binnen menselijke ervaringen tot stand en krijgt derhalve een subjectieve kleur. Als God verstaanbaar ter sprake wil komen, moet Hij een voor mensen verstaanbare en invoelbare taal spreken en laten spreken. Wie het verwijt uitspreekt, dat | |
[pagina 216]
| |
de mens hierbij centraal als uitgangspunt gesteld wordt, dient te bedenken, dat Gods afdaling tot menselijk waarnemingsbereik genadig voorafgaat aan onze opstijging tot Hem. De bijbelse geschriften zijn niet als een afgeronde en in deze zin objectiefvaste boodschap tot ons gekomen. Als we ernst maken met de belijdenis, dat de Heilige Schrift het Levende Woord Gods bevat - zonder er identiek mee te zijn - moeten we met voortdurende verrassingen bij de lezing rekening houden. Het oude woord van de Schrift doet een nieuw appèl op de lezer, die een antwoord zoekt op vragen, die vanuit maatschappelijke ervaringen opkomen. Om deze reden mag men ervaringscatechese niet tegenover bijbelcatechese stellen. Ook bijbelcatechese kan en moet mijns inziens als ervaringscatechese aangeboden worden. Dan blijft wel staan dat de accenten verschillend geplaatst kunnen worden. Zowel de instelling van de catecheet als van het concrete publiek zullen daarbij maatgevend zijn. In ieder geval staat vast, dat een juist verstane ervaringscatechese de eigentijdse geloofservaringen ook toetst aan gegevens van de Heilige Schrift. Vanuit een concrete leefsituatie gaat men met eigentijdse vragen naar de Schrift als bron van levend water. Bij de ervaringscatechese waakt men voor de dreigende indruk dat de Bijbel pasklare oplossingen voor alle levensproblemen zou bieden, waaraan men zich ongeacht de felheid van de nieuwe vragen zomaar voetstoots zou moeten onderwerpen. Het gevaar is dan levensgroot, dat men God als een concurrent van de mens ervaart, waarbij Gods eer op kosten van 's mensen geluk en welzijn afgedwongen moet worden. De ervaringscatechese wil bij voortduring de aardse werkelijkheid als Godsgeschenk beschouwen en accepteren. Zij gaat ervan uit dat de huidige universele waardebelevingen in overeenstemming te brengen zijn met godsdienstige idealen. Bij de waardering van het kritische ervaren is het geloof leidend, dat het menselijk verstand verlost is om er met vertrouwen gebruik van te maken. Als kerkleiders herhaaldelijk in de clinch liggen met moderne wetenschappen en nieuwe vormen van seksueel leven, zou deze angstige bevangenheid op de rekening van onvoldoende verlost geloofsverstand gezet kunnen worden. Evenzo vormt de ervaringscatechese een bedreiging voor kerkleiders die een kruismystiek voorstaan, waarbij de opoffering van diepmenselijke verlangens tot deugd en de verzorging van persoonsontwikkeling tot de ondeugd van hedonisme verklaard worden. Zo'n negativistische kruismystiek schijnt door sommige kerkleiders geëist te worden om een kritische en creatieve gehoorzaamheid te onderdrukken ten bate van een autoritaire bestuursmacht, die boven zakelijke beoordeling verheven is. Dit soort ge- | |
[pagina 217]
| |
loofsbenadering valt niet te rijmen met een Menswordingstheologie, waarmee een aanvaarding van heel het menselijke bedoeld wordt. Vaticanum II verwijst het pastoraat naar de vertrouwvolle en vertrouwenwekkende dialoog: ‘de Kerk is er ten stelligste van overtuigd, dat haar boodschap overeenstemt met de meest verborgen verlangens van het menselijk hart. Haar boodschap brengt, in plaats van afbreuk te doen aan de mens, licht, leven en vrijheid ten gunste van zijn vooruitgang’ (ib., Nr. 21). In overeenstemming hiermee beschouwt de ervaringscatechese zich als een bevrijdingscatechese, die inspiratie op kan doen bij de Bevrijdingstheologie van ondermeer Latijns-Amerika. Zodoende publiceerde het Hoger Katechetisch Instituut in 1979 een Dossier Bevrijdingskatechese - een bundel studies, werkdocumenten en praktijkbeschrijvingen. Het is een samenhangend verschijnsel, dat degenen die de ervaringscatechese als te werelds, te kerkkritisch en te maatschappijkritisch afwijzen, ook de Bevrijdingstheologie en de missionaire ondersteuning van volkse bevrijdingsbewegingen afkeuren. Het is tenslotte onjuist, om een tegenstelling tussen ervaringscatechese en kerkelijke catechese te construeren. Sommigen vatten kerkelijke catechese op als een vorm van onderricht, waarbij gehoorzaam en nauwkeurig de officiële kerkelijke leer overgedragen moet worden. De zekerheid en volledigheid van die leer worden door de bisschoppelijke kerkleiding gegarandeerd. Dan heeft de catechese niet de taak of de ruimte om deze kerkelijke leer ter discussie te stellen en om de positieve en negatieve aspecten ervan te belichten. Hier zit een oude kerkvisie achter, waarbij een scherp onderscheid tussen Horende en Docerende Kerk gemaakt werd. Sinds Vaticanum II is in grote delen van de kerkgemeenschap het inzicht gegroeid, dat alle gelovigen blijvend leerlingen van de Heer zijn, dat allen het nodig hebben om naar de genadegaven van anderen te luisteren en dat de kerk als zodanig zelfs te luisteren heeft naar de Tekenen des Tijds in de maatschappelijke tendensen en stromingen. De kerk heeft in afgeslotenheid van de wereld de wijsheid niet in pacht. Waar de kerk zich van de wereld, de maatschappelijke stromingen en nieuwe waardenbelevingen afkeert, zal dit een inhoudelijke verschraling van het geloofsleven en van het menselijk welzijn tot gevolg hebben. Dat geldt voor de kerk in haar geheel én voor de theologie van die kerk. Het geldt echter ook voor het geloofsleven van de personen, waar de ervaringscatechese zich toe richt. | |
[pagina 218]
| |
Mondige partnersAls katholieken zorg hebben over ‘het bijna onvoorstelbare gebrek aan kennis van de geloofsinhoud onder de jongeren’, tonen zij een enge en uitsluitend binnenkerkelijke opvatting van geloven. Zo gezien is die katholieke leer niet zuiver en volledig genoeg. Met de recente opmerking van een missionaris tot Mgr. Simonis: ‘Het gaat er niet om of de mensen God zoeken, maar of ze de God van de Bijbel zoeken, of ze de God van de profeten vinden en de God van het koninkrijk, waarover Jezus spreekt. Die God vraagt niet om willekeurige vroomheid of gebed, maar die God vraagt dat mensen elkaar en zichzelf bevrijden van alles wat hen drukt, slavernij, uitbuiting, verspilling, oneerlijkheid’. Vanuit de Bijbel en de kerkleer zijn geen eenduidige oplossingen voor de actuele verwerkelijking van het Evangelie meer te geven. Het vraagt veel wereldervaring en een nauw contact met de mensen om een verstaanbare taal te spreken en om erachter te komen, waar de mensen mee zitten. Daar doet men in dialoog nieuwe ervaringen op, die samenhangen met een veranderende maatschappij en veranderende cultuurpatronen. Nieuwe wereldervaringen conditioneren nieuwe geloofservaringen. Die wereldervaringen stellen niet slechts voorwaarden aan de taal voor het authentiek eigentijds geloven. Zij stellen ook voorwaarden voor een eigentijdse geloofspraxis binnen de heersende maatschappij. Er valt veel werk te verzetten bij het op elkaar afstellen van wereldervaring en geloofservaring. De catecheten hebben hier dezelfde opdracht als de theologen. Met Schillebeeckx: ‘Deze breuk tussen geloof en ervaring is mijns inziens één der fundamentele oorzaken van de krisis onder kerkelijke christenen’ (Gerechtigheid en liefde, 23). In zijn voetsporen wil de ervaringscatechese de mensen thuis laten raken in de huidige maatschappij doordat zij de mensen met hun maatschappelijk bepaalde vragen onbevangen en zonder antwoord-vooraf ter sprake en tot hun recht laat komen. Dat wordt een onderrichten en leren bij eigen ervaringen, bij een kritisch oordeel over de ontwikkelingen in de bijbelse geschriften en de kerkgeschiedenis. De door Vaticanum II voorgestelde dialoog tussen kerk en wereld krijgt in de ervaringscatechese gestalte, als men het spanningsveld van maatschappelijke uitdagingen en bijbelse handreikingen gaat betreden. | |
Dialoog met aanvaardingWie het luisteren naar ervaringen en het leren via kritisch doorlichte | |
[pagina 219]
| |
ervaringen centraal stelt, wil er niet meer van uitgaan dat gevestigde instituten, machtsverhoudingen en ethische patronen vanzelfsprekend gelijk hebben. Gezag wordt niet vanzelfsprekend toegekend op grond van aanstelling, maar op grond van ervaren en herkende zinnigheid van spreken en handelen. Onder gelovige persoonlijkheden mag niet het bevel met onbegrepen verplichtingen centraal staan, maar moeten wegen van overtuigen, van verantwoording afleggen en van vrijmoedig onderzoeken bewandeld worden. Wie bij een methode als de ervaringscatechese de basismensen van de kerk aan het woord en oordeel laat, neemt de evangelische suggesties omtrent verspreide Geestesgaven en met geloofslicht bevrijd verstand serieus: ‘Blust de Geest niet uit, kleineert de profetische gaven niet, keurt alles, behoudt het goede’ (1e Brief aan de christenen van Tessalonica 5, 19-21). Het is een verstaanbaar en hartverwarmend uitgangspunt in een maatschappij waar mondige en zelfbewuste mensen verantwoordelijkheid voor hun levensinrichting willen nemen. Het past in scholen, waar men tot mondigheid en persoonsvorming wil bijdragen. Mondige vrijmoedigheid past in een kerk, waar de leiders ‘niet de baas spelen over hen, die aan hun zorgen zijn toevertrouwd’ (1 Petr. 5,3) en waar niemand zich in de plaats van Christus leraar of meester (Mt. 23,8-11) mag laten noemen. Het is jammer, maar hoeft niet te verbazen, als de dialogisch opgezette ervaringscatechese weerstand ondervindt van gezagsdragers, die zich op een uit-sluitende autoriteit beroepen. Zij praktiseren bestuursmethoden en omgangsvormen die haaks staan op die van de ervaringscatechese. Goede bedoelingen worden in twijfel getrokken of misvormd, bestuurlijke informatie wordt geweigerd, tactieken van overrompeling bij benoemingen toegepast, een open discussie gemanipuleerd door onevenredig veel eigen partijgangers in commissies te benoemen. Het bezwaar van zulke kerkleiders geldt niet slechts de ervaringscatechese, maar heel het geloven binnen een broederlijke en zusterlijke kerk, waar onderling overleg en gedeelde verantwoordelijkheid niet slechts voor een attractieve vorm, maar ook voor het ontdekken van de kwalitatieve inhoud van de evangelie-verwerkelijking nodig geacht worden. Het afleggen van verantwoording geldt als een evangelische oernotitie voor ieder, kerkleiders niet uitgezonderd. ‘Weest altijd bereid tot verantwoording aan alwie u rekenschap vraagt van de hoop die in u leeft’ (1 Petr. 3,15). Een paternalistisch en autoritair leidersgedrag blokkeert niet slechts het onderling vertrouwen. Het zondigt niet slechts tegen de naastenliefde, die concrete omgangsvormen van broederlijkheid en zusterlijkheid vereist. Een autoritair en eigengereid leidersgedrag blokkeert ook de weg tot | |
[pagina 220]
| |
inhoudelijk-rijke waarheidsvinding. Het gaat daarbij niet om het vinden van ‘algemene waarheden’, maar om het bereiken van de mogelijkheden en perspectieven van iedere mens of mensengroep persoonlijk. Pas bij het serieus nemen van concrete menselijke ervaringen krijgt men zicht op de historische en dus situatiegebonden aard van de mensen. Wij zijn mensen onderweg binnen een pelgrimerend Godsvolk, wiens uiteindelijk vaderland of Godsrijk pas na veel kronkelwegen en voorlopige beslissingen bereikt zal worden. De ervaringscatechese is niet tegen een hiërarchie of rangorde in leiderschap en beslissingsrecht, maar wèl tegen een autoritair uitgeoefende hiërarchie. Daarmee bereikt men namelijk niet het heil van bijzondere personen en culturele situaties. God gaat het immers om concrete mensen in ontwikkeling. Wie zich ondermeer binnen de ervaringscatechese op dialogisch-pastorale wijze bij de partner aansluit, maakt zich even kwetsbaar als de zoekende leerling. Hij wordt zijn lotgenoot. Deze dialogische opstelling en instelling kan slechts opgebracht worden door een persoonlijkheid, die bij de afweging van motieven en argumenten geen gezagsverlies vreest. Wie zich vaak op zijn vóórgegeven autoriteit beroept, geeft aan dat zijn leidersgedrag inhoud mist en daarom wankel is. Hij heeft geen aansprekend en nog minder vanzelfsprekend gezag. Dit laatste moet verworven of liever geschonken worden vanuit de gemeenschap, waaraan men ten dienste staat. Leiderschap en gezag zijn kwetsbaar, als zij op zinnige en heilzame dienst uit zijn. In een snel veranderende maatschappij gaat het dan om creatieve en riskante dienst. Ook bij theologen gaat het dan om bedreigd en moeizaam wervend gezag. Met Schillebeeckx: ‘Een van de fundamentele taken van de theologie is juist te pogen, om nieuwe ervaringen met hun kritiek op vroegere ervaringen onder woorden te brengen, te bereflekteren en als vraag te formuleren aan de godsdienstige traditie, de kerk en aan de maatschappelijk-kulturele vanzelfsprekendheden, waarin de kerk zich bevindt. Dit doende wordt de theoloog kwetsbaar, omdat hij daarin op een bijzondere wijze zoekend is, experimenteel en hypothetisch in zijn beweringen. Wat immers in nieuwe ervaringen voor het christelijk geloof belangrijk of relevant is, staat vantevoren geenszins duidelijk vast’ (Gerechtigheid, 36). De maatschappelijke kwetsbaarheid van de huidige mensen, die voor steeds nieuwe vragen worden gesteld, vereist ter weerbaarheid een voortdurende vorming. In de daartoe dienende relatietrainingen en vormingsdagen staat het leren van elkaars ervaringen centraal. De vormingsleider dient een sfeer te helpen scheppen, waarbij ieder zoveel | |
[pagina 221]
| |
mogelijk en zo spontaan mogelijk van zijn diepere gevoelens en inzichten openbaart. Op grond daarvan kan men bij onderlinge beoordeling tot nieuwe inzichten komen. Zo doet men op persoonlijk vlak wat Vaticanum II voor de kerkgemeenschap in haar geheel aanbeveelt: ‘De Kerk heeft te alle tijde de opdracht om de tekenen des tijds te doorzoeken en in het licht van het Evangelie te interpreteren. Op deze wijze kan zij dan op een aan elke generatie aangepaste wijze een antwoord geven op de voortdurende vragen van de mensen over de zin van het huidig en toekomstig leven en over de onderlinge verhouding daartussen’ (ib., Nr. 4). | |
Vertrouwelijk met mensen als met GodBinnen de ervaringscatechese heeft men de mogelijkheid om zijn Godsgeloof bij de wereld, bij de tijd en daardoor bij het concrete menselijke bestaan te brengen. God kan slechts als een God van heil en zegen voor ons ervaren worden, wanneer Hij niet als onderdrukker maar als ontplooier van onze (ingeschapen) mogelijkheden beleefd wordt. Daarbij hebben we een geesteshouding of spiritualiteit nodig die de wereld niet slechts als een instrument, maar ook als een plaats en een doel van onze spiritualiteit ziet. In de wereld en met behulp van de wereld mogen we Gods bedoelingen met ons realiseren. De wereld is dan eerder een uitdagende mogelijkheid dan een bedreigend tranendal of duivelsmacht. Het werken aan de wereld en ons met de wereld verbonden bestaan is dan een werken met God als onze vriend, bondgenoot en bij onontkomelijk leed ook lotgenoot. Het is deze geesteshouding van vertrouwvolle kameraadschap, die binnen de ervaringscatechese uitgeoefend kan worden en daar soms, meer soms minder, uitdrukkelijk naar onze vertrouwelijke Godsverhouding verwijst. Zo'n catechese vervreemdt de mens niet van zichzelf, van zijn lichamelijkheid en wereld, maar brengt hem tot zijn diepste en ruimste ontplooiing, tot waar God onpeilbaar intiem en totaal bij hem isGa naar voetnoot1. |
|