Streven. Vlaamse editie. Jaargang 49
(1981-1982)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |
Een derde generatie katholieke romans in Engeland
| |
[pagina 154]
| |
door de reeks ‘katholieke’ romans van Graham Greene: Brighton Rock, The Power and the Glory, The Heart of the Matter, afgesloten met The End of the Affair en later nog eens opgenomen met A Burnt-Out Case. Hierbij heeft Evelyn Waugh zich soms aangesloten, vooral in zijn Brideshead Revisited. Deze romans hebben een zekere voorzeggende kracht bezeten. Zij hebben hun katholieke lezers bewust gemaakt van morele en structurele knelpunten die eerst tijdens het Tweede Vaticaans Concilie officieel aan de orde zijn gesteld. Nu heeft de katholieke wereld een vijftiental jaren moeizaam met de resultaten van dit concilie leren leven. Voor velen werd hier een perspectief van bevrijding geboden; volgens anderen manifesteren zich daarin alarmerende tekenen van verval. Ook deze toestand krijgt in Engeland veel aandacht in de romankunst, zodat men van een derde generatie katholieke romans kan spreken. Zou het alleen gaan over auteurs die het katholicisme van hun personages een bescheiden rol laten spelen, dan zou hier zeker Muriel Spark moeten worden genoemd, die in haar eerste reeks romans uiterst speels met dit door haar nieuw ontdekte katholicisme omgaat. Er zijn echter twee moderne schrijvers die zich door sommigen van hun werken zonder meer laten invoegen in de hierboven beschreven traditie. De eerste van hen is David Lodge, een in Engeland gerespecteerd romancier en literatuurwetenschapper. Hij is hoogleraar in de Engelse literatuur en publiceerde op dit gebied een viertal studies; zojuist is van hem verschenen Working with Structuralism. Daarnaast heeft hij een zestal romans geschreven ‘in zijn vrije tijd’. De tweede is Anthony Burgess. Hij is over heel de wereld bekend, al was het maar om de verfilming van zijn roman over zinloos geweld: A Clockwork Orange. Hij heeft ongeveer twintig romans geschreven, benevens een aantal speelse en toch doorwrochte boeken over de romankunst, over Shakespeare en over James Joyce. Bovendien is hij een vooraanstaand componist.
In tegenstelling tot de voorgaande generatie geven de katholieke romans van deze twee auteurs geen bepaalde richting aan en suggereren zij geen oplossing voor huidige moeilijkheden. Veeleer laten zij de lezer perplex staan over de hoogst ingewikkelde dilemma's waarvoor het hedendaagse katholicisme zich ziet geplaatst. Enerzijds behoort de strenge geslotenheid van vóór de oorlog definitief tot het verleden; anderzijds heeft de daardoor geschapen ruimte vormen aangenomen waarmee men geen raad weet. Het zijn romans van de verscheurdheid, ofwel van de pluriformiteit, ofwel van de polarisatie; iedereen heeft hiervoor zijn eigen terminologie. Van beide auteurs zal hun nieuwste roman hier worden besproken. | |
[pagina 155]
| |
David LodgeEigenlijk zou van David Lodge allereerst zijn roman uit 1965 moeten worden besproken: The British Museum is Falling Down. Deze roman ging al over een typisch katholiek probleem, namelijk hoe echtparen zonder succes trachten te leven volgens de zogenaamde veilige en natuurlijke methode van geboortenregeling, gebaseerd op het ritme van de ovulatie. Volgens het verhaal is noch de ovulatie ritmisch, noch de methode veilig. Maar het merkwaardig feit doet zich voor dat zijn nieuwste roman, How Far Can You Go? (1980), een tamelijk uitgebreid verslag bevat van deze vroegere romanGa naar voetnoot1. Bij Lodge staat de seksuele problematiek duidelijk centraal. Voor vele moderne katholieken lijkt dit een enigszins achterhaald thema: de praktische gewetensbeslissingen zijn immers allang genomen. De Synode over het gezin heeft echter duidelijk gemaakt dat het nog veel te vroeg is om deze problematiek als afgedaan te kunnen beschouwen. De roman van Lodge kan duidelijk maken waarom dit zo is. Voor wie als katholiek deze ontwikkeling bewust heeft meebeleefd, is in deze levendige en geestige kroniek alles ‘uit het leven gegrepen’. De titel speelt een grote rol in de structurering van het verhaal. Steeds wordt door de personages de vraag gesteld hoe ver men als katholiek kan gaan op het gebied van de seksualiteit. Juist op het moment dat de vraag overbodig lijkt te worden, stelt zij zich opnieuw en wel op onverwacht pregnante wijze. Lodge opent zijn boek met een beschrijving van de ‘oude’ katholieke moraal van de seksualiteit. Daartoe voert hij als alwetend auteur ons binnen in de gedachtenwereld van een negental studenten, vier meisjes en vijf jongens die rond 1952 in een kille Londense parochiekerk een vroegmis bijwonen, opgedragen door hun studentenmoderator. Die gedachtenwereld blijkt bijna geheel in beslag te worden genomen door de vraag: hoe ver kan je gaan in de seks zonder doodzonde te bedrijven? Want de vrees voor de hel blijkt voor bijna allen de enige remmende factor te zijn. Het oordeel over de groep wordt aldus samengevat: ‘All the young people present at this mass (and, of course, the celebrant) are virgins. Apart from Michael and Polly, none of them masturbates habitually and several have never masturbated at all. They have no experience of heavy petting... They | |
[pagina 156]
| |
carry a heavy freight of super-ego... They are therefore sexually innocent to a degree that they will scarcely be able to credit when looking back on their youth in the years to come’ (p. 12). Eén zo'n citaat is al voldoende om de ingehouden ironie en de subtiele dubbelzinnigheid van Lodge's stijl te proeven: men kan er niet uit opmaken aan welke kant de auteur staat, tenzij men oppervlakkig en vanuit eigen partijdigheid leest. Het eerste hoofdstuk eindigt even karakteristiek als het begon: de vroegmis viel op St.-Valentijnsdag; dat wordt 's avonds op de sociëteit gevierd. Als een brokje pantomime wat sexy dreigt uit te vallen, grijpt de moderator meteen in en maakt een abrupt einde aan de bijeenkomst. De roman ontwikkelt zich dan langs twee parallelle lijnen. De lotgevallen van deze tien jonge mensen, later aangevuld met hun huwelijkspartner(s), worden behandeld als casussen van oude moraalboeken, als concrete voorbeelden die de leer van de seksuele moraaltheologie moeten illustreren. Anderzijds wordt de ontwikkeling van deze theologie toegelicht en in verband gebracht met de ontwikkelingen in de rooms-katholieke kerk. Binnen dit abstract en dor lijkend kader blijft Lodge allereerst de kundige verteller. De casussen zijn opgebouwd uit levendige brokstukken koddige situaties en flarden gesprekken. De ingewikkelde lijnen van de levensloop van zes zeer verschillende echtparen, een homofiel, een kloosterzuster en een priester, worden met elkaar verweven en vastgeknoopt aan de theoretische beschouwingen. Deze worden met Engelse lichtvoetigheid en humor verwoord (men wordt herinnerd aan de onnavolgbare commentaren op het roomse leven door P. Hebblethwaite). Lodge is in dit opzicht de navolger van Chesterton in de speelsheid waarmee hij ernstige vragen opwerpt. In hoeverre zijn theologische bespiegelingen verantwoord zijn, moeten theologen uitmaken; ze geven in ieder geval een helder beeld van de motiveringen die de beslissingen van de studenten in hun levensloop begrijpelijk maken. Het volgende hoofdstuk beschrijft de moeizame processen die voeren tot verloving en huwelijk. De titelvraag van de roman heeft nu vooral betrekking op de grenzen van het nog net niet zondige vrijen. Als de meesten van de studenten eenmaal getrouwd zijn en de seksuele omgang, na het eerste onhandig pogen, geleidelijk in hun leven is geïntegreerd, stelt de oude vraag zich weer even klemmend in een andere vorm: de natuurlijke methode van geboortenbeperking heeft bijlange niet het effect dat hun kerkelijke overheden hebben beloofd. Dan breken de jaren zestig los: buiten de kerk in de ‘permissive society’, binnen de kerk door het Tweede Vaticaans Concilie. Onverwacht openen zich ook voor deze trouwe katholieken onvermoede perspectieven van | |
[pagina 157]
| |
vrijheid, wat zich vooral uit in de aanvaarding van persoonlijke verantwoordelijkheid. De basis van hun bevrijding wordt kernachtig verwoord in de titel van het vierde hoofdstuk: How they lost the fear of Hell, en in de laatste zin van dit hoofdstuk: ‘they realized then, that Hell, the Hell of their childhood, had disappeared’. Het door mij gecursiveerde zinsdeel wijst erop dat het niet gaat om het geloof in het bestaan van de hel als zodanig; er wordt mee bedoeld dat het dreigen met de hel niet meer het allesbeslissende woord heeft, maar dat eigen oordeel en eerlijke overtuiging zwaar gaan meetellen. De angst is niet meer het fundament van hun morele beslissingen. De roman beschrijft dan hoe de groep haar nieuwe vrijheid beleeft. De echtparen gaan allen over op de pil; zij gaan zich interesseren voor seksuele technieken, discussiëren over kerk en dogma's en sluiten zich aan bij de beweging ‘Catholics for an Open Church’. De studentenmoderator trouwt uiteindelijk; de kloosterzuster kan haar roeping handhaven door zich aan te sluiten bij de charismatische beweging; de homofiel vindt een vriend die hij als broeder in een klooster heeft ontmoet. Het lijkt er even op alsof de vraag: hoe ver kan je als katholiek gaan, uit het zicht is verdwenen. Geleidelijk duikt de vraag in een onverwachte vorm opnieuw op: welke verplichtingen stelt het katholicisme wanneer de overheersende angst voor de hel is verdwenen? Wat is de innerlijke waarde van het geloof? Wanneer is het begrip ‘katholiek’ uitgehold en van alle betekenis ontdaan? Het verschijnen van de encycliek Humanae Vitae dwingt hen tot een nieuwe vorm van bezinning: ‘The crisis in the Church over birth control was not, therefore, the absurd diversion from more important matters that it first appeared to many observers, for it compelled thoughtful Catholics to re-examine and redefine their views on fundamental issues: the relationship between authority and conscience, between the religious and lay vocations, between flesh and spirit’ (p. 120). In drie grote afsluitende scènes illustreert Lodge deze uitspraak. De roman is dan gearriveerd in het Heilig Jaar 1975, een benaming die het verleden zo sterk opriep. Een van de echtparen tracht enige van hun vroegere vrienden over te halen tot groeps-seks. De tweede gebeurtenis beschrijft de crisis in een goed huwelijk door de tijdelijke ontrouw van de man. De slotscène is in hoge mate karakteristiek voor de schrijfwijze van Lodge. Hij wil voortdurend afstand scheppen tussen zichzelf als schrijver en zijn personages. In al zijn boeken blaast hij nieuw leven in de rol van de verteller, die nadrukkelijk in het verhaal aanwezig is. Hij laat de lezer geen ogenblik in het onzekere omtrent het feit dat hij naar believen aan de | |
[pagina 158]
| |
touwtjes trekt. Zo geeft hij aan het laatste hoofdstuk van dit boek de vorm van een TV-script dat een paasviering van de Open Church analyseert. Deze viering was bedoeld als het startpunt voor een nationale beweging voor een open katholicisme. In feite wordt het een soort afsluiting van een tijdperk. Overduidelijk komt nu namelijk de grote verdeeldheid van de katholieken op allerlei gebied aan het licht. Naar deze schijnbaar onoverbrugbare polariserende toestand is het gehele boek toegeschreven: een terug naar het verleden is onmogelijk en ongewenst, want dan krijgt de angst voor de hel weer het laatste woord; maar hoe zullen katholieken in vrijheid de grote problemen van gezag, seksualiteit, abortus en echtscheiding aanpakken? Lodge weet het zelf ook niet, want hij voelt zich zelf te sterk bij de vraagstelling betrokken. Geheel aan het einde van de roman bekent hij zelf de tiende student te zijn geweest bij die vroegmis in 1952. Bij het afsluiten van zijn verhaal heeft hij vernomen dat een Pool tot paus is verkozen en hij besluit zijn boek aldus: ‘All bets are void, the future is uncertain, but it will be interesting to watch. Reader, farewell’. Zo blijft Lodge werkelijkheid en fictie speels dooreenmengen. | |
Anthony BurgessHet is bewonderenswaardig hoe Lodge deze gecompliceerde kroniek heeft samengeperst in 240 pagina's. Geheel anders liggen de verhoudingen bij de tweede roman die hier wordt besproken. Earthly Powers van Anthony Burgess is een werk van 650 grote, dichtbedrukte bladzijdenGa naar voetnoot2. Ook het perspectief waarin Burgess zijn verhaal plaatst, maakt de roman van Lodge tot miniatuurkunst. Earthly Powers bevat een lawine van gebeurtenissen, fictieve en historische, en omvat bijna de gehele aardbodem. Wanneer men allerlei lagen in het boek heeft blootgelegd, blijkt uiteindelijk dat het centrale thema duidelijk door de oppervlaktestructuur van de roman wordt aangegeven. Het boek lijkt ingedeeld in 82 typografisch gelijkwaardige hoofdstukken, maar feitelijk bevat het drie delen. De eerste tien hoofdstukken vormen een inleiding, maar horen qua tijdsindeling tot het einde van het verhaal. Een oude, middelmatige maar schatrijke auteur, die met zijn vriend-secretaris in een luxueuze villa op Malta woont, krijgt bezoek van een curieprelaat die hem verzoekt als getuige op te | |
[pagina 159]
| |
treden bij het proces van heiligverklaring dat voor de pas overleden paus Gregorius XVII, opvolger van Pius XII, op gang is gebracht. De auteur is namelijk aanwezig geweest bij een wonder dat deze paus jaren geleden in Chicago heeft verricht. De schrijver stuurt zijn secretaris naar Chicago voor een nader onderzoek. De volgende 66 hoofdstukken beschrijven dan in flashback het leven van de auteur en van deze paus. De laatste vijf hoofdstukken doen verslag van de resultaten van het onderzoek in Chicago. In de functie die het wonder in beider levens heeft gehad, wordt de eigenlijke religieuze problematiek door Burgess aan de orde gesteld. Dat blijkt echter pas zeer geleidelijk. De roman is allereerst het verhaal over twee gezinnen, een uit Engeland, het andere uit Italië. De oude auteur, Kenneth Marshall Toomey, is de verteller van het verhaal; hij is echter niet zonder meer de centrale figuur. Hij is slechts een kroniekschrijver. Hij komt uit het Engelse gezin. De vader is tandarts (het gebit wordt een thema dat op de meest onverwachte momenten in de roman opduikt); de moeder is een française. Het gezin is streng katholiek. Er is een jongere broer Tom, én het zusje Hortense, die dit gezin zal binden aan de Italiaanse familie. Op Armistice-day in 1918 ontmoet Toomey op een terrasje in Marseille de Italiaanse priester Carlo Campanati en diens broer Domenico, die componist is. De Campanati's komen uit Gorgonzola en zijn rijk geworden door de kaas. Carlo is de oudste zoon, maar later zal blijken dat hij geadopteerd is. Hortense en Domenico worden op elkaar verliefd en trouwen. Hierdoor ontstaat een blijvende band tussen beide gezinnen. Het huwelijk is niet gelukkig want Domenico blijkt impotent. Als gevolg van een wild feest in het Parijs van de Crazy Twenties krijgt Hortense toch een tweeling, die in de epiloog nog een grote rol zal spelen. Zij laat zich scheiden en gaat met een vriendin in New York wonen. In de emotionele verwikkelingen van de beide gezinnen is Hortense het middelpunt, en niet alleen door haar huwelijk. Haar broer Toomey is homofiel en vermoedt dat zijn instelling samenhangt met een verborgen incestueuze neiging voor haar. Zij zal steeds zijn vertrouwelinge blijven; de enige vrouw in zijn leven. Maar ook Carlo, hoewel trouw aan zijn priesterlijk celibaat, erkent op zijn sterfbed dat deze vrouw zijn verborgen liefde is geweest. De vele voorvallen in deze beide families vormen de eerste laag van de roman. De familiekroniek is vervolgens de basis voor een uitgebreide schildering van de artistieke en kerkelijke geschiedenis in deze eeuw. Burgess bereikt dit door de twee voornaamste personages Toomey en Carlo aan een proces van vernuftig syncretisme te onderwerpen. In Toomey vloeit bijna geheel de Engelse literatuur van de 20e eeuw samen. | |
[pagina 160]
| |
Voor alles is hij gemodelleerd naar Somerset Maugham. Zoals deze is hij een schrijver van het tweede plan; hij weet en aanvaardt dat, het maakt hem schatrijk. Zoals Maugham, maar ook zoals E.M. Forster, is hij een homofiel die uiterst bang is dat bekendheid ervan hem zal schaden in zijn loopbaan. Maar Toomey is ook Oscar Wilde: de proloog van de roman ademt de geest van de Decadentie. Vervolgens levert James Joyce veel gegevens voor het leven van Toomey (Burgess is een groot bewonderaar van Joyce en heeft meerdere werken over hem gepubliceerd). Op ‘Bloomsday’ ontmoet ook Toomey zijn geliefde: als jongen van veertien jaar wordt hij door een oudere man, niemand minder dan A.E. ofwel de Ierse auteur George Russell, verleid en heeft zo zijn eerste seksuele ervaring. Wegens zijn homofilie breekt Toomey met zijn ouderlijk huis en met zijn geloof. Tenslotte herinnert Toomey aan Ezra Pound of Wodehouse; tijdens de oorlog verdedigt hij - alhoewel gedwongen - voor de Duitse radio het Hitlerregime. Bovendien ontmoet Toomey bijna alle belangrijke kunstenaars van zijn tijd. Zelfs Maugham en Joyce ontmoet hij in levende lijve. Vooral het artistieke leven in Parijs en daarna in Amerika wordt uitvoerig beschreven. Dit alles levert echter nog maar het meest opvallende materiaal voor het literaire spel. De roman wemelt van allerlei subtiele toespelingen op schrijvers en hun werken. Uitvoerig wordt geschetst hoe van Joyce's roman Ulysses een musical wordt gemaakt met muziek van Domenico. De titels van Toomey's werken zijn nogal eens variaties op de romans van Angus Wilson. Zelfs diens laatste roman, Setting the World on Fire, heeft de structuur van Burgess' boek beïnvloed; beide werken maken gebruik van samenvattingen van zogenaamde eerder geschreven romans, verhalen en libretto's; het ene verhaal is verpakt in het andere en dit weer in een ander vertelsel. Toomey's tegenpool Carlo is ook de synthese van verschillende historische persoonlijkheden. Het proces van identificatie zet bij hem echter later in. Aanvankelijk is Carlo een robuuste Italiaanse priester die aan Don Camilo doet denken; hij is lelijk, slordig, fel, maar intelligent; hij eet veel en graag en gokt in casino's voor de armen en wint altijd. Geleidelijk bouwt hij een grootse carrière op. Begonnen als docent in de kerkgeschiedenis aan het Institut Catholique van Parijs wordt hij financieel expert van het Vaticaan onder Pius XI. Steeds duikt hij op in plaatsen waar ook Toomey als auteur aanwezig moet zijn: een van de minder geslaagde opzettelijkheden in deze roman. In de oorlog is hij bisschop van een klein Italiaans diocees en een fel bestrijder van het fascisme en de Duitsers. Dan begint de identificatie met historische personen: zoals Paulus VI wordt hij aarts- | |
[pagina 161]
| |
bisschop en kardinaal van Milaan onder Pius XII. Daar komt hij krachtig op voor de rechten van de arbeiders. Na een merkwaardig conclaaf wordt Carlo gekozen als opvolger van Pius XII. Carlo is dus Johannes XXIII, maar noemt zich Gregorius XVII. Hij roept een concilie bijeen en wil allerlei hervormingen invoeren. Maar op zijn reizen naar het buitenland gedraagt hij zich precies zoals de huidige paus: hij weet het medium TV feilloos te bespelen. Hij verenigt zo drie pausen in zich, maar blijft ook zijn onvergelijkbare zelf. Deze gepersonifieerde geschiedenis van het artistieke en kerkelijke leven van onze tijd wordt dan nog eens in verband gebracht met bijna alle belangrijke sociale of politieke evenementen van deze eeuw; de twee wereldoorlogen, de opkomst van fascisme en nationaal-socialisme, de jodenvervolging, het Afrikaans nationalisme, de filmindustrie in Hollywood en de festivals in Cannes, het structuralisme van Lévy Strauss, het jeugdvandalisme, de ondergang van het Brits imperium, dit alles en nog veel meer krijgt een plaats in deze roman. Het decor wisselt ook voortdurend. Toomey en Carlo ontmoeten elkaar in Engeland, in Parijs, Cannes of Marseille, in Berlijn en Buchenwald, in New York, Hollywood of Chicago, in Australië en in Kuala Lumpur. Burgess slaagt erin deze stortvloed van feiten te ordenen rond een religieuze problematiek, althans, daar zou men het zwaartepunt kunnen plaatsen. Zeker is dat de religie een grote rol speelt. Zoals bij Lodge spitst die religieuze thematiek zich allereerst toe op de tegenstelling tussen de seksuele moraal en de seksuele praktijk, opnieuw uitgedrukt in de tegenstelling Toomey en Carlo. Als jongeman komt Toomey tot het inzicht dat hij ‘ongeneeslijk’ homofiel is. Hij ziet geen mogelijkheid om zijn katholieke overtuiging in harmonie te brengen met zijn aanleg: ‘two Gods... The one who created me sick; the other who commands me to be sound; the God of my nature and the God of orthodox morality’ (pp. 364-365). Hij breekt met het katholicisme, maar zijn geestelijke structuur blijft fundamenteel katholiek. In dit opzicht is hij geenszins Somerset Maugham, maar veeleer een personage uit de romans van Graham Greene. Zijn visie op de homofilie verwoordt hij in een zeer sentimenteel verhaal (Toomey is immers een tweederangs schrijver!) over de eerste homofiele ervaring van een jongen. Om hem gerust te stellen vertelt de oudere man een Genesis-verhaal over de schepping van de homofiel. Toen Adam aan God om een gezel vroeg, heeft God hem een tweede Adam gegeven, een man, want voortplanting was overbodig. De mens was immers onsterfelijk. Na het eten van de verboden vrucht wordt de onsterfelijkheid hun ontnomen. Daarvoor in de plaats | |
[pagina 162]
| |
verandert God de gezel in een vrouw. Alleen in de homofiele relatie kan de mens het oorspronkelijke paradijsgeluk soms nog ervaren. Het religieuze conflict waarin Toomey zich bevindt, wordt gevoed door zijn regelmatige ontmoetingen met Carlo die als paus op het gebied van het kerkelijk gezag, van de oecumene, de liturgie en de eucharistie uiterst progressief is, maar op het punt van de seksuele moraal een uiterst behoudend standpunt inneemt (zoals de tegenwoordige paus): masturbatie, homofilie, seksuele omgang voor het huwelijk en bijna alle methodes van geboortenbeperking zijn uit den boze. Hij laat zich leiden door een bijna mystieke eerbied voor de levengevende kracht van het mannelijk zaad, dat het enige instrument is waarvan God zich bedient om zijn hemel met miljarden mensen te bevolken. Daarom: ‘With the frustration of the seed you enact the deadly sin of frustrating the satisfaction of the divine appetite’ (p. 395). Onverschrokken aanvaardt Carlo alle consequenties van deze theorie. Een lesbische verhouding, die hij bij zijn schoonzuster Hortense vermoedt, is slechts een kleine zonde, want er wordt geen zaad verspild. De mensen moeten zich geen zorgen maken over overbevolking. Door oorlogen, epidemieën en aardbevingen houdt God het mensental in evenwicht: ‘every one has a right to be born, no one a right to live’ (p. 222). Toomey's commentaar op dit godsbeeld is: ‘Moloch, feed him with new born babies in a land lacking bread and water’. In de homofiele neiging van Toomey's commentaar op dit godsbeeld is: ‘Moloch, feed him with new zonder seksuele omgang. Toomey is er echter van overtuigd dat alleen mensen met een speciale roeping het zonder seksuele beleving kunnen stellen. Twee onverzoenlijke standpunten blijven de hele roman door tegenover elkaar staan. Toch wordt de seksuele problematiek door Burgess niet op dezelfde wijze centraal gesteld als Lodge dat doet. Voor Carlo is de seksuele aberratie slechts een moment in het algemene probleem van het kwaad. Uiteindelijk stelt de roman van Burgess de vraag naar de zin van het kwaad, en daardoor van het lijden in het menselijk leven. Voor Carlo zit het kwaad niet in de mens zelf, maar vindt zijn oorsprong in de vrije beslissing van een geestelijk wezen, de duivel. God respecteert die vrije beslissing van de duivel en moet hem daarom zijn gang laten gaan in zijn destructiviteit. De mens zelf is goed, al het menselijke aanvaardt Carlo als goed. Dat maakt hem, ondanks zijn grimmigheid, tot een open en beminnelijk man. Niet de mens zelf, maar de duivel in hem moet worden bestreden. Carlo is dan ook een expert in duivelbezwering; zijn reizen zijn dikwijls het gevolg van het beroep dat op hem als exorcist wordt gedaan. Zijn strijd tegen het kwaad komt het meest aangrijpend tot uiting in zijn confrontatie met het natio- | |
[pagina 163]
| |
naal-socialisme. Hitler is door de duivel bezeten en bijna alle Duitsers zijn min of meer aangetast door bezetenheid. Werken in het verzet is vechten tegen de duivel. Het zal duidelijk zijn dat door deze theorie alleen de oorzaak van het kwaad is aangeduid maar dat de zin ervan nog niet is gegeven. Ook voor Carlo blijft dit een groot mysterie. Hij vindt houvast in de mening dat God steeds als overwinnende kracht scheppend zal reageren op het kwaad. Daarom komt uit het kwade steeds het goede voort. Dat heeft hij ervaren als aalmoezenier in de eerste wereldoorlog. De oorlog zelf was het werk van de duivel. Maar bij de mensen heeft de oorlog veel goeds veroorzaakt: zelfopoffering, moed, kameraadschap. Ook in deze visie op het kwaad is Toomey Carlo's tegenspeler. De totale structuur van de roman is gebaseerd op Toomey's verbijsterende ontdekking dat uit het kwaad niet altijd het goede voortkomt; integendeel, uit het goede komt zelfs het kwade voort. In de proloog laat Toomey een wonder onderzoeken dat Carlo verricht zou hebben. Een jongetje in de laatste fase van hersenvliesontsteking geneest plotseling en onverklaarbaar na een kort gebed van Carlo. Toomey is daarvan getuige geweest. In de epiloog krijgt Toomey bericht dat dit jongetje Godfrey Manning heette. Deze man is hem, tot zijn ontzetting, al bekend. Wat is immers uit het voorafgaande verhaal gebleken? De kleindochter van zijn zuster Hortense heeft zich als meisje van zestien jaar aangesloten bij een extreme sekte in Californië, The Children of God, geleid door een man die zich God Manning noemt. In een poging om het meisje te bevrijden heeft Toomey een lang gesprek gehad met deze sinistere figuur. Als ouders van andere kinderen de politie op de sekte afsturen, reikt de leider aan ieder van zijn volgelingen vergif uit in de vorm van een hostie, een duidelijke variatie op de massazelfmoord van Jonestown, Guyana, van enkele jaren geleden. Op deze waanzin is het wonder van Carlo uitgelopen; uit het goede is het kwade voortgekomen. Omdat de geschiedenis van dit wonder de grote boog van dit omvangrijke boek van begin tot einde gespannen houdt, mag men besluiten dat de betekenis ervan centraal staat in dit werk. Dat wordt bevestigd door het feit dat nog andere belangrijke voorvallen in dezelfde richting wijzen. Het wonder van Carlo heeft een artistieke uitbeelding gekregen in een opera waarvoor Toomey het libretto schreef. Daarvoor heeft hij zich gebaseerd op een verhaal van Anatole France, waarin wordt verteld hoe St.-Nicolaas drie vermoorde kinderen weer tot leven roept, maar die kinderen worden de ondergang van de heilige, die aan het einde van de opera God vervloekt om het wonder dat hij heeft verricht. Opnieuw is uit | |
[pagina 164]
| |
het goede van een wonder het kwaad voortgekomen. De omstandigheid dat het vergif door God Manning in de vorm van hosties werd uitgereikt, verbindt het thema van het kwaad met weer een andere reeks van gebeurtenissen uit de roman. Carlo heeft zeer progressieve opvattingen over de oecumene en over de eucharistie. Als paus heeft hij in Kampala aan de Afrikaanse kerk toegestaan om de misliturgie aan te passen aan plaatselijke tradities. In sommige streken wordt daarom dierenvlees en dierenbloed gebruikt in plaats van brood en wijn. Een stam is hierdoor zelfs tot kannibalisme overgegaan. In de epiloog komt Toomey tot het sterke vermoeden dat een neef van hem en diens vrouw, die in Afrika zijn vermoord, het slachtoffer zijn geworden van deze liturgische menseneterij. Ook de progressiviteit van Carlo is in kwaad verkeerd. Zelfs een impulsief gebaar van medemenselijkheid bij Toomey ontkomt niet aan deze duivelse wetmatigheid. Opnieuw wordt een keten van voorvallen met het thema van het kwaad verbonden. De Amerikaanse moeder van het Italiaanse gezin Campanati verklaart zich in de jaren dertig solidair met de joden en gaat zelf als jodin leven. Zij vat het plan op om Himmler in Berlijn te gaan vermoorden. Ook Toomey is in Berlijn voor een filmfestival. Zonder te weten wie de man is, loopt hij naast Himmler als zij het theater verlaten. Dan ziet hij tussen het publiek de schoonmoeder van zijn zuster Hortense een pistool richten op zijn buurman. In een menselijke reflex die het gevaar van een medemens wil afweren, geeft hij Himmler een duw zodat het schot mist. De vrouw wordt ter plekke door de SS gedood en Himmler blijft in leven, met alle gevolgen vandien; uit het goede van de impuls is het kwade voortgekomen. | |
Lodge van BurgessNu is het moment aangebroken om de roman van Burgess te vergelijken met die van Lodge en tot een evaluatie van hun religieuze betekenis te komen, die onlosmakelijk met een esthetische oordeelsvelling is verbonden. Allereerst valt de aandacht dan op de opzettelijkheid en sensationele aard van de gebeurtenissen in Earthly Powers. Burgess wekt de indruk dat hij alle gewelddadigheden van onze tijd naar zijn hand wil zetten en opnemen in het kader van zijn visie op het kwaad en op de seksualiteit. Het boek lijkt dan ook voortdurend te balanceren op de rand van sensatielectuur. Twee kwaliteiten beschermen het steeds voor deze val. De roman is in de eerste plaats een verbluffend vuurwerk van taal geworden. Hij biedt een uiterst welsprekende staalkaart van de mogelijkheden die de | |
[pagina 165]
| |
taal van het moderne leven biedt. De taal plooit zich telkens weer naar elke plaats, elke periode, elke persoon, elke mentaliteit die wordt opgeroepen door het verhaal. Bovendien houdt Burgess op bewonderenswaardige wijze de complexiteit van zijn romanstructuur in handen. Uit de zeer disparate bronnen wordt toch een grote eenheid gevormd. Hierbij speelt Burgess' taalvaardigheid een beslissende rol. Wanneer men immers, zoals in het boven gegeven overzicht, de feiten los pelt uit de verwoording, komen allerlei geconstrueerde toevalligheden aan het licht. Niet voor niets is Burgess een groot bewonderaar en commentator van James Joyce: puur taalspel en ingenieuze, hoewel al te nadrukkelijke compositie kenmerken zijn roman. Het sensationeel karakter van de gebeurtenissen heeft gevolgen voor de religieuze visie die de roman uitdraagt. De waarde daarvan wordt in een roman niet bepaald, althans niet direct, door het waarheidsgehalte van de verkondigde theologische theorieën, maar hangt af van de literaire uitbeelding die de theorie krijgt. De opzettelijkheid van de feiten doet de vraag rijzen of Burgess uiteindelijk niet zijn doel voorbijschiet. De wilde fantasie die uit de feiten spreekt, slaat over op de theorie die door de feiten wordt geïllustreerd, zodat ook de theologische vraagstelling een vrijblijvend spel van de fantasie wordt. Misschien is dit de artistieke bedoeling van de schrijver. Maar het materiaal waarmee de fantasie in deze roman werkt, is toch ook ontleend aan een werkelijkheid die ons allen benauwt, zodat er niet of nauwelijks ruimte is voor deze vrijblijvendheid. In dit opzicht is de roman van Lodge totaal anders. Hier vallen de gebeurtenissen geheel binnen de alledaagse ervaringen van gewone mensen. De theorie die erachter steekt formuleert dan als vanzelfsrekend een concrete levensvraag. Nog een ander verschil springt in het oog. In de roman van Lodge is er sprake van een voortdurende psychische ontwikkeling; alle personages bevinden zich in een proces van verandering omdat zij steeds weer gedwongen worden de vraag: How Far Can You Go opnieuw voor zichzelf en anderen te beantwoorden. In het boek van Burgess nemen de centrale tegenspelers Toomey en Carlo aanstonds hun posities in en wijken daar verder niet meer van af. De brede stroom van historische en fictieve gebeurtenissen die deze roman zozeer kenmerkt, biedt alleen illustratiemateriaal voor twee standpunten die door heel het verhaal heen onwrikbaar blijven. Wellicht is dit het meest fundamentele bezwaar dat men tegen de roman van Burgess in kan brengen: het is een spel met koud vuur, er heeft geen echt verbrandingsproces plaats. Als men hier van dynamiek zou willen spreken, dan is dat een heen en weer flitsen van | |
[pagina 166]
| |
gedachten tussen twee tegengestelde polen. Door hun gesprekken en daden lijken Toomey en Carlo elkaar onbewust schaakmat te willen zetten. Dit lukt niet, want zij bevinden zich van meetaf aan in een patstelling. Op dit punt convergeren beide romans echter. Zowel de psychologische dynamiek bij Lodge als de polaire tegenstelling tussen Toomey en Carlo zijn geïnspireerd op een bijna onverzoenlijke tegenstelling binnen het moderne katholicisme. De orthodoxie van vroeger lijkt onleefbaar geworden voor mensen van deze tijd; maar de mogelijkheden van de nieuwe vrijheid zijn onoverzienbaar en dragen wellicht allerlei gevaren in zich voor het geloof. Niemand weet hoe te tornen aan de onwrikbaarheid van deze polarisatie, want het is nog geenszins duidelijk of het nieuwe reeds teveel of nog te weinig kansen heeft gekregen; of het traditionele nog tezeer wordt gekoesterd of al teveel is verwaarloosd. Het niveau van de impasse verschilt gedeeltelijk in beide romans. Voor zover het de seksualiteit betreft, gaat het over een problematiek die de mens uiteindelijk aan kan; het probleem van het kwaad is van metafysische aard en dus intrinsiek onoplosbaar. In dit tweede opzicht is de positie van een patstelling door Burgess goed gekozen. Het is duidelijk dat men kan spreken van een derde generatie van katholieke romans in de Engelse literatuur, die geheel nieuwe en eigentijdse vragen opwerpen. Hoe waar dit is, kan blijken uit het feit dat de centrale problemen van deze twee romans geformuleerd kunnen worden aan de hand van citaten, ontleend aan een geschrift over de situatie van de katholieke kerk in Nederland. In zijn Drie variaties op een thema, drie manieren om te spreken over de Nederlandse katholieken, schrijft H.A. van Munster O.F.M., vicaris-generaal van het Utrechtse aartsbisdom: ‘Leek de winst aan vrijheid groter dan het verlies aan gebondenheid, al vlug wordt duidelijk dat de emancipatie van het individu binnen een groep van emanciperende mensen spoedig leidt tot een verstoring van de sociale samenhangen’. En verderop: ‘Uit de discussies van het afgelopen jaar (1980-81) blijkt een onmacht om de synthese van deze twee visies (de “van bovenaf gebouwde kerk en de van onderop groeiende kerk”), die het Tweede Vaticaans Concilie formuleerde, in een concrete kerkgemeenschap met concrete mensen en een concreet verleden te realiseren. Deze onmacht zou voor een deel kunnen schuilen in de onmogelijkheid om twee stadia uit een historisch proces met elkaar op een gezamenlijke toekomst te richten’. Met de concreetheid literatuur eigen, hebben de beide besproken romans deze onmacht uitgebeeld in een typisch Engelse en in een mondiale context. |
|