Streven. Vlaamse editie. Jaargang 49
(1981-1982)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| ||||||||
[pagina 38]
| ||||||||
De supermachten in het Nabije Oosten
| ||||||||
De periode 1948-1953De oprichting van een joodse staat komt grotendeels dank zij Amerikaanse steun tot stand. Factoren die Washington er op 29 november 1947 toe aanzetten, in de Algemene Vergadering van de VN, het verdelingsplan voor Palestina goed te keuren, op 14 mei 1948 Israël feitelijk te erkennen en de volgende maanden Israëls annexatiepolitiek niet te veroordelen, waren: de invloed van de zionistische lobby in het Amerikaanse Congres, de sympathie van het Amerikaanse volk voor de overlevenden van Hitlers vernietigingskampen en bewondering voor de zionistische pioniers. Terwijl beide presidentskandidaten het zionisme in hun programma opnemen, grijpt de joodse kolonisatie van Palestina grotendeels plaats met Amerikaans kapitaal. De Sovjet-Unie is op dat ogenblik slechts van verre betrokken bij de gebeurtenissen in Palestina. Via Tsjechoslovakije worden aan de joden wapens geleverd en tijdens de Conferentie van Lake Success (mei 1947) betuigt A. Gromyko zijn instemming met het plan om in Palestina een joods thuisland op te richten. Met de erkenning van Israël, één jaar later, hoopt Moskou de Britse invloed in de Arabische wereld te bestrijden. Op 25 mei 1950 vaardigen de drie grote Westerse mogendheden een gemeenschappelijke verklaring uit over de situatie in het Nabije Oosten, die duidelijk illustreert dat de Sovjet-Unie in dat gebied een diplomatieke tweederangsrol speelt. De VS, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk verklaren groot belang te hechten aan de handhaving van vrede en stabili- | ||||||||
[pagina 39]
| ||||||||
teit en willen daarom het tussen Israël en verschillende van zijn Arabische buurlanden gesloten wapenbestand garanderen. Binnen het kader van haar ‘Point 4’-programma besluit de Trumanadministratie steun te verlenen aan een aantal landen van het Nabije Oosten. Welke factoren bepalen in deze periode de anti-Amerikaanse gezindheid van een aantal recent onafhankelijk geworden Arabische staten? In de eerste plaats Washingtons steun aan bepaalde plannen van de ex-koloniale mogendheden (b.v. om Britse troepen te legeren in een zone rond het Suezkanaal); verder het feit dat de Arabische leiders weinig voelen voor Amerikaanse projecten om anti-communistische bondgenootschappen op te zetten. Op economisch vlak vreest de Arabische wereld de overheersing van Westerse investeringen en handel. Landen als Egypte of Syrië kiezen voor een beleid van autonome behoeftenbevrediging, en dat impliceert niet alleen eigen controle over het grondstoffenbeheer, maar ook doorbreking van het traditionele klassenpatroon, aantasting dus van de machtspositie der oligarchie, voorheen door de koloniale mogendheden gesteund. En dan is er vanzelfsprekend nog het vraagstuk van Palestina: ‘This problem has added to the real and deepseated bitterness which replaced... an earlier faith in the U.S.’Ga naar voetnoot1. Een belangrijk corrolarium is, dat de USSR, als anti-Westerse, anti-koloniale mogendheid, die bovendien van een zekere technologische reputatie geniet, van meet af aan op sommige Arabische staten een geheimzinnige aantrekkingskracht uitoefent. De Suezcrisis, de instabiliteit van het Syrische regime en de staatsgreep in Irak zullen de USSR de gelegenheid bieden in het Nabije Oosten binnen te dringen. Moskou steunt de nationalistische Arabische bourgeoisie, om drie redenen: haar anti-Westerse gezindheid; haar visie op de organisatie van de economie van het land waarbij nationalisaties en planning centraal staan; de zwakke aantrekkingskracht van het communisme op de Arabische wereld. | ||||||||
De periode 1953-1960Sommige publikaties spreken van een continuïteit in het Russische beleid. Net als de groot-Russische tsaren zouden de communistische machthebbers er van in den beginne op uit zijn geweest ijsvrije havens aan de Perzische | ||||||||
[pagina 40]
| ||||||||
Golf in handen te krijgen. In de onmiddellijk na-oorlogse periode concentreert de Sovjetrussische belangstelling zich echter allereerst op de verwerving van invloedssferen in Europa. De Sovjets hebben met voldoende problemen op het Europese thuisfront en in het Verre Oosten (China, Korea) te kampen; in de Arabische wereld stellen zij zich tevreden met de diplomatieke figurantenrol. Pas na consolidatie van hun Europese veroveringen gaan zij in het Nabije Oosten een actiever beleid voeren. Dat valt ongeveer samen met het moment waarop Chroestjov zijn vreedzame coëxistentiedoctrine predikt, die echter paradoxalerwijze niet geldt voor de Derde Wereld, waartoe de Arabische landen behoren. De verkiezing van Eisenhower tot president helpt Moskou zijn ambities ten uitvoer te leggen.
Voor Eisenhower en zijn staatssecretaris J.F. Dulles dient het Midden-Oosten gevrijwaard te blijven tegen elke communistische penetratie. Daarom worden de volgende beleidslijnen uitgestippeld: 1. een sterk militair bondgenootschap met de Arabische staten moet worden uitgebouwd, een ‘Middle East Defence Organisation’, die samen met de NATO en de SEATO de vrije wereld moet beschermen; 2. het Israelisch-Arabisch conflict moet uit de wereld worden geholpen. Dit is mogelijk wanneer de VS een neutralere houding aannemen, b.v. door met de Arabische landen op economisch gebied samen te werken. Egypte wordt het eerst verzocht deel te nemen aan een regionaal bondgenootschap, en aangezien Dulles een aanzienlijke bijdrage had geleverd tot het Brits-Egyptisch akkoord van 1954, verwacht hij een affirmatief antwoord. Nasser verkiest echter een ‘positieve neutraliteit’; daartoe is hij wel gedwongen, wil hij in de Arabische wereld een leiderspositie opbouwen en zijn binnenlandse oppositie (de Moslimbroederschap) het zwijgen opleggen. Van alle Arabische staten wil uiteindelijk alleen het Irak van de pro-Westerse premier Nuri Saïd toetreden tot het collectieve veiligheidssysteemGa naar voetnoot2. Dit zgn. Bagdadpact zal dan ook slechts de ‘Northern Tier’-staten (Iran, Irak, Pakistan, Turkije) groeperen, samen met het Verenigd Koninkrijk. Het voorziet bepalingen inzake de levering van Brits en Amerikaans oorlogsmaterieel en staat open voor alle Arabische landen ‘die de vrede in het Nabije Oosten wensen te beschermen’. De VS, de voornaamste architecten van het plan, treden zelf niet toe; verwijzend naar de Drie-Mogendheden- | ||||||||
[pagina 41]
| ||||||||
verklaring, belooft de Eisenhoweradministratie alleen passieve steun. Een grote praktische betekenis kan men het Bagdadpact derhalve niet toeschrijven, ook al omdat van in den beginne teveel meningsverschillen tussen de betrokken staten bestonden. De negatieve effecten ervan waren des te groter: niet alleen radicaliseert het een deel van de Arabische wereld, die nu inziet dat de VS alleen basissen zoeken te verwerven in het gebied, misschien ter verdediging van Israël; bovendien leidt het pact tot een toenadering tussen Moskou, Caïro en Damascus. De USSR verstrekt die landen goedkope leningen voor een totaalbedrag van ongeveer vijf miljard roebel, tegen de aankoop van Russische uitrustingsgoederen. Deze ‘roebeldiplomatie’ drukt overigens zwaar op de economie van de toentertijd in menig opzicht zelf nog onderontwikkelde Sovjet-Unie. Ook wat het Israëlisch-Arabisch geschil betreft, beantwoorden de resultaten van de Eisenhower-Dullespolitiek niet aan de inspanning. In 1954 en 1955 worden pogingen ondernomen om aan het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk een begin van oplossing te geven, o.a. door uitschrijving van een internationale lening. Meer succes boekt de Johnstonmissie: Amerikaanse fondsen voor Israël worden pas gedeblokkeerd als Israël zich bereid verklaart de illegale irrigatiewerken in de Jordaanvallei stop te zetten. Tijdens de Suezcrisis geven de Amerikanen blijk van eenzelfde neutrale visie. Omdat Egypte wapens uit de USSR betrekt en de Chinese Volksrepubliek erkent, trekken de VS hun toegezegde steun van tachtig miljoen dollar aan het Aswanstuwdamproject in (19 juli 1956); een week later nationaliseert Nasser het Suezkanaal. De Amerikaanse benadering verschilt van meet af van de Britse of Franse. Dulles pleit voor de internationalisatie van het kanaal, verzet zich tegen het gebruik van geweld en verdedigt de bijeenroeping van internationale conferenties waaraan Egypte en de USSR deel moeten nemen. Het dilemma waarmee de Amerikaanse diplomatie zich geconfronteerd ziet is complex: enerzijds beklemtoonde zij in het verleden haar anti-koloniale inspiratie, anderzijds is zij aan Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk een minimum aan solidariteit verschuldigd. Op 29 oktober 1956 bereikt de Suezcrisis haar hoogtepunt: in weerwil van een belofte aan de VS vallen de Israëliërs de Sinaïwoestijn binnen; een dag later bezetten Britse en Franse troepen de Egyptische kanaalzone. In de Veiligheidsraad keldert een Frans-Brits veto de Amerikaanse resolutie die stopzetting van alle militaire activiteiten eist. Om het Egyptische leger van een totale vernietiging te redden, stelt de Russische premier Boelganin voor, gezamenlijk Amerikaanse en Sovjetrussische troepen in te zetten. Washington gaat op dit verzoek niet in, maar oefent | ||||||||
[pagina 42]
| ||||||||
op Engeland voldoende druk uit, o.a. door blokkering van zijn aardolietoevoer. Engeland zet zelf de vijandelijkheden stop. Wat zijn nu de gevolgen van deze crisis? 1. Het agressieve gedrag van de twee Europese staten en Israël stelt Moskou voorgoed in staat een invloedszone in het Nabije Oosten te verwerven, en dan nog wel in het dicht bevolkte en centraal gelegen Egypte. Aangezien Moskou en niet Washington de diplomatieke vruchten van deze ongelukkige koloniale expeditie plukt, schrijdt de polarisatie in de Arabische wereld geleidelijk voort. Als Dulles met de intrekking van zijn financieel aanbod had gehoopt Nasser ten val te kunnen brengen, dan komt hij nu wel zeer bedrogen uit: de faam van de Egyptische leider wordt legendarisch, zijn Aswanstuwdam- en Suezkanaalprojecten illustreren duidelijk de drang van de Arabische wereld naar economische en politieke onafhankelijkheid. Bovendien neemt de USSR het Amerikaanse aandeel in de financiering van het Aswanproject over; het kolossale bouwwerk wekt, als Sovjetrussisch prestigestuk, weldra de bewondering van de Derde Wereld. Op 12 februari 1956 legt Moskou zelfs voor het eerst een eigen vredesvoorstel op tafel, een weerspiegeling van de zgn. Chroetsjovdoctrine: de landen van het Nabije Oosten worden opgeroepen tot onderhandelingen en zij moeten een ongebonden koers varen. 2. Voortaan zullen de VS, onafhankelijk van Groot-Brittannië, in het Nabije Oosten ‘cavalier seul’ spelen. Op 5 januari 1957 houdt de president zijn befaamde rede voor het Congres, sedertdien bekend als ‘Eisenhowerdoctrine’. Eisenhower vraagt financiële steun (200 miljoen dollar) voor de economische ontwikkeling van het Nabije Oosten; hij overweegt de mogelijkheid Amerikaanse troepen naar het gebied te zenden om Arabische landen tegen een ‘communistische agressie’ te beschermen. In het raam van deze doctrine sturen de VS en Groot-Brittannië, in juli 1958, wanneer in het buurland Irak een staatsgreep plaatsgrijpt, militaire versterking naar Libanon en Jordanië. De VS dreigen met gewapende acties op het moment dat Syrië en de USSR een economisch akkoord afsluiten (augustus 1957); in het Bagdadpact, nu getransformeerd tot ‘CENTO’, willen de VS een actievere rol spelen... Dergelijke weinig doordachte ingrepen wijzen op de zwakke basis waarop de doctrine berust; het communisme wordt namelijk niet noodzakelijk alleen uit Moskou geïmporteerd, maar kan ook spontaan groeien uit de transformatie van de politieke structuren van een onrechtvaardige samenleving. Moskou zelf deelt duidelijk deze visie, volgt dan ook een minder ideologisch gebonden politiek, grijpt op crisismomenten niet in en streeft op korte termijn een verzoening na met vier radicale Arabische landen (Egypte, Syrië, Irak en Zuid-Yemen). | ||||||||
[pagina 43]
| ||||||||
3. President Eisenhower weerstaat de druk van het Congres en dwingt de Israëliërs zich terug te trekken uit de Sinaï-woestijn; gebeurde dat niet, dan zou Amerika de door de Verenigde Naties uitgevaardigde sancties steunen. Inderdaad, wilde Washington de Eisenhowerdoctrine een reële kans op slagen geven, dan kon niet worden toegegeven aan de zionistische binnenlandse pressie. | ||||||||
De periode 1960-1970Vanaf het begin van de jaren zestig bestaat tussen Moskou en Washington een verhouding van nucleaire pariteit; van de doctrine van de massieve vergelding wordt overgestapt op die van het ‘flexibel antwoord’. Intercontinentale raketten en met kernwapens uitgeruste onderzeeërs doen buitenlandse basissen inboeten aan trefzekerheid. De nieuwe Amerikaanse president J.F. Kennedy is bovendien een overtuigd voorstander van goede betrekkingen met de Arabische wereld, in de eerste plaats met Egypte. De resultaten van dit nieuwe beleid uiten zich op diverse vlakken: het Pentagoon verleent steun aan de Algerijnse rebellen; diverse hulpprogramma's ten voordele van de Arabische landen worden gelanceerd: ‘Public Law 480’ (in lokale munt betaalbare graanleveringen) en het ‘Care’-project (Amerikaanse kinderen zenden Egyptische leeftijdsgenoten voedingswaren); het Johnsonplan (september 1961) stelt een regeling van het Palestijnse vluchtelingenprobleem voor, door middel van repatriatie of betaling van financiële compensaties. Na Kennedy's dood verkoelen de Arabisch-Amerikaanse betrekkingen. Nassers militaire inmenging in andere Arabische landen (b.v. Noord-Yemen), die een groot deel van de ontwikkelingshulp opslorpt, het totalitaire karakter van zijn door Moskou gesteunde regime, zijn virulente anti-Israël-redevoeringen, het zijn allemaal factoren die het president Johnson onmogelijk maken het verzoeningsgezinde beleid van zijn voorganger verder te zetten. Nasser van zijn kant is verontwaardigd wanneer het Pentagoon, in het kader van de ‘Foreign Assistance Act’, Israël Hawraketten levert; in de Veiligheidsraad tonen de VS veel begrip voor de Israëlische standpunten; wisselingen in het Amerikaanse beleid (b.v. de plotselinge schorsing van het ‘Care’-programma) wekken Arabische mistevredenheid. Moskou verbetert in deze periode, door alle staatsgrepen heen, zijn betrekkingen met het Syrisch Ba'athregime, terwijl de eliminatie van de communistische partijen in Egypte en Irak zijn relaties met die landen slechts korte tijd op de proef stelt. De mislukking van het VAR-project (een plan om een Verenigde Arabische Republiek op te richten) is voor | ||||||||
[pagina 44]
| ||||||||
Moskou een meevaller, omdat het niets méér vreest dan de pan-Arabische beweging, die zijn machtspositie in sommige staten slechts schade kan berokkenen. Buiten de wil van de supermachten breekt op 5 juni 1967 de derde Israëlisch-Arabische oorlog uit. Dit keer wordt de polarisatie in het Nabije Oosten totaal. Een door Nasser de wereld ingestuurd bericht omtrent de participatie van Amerikaanse troepen aan de zijde van Israël en het feit dat Johnson de Israëlische weigering steunt zich uit de bezette gebieden terug te trekken, veroorzaken een diplomatieke breuk tussen een groot aantal Arabische landen en Washington. Op haar beurt verbreekt de USSR de relaties met Tel Aviv. Niettegenstaande de anti-Amerikaanse gevoelens die de Arabische wereld op dat moment koestert, spant de nieuwe Amerikaanse president Nixon zich bijzonder in voor een rechtvaardige oplossing van het conflict, dat nu, omwille van de veroverde territoria, nog ingewikkelder is geworden. Besprekingen in de VN-Veiligheidsraad leiden, ter uitvoering van resolutie 242, tot een verzoeningsmissie van ambassadeur Jarring; onderhandelingen tussen de grote Vier en bilaterale besprekingen met de USSR resulteren in de Rogersmissie. Deze initiatieven bloeden echter dood, hoofdzakelijk om twee redenen: Moskou wil Egypte en Syrië niet overtuigen van de noodzaak van een vredesverdrag met Israël; Washington heeft Israëls weerstand tegen een quasi-volledige ontruiming van de bezette territoria onderschat. De Sovjet-Unie vervangt het vernietigde Egyptische oorlogsmaterieel, en als in 1970 Israëlische Phantoms Egyptische steden bombarderen, slagen Sovjet-piloten erin de agressie af te slaan. Toch staan in de daarop volgende maanden de Egyptisch-Sovjetrussische relaties onder zware druk. Ontevredenheid groeit onder de Egyptische strijdkrachten, omdat Moskou, ondanks het in 1971 gesloten vriendschapsverdrag, weigert MIG-23-bommenwerpers te leveren. Als bovendien blijkt dat de USSR het militaire status-quo wil bevriezen, stuurt de nieuwe president, Sadat, de 20.000 Sovjet-experten naar huis. Tijdens de oktoberoorlog van 1973 wordt de vriendschap even hersteld, maar voor de diplomatieke en militaire steun die de Sovjets Egypte in die oorlog verlenen, worden zij door de Egyptenaren wel bijzonder slecht beloond. Inderdaad, in de VS is H. Kissinger minister van Buitenlandse Zaken geworden, en zijn tactiek is helemaal anders dan die van zijn voorganger. De visie van Israëliërs en Arabieren verschilt zo grondig, dat zij niet met elkaar kunnen worden verzoend. Daarom gelooft Kissinger dat men pragmatisch moet streven naar partiële akkoorden tussen Israël en zijn Arabische buurlanden, om in het Nabije Oosten een toestand van | ||||||||
[pagina 45]
| ||||||||
niet-oorlog tot stand te brengen en uiteindelijk een door de VS beheerste ‘Pax Americana’; beperkte oorlogen dragen bij tot de creatie van een aanvaardbaarder internationaal systeem. Eens dat de Viëtnamese hypotheek gelicht is, probeert de Nixonadministratie dit plan ook in de praktijk om te zetten: terwijl Israël zwaar bewapend wordt en de Arabische landen opnieuw betrekkingen met Washington aanknopen, dient Moskou zich van het vredesproces in het Nabije Oosten afzijdig te houden. De tussen Israël en respectievelijk Egypte en Syrië ondertekende deelverdragen betekenen in de allereerste plaats een doorbraak voor de Kissingerdiplomatie, ook al zag de Amerikaanse staatssecretaris zich verplicht aan Israël beloften te doen die, zoals spoedig zal blijken, het verdere verloop van het vredesproces alleen maar onnodig belasten. De regering van J. Carter benadert de Israëlisch-Arabische problematiek weer vanuit een andere optiek: de VS dienen met alle betrokken partijen overleg te plegen, inclusief de Sovjet-Unie, en de ‘stap voor stap’-diplomatie moet worden afgeschaft. Het Witte Huis omschrijft voor het eerst ook duidelijk zijn visie omtrent een aantal tot het Israëlisch-Arabisch dossier behorende twistpunten, waarbij het steunt op het zgn. Brookings-rapport van 1975, een document dat in Israël op hevig verzet stuit, omdat het inzake de bezette gebieden en de Palestijnse kwestie nauw aansluit bij de Arabische opvattingen. In een gemeenschappelijke Amerikaans-Sovjetrussische verklaring, 1 oktober 1977, spreekt Washington voor het eerst van ‘legale Palestijnse rechten’ en van een vredesconferentie mét deelname van Palestijnen, onder co-voorzitterschap van de USSR. Onder zware druk van het Congres verwerpt de zwakke Carterregering vier dagen later een aantal van de in deze verklaring vermelde principes. In een zgn. Israëlisch-Amerikaans werkdocument wordt gestipuleerd dat resolutie 242 (sic) de basis blijft vormen van de vredesbesprekingen, en dat zonder Israëlische instemming geen nieuwe partijen er deel aan kunnen nemen. Terwijl de Amerikaanse president oorspronkelijk een globale (ook met Moskou overeen te komen) vredesregeling voorstond, dwingt Sadats vredesstrategie hem ertoe dit plan op te geven en zelf het bilateraal vredesproces op gang te houden. Zijn persoonlijke doortastendheid en politieke moed doen de Camp Davidonderhandelingen slagen (september 1978) en leiden in maart 1979 tot een Egyptisch-Israëlisch vredesverdrag. Zelden legde een Amerikaans staatshoofd op dergelijke wijze zijn prestige in de schaal; nooit tevoren echter droegen de VS in het Nabije Oosten zo'n zware verantwoordelijkheid als vandaag. De USSR ontplooit in deze periode weinig diplomatieke activiteit, maar breidt haar economische machtspositie in het Midden-Oosten verder uit. | ||||||||
[pagina 46]
| ||||||||
Van de tien voornaamste staten die hulp krijgen, behoren er zeven tot de Arabische wereld, waarmee Moskou tevens het belangrijkste deel van zijn buitenlandse handel drijft; 2/3 van de wapenleveringen aan de Derde Wereld gaat naar de Arabische landen; negen daarvan hangen voor hun bewapening uitsluitend van de USSR af. Het Nabije Oosten speelt ook een belangrijke rol in de Russische aardoliebevoorrading. Rusland produceert natuurlijk zelf ruwe petroleum (in 1978 dagelijks 3 miljoen barrils), die grotendeels naar West-Europa wordt uitgevoerd. Aangezien de eigen reserves 71 miljard barrils bedragen (11% van het wereldtotaal), is Rusland minder afhankelijk van het Nabije Oosten dan Japan of West-EuropaGa naar voetnoot3. Het is echter te verwachten dat binnen enkele jaren het groeiritme van de Russische produktie af zal nemen. In het midden van de jaren zestig begon Moskou met de bouw van een Middellandse Zeevloot, die net als de Amerikaanse, met het oog op bevoorrading en herstellingswerken, permanent over havens moet kunnen beschikken. Aangezien de Sovjets geen vliegdekschepen hebben, moeten zij basissen huren op het grondgebied van de Arabische Middellandse Zeelanden, willen ze de ‘Eskadra’ luchtdekking bezorgen. Tot 1976 werden diverse functies vervuld door de havenstad Alexandrië, doch sedert de breuk met Egypte bezit de USSR alleen nog faciliteiten in havens die op deze taak niet berekend zijn (Aden, Latakië, Tartus). De oorlogsvloot vervult hoofdzakelijk vier functies: ze vormt een tegenwicht tegen de Amerikaanse aanwezigheid in de Middellandse Zee; ze maakt het Washington voortaan onmogelijk, landingsoperaties uit te voeren naar het Libanese model anno 1958; ze bedreigt de Westerse aardolietoevoer vanuit de Perzische Golf; ze bevestigt de status van de USSR als zeemacht. De Eskadra is dus als het ware de materiële uitdrukking van het Sovjetrussiche streven naar globale pariteit op militair-strategisch vlak met de VS. | ||||||||
Verzoenbaarheid van doelstellingen1. In het verleden probeerden de VS tussen de strijdende partijen te bemiddelen, maar uit bovenstaand overzicht blijkt dat dit streven met grote moeilijkheden gepaard ging. Het aanzienlijkste deel van de Amerikaanse publieke opinie steunt nl. Israël onvoorwaardelijk en voelt alleen | ||||||||
[pagina 47]
| ||||||||
onverschilligheid of misprijzen voor de andere partij. Op haar beurt geniet deze de onvoorwaardelijke steun van de tweede supermacht, waarmee de VS zich in constante militair-strategische concurrentie bevinden. In het Amerikaanse politieke, economische en culturele leven speelt de joodse lobby een voorname rol. Het verkiezingssysteem maakt dat in sommige staten een groep georganiseerde kiezers de balans in het voordeel van een bepaald kandidaat kan doen omslaan. Tijdens een verkiezingscampanje durft zich dan ook niemand uitspreken tegen Israël. Het Congres, in meerderheid samengesteld uit pro-zionistische politici, kijkt nauwlettend toe op de levering van oorlogsmaterieel aan de in het Midden-Oosten strijdende partijen. De bewapening van Israël dient de stabiliteit in het gebied, terwijl leveringen aan Arabische staten diezelfde stabiliteit verstoren. De joodse lobby bekleedt eveneens een machtige positie in de Amerikaanse zakenwereld en via zijn financiële bijdragen oefent hij gevoelig veel druk uit op het bestuur van de twee partijen. Verder beheerst deze pressiegroep de media, die in de verslaggeving over het Nabije Oosten vaak blijk geven van een grote eenzijdigheid. Alleszins beantwoordt het pro-zionistische karakter van de publieke opinie aan de mentaliteit van de doorsnee-Amerikaan. Is Israël immers niet de enige democratisch geregeerde staat in een gebied van dictatoriaal bestuurde landen, gevoed door een moslim-fundamentalisme of gesteund door Moskou? Voor de gelovige Amerikaan behoort de geschiedenis van de joodse staat tot het goddelijke heilsplan en herinnert aan de puriteinse basis waarop de Pilgrim Fathers hun eigen staat gegrondvest hebben. Het gevolg hiervan is dat de Israëlische regering zich niet langer de diplomatieke les laat spellen door het Witte Huis, terwijl Washington slechts door omvangrijke wapenleveringen enige druk vermag uit te oefenen op zijn onwillige bondgenoot. In 1979 bedroegen de aan Israël verstrekte bedragen (‘routine’-militaire en economische hulp) ongeveer 1.785 miljard dollar, waarvan de helft bestond uit giften. In 1981 werd deze som verhoogd met een militair krediet van 1.850 miljard dollar en met andere vormen van steun ten belope van 1.600 miljard dollarGa naar voetnoot4. Terwijl de Israëliërs zelf beschikken over het meest gesofistikeerde wapentuig van het Amerikaanse arsenaal (b.v. de F-15 bommenwerper) verzetten zij zich keer op keer met succes tegen wapenleveringen aan Arabische landen waarmee Washington een bijzondere relatie wenst uit te bouwen. Zo kreeg Egypte alleen de F-5 straalja- | ||||||||
[pagina 48]
| ||||||||
ger, een technologisch verouderd toestel dat qua slagvaardigheid achterblijft op de Sovjetrussische MIG-17- en MIG-23-gevechtstoestellen waarover Egypte vroeger beschikte. 2. Op het ogenblik hechten de VS een bijzonder belang aan de totstandkoming van een vredesverdrag tussen de Arabische landen en Israël, hoofdzakelijk om drie redenen. 1) Binnen het Westers bondgenootschap leidt het Israëlisch-Arabisch conflict tot onenigheid. Washington vindt dat de Europese Gemeenschap, hetzij via de Euro-Arabische Dialoog, hetzij via rechtstreekse bemiddelingspogingen, een te autonome diplomatieke koers vaart. Deze pro-Arabische stellingname is in strijd met die van de VS, sterkt de radicale staten in hun afwijzingspositie, en verwijdert Israël van Europa. De Europeanen vrezen voor hun aardoliebevoorrading, maar volgens Washington kunnen alleen een gezamenlijk energiebeleid én een gemeenschappelijke frontvorming tegen de Arabische landen een reële uitweg bieden. De Europese Gemeenschap dient bovendien geen eigen vredesinitiatieven te ontwikkelen, want een oplossing voor het Israëlisch-Arabisch conflict mag alleen door de betrokken partijen zelf worden uitgedokterd. Eenheid tussen de Amerikaanse en Europese diplomatie zal daarbij de Arabische onderhandelingspositie gevoelig verzwakken. 2) De partijen die rechtstreeks bij het Israëlisch-Arabisch conflict betrokken zijn, horen niet onmiddellijk tot het anti-kapitalistische kamp, en een aanvaardbare vredesoplossing zou de pro-Westerse koers van het bewind in Egypte, Jordanië, Libanon, Saoedi-Arabië en andere landen versterken. Weliswaar zijn Syrië en Irak door een vriendschapsverdrag aan de Sovjet-Unie gebonden, maar deze band werd hen veeleer vanuit hun geïsoleerde positie opgedrongen. Zolang Islam en communisme fundamenteel onverzoenbaar zijn, zal een inwilliging van de Arabische eisen ook de Islamlanden in het pro-Amerikaanse kamp loodsen. 3) Het Israëlisch-Arabisch conflict, zo leert de geschiedenis, kan gemakkelijk leiden tot een rechtstreekse interventie van de Sovjet-Unie, die niet gedoogt dat de vitale belangen van haar Arabische bondgenoten worden geschaad. Het is niet zeker dat net als in 1967, 1970 en 1973 een eenvoudige dreiging met een gewapende interventie zal volstaan om de Sovjets tot vreedzamer gevoelens te bewegen. Het dilemma waar de Amerikaanse diplomatie voor staat, is buitengewoon ingewikkeld. Stuurt het Pentagoon, in het geval van een gewapend conflict, geen militaire versterking, dan laat het zijn Israëlische bondgenoot virtueel vallen; doet het dat wel, dan behoort een rechtstreekse Sovjet-Amerikaanse confrontatie niet langer tot de onmogelijkheden. Wenst Washington deze ‘apocalypse’ zo ver | ||||||||
[pagina 49]
| ||||||||
mogelijk in de toekomst te verschuiven, dan ligt slechts één (voorlopige) uitweg open: een overbewapend Israël moet zelf in staat zijn zich te verdedigen tegen een, liefst verdeelde, Arabische wereld die het niet aandurven zal de joodse staat aan te vallen. 3. Heeft de Sovjet-Unie eenzelfde belang bij het totstandkomen van een Israëlisch-Arabisch vredesverdrag? Een vraag die ik niet onmiddellijk bevestigend noch ontkennend kan beantwoorden. Het Sovjetbeleid is gediend met verdeeldheid tussen de Westerse bondgenoten. Elk meningsverschil binnen de NATO levert Sovjetrussische terreinwinst op; een gecoördineerde, door het Kremlin aangevoerde aanval van de Arabische staten op Israël zou stoten op de Westerse solidariteit met Israël en het Westerse bondgenootschap verstevigen. Komt er daarentegen in het Nabije Oosten vrede, dan kunnen de Europese NATO-leden de bilaterale commerciële relaties met sommige Arabische staten uitbouwen, waardoor de eensgezindheid binnen het bondgenootschap fataal kan worden aangetast. Een tweede argument pleit voor deze vredesthesis: de geringe defensieve en offensieve capaciteit van de Arabische legers. Een nieuwe Arabische nederlaag, zoals in juni 1967, zou het Sovjetrussische militair prestige zwaar havenen. Een derde overweging pleit, omgekeerd, voor de thesis dat het Kremlin er belang bij heeft een zekere spanning tussen Israël en de Arabische landen te onderhouden. Door zijn economische, militaire en diplomatieke steun kan Moskou namelijk gemakkelijker het beleid van de Arabische landen beïnvloeden. Is er geen oorlogsdreiging meer, dan verkiezen de Arabische landen waarschijnlijk een neutrale opstelling en hechter relaties met het Westen, dat nu eenmaal, beter dan de USSR, de moderne technologie kan leveren waaraan zij grote behoefte hebben. Tegen dit derde argument kan men echter inbrengen dat Moskou ook een bijzonder belang hecht aan de voortzetting van de vreedzame coëxistentie met de VS. Het Kremlin kan m.a.w. niet tegelijk aan de samenwerking met het Westen op technologisch-commercieel vlak verzaken én de Arabische staten in massale hoeveelheden wapens en goederen blijven leveren, al was het maar om de druk op de Sovjetrussische economie niet oneindig te verzwaren. Kortom, het Sovjetrussische beleid ten aanzien van het Nabije Oosten is complex: ‘because of this complexity of motivations and influences, there are intermediate situations in which it is difficult to assess or predict how the Soviet Union would behave or react’Ga naar voetnoot5. Al kan men onmogelijk volhou- | ||||||||
[pagina 50]
| ||||||||
den dat Moskou rechtstreeks verantwoordelijk was voor het uitbreken van de diverse Israëlisch-Arabische oorlogen, nooit heeft het Kremlin in het verleden effectieve pogingen ondernomen om zijn bondgenoten tot meer toegeeflijkheid te bewegen. Misschien zeggen we het beste: a) Evenmin als Washington heeft Moskou veel vat op de strijdende partijen in het Nabije Oosten. b) Moskou heeft weinig belang bij een nieuwe crisis die tot escalatie van geweld kan uitgroeien. Dit hoeft echter niet te betekenen dat een Israëlisch-Arabisch vredesverdrag de Sovjetrussische diplomatie in de kaart speelt. In dat geval kan een situatie van ‘gecontroleerde spanning’ de voorkeur genieten. 4. In december 1977 leidden Sadats vredesinitiatieven tot de oprichting van een zgn. Arabisch Standvastigheidsfront, samengesteld uit Zuid-Yemen, Algerije, Lybië, Syrië en de PLO, een Moskougezind forum van politiek onstabiele landen, dat duidelijk illustreert hoe precair de hedendaagse positie van de USSR in het Nabije Oosten is geworden. De Egyptisch-Saoedische verzoening wijst a fortiori op de afzwakking van het radicale element in de Arabische wereld. Alleen het agressieve Reagan-beleid van de VS en de verontrusting die dat in de Arabische wereld veroorzaakt - onbeperkte steun aan Israël, miskenning van elementaire Palestijnse rechten, de visie als zou het Midden-Oosten exclusief een gebied van internationale klassenstrijd vormen - zouden, vrees ik, voor een nieuwe ommekeer in allianties kunnen zorgen. | ||||||||
Geraadpleegde Bronnen
|
|