Streven. Vlaamse editie. Jaargang 48
(1980-1981)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 906]
| |||||||||
Het Chinees - Sovjetrussisch conflict
| |||||||||
De ideologische dimensieVoorlopig voorbijgaand aan de historisch-territoriale tegenstellingen tussen keizerlijk China en tsaristisch Rusland, meen ik dat de ideologische verklaring voor het conflict te zoeken is in wat in China gebeurde in het begin van de 20e eeuw. In die periode voeren zowel nationalistische als communistische Chinese troepen een ongeregelde strijd tegen wat overblijft van het leger van de corrupte Mantsjoe-dynastie. Stalin dringt aan op militaire samenwerking tussen de Kwomintang van Tchang Kai-sjek en de | |||||||||
[pagina 907]
| |||||||||
Communistische Partij van Mao Tse-toeng en Tsjow En-laï; niettegenstaande de communisten hem herhaaldelijk waarschuwen voor Tchangs virulent anti-communisme, gaan zij uiteindelijk op Stalins eis in. Wanneer echter in 1926 Sjanghai door deze gezamenlijke troepenmacht veroverd wordt, keert de Kwomintang zich plotseling tegen zijn communistische bondgenoten, waarvan er tienduizenden worden uitgemoord. Stalins tactische blunder kost een generatie Chinese communisten het leven. Met wat hun van de troepen rest ondernemen Mao en Tsjow de zgn. Lange Mars; in 1935 bereiken zij de hoofdplaats van de noordelijk gelegen provincie Shen-si, Jenan, waar zij een marxistische modelsamenleving pogen op te bouwen. In de Tweede Wereldoorlog wordt China door de Japanners onder de voet gelopen; de bezetting valt Tokio echter minder mee, omdat zowel nationalisten als communisten zich gewapenderhand verzetten. Wanneer Japan capituleert (augustus 1945) is de situatie in China dan ook uiterst verward. Terwijl de Verenigde Staten tussen de twee partijen proberen te bemiddelen, speelt Stalin andermaal de Kwomintangkaart: op het moment dat de Maoïsten belangrijke militaire overwinningen boeken, kiest hij voor een herenigd China onder Tchang Kai-sjek. Blijkbaar wil Stalin een zwak China als nabuur, waarmee hij een territoriaal voordelig verdrag af kan sluiten. Op die wijze blijft hij het hoofd van het wereldcommunisme, en is hij tevens in staat in het Verre Oosten een aanwezigheidspolitiek te voerenGa naar voetnoot1. De houding van de Chinese communisten in die periode is al even onduidelijk. Op 30 september 1949 wordt de Chinese Volksrepubliek uitgeroepen, en waar men verwachten kon dat Mao de Sovjetrussische houding scherp zou veroordelen, verkiest hij, integendeel, nog geen jaar later, met Stalin een vriendschapsverdrag te sluiten. Dit akkoord voorziet de wederzijdse verplichting tot verlening van militaire steun bij een niet-uitgelokte agressie-aanval, de toekenning van een Russisch krediet ten belope van 300 miljoen dollar, de afstand van de Russische rechten op Mantsjoerije. Ondanks het feit dat de relaties tussen de twee staten zich aanvankelijk op vriendschappelijke basis ontwikkelen, moet het de Kremlinleiding van meet af aan duidelijk zijn geweest dat deze betrekkingen zich op een ander vlak situeerden dan die met Oost-Europa; Mao dankte nl. zijn leiderschap niet aan Moskou, maar aan de tenuitvoerlegging van een zelf geconcipieerde militaire strategie, die door | |||||||||
[pagina 908]
| |||||||||
Stalin zelfs werd tegengewerkt. Ik vind het dan ook heel vreemd dat de verguizing van Stalin door de nieuwe Kremlinleiders, een aantal jaren later, het ideologisch conflict in alle hevigheid los doet barsten. Van de blinde sympathie voor de wrede Sovjet-dictator kon ik mij ook in het hedendaagse China, met grote verbazing, vergewissen. In februari 1956 wordt te Moskou het 20e Congres van de Verenigde Communistische Partijen gehouden. In Chroesjtsjovs toespraak komen twee passages voor waarmee de Chinezen zich niet akkoord kunnen verklaren. De Sovjet-Unie zal voortaan door een soort troïka worden bestuurd. Mao ziet in deze maatregel een aanslag op zijn eigen leiderspositie, en wordt van dan af Chroesjtsjovs meest verbeten tegenstander. Een tweede passage uit de toespraak betreft de Amerikaans-Russische samenwerking ‘ter verzekering van de wereldvrede’. Deze belangrijke wending in het Sovjetrussisch buitenlands beleid, de zgn. coëxistentiedoctrine, wordt door alle Oosteuropese partijen aanvaard, niet echter door de Chinese. In haar visie dient men het Amerikaans imperialisme te bestrijden, niet alleen in de Derde Wereld, maar ook in West-Europa waar de communistische partijen, met Russische steun, in staat zijn het democratisch bestel omver te werpen. Mao: ‘In de strijd tegen het kapitalisme willen de Chinezen driehonderd miljoen mensenlevens opofferen; om de vruchten van de overwinning te plukken blijven er immers nog driehonderd miljoen anderen over’Ga naar voetnoot2. Vier jaar later blijft de Chinese delegatie op de ‘Conferentie van 81’ een even agressief gespierde taal spreken; bovendien voegt zich een derde ideologisch meningsverschil bij de vorige twee. Als Chroesjtsjovs nl. de marxistische klassenstrijd in internationaal verband situeert, is Peking het met deze opvatting grotendeels eens; maar als de Russische partijchef zichzelf daarin een leidersfunctie toedeelt, gaat China niet langer akkoord; beide landen staan aan het hoofd van het wereldcommunisme, zodat besluiten met eenparigheid moeten worden genomen. Als we de betekenis van deze drie ideologische meningsverschillen goed voor ogen houden, kunnen we tal van gebeurtenissen uit die jaren juist interpreteren: het Chinese bombardement van de Taïwanese eilanden, Kemoi en Matsoe (1958), dat tot doel heeft de prille Russisch-Amerikaanse détente te verstoren; de door Peking geleide hetze tegen Joegoslavië en zijn steun aan Albanië (1958); de Sovjetrussische neutraliteit in | |||||||||
[pagina 909]
| |||||||||
het Chinees-Indisch grensconflict (1962); de Chinese weigering tot ondertekening van de Kernstop- en Non-Proliferatieverdragen (1963, 1968), die Peking beschouwt als door Moskou en Washington gehanteerde machtsmiddelen voor hun imperiale ambities. Alhoewel er door de nieuwe Kremlinploeg talrijke toenaderingspogingen worden ondernomen, blijft ook na de verdwijning van Chroesjtsjov, het conflict voortbestaan. Een viertal factoren zal bovendien de ideologische tweespalt nog verscherpen. De Grote Proletarische Culturele Revolutie vangt aan in de lente van 1966; geleid door een groep linkse ideologen (Lin Piao en de latere Bende van Vier) is zij in wezen gericht tegen de invloed die de pragmatici Liou Shao-chi en Deng Hsia-ping uitoefenen op de oude Mao. Deze ideologen sympathiseren met de nieuwe Kremlinleiding, terwijl deze laatste, zij het zeer discreet, Lin Piao's ambitieuze plannen steunt. Als de linkse fractie in 1971 in ongenade valt, veroorzaakt dit dus meteen een verbreding van het ideologisch conflict: voor het eerst voelen de Chinese leiders duidelijk aan dat Moskou, binnen hun staatsbestel, een rivaliserende groep heeft gesteund, die de macht probeerde te veroveren. Een tweede factor werkt in dezelfde zin: de Russische inval in Tsjechoslovakije (1968). Terwijl hij twaalf jaar voordien had aangedrongen op een militaire interventie in Hongarije, spreekt Tsjow En-laï nu over een ‘afschuwelijke misdaad’ en hij beschuldigt de Sovjets zonder meer van ‘nazistisch imperialisme’Ga naar voetnoot3. Verdere factoren, die dan bovendien zullen leiden tot een spectaculaire verzoening met de Verenigde Staten (18.7.1971), betreffen de Chinese vrees, territoriaal omsingeld te raken door de vorming van een Russisch-Japans-Indisch bondgenootschap, en Pekings verlangen om tot de Organisatie van de Verenigde Naties toe te treden. Vreemd blijft nochtans het feit dat het Chinees-Russisch conflict blijkbaar tot een toenadering tussen China en de Verenigde Staten heeft geleid, terwijl juist Moskou's coëxistentiepolitiek mede ter grondslag lag aan het conflict. Vanzelfsprekend worden Moskou en Peking snel elkaars ideologische rivalen in de landen van de Derde Wereld. Dictatoriaal bestuurde samenlevingen, gekenmerkt door grote klassentegenstellingen, waar tal van mensen beneden het bestaansminimum leven en de machtspositie van een kleine elite door het Westen in stand wordt gehouden, bieden het communisme ongetwijfeld de beste toekomstperspectieven. Hier komt het Chinees-Russisch conflict tot uitdrukking op drie vlakken. Binnen de Beweging der Niet Gebonden Landen probeert China de leiderspositie op | |||||||||
[pagina 910]
| |||||||||
te eisen en de Sovjets uit te schakelen. In sommige landen richt Peking een rivaliserende communistische partij op. Staten of bevrijdingsbewegingen die een anti-Moskou gezind beleid voeren, eventueel met reactionaire inslag, krijgen bijna automatisch Chinese steun, hetgeen soms leidt tot een tegenstrijdige buitenlandse politiek (cfr. de hulp aan Pakistan, aan de pro-Westerse bevrijdingsbewegingen in Angola, aan het keizerlijke Iran). Vrij spoedig verspelen de Chinezen dan ook de sympathie van vele Derde Wereld-staten die zich aanvankelijk lieten inspireren door het Chinese ontwikkelingsmodel. Behoorde China immers zelf niet tot de Derde Wereld en had het niet, via zijn beleid van autonome behoeftenbevrediging, bewezen dat ontwikkelingslanden zich onafhankelijk van de supermachten konden opstellen? Sovjet-Rusland weet echter de contradicties van de Chinese buitenlandse politiek in eigen voordeel uit te buiten, zodat Moskou vanaf de jaren zeventig het leiderschap in de Derde Wereld weer overneemt. | |||||||||
De economische dimensieIn de jaren vijftig past China het economisch model van de Sovjet-Unie toe. Dit houdt o.a. in dat een vijfjaarlijkse planning de industriële produktie nauwkeurig vastlegt en dat uitsluitend de hoeveelheid voort te brengen goederen wordt bepaald, niet b.v. de kwaliteitscriteria waaraan deze moeten voldoen. Van een geografische decentralisatie is evenmin sprake, zodat heel wat produkten worden voortgebracht waarvoor men daarna een afzetmarkt moet vinden, omdat er noch in binnen- noch in buitenland een duidelijke behoefte aan bestaat. Aangezien men hoopt dat er zgn. ‘forward linkage’-ondernemingen zullen ontstaanGa naar voetnoot4, wordt de klemtoon gelegd op de zware industrie. Dit ‘forward linkage’-effect grijpt echter slechts in zeer beperkte mate plaats; om dit groeiproces te financieren - de gemiddelde investeringsquote bedraagt 40% - worden van de Chinese bevolking bovendien onmenselijk hoge consumptieoffers geëist. De landbouwgrond wordt genationaliseerd. Net als in Sovjet-Rusland blijken echter ook in China de revolutionaire arbeidscomités niet opgewassen tegen hun taak. Marx voorzag geen moeilijkheden in de landbouw- | |||||||||
[pagina 911]
| |||||||||
sector, omdat hij veronderstelde dat de revolutie uit zou breken in een volledig ontwikkelde kapitalistische staat, dus niet in tsaristisch Rusland. Ook in het China van 1949 was het grootste deel van de bevolking nog tewerkgesteld op het platteland. Met behulp van de deviezen die ze haalden uit hun omvangrijke graanexport, hadden de Russische communisten blindelings hun industrialisatiepolitiek doorgevoerd, terwijl de massa van honger omkwam. China durft niet dezelfde politiek volgen. Redenen liggen voor de hand: de onmogelijkheid een eventueel georganiseerde revolte in te dammen, alsook de buitenlandse dreiging die erop zint het Chinees communistisch experiment te doen mislukken. Op het einde van de jaren vijftig wordt het de Chinese leiding duidelijk dat zowel op het vlak van de industrie, als op dat van de landbouw het Sovjetmodel vele nadelen heeft. Het vaste-prijzen-systeem impliceert onbehoorlijke vergoeding van produktiefactoren; los van het bestaan van consumptiebehoeften ontstaan grote autarkische industriële complexen; de arbeidsproduktiviteit blijft relatief laag, niettegenstaande de inzet van een behoorlijke hoeveelheid kapitaal. Die eerste tien jaar is de Chinese economie nog gevoelig afhankelijk van Moskou. Een aantal akkoorden van wederzijdse bijstand wordt gesloten, die bepalen dat China kredieten en technische hulp krijgt die het d.m.v. zijn goederenexport aan Moskou kan terugbetalen. Sovjet-Rusland heeft aldus, geloof ik, de basis gelegd voor het industrieel groeiproces van de Chinese economie. Beide landen worden elkaars belangrijkste handelspartners; dank zij de Sovjet-import van Chinese consumptiegoederen boekt de Volksrepubliek grote surplussen op zijn handelsbalans, waarmee het land o.a. de Russische aandelen in een aantal ondernemingen in Mantsjoerije kan aflossen; militaire samenwerking vindt in meer beperkte mate plaatsGa naar voetnoot5. Kenmerkend voor het Chinese groeimodel is zijn industriële basis, de landbouw wordt aanvankelijk verwaarloosd. In de steden ontbreekt het echter aan de nodige produktieve kernen om de miljoenen Chinezen die het platteland verlaten tewerk te stellen. Pas in een tweede fase realiseren de Chinese leiders zich dat het tewerkstellingsvraagstuk alleen kan worden opgelost door middel van arbeidsintensievere ondernemingen, terwijl ook de landbouw langzamerhand meer prioriteit krijgt. Geleidelijk evo- | |||||||||
[pagina 912]
| |||||||||
lueert China dus naar de tenuitvoerlegging van de zgn. ‘strategie van de mieren’; zelfs al maakt de bijkomende inschakeling van arbeidskrachten het grensprodukt van deze tewerkstelling negatief, de economische inefficiëntie weegt niet op tegen de sociale voordelen ervan: het industrieel reserveleger verdwijnt uit het Chinees straatbeeld. In een toespraak van 27 februari 1957 zegt Mao dat zijn land zich hoeden moet voor een terugval in ‘subjectivisme, bureaucratie en sectarisme’Ga naar voetnoot6. Met het eerste bedoelt hij het slaafs overnemen van de marxistische theorie; bureaucratie leidt volgens hem tot inefficiëntie; sectarisme veroorzaakt bevoordeling van oude partijkaders. Impliciet bekritiseert Mao m.a.w. het Sovjet-model, dat zowel economisch als maatschappelijk afgegleden is naar een letterlijke ‘dictatuur van het proletariaat’ die in Rusland niet als een overgangsfase, zoals Marx voorschrijft, maar als definitief bedoeld schijnt te zijn. Gaandeweg zal ook het economisch conflict tussen Peking en Moskou zich scherper profileren. In de jaren 1958-1962 lanceert China de ‘Grote Sprong Voorwaarts’-campagne, die erop neerkomt dat de industriële produktie, met constante inzet van het aantal produktiefactoren, zal worden verdubbeld, terwijl men op het platteland het zgn. revolutionaire communisme invoert. Daarmee wordt het door Moskou toegepaste marxistische groeimodel op de helling gezet. Aangezien in de visie van het Kremlin de stadia via welke het communisme moet worden ingevoerd, met een vaste sequentie op elkaar moeten volgen, eist Chroesjtsjov de onmiddellijke stopzetting van het Chinese experiment. Omdat Peking allerminst bereid is op dit ultimatum in te gaan, verbreekt het Kremlin alle met de Volksrepubliek afgesloten verdragen. China zal niet nucleair worden uitgerust; de 1.500 Sovjet-technici worden teruggeroepen; alle samenwerkingsprojecten opgeschort; de levering van uitrustingsgoederen stopgezetGa naar voetnoot7. Met deze maatregelen treft Moskou de Chinese economie op uiterst gevoelige wijze, zodat de ‘Grote Sprong Voorwaarts’ fataal mislukt. De Sovjet-Unie vreest duidelijk de industriële potentie van zijn zuiderbuur; China wordt bestraft voor zijn volkscommunemodel. Moskou's plan mislukt echter; niet alleen is China vastbesloten zijn strategie van autonome behoeftenbevrediging verder ten uitvoer te leggen, het wil voortaan ook zijn handelsbetrekkingen differentiëren, zodat het minder afhankelijk kan worden. | |||||||||
[pagina 913]
| |||||||||
De territoriale dimensieHet grensconflict tussen China en de Sovjet-Unie dateert uit de 19e eeuw. Toen werd het zwakke ‘Rijk van het Midden’ een aantal ‘ongelijke’ verdragen opgedrongen, waarbij tsaristisch Rusland van een aanzienlijke gebiedsuitbreiding profiteerde. Stalin belooft deze akkoorden te annuleren, maar in de praktijk komt daar weinig van terecht. In augustus 1945 verklaart Sovjet-Rusland de oorlog aan Japan, uitsluitend om de door Japan veroverde Chinese territoria zelf opnieuw te annexeren. Al hebben de Chinese leiders zich nu bij dit territoriale verlies neergelegd, toch blijven een aantal knelpunten bestaan: 1) de nauwkeurige afbakening van de 9.000 km lange grenslijn tussen de twee staten; 2) Peking eist dat Rusland erkent dat het in het verleden Chinees gebied heeft veroverd. Wat het eerste punt betreft, geloof ik dat de inzet van het grensconflict weinig vertegenwoordigt: het gaat om enkele strategisch minder belangrijke eilanden, gedurende bepaalde seizoenen van het jaar zelfs overstroomd. Toch eiste een gewapend treffen op het eiland Damansky (2.3.1969) het leven van 31 Russische soldaten. Het tweede element is ernstiger van aard. Ook al gaat het om veroveringen van tsaristisch Rusland, Moskou kan onmogelijk de rechtvaardigheid van China's eis erkennen. Aangezien ook andere landen bezwaren kunnen laten blijken tegen de na-oorlogse Sovjet-politiek, zou de door Peking geëiste verklaring het huidige bipolaire machtsevenwicht in de wereld op de helling kunnen zetten. China steunt trouwens de aanspraken van landen als Roemenië, Japan, Duitsland en Finland op door de Sovjet-Unie geannexeerde territoria. Een derde element van het territoriaal conflictdossier houdt verband met de culturele verbondenheid tussen de volkeren die de Chinees-Russische grensgebieden bewonen. Kazakken, Ouighouren en Kirgiezen konden in het verleden steeds rekenen op welwillende steun van Moskou, wanneer ze zich tegen het Chinese centrale gezag verzetten. Vandaag vreest China vooral de omvangrijke militaire Sovjet-aanwezigheid in Siberië. Terwijl het zich vroeger achter de Grote Muur kon verschansen, is het nu weerloos overgeleverd aan een eventuele Russische invasie. Psychologisch weegt dit in de geest van de Chinees zwaar door, al blijft het m.i. ondenkbaar dat de Sovjets hun immense buurland zouden willen binnenvallen. Op een ander vlak lijkt de Chinese vrees me meer gegrond. Brezjnevs voorstel aan een aantal Zuidoostaziatische landen, waaronder Japan, een collectief veiligheidssysteem op te richten, inter- | |||||||||
[pagina 914]
| |||||||||
preteren de Chinezen nl. als een poging tot neutralisering van hun staat. Zo zien we ook dat China zelf de jongste jaren de betrekkingen met deze landen normaliseert, terwijl het met zijn militaire steun aan de rebellen van Cambodja de Viëtnamees-Russische omsingelingsbeweging probeert te doorbreken. Samengevat komt Pekings standpunt dus hierop neer: op voorwaarde dat de Sovjet-Unie zijn troepen uit alle grensgebieden terugtrekt, is Peking bereid de eertijdse territoriale expansie te erkennen. Men kan de Chinezen echter begrijpen wanneer ze een diep wantrouwen blijven koesteren inzake de territoriale ambities van hun noorderbuur. | |||||||||
China onder Deng Hsiao-pingBij zijn laatste ontmoeting met Kosygin zei de Chinese partijleider dat de relaties tussen de twee staten in de toekomst mogelijk konden worden genormaliseerd, maar op ideologisch vlak zouden ze elkaars onverzoenlijke tegenstanders blijvenGa naar voetnoot8. Deze uitspraak vormt een betekenisvol vertrekpunt voor onze discussie; ze laat zien dat volgens China de relaties met Moskou twee dimensies hebben: een interstatelijke én een ideologische. Begin ik met de eerste. Interstatelijke betrekkingen betreffen economische, culturele en politieke samenwerking. Aangezien de twee landen aan elkaar grenzen, lijkt me enigerlei vorm van hernieuwde economische samenwerking zeer wel mogelijk. Is het niet economisch onverantwoord goederen die een land concurrentieel voortbrengt, blijvend te betrekken uit derde staten, a fortiori in een tijd van stijgende produktiekosten? Bovendien schijnt Westerse technologie, ten eerste, niet erg aangepast aan de behoeften van een ontwikkelingsland als China, en ten tweede slechts tegen hoge kosten verwerfbaar (cfr. de recent aangekondigde opschorting door Peking van een reeks samenwerkingsprojecten met Japan en de Verenigde Staten). Marx' grondstelling i.v.m. de relatie ‘bovenbouw-onderbouw’ indachtig, wenst China te ontkomen aan de kapitalistische greep op zijn economie. Niet alleen eist men lokale participatie in buitenlandse investeringsprojecten, bovendien voorzien contracten in de aflossing van vreemde schulden d.m.v. de verkoop van lokaal geproduceerde goederen. De pogingen van het Westen, China's markten te overspoelen, mislukten en Moskou's economische kansen stegen. | |||||||||
[pagina 915]
| |||||||||
Inzake culturele samenwerking liggen de zaken ingewikkelder. Een Politbureau, waarvan de meeste leden afkomstig zijn uit de niet-Aziatische republieken, bestuurt de Sovjet-Unie. Cultureel voelen de Chinezen zich nauwer verbonden met de Zuidoostaziaten en de Japanners dan met deze Russiche Europeanen, zodat een hernieuwde samenwerking op dit vlak m.i. niet direct in het verschiet ligt. Politieke coöperatie wordt in het Sovjetblok vooral gerealiseerd op het niveau van de internationale conferenties der communistische partijen. Aan dat soort vergaderingen weigert Peking vooralsnog deel te nemen, omdat ze enkel dienen om het Kremlin-standpunt te legitimeren. Slaafse politieke onderdanigheid kan Moskou misschien wel van Oost-Europa, zeker niet van Peking verwachten. Wat de ideologische dimensie van het Chinees-Sovjetrussische conflict betreft: beide landen worden dictatoriaal geregeerd; beider bevolking laat steeds duidelijker blijken dat ze van het staatscommunisme af wil; het aantal dissidenten groeit, zodat de binnenlandse machtshandhaving steeds moeilijker wordt. Beider communistisch model staat onder de permanente bedreiging van het Westers economisch systeem met zijn vrij marktmechanisme. Ideologisch zijn China en Sovjet-Rusland m.a.w. nauwer verwant dan ze zich realiseren. Vandaag wordt China bovendien beheerst door de dwangidee van de vier moderniseringen. Ik geloof dat deze moderniseringen het Chinese economische systeem ideologisch meer in overeenstemming zullen brengen met het Sovjetrussiche dan ooit het geval is geweest. De eerste modernisering heeft betrekking op de industrie. Men wil meer ruimte laten aan het privé-initiatief; de onderneming zal een groter deel van de winst mogen reserveren, waarmee ze haar eigen expansie gedeeltelijk kan bekostigen. Met de zgn. groeipoolstrategie wil China de ontwikkeling van de lichte industrie bevorderen, om zo de binnenlandse kapitaalvorming en de buitenlandse handelsbetrekkingen te stimuleren. Men kan hier moeilijk spreken van een Chinese innovatie: de Sovjet-Unie heeft deze evolutie al zo'n tien jaar vroeger doorgemaakt. De tweede modernisering betreft de landbouw. In de volkscommunes wordt het principe ‘winstverdeling volgens behoeften’ vernauwd tot het klassieke ‘verdeling naar prestaties’. Landbouwers krijgen produktiecriteria opgelegd, maar als ze deze overtreffen, mogen ze een deel van de supplementaire produktie op de vrije markt verkopen en het geld naar eigen goeddunken besteden. Ongeveer 10% van de communegrond is privé-bezit, de helft van de daarop gewonnen produkten mag eveneens vrij worden verkocht. Eigenaardige evolutie, indien men bedenkt dat de Culturele Revolutie o.a. tot | |||||||||
[pagina 916]
| |||||||||
doel had de revisionistische elementen van het communesysteem te elimineren (verschaffing van materiële stimulansen, het bestaan van privé-eigendom). In de derde modernisering gaat het om wetenschap en techniek. Gedurende de Culturele Revolutie had handarbeid en ideologisch geïnspireerde arbeid de voorrang op intellectuele arbeid; het Chinese revolutionaire model wilde het bureaucratische Sovjetmodel aanvechten. Nu men vandaag de klemtoon legt op de autochtone ontwikkeling van wetenschap en techniek, vertoont het nieuwe Chinese systeem meer gelijkenis met het Sovjetrussische dan met het klassieke maoïstische. De vierde modernisering is die van het leger. Zijn huidige conceptie verschilt grondig van die van de Culturele Revolutie, toen het Chinese leger beschouwd werd als een soort ideale sociale organisatie, waarin gelijktijdig aandacht werd besteed aan de ontwikkeling van landbouw en industrie, culturele vorming, strijd tegen het revisionisme, en bekritisering van de bourgeoisieGa naar voetnoot9. Thans wensen de nieuwe leiders de strijdkrachten te moderniseren, zodat ze met succes een externe aanval af kunnen slaan. Een groot deel van de Chinese militairen sympathiseert echter nog steeds met de gewezen opperbevelhebber, de in 1971 in ongenade gevallen Moskou-gezinde Lin Piao, zodat hun houding een onbekende factor vormt in het Chinese beleid. De Viëtnamese strafexpeditie bewees dat de Chinese legeruitrusting niet voldoet aan moderne normen; bovendien schijnt Dengs politiek vooral gericht te zijn op de eerste drie moderniseringen en pas in tweede instantie op die van het leger. Een grotere invloed van de militaire elite op het Chinese buitenlands beleid zal ongetwijfeld in het voordeel van Moskou spelen. | |||||||||
BesluitInzake de evolutie van het Chinees-Sovjetrussisch conflict kan men twee tegengestelde thesissen ontwikkelen: de traditionele en die van de convergentie. De eerste zegt dat de ideologische meningsverschillen zo diep geworteld zijn, dat het wederzijdse vertrouwen nooit kan worden hersteld, en dit vooral om drie essentiële redenen:
| |||||||||
[pagina 917]
| |||||||||
De convergentiethesis houdt daarentegen een verzoening op lange termijn voor mogelijk. Zowel het Politbureau als de nieuwe Chinese leiders zijn pragmatischer ingesteld dan hun voorgangers, waardoor beide partijen het nut zullen inzien van een hernieuwde economische samenwerking. Moskou hoopt daarenboven op een verdere mislukking van de Chinese toenaderingspolitiek tot het Westen, b.v. door China's gebrek aan buitenlandse deviezen of door een toenemende samenwerking tussen de industrielanden en Taïwan, doorn in het Chinese oog. De convergentietheoretici menen dat economische samenwerking tussen een communistisch en een kapitalistisch systeem moeilijk kan slagen. Om twee redenen kan Peking echter momenteel nog niet reageren op duidelijk door Moskou uitgezonden toenaderingssignalen:
Welke thesis het in de toekomst ook mag halen, zeker is dat sedert de opkomst van China als wereldmacht de internationale betrekkingen nooit meer dezelfde zullen zijn als voorheen. Gezien de grote variabiliteit die het Chinese buitenlands beleid in de jongste decennia heeft gekenmerkt, lijkt een Westers beleid dat alles op China zet, zelfs ten koste van een verslechterende relatie met Moskou, eerder kortzichtig. Voorlopig is dit de slotconclusie die, zo denk ik althans, te trekken valt uit een aandachtige analyse van het Sovjetrussisch - Chinees conflict. |
|