| |
| |
| |
R. Reagan: van détente naar confrontatie?
L.L.S. Bartalits
De verkiezingen van 5 nov. 1980 brachten de Democraten een grote nederlaag: Ronald Reagan werd tot president gekozen, de Republikeinen behaalden in de Senaat de meerderderheid terwijl zij in het Huis van Afgevaardigden hun achterstand aanzienlijk inliepen. In deze bijdrage geven wij eerst een overzicht van de Amerikaanse opvattingen over de détente. Daarna gaan wij in op de achtergronden van de wedergeboorte van de Republikeinse Partij. En tenslotte bespreken wij de vooruitzichten van de Amerikaanse buitenlandse politiek - in het bijzonder de verhouding tot de Sovjet-Unie - en de Europese reacties daarop.
Vanouds hebben de Europeanen over het algemeen een andere opvatting over détente dan de Amerikanen. De Franse opvatting b.v. gaat terug op de ideeën van president De Gaulle, die de ontspanning zag als een eerste stap op de weg naar goede betrekkingen en samenwerking tussen Oost en West. De destijds veel gehoorde convergentie-theorie lag hieraan ten grondslag.
De Amerikaanse opvatting was en is beperkter en pragmatischer. In de VS laat men de ontspanning meestal beginnen met het optreden van president Nixon en zijn minister van buitenlandse zaken Kissinger. Eigenlijk wordt in Washington pas sinds 1971 het begrip détente in brede kringen gebruikt om er de veranderde betrekkingen van de VS met de Sovjet-Unie en de Volksrepubliek China mee aan te duiden. Men constateerde dat de Amerikaanse militaire superioriteit niet meer bestond. De ontspanning moest derhalve dienen om tot een stabiel strategisch evenwicht met de Sovjet-Unie te komen, waardoor een wapenwedloop met hoge financiële en politieke kosten vermeden zou kunnen worden. Nixon en Kissinger gingen ervan uit dat de ontspanningspolitiek de enige realistische mogelijkheid was. Men hoopte op terughoudendheid en matiging bij de Russen en deed tegelijk een beroep op de bondgenoten om meer tot hun eigen defensie bij te dragen. Sinds enkele jaren wordt de juistheid van dat beleid, dat door president Ford en in mindere mate ook door president Carter
| |
| |
werd voortgezet, alsmaar meer in twijfel getrokken, zelfs door de Amerikaanse liberalen.
Volgens schattingen van het Pentagon zijn de militaire uitgaven van de Sovjet-Unie verdubbeld sinds 1963 en overtreffen zij verre de Amerikaanse militaire uitgaven. Het besef van de tanende militaire macht van de VS is pas recent tot de publieke opinie doorgedrongen. De gijzelingsaffaire in Teheran betekende hierin een keerpunt. De invasie in Afghanistan toonde vervolgens aan dat de VS-strijdkrachten niet in staat zijn de Perzische Golf-regio tegen een Russich offensief te verdedigen, althans niet met conventionele middelen zonder hun toevlucht te nemen tot taktische nucleaire wapens. Vele deskundigen menen dat de militaire voorsprong van de Sovjet-Unie de komende jaren nog groter zal worden.
Over de beweegredenen van die groeiende Russische bewapening wordt in de VS nogal verschillend gedacht. Een minderheid van de Amerikaanse experts verklaart die bewapening vanuit offensieve bedoelingen: met name vanuit het zogeheten omsingelingscomplex van de Russen. Zo dacht b.v. George Kennan, voormalig ambassadeur te Moskou, die in maart 1947 de containment-policy tegen de Sovjet-Unie ontwierp en afkondigde. Een meerderheid van de Amerikaanse deskundigen denkt echter sceptischer over de bedoelingen van de Kremlinleiders. Volgens hen zou de Sovjet-Unie wel degelijk expansionistische oogmerken hebben, maar zij geloven minder in het bestaan van een Russisch meesterplan dan wel in gewoon een opvoering van de bewapening om dadelijk op de geboden mogelijkheden te kunnen inspelen. De overgrote meerderheid van de Amerikaanse deskundigen is ervan overtuigd dat de Sovjet-Unie, onder de dekmantel van de détente, haar militair en economisch potentieel de facto aanzienlijk heeft versterkt. Met Reagans machtsaanvaarding lijkt het tijdperk van die ontspanningspolitiek nu voorlopig afgesloten: de Amerikaanse begroting voor defensie werd reeds drastisch verhoogd.
| |
Wedergeboorte van de Republikeinse partij
In 1980 waren het niet de Democraten maar de Republikeinen die met een geheel andere visie op regering en maatschappij naar verandering streefden. De Democraten verkeerden in de waan dat Reagan een zwakke presidentskandidaat was: op grond van persoonlijke zwakheden zoals zijn gebrek aan ervaring in de buitenlandse politiek en zijn leeftijd. Zij verloren uit het oog dat Reagan ideeën en interessen vertegenwoordigde die in brede kringen van de Amerikaanse bevolking leven.
| |
| |
De politieke opkomst van Reagan in Californië in de tweede helft van de jaren zestig was een uiting van onlustgevoelens over maatschappelijke en politieke ontwikkelingen, in brede lagen van de middenklasse. Wie Reagan toen steunden, deden dat uit verzet tegen een steeds verdere aantasting van bepaalde traditionele waarden en tegen een steeds grotere neiging tot overheidsbemoeiing op allerlei terreinen. Reagan vertolkte de ideeën en gevoelens van hen die zich verzetten tegen o.a. legalisering van marihuana, abortus en pornografie, tegen aanmoediging tot dienstweigering, tegen overheidsmaatregelen ter begunstiging van minderheden en voor de beperking van het particuliere vuurwapenbezit.
De politieke beweging waardoor Reagan omhoog werd gestuwd is echter verre van homogeen; zij is samengesteld uit een groot aantal bewegingen en belangengroepen met onderling vaak tegenstrijdige doelen en belangen. Een betrekkelijk kleine politieke elite houdt zich vooral bezig met problemen op het gebied van economie en buitenlandse politiek maar de toon van de Republikeinse verkiezingscampagne werd aangegeven door een massale beweging die zich vooral bezorgd maakte over sociale en morele problemen.
De aantasting van traditionele waarden op allerlei gebied gedurende de jaren zestig en zeventig was de bron van een traditionalistisch réveil. Het verzet tegen nieuwe ontwikkelingen op maatschappelijk gebied werd vooral ingegeven door het geseculariseerde karakter van de vernieuwers. De gevestigde kerkgenootschappen verloren hun greep op steeds meer mensen. Daartegenover stond een sterke groei van nieuwe, fundamentalistische kerkgenootschappen en sekten. Ook voor deze laatste groeperingen werd Reagan in veel opzichten de politieke spreekbuis.
Het blijft overigens nog de vraag of Reagan als president zal kunnen voldoen aan de wensen en verlangens van de beweging die zijn politieke opkomst mogelijk heeft gemaakt. Zo is het nog onduidelijk hoe de doeleinden van de sociale beweging, waarvan Reagan de spreekbuis is, kunnen worden omgezet in concrete politieke daden. Even goed mogelijk is dat die sociale beweging in 1980 haar hoogtepunt heeft bereikt en gedurende de volgende jaren weer zal wegebben. Reagan wordt als president vooral geconfronteerd met problemen op het gebied van defensie en buitenlandse politiek. De roep om een terugkeer naar traditionele, Amerikaanse waarden mag een samenhangend buitenlands beleid niet in de weg staan. President Reagan zal erover moeten waken dat hij niet de gevangene wordt van de beweging die hem aan de macht bracht.
| |
| |
| |
Verdeelde reacties
In de Verenigde Staten werd het jaar 1980 gekenmerkt door een instabiliteit die haar oorsprong vond in de wereldcrisis en aangewakkerd werd door de politieke discussie en door de massamedia. Zowel aan de basis als in het establishment, zowel bij links als bij rechts heerste verdeeldheid. In plaats van enig voorstel te formuleren waarachter de meerderheid van de bevolking zich kon scharen, wedijverden de politici met elkaar in de beschrijving van de dramatische achteruitgang van de Verenigde Staten. De nadruk op de gigantische economische problemen moest de terugkeer tot oude waarden zoals hard werken, sparen en opoffering versnellen en de weg effenen voor nieuwe ideeën: de noodzaak van soberheid, van het terugdringen van de rol van de staat en de idee dat de Verenigde Staten een militaire achterstand in te lopen hebben.
Niet iedereen echter liet zich hierdoor overtuigen. Het zwarte bevolkingsdeel dat in 1976 voor Carter stemde, is zich bewust van de ongelijke verdeling van de ‘versobering’. De vrouwen constateren dat de kloof tussen man en vrouw groter wordt. De middenstand weet dat zij het eerste slachtoffer wordt van de verminderde tewerkstelling bij de overheid ten gevolge van de belastingverlaging waar de politici de mond van vol hebben. Tussen werknemers en werkgevers is er sprake van een klassenstrijd zonder voorgaande.
Daarom is het niet verwonderlijk dat de oude coalitie waarop de Democraten al vijftig jaar steunden ineen is gestort. In de presidentsverkiezingen van 1980 was het onmogelijk een beroep te doen op de oude meerderheid, die nu eens naar links dan weer naar rechts doorsloeg, maar die Big Business, Big Government, Big Labor en Big Minorities verenigde. Is hiervoor nu een rechtse coalitie in de plaats gekomen zoals Reagan en zijn partijgenoten menen? Mocht die al bestaan dan kon ze hoogstens tot een verkiezingsoverwinning leiden maar verder waarschijnlijk tot niets. Want er zitten vier verschillende stromingen in die zich moeilijk laten verenigen: 1) oud rechts, anti-communistisch en onverschillig ten opzichte van sociale problemen; 2) nieuw rechts, anti-abortus en vóór een coalitie gebaseerd op morele waarden; 3) neopopulistisch rechts, tegen Big Government en Big Business; en 4) pragmatisch rechts, de Republikeinse vleugel van het liberaal conservatisme. Of zal er een ‘televisie-coalitie’ - als een vijfde mogelijkheid - tot stand komen die uitgaat boven partijen en programma's en zich baseert op wat de massamedia verkondigen? De werkelijke macht in de Verenigde Staten ligt bij zekere onderdelen van de media, bij ‘think-tanks’ en bij bepaalde commissies. Het beleid van een
| |
| |
president hangt niet zozeer af van zijn programma dan wel van zijn adviseurs. Er zou dus een consensus bereikt dienen te worden die zakenwereld, vakbeweging, minderheden en kleine zelfstandigen verenigt. Het is misleidend de overwinning van Reagan op 4 november 1980 zonder meer uit te leggen als een triomf van het conservatisme. De fundamentele reden van Reagans overwinning was het bankroet van de liberale politiek, waarvan president Carter meer een symptoom dan de oorzaak was.
| |
Moeilijke keuze
Ook in de laatste campagne maakte geen van de kandidaten echt duidelijk, welke buitenlandse politiek hij als president wilde gaan voeren. Dit was opnieuw voor velen een teleurstelling. Mocht men van een tweede ambtsperiode van Carter niet al te veel verwachten, van Reagan en zijn adviseurs moest men, althans in Europa, toch het ergste vrezen. Van enige visie was bij de kandidaten hoegenaamd niets gebleken. Nadat in minder dan vijftien jaren drie verschillende versies van een Amerikaanse buitenlandse politiek zijn mislukt, lijkt niemand - behalve de voorstanders van een al dan niet primitief anti-communisme op wereldschaal - een nieuwe en meer bevredigende strategie te kunnen bieden.
De regering-Reagan zal vooreerst antwoord moeten geven op een aantal dringende vragen. Zijn de huidige problemen voor het grootste deel te wijten aan de Sovjet-Unie of zijn er ook andere factoren in het spel, die na fouten van de VS en hun bondgenoten gemakkelijk door Moskou kunnen worden uitgebuit? Moet voor de positie van de Verenigde Staten in de wereld uitsluitend worden gelet op het militaire evenwicht of dient ook gestreefd te worden naar een subtieler evenwicht van enerzijds noodzakelijke bewapening en anderzijds diplomatieke en economische maatregelen? Moet tegenover de Sovjet-Unie een strategie worden gevolgd waarin militaire macht wordt gecombineerd met preventieve diplomatie en het zoeken naar gemeenschappelijke belangen, of dient men aan de confrontatie de voorkeur te geven? Moet de Amerikaanse bewapening in àlle opzichten kunnen opwegen tegen die van de Sovjet-Unie of, zo dit niet het geval is, dient de voortzetting van de SALT-onderhandelingen al dan niet het nationaal belang? Kunnen tenslotte de betrekkingen met de Derde Wereld nog langer beperkt blijven tot het strategisch-diplomatieke front of moet nu ook serieuzer worden onderhandeld op het economische front? Dat zijn de sleutelvragen voor de jaren tachtig.
De ideeën van Reagan en zijn partijgenoten getuigen niet alleen van
| |
| |
heimwee naar een voorgoed voorbije tijd, maar ook van een foute benadering. Aan beide kanten heeft men de wapenwedloop voortgezet en, afgezien nog van de vraag of de Russen al dan niet sterker zijn dan de Verenigde Staten, kan niets hun defensie-inspanning plausibeler maken dan een onverbloemd Amerikaans streven naar superioriteit. Omdat van een echt rationeel scenario voor nucleaire oorlogvoering geen sprake kan zijn - omdat de enige rationele functie van strategische kernwapens is te verhinderen dat ze worden gebruikt - is het voorrang geven aan kernwapens boven conventionele bewapening bovendien dubbel gevaarlijk. Om te beginnen zal een gebrek aan evenwicht op het conventionele vlak de andere partij uitnodigen tot het stoken van onrust, terwijl dan de enige manier om deze onrust te voorkomen alleen nog de dreiging met een kernoorlog is of zelfs het daadwerkelijk gebruik van die kernwapens.
Bovendien valt moeilijk in te zien waar een politiek die prioriteit geeft aan het militaire budget - terwijl men tegelijk een sluitende begroting en een terugkeer naar het volledig vrij ondernemerschap belooft - nog de middelen of de aandacht zal vinden voor de problemen van de Derde Wereld en voor het voeren van een effectieve energiepolitiek. Tenslotte belooft ook Reagans benadering van de wapenbeheersing en de onderhandelingen met de Sovjet-Unie weinig goeds, omdat zij van de Kremlinleiders een onvoorwaardelijke acceptatie van de Amerikaanse voorwaarden verlangt. Reagans visie op de wereld is een uiterst ver doorgevoerde vereenvoudiging van de werkelijkheid. Dat wettigt de vrees voor een reeks rampen wanneer het nieuwe team volgens dat verwrongen beeld zou handelen; of op zijn minst voor opnieuw een lange periode van verwarring, spanning en incoherentie.
| |
Haigs buitenlands beleid
Militaire macht, aldus minister Haig, is vóór alles een garantie voor diplomatieke successen. Een natie met een middelmatige militaire macht zal automatisch haar invloed en diplomatieke doelmatigheid verliezen. Alleen een geloofwaardig evenwicht tussen militaire macht en een daaraan gelieerde energieke buitenlandse politiek kan vrede en stabiliteit waarborgen. In de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten moet bijgevolg op de eerste plaats de strategische doctrine eens en voorgoed worden gedefinieerd en de defensiepolitiek opnieuw in haar geheel worden bestudeerd. Het moet de Russen duidelijk worden gemaakt, dat er geen gesprekken over wapencontrole, geen krediettransfers en geen economische samen- | |
| |
werking mogelijk zijn zolang zij het internationale recht met de voeten treden. Er zal moeten worden gestreefd naar verbetering van de betrekkingen met de Sovjet-Unie, maar dan wel uitsluitend op basis van wederkerigheid. De Kremlinleiders zullen moeten begrijpen dat de Verenigde Staten ‘ontspanning en verdediging’ zullen vervangen door de twee essentiële principes ‘wederkerigheid en macht’. Afghanistan zal niet het Viëtnam van Moskou worden. In deze kwestie, aldus Haig, heeft de Sovjet-Unie voor het eerst haar hegemonie buiten haar traditionele invloedssfeer uitgebreid en het Westen kan zich niet permitteren daaraan voorbij te gaan. De Verenigde Staten moeten duidelijk maken dat die toestand onverenigbaar is met de normalisatie van de betrekkingen tussen Oost en West.
De toenemende wens van de Europese regeringen om een onafhankelijke koers te volgen in wereldkwesties is volgens Haig een gevolg van het door de Verenigde Staten gevoerde - té zwakke - beleid. Was de Amerikaanse militaire macht onbetwist gebleven, dan zou dat waarschijnlijk niet zo'n vaart hebben genomen. De Europese eenheid is in hoofdzaak ontstaan uit een gevoel van onzekerheid, en het zal zeer moeilijk zijn te vermijden dat zij leidt tot een soort Europees individualisme. Natuurlijk is een soort moraliserende Amerikaanse houding ten aanzien van Europa thans voorbijgestreefd. Voortaan is een ‘partnership’ in de juiste zin van het woord meer op zijn plaats. Het feit dat het conflictveld tussen Oost en West zich van het Europese continent naar de Derde Wereld heeft verplaatst, vermindert geenszins het belang van de NATO. Het is duidelijk dat de NATO de toegang tot het hart van Europa beschermt.
Konden de Europeanen nog, zij het met veel moeite, met de voorafgaande uiteenzettingen van Haig akkoord gaan, dan veroorzaakte zijn El Salvador-beleid een gevoel van onbehagen in Bonn, Parijs, Londen en Ottawa. Iedereen in Europa en Canada weet namelijk dat de revolutionaire beweging in El Salvador niet ontstond in het buitenland maar dat het een binnenlandse reactie was op een eeuw van rechtse uitbuiting die door staatsterreur werd afgedwongen.
De stelling van Haig is, dat een supermogendheid geen politieke onrust kan toestaan in zijn eigen achtertuin. Maar als dit geldt voor de Verenigde Staten in El Salvador, waarom zou het dan niet opgaan voor de Sovjet-Unie in Polen of Afghanistan? Wat de Amerikanen bezig zijn te doen in El Salvador maakt het de Sovjet-Unie in feite gemakkelijker om inmenging in Polen te rechtvaardigen, mocht het ooit tot de beslissende stap overgaan. Haigs beleid ten aanzien van El Salvador pint de Verenigde Staten erg vast
| |
| |
op de status quo. Is dat het uitgangspunt dat echt het best de belangen van de Verenigde Staten dient in een wereld van armoede, onvrede en snelle verandering?
Zo langzamerhand kan men er met enig recht van uitgaan dat ook het Witte Huis zich afvraagt of Haigs El Salvador-capriolen wel zo verstandig waren. Een van de gevolgen daarvan was de verdringing naar de tweede plaats van een punt dat Reagan en zijn adviseurs in februari juist bovenaan de lijst hadden willen zien: het economische programma van de president. Niet alleen in Europa maar ook in Washington beginnen gemor en twijfel hoorbaar te worden over de wijsheid van Alexander Haig. De tegenstelling met Henry Kissinger wordt duidelijk in de opinie van het publiek. Ondanks de hem door velen verweten ‘boze liefde’ voor rechtse regimes en militaire macht, zou Kissinger nimmer zo zelfvernietigend grof in El Salvador zijn opgetreden.
| |
Allens wapengekletter
Inzake de Oost-West verhouding stelt Reagans veiligheidsadviseur, Allen, dat het de regering-Carter heeft ontbroken aan een doordachte strategie om Amerika's belangen veilig te stellen. Tot de ongelukkige beslissingen die hieruit voortkwamen behoorde het annuleren of uitstellen van prioriteiten op defensie-gebied. Hiermee werd Amerika's positie bij de SALT-onderhandelingen verzwakt. De regering-Carter heeft evenmin een juist begrip van de bedoelingen van de Sovjet-Unie gehad. Dat geldt voor de détente, die door de Kremlinleiders alleen als een instrument wordt gezien en niet als een doel op zich. Dat geldt eveneens voor het uitblijven van een krachtige Amerikaanse reactie op de Russische inval in Afghanistan. De regering-Reagan zou elke toekomstige Russische inval in Polen, Joegoslavië of andere landen binnen de invloedsfeer van Moskou als een ernstige bedreiging van de wereldvrede moeten opvatten: m.a.w. Washington zou de legitimiteit van de Brezjnev-doctrine weigeren te erkennen.
Het enige doel van de Sovjet-Unie is de wereldhegemonie - oorlog hoeft niet eens het middel daartoe te zijn. In tegenstelling tot vele Europeanen verwacht Allen dan ook weinig uitbreiding van een Oost-Westhandel, die als een middel wordt gezien om op lange termijn veranderingen in het communistisch systeem te bekomen. Hij heeft eveneens bezwaren tegen de Europese voorkeur voor bi- in plaats van multilaterale overeenkomsten met Moskou. Op lange termijn zou het Westen meer gediend zijn met een
| |
| |
coördinatie en samenwerking in zijn handelspolitiek ten opzichte van het Oostblok.
Het beleid van de Verenigde Staten ten aanzien van Europa zal erop gericht moeten zijn de bondgenoten te overtuigen van Amerika's oprechtheid en vastberadenheid. Dit geldt voor een Europese inbreng op het gebied van nucleaire bewapening (Franse neutronenbom). En ook voor een zelfstandiger Europese defensie. De Amerikanen staan positief ten opzichte van een Europese defensie en van Europese initiatieven op dat vlak, als die maar de fundamenten van het Atlantische bondgenootschap en de in vele jaren opgebouwde structuur van de gemeenschappelijke verdediging respecteren.
De Amerikanen beweren nu dat de hele wereld een zaak is voor de NATO en dat de Europese bondgenoten dus wat verder moeten kijken dan de Atlantische Oceaan: ze moeten hun militaire, diplomatieke en economische belangen in andere gebieden daadwerkelijk helpen beschermen. In de oliegebieden en rond de Perzische Golf bijvoorbeeld. De regering-Reagan is niet van plan alleen voor de kosten op te draaien. De Amerikanen willen de bestaande Atlantische kloof eerst proberen te overbruggen door nadrukkelijk het goede voorbeeld te geven: zij besnoeien de sociale voorzieningen, voeren de defensie-uitgaven op en verwachten van de Europese regeringen dat die hetzelfde zullen doen.
| |
Europese reacties
De suggestie van de Europeanen dat de Amerikanen met hun nieuw wapengekletter wel eens gevaarlijker voor de wereldvrede zouden kunnen zijn dan de Sovjet-Unie, wordt in de Verenigde Staten doorgaans op ontzetting en woede onthaald. Het Europese streven om contact met de Russen te blijven onderhouden en te blijven aandringen op voortzetting van de onderhandelingen over wapenbeperking wordt in Washington voor naïef en gevaarlijk versleten.
De Amerikanen erkennen wel dat er heel wat te verbeteren valt aan de consultatie van de Europese NATO-partners en dat het noodzakelijk is om wat meer begrip op te brengen voor de plaatselijke politieke problemen in de afzonderlijke Europese landen. Carters gebrek aan een duidelijk beleid leidde de jongste jaren tot een verwijdering tussen Amerika en Europa. Maar een al te hard anti-Russisch beleid van Reagan zou die verwijdering nog kunnen doen toenemen. Als de Amerikanen de Europeanen al te hard op de vingers gaan tikken omdat ze volgens hen niet voldoende besteden
| |
| |
aan hun defensie, als zij te weinig oog hebben voor het specifieke belang dat de Europese landen hebben bij een behoud van de ontspanning tussen Oost en West, dan zal dat evenmin gunstig zijn voor de transatlantische betrekkingen.
In Brussel, Den Haag en Bonn werd al bij herhaling de bezorgdheid uitgesproken dat de Europese landen onder een dubbele zware druk kunnen komen te staan: vanwege Washington voor meer militaire uitgaven en een hardere houding ten opzichte van de Sovjet-Unie en vanwege Moskou om niet mee te doen aan het Amerikaanse ‘krijgsgeschreeuw’. In een koude oorlogssfeer dreigen de Europese staten een politieke speelbal te worden tussen de twee blokken en zelfs tussen de politieke partijen in eigen land.
Landen als België en Nederland zitten in dat verband met een politiek heet hangijzer: dat van de zgn. Eurostrategische-raketten (Pershing-II en kruisraketten). Beide hebben in ruil voor hun principiële instemming met de plaatsing van die raketten op eigen bodem bedongen dat er eerst met de Sovjet-Unie onderhandelingen zullen worden gevoerd die er in het beste geval kunnen toe leiden dat die nieuwe Amerikaanse raketten overbodig zouden worden. Maar wat moet er gebeuren als dat overleg niet kan doorgaan omdat eerst nieuwe onderhandelingen moeten plaatsvinden over SALT-II en aanverwante problemen?
In België, maar vooral in Nederland dreigen er dan nieuwe controversen over de plaatsing van de Amerikaanse middellange afstandsraketten los te breken en ook bondskanselier Schmidt, die vorig jaar in het Kremlin een doorbraak bereikte inzake een Amerikaans-Russisch gesprek over de middellange raketten in Europa, zal niet erg opgetogen zijn als dat overleg op de lange baan wordt geschoven.
Zullen de Amerikanen werkelijk oog en begrip hebben voor de specifieke problemen van de Europese NATO-landen? Tot nu toe is de vrees gerechtvaardigd dat president Reagan de neiging heeft de Amerikaans-Europese dialoog eerder als een ‘Amerikaanse monoloog’ op te vatten. Het zou de door de Amerikanen zo vurig gewenste sterkere NATO niet ten goede komen als zij niet meer dan tot op heden het geval was, rekening wilden houden met de standpunten en zorgen van de Europese landen. Het is zelfs niet ondenkbaar dat de transatlantische betrekkingen in de toekomst zodanig zouden verslechteren dat Kissinger als de nieuwe Amerikaanse minister van buitenlandse zaken het puin van een mislukte Europa-politiek zou moeten gaan opruimen.
| |
| |
| |
Welke containment-policy in de jaren '80?
Na het bankroet van de oude benadering van de buitenlandse politiek resten er weinig opties voor de nieuwe Amerikaanse president. Zo wordt bijvoorbeeld de militaire opbouw van de Russen verschillend geïnterpreteerd. Volgens sommigen in Washington heeft zij geen consequenties, omdat tegenwoordig militaire macht niet zonder meer kan worden vertaald in politieke invloed. De invloed van de Verenigde Staten in de wereld zou niet zozeer door militaire verzwakking afgenomen zijn dan wel door het wijdverbreide geloof dat Amerika de wil mist haar macht te gebruiken. De Russen zullen zich alleen dan gematigd opstellen, wanneer zij worden geconfronteerd met gelijke macht en gelijke vastberadenheid. De Amerikanen blijven ervan overtuigd dat de détente, paradoxaal genoeg, voor het Westen minder voordelig is geweest dan de Koude Oorlog. Beide supermachten willen een wereldbrand voorkomen. Maar de Russen zijn er thans vooral op uit de defensie-inspanning van de Verenigde Staten en van West-Europa te ontkoppelen. Indien al niet veel kan worden verwacht van onderhandelingen over wapenbeheersing, dan is dat evenmin het geval op het gebied van economische samenwerking met de Sovjet-Unie. Ook de ruimte voor diplomatieke onderhandelingen, ondanks Russische beweringen van het tegendeel, zal in de komende jaren uiterst beperkt zijn. In Europa vormen niet de Russen maar de eigen bondgenoten het voornaamste probleem voor de Amerikanen. De eenheid en vastberadenheid van de NATO vertoont barsten. De Westeuropeanen tonen weinig bereidheid het defensiebudget te verhogen, ofschoon de militaire expansie van de Russen, althans buiten Europa, meedogenloos voortschrijdt en zij, naast de reeds vanaf 1945 bestaande conventionele superioriteit, nu ook op strategisch-nucleair gebied pariteit en misschien zelfs superioriteit hebben bereikt.
Maar een drastische verhoging van de militaire uitgaven in Europa is en blijft politiek een onhaalbare zaak. Uitgaande van deze realiteit rijst de vraag of een sterk en onafhankelijk Europa niet in het belang van de Verenigde Staten zou kunnen zijn. De Europese landen zullen niet meer verantwoordelijkheidsbesef tonen, tenzij hun door de Amerikanen meer verantwoordelijkheid wordt gegeven. Een Westeuropese strijdmacht zou evenwel zonder Amerikaanse hulp niet voldoende afschrikwekkend zijn. De Europese publieke opinie is trouwens niet bereid zo'n militair apparaat op te bouwen. In Washington is men bezorgd, dat als de Westeuropese regeringen voor een min of meer neutrale koers kiezen, zij binnen de invloedssfeer van de Sovjet-Unie zullen geraken. De beste remedie daar- | |
| |
tegen zou zijn de saamhorigheid van de alliantie te verbeteren met het oog op een snelle en effectieve besluitvorming.
Buiten Europa dreigt een acute crisis vanwege de politieke repercussies van de wereldeconomie. Deze is niet langer bestand tegen de stijging van de olieprijzen, waarvan de arme landen de dupe werden. Werden de oliesancties tegen de industriestaten destijds door de ontwikkelingslanden enthousiast begroet, dan heeft de OPEC-politiek intussen een zware wissel getrokken op de economieën van de Derde-Wereld-landen. Verkoop van olie tegen lage prijzen óf economische hulp op grote schaal had hun verliezen kunnen compenseren. Maar niet-islamitische landen hebben vooralsnog weinig kunnen profiteren van die OPEC-hulp. Maar juist de Russen hebben in het afgelopen decennium door slimme manoeuvers en ten gevolge van een aantal gigantische Amerikaanse blunders hun invloed in de Derde Wereld aanzienlijk uitgebreid. Niet in de laatste plaats blijft het daarom van vitaal belang voor de Verenigde Staten de economische ontwikkeling van de Derde-Wereld-landen te stimuleren. Maar bovenal moeten de Amerikanen het vertrouwen herwinnen in Afrika en Azië. Al te licht vergeet men dat ook de Sovjet-Unie met problemen geconfronteerd blijft, de economische stagnatie, de geringe werfkracht van de communistische leer en het opkomend nationalisme. Op het jongste congres van de CPSU is ook weer gebleken dat de Russische maatschappij geen mechanisme kent om grote sociale tegenstellingen vredelievend tot een oplossing te brengen en dat er niets gebeurt om de CPSU te regenereren en een soepele overgang mogelijk te maken naar een jongere generatie van politieke leiders. De grimmige starheid van het communistische stelsel in de Sovjet-Unie blijkt, in combinatie met de gevaren van de bewapeningswedloop, een van de grote bedreigingen van de internationale vrede. Als antwoord hierop proberen de Amerikanen samen met Japan en de Volksrepubliek China een containment-strategie te ontwikkelen die is afgestemd op de situatie van de jaren tachtig.
| |
Brezjnevs olijftak
Na alle beschuldigingen en waarschuwingen die de Amerikanen aan het adres van het Kremlin hadden gericht, zou het voor de hand hebben gelegen dat president Brezjnev tijdens zijn rede voor het 26ste congres van de CPSU de Amerikanen eens flink van repliek had gediend. Tot ieders verrassing kwam Brezjnev echter met een toespraak waarin juist de verzoenende elementen overheersten. Leonid Brezjnev leek bereid te zijn om
| |
| |
opnieuw te onderhandelen over het SALT-akkoord dat voor Reagan in zijn huidige vorm onaanvaardbaar is. Bovendien bood hij aan om in het kader van een actieve dialoog een ontmoeting met zijn nieuwe Amerikaanse ambtgenoot te hebben.
Wat kan de verklaring zijn van dit onverwachte Russische zwaaien met de olijftak? Enkele partijgenoten van Reagan hadden hun conclusie al gauw rond: Breznjevs toespraak had eens te meer duidelijk bewezen dat een combinatie van krachtige taal en zichtbare bereidheid om de defensie te versterken, de enige manier is om met de Russen ter zake te komen. Maar helaas is die gevolgtrekking nogal voorbarig, want een Russische bereidheid tot praten betekent nog niet dat het Kremlin bereid is in te stemmen met de verwarde reeks eisen die woordvoerders van de regering-Reagan de afgelopen maanden naar voren hebben gebracht.
Een andere verklaring voor de verzoenende toon van Brezjnev zou kunnen zijn dat Moskou probeert om de latente spanningen tussen de Verenigde Staten en hun Europese bondgenoten zo op te drijven dat er misschien wel een openlijke breuk binnen het Atlantische bondgenootschap ontstaat. Die conclusie ligt waarschijnlijk dichter bij de waarheid dan de optimistische verklaringen in Washington. Sinds Reagan aan de macht is gekomen hebben Europese politieke leiders herhaaldelijk hun bezorgdheid geuit over de confrontatiepolitiek van zijn regering. Ze vrezen ten eerste dat door Reagans geharnaste taal alle verworvenheden van het ontspanningsproces verloren zullen gaan. Daaronder vallen de economische en menselijke contacten waarvan Europa zo duidelijk heeft geprofiteerd. In de tweede plaats zijn de Europeanen bang dat Reagan bezig is een nieuwe bewapeningswedloop te ontketenen. Die zou enkele hoogst onaangename consequenties hebben. Om te beginnen valt te verwachten dat Reagan van zijn bondgenoten eist dat ze aan die bewapening gaan mee doen, en daar hebben de Europese regeringen eenvoudig het geld niet voor over. Bovendien vergroot zo'n nieuwe bewapeningsronde aanzienlijk de kans op militaire conflicten en zullen de onderhandelingen over wapenbeheersing er ernstig door verstoord raken. West-Europa, met zijn reusachtige financieringstekorten, zijn kwestbare geografische positie aan de rand van het Russische imperium en zijn afhankelijkheid van de olie uit het Midden-Oosten, heeft dus redenen te over om te streven naar stabilisering van de Oost-West-betrekkingen. Het is niet blind voor de Russische machtsontplooiing in Zuidwest-Azië. Maar het vindt dat het geen keuze heeft. Met machtsmiddelen, zoals economische sancties en koortsachtige bewapening valt de Russische kolos niet tot bedaren te
| |
| |
brengen. Daarom dienen de politieke dialoog en de economische contacten te worden voortgezet.
Van deze Europese zorgen of illusies is Brezjnev zich uiteraard terdege bewust, en zijn toespraak draagt daar de sporen van. Zijn aandringen op een actieve dialoog is mede bedoeld om de Europeanen duidelijk te maken dat niet Moskou, maar Washington de ontspanning saboteert. Zijn toespraak bevat bovendien enkele passages die regelrecht aan het Europese adres zijn gericht. Een voorbeeld daarvan is Brezjnevs concessie ten aanzien van de zg. vertrouwenwekkende maatregelen: het gaat om het aankondigen van grote militaire oefeningen en het uitnodigen daarop van buitenlandse waarnemers. Thans heeft Brezjnev aangeboden om het gehele Europese deel van de Sovjet-Unie onderwerp van die vertrouwenwekkende maatregelen te maken, iets waar Frankrijk bij de multilaterale onderhandelingen tussen Oost en West in Madrid steeds op aangedrongen heeft.
Hoe ernstig die concessie gemeend is moet echter nog blijken. Tot voor kort weigerde de Russische delegatie in Madrid hardnekkig om met de Franse formule van ‘Europa van de Atlantische Oceaan tot aan de Oeral’ in te stemmen. Dat heeft Brezjnev nu dus wèl gedaan. Maar over de andere onderdelen van de Franse voorstellen - met name over het bindend karakter van die vertrouwenwekkende maatregelen - repte hij met geen woord. Verder heeft Brezjnev als voorwaarde gesteld dat de Westelijke staten op gelijke wijze hun zones waarop de vertrouwenwekkende maatregelen van toepassing zijn, zullen uitbreiden. Aangezien geheel West-Europa reeds onder de bepalingen van Helsinki valt, kan dat alleen maar betekenen dat in Russische ogen voortaan ook oefeningen op Amerikaans grondgebied moeten worden aangemeld. Brezjnevs voorstel zou daarom nog tot aardig wat gekibbel tussen de Verenigde Staten en West-Europa kunnen leiden.
Een andere tegemoetkoming aan de Europese bezorgdheden is Brezjnevs voorstel om een wederzijds moratorium af te kondigen op de ontplooiing van nucleaire middellange afstandswapens in Europa. Met name in België, Nederland en de Bondsrepubliek, waar groeiend verzet bestaat tegen het NATO-besluit van december 1979 kunnen dergelijke proefballonnen heel wat discussies uitlokken. Ook in dit voorstel zit stof voor nieuwe spanningen tussen Amerika en zijn Europese bondgenoten.
Toch zou het verkeerd zijn om Brezjnevs rede uitsluitend in dat licht te bekijken. Hoewel sommige onderdelen ervan natuurlijk vooral een propagandistisch effect beogen, is het tegelijkertijd heel waarschijnlijk dat Brezjnev het nodige meent van wat hij zegt. Nog altijd heeft de Sovjet-Unie
| |
| |
groot belang bij het handhaven van de dialoog met het Westen en het tot standkomen van meer ontspannen betrekkingen. Weliswaar lijkt het alsof de Russen in militair opzicht heel sterk zijn geworden en weinig te vrezen hebben, maar die kracht is maar betrekkelijk. In Afghanistan duurt het door Amerika en China sinds kort openlijk gesteunde verzet tegen de Russische invasie nog altijd voort, in de Sovjet-Unie zelf wordt het gevaar van opstandige nationale minderheden met de dag groter, en in Polen dreigt een contrarevolutie die de cohesie van het Oostblok ernstig zou kunnen aantasten. Het laatste wat Moskou daarom zou wensen is nieuwe spanningen met de Verenigde Staten.
Natuurlijk zijn de Kremlinleiders in staat om, in antwoord op een nieuwe bewapeningsronde in de Verenigde Staten, extra middelen aan de Sovjet-economie te ontrekken voor de verdere uitbouw van de Russische strijdkrachten. Maar gezien de ontevredenheid die er bij de bevolking heerst over de verslechterde voedselsituatie en het geringe aanbod van andere consumptiegoederen, bestaat er alle aanleiding om het defensiebudget binnen redelijke proporties te houden. Veel risico's loopt Brezjnev uiteraard niet met zijn voorstel om met Reagan te gaan praten. De Amerikanen proberen duidelijk een dergelijke ontmoeting nog wat uit te stellen. Zo'n topgesprek, zo luidt hun reactie, moet goed worden voorbereid. Amerika moet er eerst zijn Europese bondgenoten over raadplegen. En verder moeten de Russen hun al dan niet directe hulp aan de guerrillastrijders in El Salvador stopzetten.
Dat uitstelmanoeuvre hoeft niet te verbazen. Er zijn nu eenmaal in Washington krachten aanwezig die vinden dat eerst de Amerikaanse bewapeningsprogramma's door het Congres geloodst moeten worden en dat pas daarna een dialoog met de Sovjet-Unie enige zin gaat krijgen. Bovendien heeft de regering-Reagan zich nog nauwelijks de tijd gegund om zich een beeld te vormen van het karakter van de Amerikaans-Russische betrekkingen in de jaren tachtig, gepreoccupeerd als zij is met het saneren van de binnenlandse economie. Pas wanneer de nieuwe leiders in Washington hun diplomatieke strategie hebben bepaald gaat zo'n topgesprek perspectief krijgen. Tegen die tijd zal ook Brezjnev duidelijk moeten maken wat hem met zijn afzonderlijke voorstellen en concessies nu precies voor ogen staat.
|
|