Streven. Vlaamse editie. Jaargang 48
(1980-1981)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 490]
| |
El Salvador, een getuigenis
| |
[pagina 491]
| |
beantwoordde aan wat zij zochten, maar uit de basisgemeenschappen; ‘religiosas populares’, zeggen ze ginder, geen ‘religiosas romanas’. Eén van die zusters, Sylvia, is begin van dit jaar vermoord. Met die mensen heb ik anderhalf jaar samengewerkt. Door de toenemende terreur heb ik het op moéten geven.
Vertel eerst eens iets over die basisgemeenschappen. We hebben onlangs een artikel gepubliceerd over basisgemeenschappen in GuatemalaGa naar voetnoot1 en wilden graag iets over jouw ervaring horen.
De twee Vlaamse priesters bij wie ik terechtkwam, gingen ervan uit: ‘kijk eens, er is hier veel volksreligie: heiligen, heiligenbeelden, wijwater en priesters die als heiligen worden vereerd. Maar is dat de kerk van het evangelie? Kunnen we niet, vanuit die religiositeit, proberen een levende kerk te laten groeien?’. Hun methode was simpel. Ze gingen systematisch alle mensen van de wijk bezoeken, deur aan deur, tot zij ze op een bepaald moment samen konden brengen. ‘We weten nu met welke problemen jullie zitten - individueel, familiaal, woon- en werksituatie. Je noemt je christen. Zouden we daar niet eens met andere mensen uit de wijk over praten, dan blijf je misschien niet alleen’. Concrete problemen en ervaringen werden samengelegd. Vanuit vragen waarop die mensen zelf een antwoord kongen geven, belicht vanuit het evangelie: onrechtvaardigheid, waar zien we die, hoe voelen we die, en wat is eigenlijk de droom van God? Aanvankelijk zonder politieke analyse. Die eerste samenkomsten liepen uit op een ‘bekeringsweekend’. Die gaven hun een heel sterke ervaring: ‘God vergeeft ons onze mislukkingen, we kunnen opnieuw beginnen’, een heel sterke bekeringservaring.
Hebben zij dan iets verkeerds gedaan? Ze zijn toch veel meer slachtoffer?
Ja, maar ze zitten dikwijls vast. Drinken bijvoorbeeld, voor veel mannen fataal. Dat is een van de mechanismen van het systeem: geef ze alcohol, dan verlammen ze. Ze hebben kinderen bij andere vrouwen. Ze werken niet of leggen in hun werk geen verantwoordelijkheid aan de dag. De armoede heeft ze op een dood spoor gezet, ze geraken er niet meer uit. Hun leven is leeg. Op zo'n weekend gebeuren dan wonderen, echt waar. | |
[pagina 492]
| |
Mensen die letterlijk in de goot gelegen hebben, worden getuigen in de basisgemeente. Ze leren groepen leiden, gemeenschap vormen. Om hun economische problemen op te lossen, zijn ze met een verbruikerscoöperatief begonnen, maar dat is niet gelukt. In een wooncoöperatief wonen nu 70 gezinnen samen die uit de krottenwijken komen. Allemaal armen mensen die samen een geweldige getuigeniskracht krijgen. Maar toen ik daar aankwam, was er al een proces aan de gang dat voor de basisgemeenschap een echte crisis is geweest: de ontdekking dat zij ook politiek verantwoordelijk zijn voor hun samenleving. Dat zij zelf aan de onrechtvaardige structuren en de uitbuiting die ze dagelijks ervaren, iets moeten doen. Dat het nooit van bovenaf komt, dat het van hen moet komen. En niet alleen in hun eigen milieu, veel ruimer. Politieke partijen functioneren niet, verkiezingen zijn onmogelijk gemaakt. Volksorganisaties kwamen op. Die maakten de mensen politiek bewust, gaven hun leden b.v. opdracht om zich sterker in de vakbonden te engageren, eisen te stellen, altijd in het besef: hier moet een totaal andere samenleving komen. Dat betekende vanzelf dat ook in de basisgemeenschappen totaal nieuwe ervaringen ter sprake kwamen. Hun bedoeling was toch, alle ervaringen samen te brengen, alles wat openbarend kan zijn, toekomst open kan maken. Individueel, familiaal - daar kwam nu ook de politieke dimensie bij. Ze zaten al spoedig in dezelfde politieke organisaties met marxisten of niet-christenen. Voor vele van onze ‘brave’ christenen was dat een geweldig crisismoment, dat kan ik u verzekeren: alleen kerkelijk werken of ook politiek? De doorslag gaf de grondidee van de basisgemeenschappen: àlle ervaringen van onze mensen moeten au sérieux worden genomen; ze hebben die zelf ontdekt en die moeten we in het licht van het evangelie interpreteren, steunen, bemoedigen of er vanuit het evangelie kritiek op uitoefenen: er zijn dingen die niet kunnen.
Een stukje geschiedenis. Die mensen, is dat één volk of zijn dat uit verschillende werelden samengestroomde mensen: Indianen, mestiezen, zwarten?
Zwarten zijn in El Salvador verboden, dat is iets heel merkwaardigs. De Indianen zijn uitgemoord. Er zijn, geloof ik, nog twee kleine dorpjes. Nog één generatie en die zijn ook verdwenen. In de recente geschiedenis is er nog een massamoord geweest, 30.000 Indiaanse boeren. Dat had tot gevolg dat de Indianen hun identiteit verloochenden, zich vermengden met niet-Indianen. Er werd nog alleen Spaans gesproken. Nu zijn het allemaal mestiezen. Er zijn in dit land 14 families die alles in handen hebben. In hun | |
[pagina 493]
| |
namen herken je de buitenlandse invloed: Hill, White, Amerikanen dus. Ook Duitse en zuiver Spaanse namen. Die hebben nooit tot het volk behoord. Toen El Salvador zich in 1821 losmaakte van Spanje, was dat helemaal geen zaak van het volk, maar van die rijken. Als kolonisatoren moesten ze alles afgeven aan Spanje, ze wilden dat voor zichzelf houden. Maar ze bewaarden wel hetzelfde systeem, hun macht steunde op het grootgrondbezit. De koffie bijvoorbeeld. Eind vorige eeuw werd er door de Indianen nog aniline geproduceerd. Maar door de opgang van de chemische industrie bracht dat niet veel meer op. De staat zei: iedereen krijgt grond, op voorwaarde dat je er koffie op zet. Maar koffie vraagt vijf jaar tijd voor die iets opbrengt. Dus alleen rijken konden grond krijgen. De gronden van de Indianen werden afgepakt. Wie daar woonde, had niets meer, kon alleen gaan werken bij de rijken. Als ze ertegen in opstand kwamen, zoals in 1932 gebeurde, werden ze massaal uitgemoord. Enkele van die families zijn slim genoeg geweest om ook op industrie over te schakelen. El Salvador is het meest geïndustrialiseerde land van Centraal-Amerika. Het heeft een dichte bevolking: ong. 200 per km2, een klein land, iets meer dan 2/3 van België, 4,5 miljoen inwoners. Enorm veel goedkope arbeidskrachten. Geen grondstoffen, half afgewerkte produkten worden geïmporteerd en verwerkt. Nogal wat chemische (farmaceutische) industrie, schoenen, textiel. Op een bepaald ogenblik beheerste die industrie zelfs de markt in Centraal-Amerika. Zo is trouwens in 1969 die ‘voetbaloorlog’ met Honduras ontstaan: een oorlog tussen de rijke groepen in de twee landen; de rijken in Honduras wilden ook industrie en daarom moest de industrie in El Salvador aan banden worden gelegd. Die 14 rijke families hebben ook de politieke en militaire macht in handen. De ene militaire dictatuur volgde op de andere. Belangrijk voor het begrip van de huidige situatie waren de verkiezingen van 1972. De christendemocraat Jose Napoleon Duarte was de presidentskandidaat van alle oppositiepartijen. Hij was burgemeester van San Salvador en buitengewoon populair; het volk geloofde echt dat hij iets zou kunnen veranderen. Maar de verkiezingen werden zo gemanipuleerd, dat de rechtse kolonel Molina president werd. Duarte werd gevangen, gefolterd en verbannen. Dat heeft vele mensen wakker geschud. Daar komt bij dat, na Medellin, ook een gedeelte van de kerk, met de oude bisschop Chavez y Gonzalez, ging reageren. Ook christenen werden er zich van bewust: met verkiezingen valt hier niets te behalen. Toen zijn die revolutionaire volksorganisaties ontstaan. Met de verkiezingen van 1977 gebeurde nog eens hetzelfde, al was de kandidaat van de oppositie toen ook een militair. President werd generaal Romero. Bij een volksmanifestatie daartegen werden op 22 fe- | |
[pagina 494]
| |
bruari op het Plein van de Vrijheid meer dan honderd mensen neergeschoten. Een van de belangrijkste volksorganisaties heet dan ook de Ligas populares 22 Febrero (zoals een andere, het Frente Farabundo Marti por la liberacion nacional, de naam van een communistisch volksleider van de boerenopstand in 1932 in zijn vaandel voert). Op dat ogenblik hebben de oppositiepartijen een historische kans laten voorbijgaan. Hun ideologie stond het inzicht in de weg dat macht maar menselijk wordt als ze gedragen wordt door het volk of uit het volk komt. De zwakheid van de politieke partijen, zowel christendemocraten als socialisten, is dat zij wel knappe technocraten hebben maar vanaf 1972 nagelaten hebben echt aan de basis te werken, met boeren en arbeiders; ze hebben zich vooral met de intellectuelen beziggehouden. De christelijke vakbonden b.v. tellen, op papier, 20.000 leden, maar hebben geen enkele inbreng. De volksorganisaties zijn net andersom te werk gegaan, zodat zij nu een hele brede achterban hebben en daaruit bekwame politieke leiders hebben gevormd.
Welke rol speelden de Verenigde Staten op dat ogenblik?
Nicaragua waren ze kwijt. Hetzelfde mocht niet met El Salvador gebeuren. Ook hier was de ideologie van de Nationale Veiligheid mislukt en was de militaire dictatuur niet in staat het volksverzet in bedwang te houden. Dus drongen zij aan op economische hervormingen, die evenwel de kapitalistische structuren en de afhankelijkheid van de VS in stand moesten houden. Ze gingen de jonge reformistische militairen steunen. Op 15 oktober kwam er een vredige staatsgreep, een nieuwe junta met Macano als vertegenwoordiger van de jonge officieren, Guttierez en Garcia (minister van landsverdediging) als vertegenwoordigers van de rechtse garde, en daarnaast een aantal burgers uit de politieke partijen en onafhankelijke technocraten. De bedoeling was, aan te tonen: hier is openheid, hier is een mogelijkheid, hoe reformistisch ook. Maar de reformisten moesten zoveel compromissen sluiten, dat de uiterst rechtsen alle controle behielden. Het standpunt van de volksorganisaties bleef dan ook: als we niet radicaal met de militairen breken, kàn hier nooit iets veranderen. Eind december 1979 nam de hele ploeg alweer ontslag. Ook de burgerlijke leden van de junta waren al tot het besef gekomen dat echte hervormingen toch niet mogelijk waren, en dat wilden zij het volk en de wereld duidelijk maken. In januari 1980 besloten enkele christendemocraten opnieuw tot samenwerking met de junta. Dat was iets heel bedenkelijks. Alleen nog christendemocraten in de junta: het Westen, waar de christendemocratie toch een belangrijke | |
[pagina 495]
| |
politieke macht vertegenwoordigt, dreigde nu blindelings, zonder de realiteit van het land en het volk, de onwil van de militairen en rijken te zien, haar geestgenoten in de junta te steunen. Twee maanden later verlieten de meesten van die christendemocraten de junta weer. Toen pas, in maart 1980, verscheen Duarte opnieuw op het toneel. Dat werd nog bedenkelijker. In 1972, heb ik daarstraks verteld, was Duarte de held van de christendemocratie. Hij had de repressie aan den lijve ondervonden, was naar Venezuela gevlucht. Daar was hij voorzitter van de Latijnsamerikaanse christendemocraten geworden (met zetel in Venezuela) en zo werd hij o.m. bevriend met L. Tindemans, de voorzitter van de Europese christendemocraten. Maar toen hij in El Salvador terugkeerde, sloeg hij acht jaar geschiedenis over. Hij realiseerde zich niet wat er in die acht jaar met het volk gebeurd was. Dat is de tragiek van deze man. Hij denkt dat het volk nog in 1972 leeft. En dat denkt nu met hem de hele Westerse christendemocratie. Zijn junta belooft landhervorming, nationalisatie van de banken en van de buitenlandse handel, maar in werkelijkheid gebeurt er niets. De dag dat de wet op de landhervorming werd uitgevaardigd, werd ook de staat van beleg afgekondigd. Het grootgrondbezit werd gemilitariseerd. Leiders van bestaande coöperatieven, zelfs landbouwexperts die binnen het staatsproject werkten, werden vermoord. Politiek geëngageerde boeren gingen op de vlucht, die weten al lang wat voor een moordend wapen het leger is. Over blijven mensen die, door de honger gedwongen, alleen maar willen werken en zgn. buiten de politiek willen blijven. Wat daarmee gebeurt, kan ik illustreren aan de hand van wat er in zo'n finca (landbouwbedrijf) is gebeurd. De politiek georganiseerde boeren waren al weg en de militairen komen er aan: ‘Mensen, die grond hier, waar jullie als slaven hebben gewerkt, is voortaan van jullie. Maar dan moet je eerste een coöperatief vormen en leiders kiezen, dat moet je zelf doen, dat gaan wij niet voor jullie doen’. Er worden tien leiders gekozen. De militairen komen terug en schieten die tien leiders ter plaatse dood. En zij stellen er zelf tien andere aan. Helemaal stom zijn ze natuurlijk ook niet. Er is één bedrijf waar het goed functioneert. Dat is het enige dat buitenlandse bezoekers (delegaties van Westerse christendemocraten b.v.) te zien krijgen en die gaan dan opgetogen terug naar huis. In werkelijkheid is die hele landhervorming een militair controle- en repressiemiddel in heel het binnenland. Merkwaardig is b.v. het feit dat de Noordamerikaan die er zowat de leiding over heeft, dezelfde man is die het in Vietnam deed, toen de Amerikanen daar het land naar hun hand wilden zetten. Met de nationalisatie van de banken hetzelfde. Heftige protesten van de | |
[pagina 496]
| |
bankiers toen het plan werd afgekondigd: het was nadelig voor iedereen, vooral voor de armsten! Maar de dag dat de wet er was, geen woord van protest meer. Ofwel is er niets gebeurd, ofwel varen de bankiers er wel bij.
En de jongste evolutie van de volksorganisaties?
Die is in 1980 heel snel gegaan. Op 22 januari een nationale demonstratie van alle revolutionaire organisaties samen, de eerste keer dat dat gebeurde. Natuurlijk werd er weer op geschoten, maar het was een heel belangrijke stap. Kort daarna vormden de politieke partijen - de christendemocraten die niet meer met de regering meedoen, de socialisten, de communisten - en een aantal onafhankelijke vakbonden een Democratisch Front. In mei-juni werd dat een politiek Volksfront: het Frente Democratico Revolucionario. In juni-juli voegden ook de verschillende guerrillagroepen zich samen. Ontstaan rond 1975 onder leiding van enkele verspreide radicalen hadden die in het begin nogal wat ontvoeringen, bankovervallen en dergelijke op hun actief, ‘om het geld van het volk te recupereren’. Nu gingen ze samenwerken met de volksorganisaties en traden uit hun isolement. Vanzelf werd ook de repressie veel harder. De officiële cijfers vermelden 10.000 moorden in 1980. Dat zijn de 10.000 waarover men duidelijke gegevens heeft: wie het gedaan heeft, waar en hoe. In werkelijkheid zijn er tenminste 30.000 geweest. De mensen durven het gewoon niet meer gaan aangeven als ze lijken vinden die ze niet eens meer herkennen. Als antwoord op dat geweld is dan uiteindelijk op 26 december de algemene volksopstand uitgebroken. Hoe dat zal aflopen, weet geen mens. Op de informatie die je hier over krijgt, kun je niet voortgaan. De grote vraag is: wat doet het buitenland? Wilde het volksfront Reagan voor een voldongen feit plaatsen? Wat gaat Reagan doen? Al pleiten nu een paar Amerikaanse senatoren voor stopzetting van de militaire hulp, het blijft een enorme bedreiging. Wat ik wel weet is dat er op het ogenblik al met napalm gebombardeerd wordt, door vliegtuigen uit Honduras en Guatemala.
Hoe reageert de kerk nu? De opvolger van Mgr. Romero, Rivera, schijnt meer steun te geven aan de OAS de Organisatie van Amerikaanse Staten dan aan de volksopstand.
Er zijn in El Salvador drie kerkmodellen en drie soorten bisschoppen die een van die modellen vertegenwoordigen. Het eerste is dat van ‘de kerk van het verleden’. Die kerk verdedigt de situatie van het verleden, waarin | |
[pagina 497]
| |
de kerk zich goed voelde; zij verzorgt de volksreligie, is bang voor communistische infiltratie. Een a-historische visie: godsdienst heeft niets te maken met de historische situatie van het volk. Een kerkmodel waarin uiteraard de rijken zich herkennen. De meest uitgesproken vertegenwoordigers van dit model zijn Mgr. kolonel Alvarez, hoofdaalmoezenier van het leger, Mgr. Apparicio, bisschop van San Vincente, en... Mgr. Revelo, Rivera's hulpbisschop in San Salvador. De ironie van het geval is, dat die Revelo ook al hulpbisschop van Romero was. Tot diens ‘bekering’ in 1977, toen de jezuïet Rutilio Grande vermoord werd en Romero's ogen opengingen, waren zij goede vrienden. Maar van toen af ging Revelo tegenwerken. Romero ontsloeg hem. Maar Romero's opvolger werd verplicht hem terug bij zich te nemen. Een tweede kerkmodel is dat van Mgr. Rivera. Heel evangelisch: de kerk kan deze zonde van de geschiedenis niet goedpraten of erover zwijgen. En heel gevoelig voor het lijden dat op het ogenblik geleden wordt. De taak van de kerk ziet hij in een ‘Pastoral Asistencial’, een pastoraal van bijstand: hulp in de vluchtelingenkampen (die hij ook erkend en beschermd wil zien door de Verenigde Naties), medische zorgen in het binnenland, voedselacties, zorg voor een ziekenhuis voor de gewonden van repressie en oorlog (als die in een van de bestaande ziekenhuizen terechtkomen, worden ze eruit gehaald en doodgeschoten). Maar van de andere kant: angst, onzekerheid. Zoveel vragen bij dingen die kunnen gebeuren. Gaan de Amerikanen ingrijpen en komt er weer een volkerenmoord? Moet hij contact zoeken met de Amerikanen, Duarte in de junta steunen? Het derde kerkmodel was dat van Romero. Hij had de gave van de profeten van het Oude Testament, die in de ballingschap spraken van bevrijding en terugkeer naar Jeruzalem. Hij wist de Goede-Vrijdag-ervaring van het volk op Pasen te oriënteren. Zijn pastoraal noemde hij ‘Pastoral di Acompañamiento’, begeleidingspastoraal. Voor de mensen die zich politiek geëngageerd hebben, was dat buitengewoon belangrijk. Als zij door hun herder begeleid werden, konden ze door hem ook gecorrigeerd worden. Maar wat zou Romero nù doen? Ik weet het niet. De situatie is nu helemaal anders, het is openlijk oorlog. Hoe dan ook, dit derde model is dat van de basisgemeenschappen, waar geloof een heel sterke relatie krijgt met politieke verantwoordelijkheid voor de toekomst. | |
[pagina 498]
| |
Staat achter dit model een meerderheid in de kerk?
Onder de priesters is het een minderheid. Je moet er rekening mee houden, er zijn tien priesters vermoord, velen zijn het land uitgezet, ook Salvadoriaanse priesters. De situatie van Rivera is nog moeilijker dan die van Romero. Romero had nog een medestander. Zijn brieven over de volksorganisaties en over de politieke verantwoordelijkheid van de christenen waren mede ondertekend door Rivera. Rivera staat nu alleen. Vanuit Rome heeft hij niet veel bemoediging te verwachten, hij zou wel eens hetzelfde kunnen gaan doen als Romero! Toen die is doodgeschoten, heeft men hem in Rome ook doodgezwegen. De vrijdag voor dat gebeurde, zei Romero ons: ‘Rome wil dat ik zwijg. Ze zeggen: de verdeeldheid van het episcopaat geeft ergernis. Wat moet ik doen? Ik denk dat de eenheid, die nu geweld lijdt, er toch pas komt als ook de andere bisschoppen hun verantwoordelijkheid nemen’. Als je de eenheid vooropzet, gebeurt er niets. Tegen zo'n druk of zulke inspanningen is Rivera niet opgewassen. De bisschoppen hebben in augustus b.v. een gezamenlijke brief geschreven, een pleidooi voor junta en leger, met als argument de tekst van Paulus over de gehoorzaamheid aan het gezag. Die brief werd voorgelezen in de radio, in het officiële regeringsprogramma (alle stations in het land moeten verscheidene uren hetzelfde uitzenden) voordat wij, priesters, de brief hadden. En de kranten blokletterden: ‘Het hele episcopaat, de eenheid van de kerk zegt...’ en dan de brief. Van Romero hebben ze nooit een brief gepubliceerd. Toen een Nederlandse reporter aan Mgr. Rivera vroeg waarom hij die brief mede had ondertekend, antwoordde hij: ‘Ach, zwijg daarover, volgende maand schrijven we een andere’. Hij kan niet anders. Hij doet het om er van af te zijn. Als je die brief vergelijkt met zijn communiqué na de moord op die vier Amerikaanse zusters, dat is water en vuur. Dat communiqué was van hem, de andere bisschoppen hadden geweigerd het te ondertekenen. Juist omdat hij zo alleen staat, zou hij van hieruit, van ons, bemoediging moeten krijgen, hij moet weten dat er mensen achter hem staan. Ik heb het gevoel, nu een christelijk volk deelneemt aan een bevrijdingsstrijd, als de kerk daar niet bij is... Ik heb ginder dat boek van Louis-Paul Boon over priester Daens gelezen. Hoe verschillend die situatie ook was, de conflicten binnen de kerk, het gekuip van rijken en politici, dat was precies hetzelfde. Geweld en oorlog zijn altijd onmenselijk, maar als de kerk zich met haar sociaal gewicht niet achter het volk zet, neemt zij afstand van het volk. Tegen het geweld van de repressie verheffen ze hun stem niet. Alleen Romero deed dat. Rivera ook wel, maar zo dat de | |
[pagina 499]
| |
militairen het niet horen en het volk het niet verstaat. Hij heeft ook niet die gave van het woord, een monotone stem, drukt zich wel eens ongelukkig uit. Een van de beste bisschoppen in El Salvador is de directeur van het parochieblad, Fabian Amaya, die heeft ook iets profetisch. Maar Mgr. Apparicio zegt op de preekstoel: ‘De directeur van het parochieblad is een communist’, wat zoveel betekent als: schiet hem dood, met mijn zegen. De zondag daarop repliceert Rivera: ‘Fabian Amaya is mijn alter ego’. Alter ego, wat betekent dat? Een oude vrouw vroeg me: ‘Is padre Fabian dan toch een communist?’ - ‘Hoezo?’ - ‘Mgr. Rivera heeft toch zo iets gezegd’. Amaya kreeg een hartinfarct, moest van de dokter een tijd het land uit. Maar hoe krijg je hem veilig naar de luchthaven? Als ze ervan horen, geraakt hij er nooit. Rivera vraagt aan de nuntius of die er niet voor kan zorgen. En krijgt als antwoord: ‘Zou u uw alter ego niet beter zelf naar ginder brengen’?.
Hoe kan een kerk die achter het volk gaat staan, het geweld rechtvaardigen?
Het eerste kerkmodel heeft met die rechtvaardiging van het geweld kennelijk geen moeite. Mgr. Alvarez is aalmoezenier van het leger, Apparicio roept het volk openlijk op om de wapens op te nemen tegen de communisten. De andere modellen gaan ervan uit: er is geweld, al vijfhonderd jaar en nu verschrikkelijker dan ooit. Tegengeweld gebruiken of niet, het wordt een theoretische vraag, voor mensen die niet in een geweldsituatie leven. Er is niet aan te ontkomen, er zijn geen alternatieven, al zegt Mgr. Rivera in zijn jongste verklaring dat die er nog wel zijn. Belangrijk is: hoe is zoveel mogelijk geweld te voorkomen? Het volksverzet heeft contact gezocht met Reagan. Het zal wel niet lukken, maar het laat iets zien van de verantwoordelijkheidszin van de leiders van de beweging. Ik weet wel, in de marxistische ideologie is geweld vaak dé weg naar de macht. Maar er zitten in de beweging ook veel christenen en anderen die daar anders tegenaan kijken. Op een avond heb ik een man bij me gekregen die me huilend kwam vertellen: ‘Ik moet iemand gaan doodschieten. Hij heeft een hele lijst mensen overgeleverd, tiranniseert de hele bevolking. Op gerecht en wet kunnen we niet rekenen. Er is geen andere uitweg: ik moet hem doodschieten’. Hij was er kapot van. Toen de Duitsers hier in 1940 binnenvielen, schoten wij toch ook op die Duitsers. Wij realiseren ons hier niet dat het nu ginder een even harde confrontatie is. | |
[pagina 500]
| |
Waar haalt het volk zijn wapens?
Wapens kun je overal krijgen als je maar geld hebt. En er is nogal wat geld, van die vroegere bankovervallen en ontvoeringen. En er wordt nogal wat gerecupereerd van het leger. Verder helpt Nicaragua. Ook Cuba, tenminste indirect. Er is geen Cubaanse infiltratie, maar ze helpen. In de oorlog heeft bij ons toch niemand bezwaar gemaakt tegen de Amerikaanse interventie. En wij spreken nog altijd van ‘de bevrijding’. De Amerikaanse interventie nu ten voordele van het regime bestaat niet alleen uit militaire en economische steun aan El Salvador, maar ook in opleiding van de legers in Honduras en Guatemala. Dat is ook de reden waarom de junta in El Salvador een tijd geleden met veel show vrede heeft gesloten met Honduras.
Als het volksfront het zou halen, zit er dan een kans in dat ze ook na de revolutie één blijven of valt het weer uiteen?
Dat zal inderdaad een probleem zijn. Maar dat weten zij ook. Veel zal afhangen van de internationale steun die ze kunnen krijgen. Komt er een economische boycot of worden ze in een politiek isolement gedreven, dan worden de interne tegenstellingen weer aangescherpt. Krijgen ze wel steun, dan geloof ik dat ze genoeg politieke verantwoordelijkheidszin hebben en genoeg bekwame, ook technisch gevormde leiders. Dit punt is ook voor ons hier enorm belangrijk. In twee opzichten. Wij zijn bondgenoten van de VS, militair, economisch en politiek. Voor een interventie van de VS in El Salvador zijn wij mede verantwoordelijk; als we meespelen, maken we ons medeplichtig. In de tweede plaats denk ik aan onze chistendemocraten hier. Hoe langer zij Duarte en zijn groep blijven steunen, hoe kleiner de kans wordt dat zij ginder ooit aan een nieuwe samenleving kunnen meewerken, hoe zwakker ook het volk komt te staan. Omgekeerd, steun aan de christenen die in het verzet zitten, zou internationaal heel belangrijk zijn. Het feit dat Duarte in die junta zit, is voor de Amerikanen strategisch een goeie zet geweest. Ze konden niemand beter vinden dan Duarte, de volksheld van 1972. Maar wat hij toen heeft betekend, maakt hij nu kapot. Hij wordt door velen gezien als een volksverrader en een verrader van de christendemocratie. Ik weet wel, als je met Tindemans praat...: in zijn Europese Volkspartij zitten bijvoorbeeld ook de CDU en de CSU van Strauss. En Duarte is een goeie vriend! Bovendien zitten de Europese christendemocraten met het rapport-Van Istendael. In augustus of september is er een delegatie van de EVP in El | |
[pagina 501]
| |
Salvador en Guatemala geweest: voor België Van Istendael, voor Nederland Vergeer. De mensen met wie Van Istendael in El Salvador gesproken heeft, daar zeg ik van: als je die selectie maakt, weet je bij voorbaat wat eruit komt. Hij zou ook met ons komen praten, maar dat is niet doorgegaan. Ja, een kwartiertje hebben we samen gezeten. Geen enkele vraag, hij alleen aan het woord: ‘Ik ben al 23 keer in Latijns-Amerika geweest, ik weet hier alles, mij maken ze niets meer wijs; ik ken het belang van de christendemocratie’. Hij had zijn analyse al op zak, zocht alleen feitenmateriaal om ze te illustreren. Met de Nederlander Vergeer hadden we een heel andere ervaring. Die is op een bepaald moment uit het programma gestapt en met zijn filmploeg de straat opgegaan. Hij heeft gezien waar het leger aan het moorden was geweest, hij heeft de hoofden op de palen zien zitten en de rompen zien liggen: ‘Nu begrijp ik wat ze ons allemaal vertellen en wat ze ons morgen nog allemaal kunnen vertellen’. Maar in het EVP-rapport heeft de tendens-Van Istendael het gehaald. Die zegt b.v.: ‘Er zijn dit jaar in El Salvador 8.000 doden, dat is heel erg, enzovoort, enzovoort. Maar als de christendemocraten er niet geweest waren, dan waren er 80.000 doden geweest’. Het is net omgekeerd. Juist omdat Duarte er was, omdat het regime daardoor zoveel steun kreeg, is er zoveel gemoord. Met een zuiver militair regime was dat al lang afgelopen geweest. De verontwaardiging in de wereld na de moord op Mgr. Romero b.v. was toch groot genoeg. Alleen dank zij de christendemocratische façade - want echte macht hebben ze niet - heeft het regime zich kunnen handhaven. In het CVP-standpunt schijnt nu toch enige beweging te komen. Voorlopig (12 december 1980) nog op het niveau van: indien zou blijken dat de christelijke en democratische idealen niet gerealiseerd kunnen worden, zouden die mensen uit de junta moeten treden... En ze hebben een voorzichtige resolutie mede ondertekend waarin gevraagd wordt geen militaire steun meer te geven aan dergelijke regimes (dat het over de VS en El Salvador gaat, moet je weten, dat zégt de resolutie niet). Maar dan zeg ik: wat voor effect heeft zo'n vraag als jullie de junta wel niet militair en economisch, maar in ieder geval politiek blijven steunen? Die resolutie verliest daardoor alle geloofwaardigheid. Ik probeer met politici te praten. Maar is me dat een wereldje, o, o! Ze komen maar in beweging als hun kiezers zich bewegen. Die 20.000 handtekeningen van ons bisdom hier b.v., daar zijn ze even niet goed van geweest. Maar brengen zij de moed op om tegen partijbelangen of politieke vriendschappen op te komen voor een rechtvaardige zaak? Nee, die contacten met het Belgische politieke wereldje, dat ontnuch- | |
[pagina 502]
| |
tert je wel. Ik ben waarschijnlijk te naïef. Anders was ik ook nooit maar ginder gegaan. Maar daarmee zullen we weer bij het begin van dit gesprek. Erratum: in de rechtzetting bij het artikel Hebben vrouwen altijd het eerste woord? van Y. Lebrun |
|