| |
| |
| |
Duitse katholieke kerk, afgewezen uitdagingen
Wim L. Boelens
Van 15 tot 19 november 1980 bezocht paus Johannes Paulus II Duitsland. Zoals je van Duitsers kunt verwachten, slaagde men erin een perfecte massaregie op te voeren. Daardoor werden honderdduizenden katholieken en niet-katholieken in staat gesteld de paus persoonlijk te zien en te beluisteren. Van staatswege zorgde men voor uitstekende verkeersmaatregelen. Van kerkelijke zijde werd een programma opgezet, waarbij de verschillende bevolkingsgroepen met hun eigen problemen door de paus aangesproken werden. In Keulen waren dat de wetenschappers en studenten, in het noordelijke Osnabrück de katholieken in diasporasituatie, in Mainz de arbeiders alsook de reformatorische christenen, in Fulda de geestelijkheid en de theologieprofessoren. Tenslotte kwamen de publicisten en de jongeren te München aan bod. Aan het eind van dit vijfdaags festijn konden zowel de politionele als de kerkelijke autoriteiten met tevredenheid en misschien met opluchting vaststellen, dat de pausdagen zonder merkbare wanklanken verlopen waren. Daartoe heeft de hartverwarmende vriendelijkheid van de paus wezenlijk bijgedragen. Hij bezit ontegenzeggelijk een grote kunde om massa's te bespelen. Dan komt de vraag op, wat zo'n bezoek binnen een massaal kader aan het oplossen van pastorale problemen heeft bijgedragen. De paus noemde zijn reis namelijk verscheidene malen een ‘pastoraal bezoek aan de kerk van uw land’, waarbij ‘uitsluitend het pastorale en godsdienstige karakter’ op de voorgrond moest staan.
| |
Pastorale crisis
Men kan zich gemakkelijk op het Duitse Katholicisme verkijken. Dat is ook bij de beoordeling van het pausbezoek het geval. De maatschappelijke invloed van de Duitse kerk is groot. Het land kent nog altijd een hecht verenigingsleven zoals de Katholieke Arbeidersvereniging (KAB) met verscheidene onderafdelingen en de Kolpingbeweging. Daarnaast leven talrijke Jeugdbewegingen en Studentenverenigingen. Ze zijn doorgaans
| |
| |
nationaal en nog eens diocesaan georganiseerd. Ze dragen een typisch katholiek stempel door hun kerkorganisatorische binding, die door het voorzitterschap van een priester en door kerkelijke financiering tot uitdrukking komt. Hoe schoon deze organisatie uiterlijk ook mag lijken, zij lijdt innerlijk aan grote spanningen. De laatste vijf jaar treden ze in versnelde beweging aan het daglicht. De bisschoppen voeren een beleid van duidelijke plaatsbepaling. Door hun grote, vooral financiële invloed op de pastores en door hun vrijmacht bij toekenning van subsidies aan kerkelijke organisaties zijn zij tot deze straffe kerkleiding in staat. Het fundament van deze organisatorische macht vormt de kerkbelasting, die de staat van de burgers heft en automatisch aan de diverse kerken of bisdommen overmaakt.
Spanningen treden binnen de vakbeweging op, nu katholieke werknemers zich ook in socialistische partijen en vakbewegingen organiseren. De vanouds gesloten katholieke verenigingen breken open. We hebben hier met een maatschappelijk verschijnsel van deconfessionalisering te maken, dat geenszins tot Duitsland beperkt is. Het eigene van de Duitse situatie is, dat de bisschoppen op een straffe wijze daartegen ingaan. Zo onttrokken zij na langdurige onderhandelingen subsidie aan bepaalde jeugdverenigingen (studenten), omdat zij zich openstelden voor ‘marxistische tendensen’. Pastores werden eraan gehinderd om op de weg van dialoog en langzame groei tot een evenwichtige keus te geraken. Een nationaal schandaal veroorzaakte een herderlijk schrijven van de bisschoppen, dat vlak voor de verkiezingen op 5 oktober 1980 voorgelezen moest worden en dat door velen als een stemadvies voor de CDU/CSU-onder-Strauss uitgelegd werd. Er stonden letterlijke aanhalingen uit het betreffend partijprogram in. Men miste verwijzingen naar vredespolitiek, ontwapening in verband met atoomenergie en atoombewapening. Een kort daarna verschenen brief over milieubescherming en zekerstelling van toekomstig leven kon het protest niet ongedaan maken. De Freckenhorster Kreis, een vereniging van hoofdzakelijk pastores uit de bisdommen Münster en Osnabrück, wekte op tot het niet voorlezen van deze brief of tot het toevoegen van een kritisch commentaar. Pijnlijk was de herinnering aan het feit, dat de Duitse bisschoppen in 1973 een verklaring uitgaven waarbij het aan priesters verboden werd om zich ‘openlijk binnen een partij, voor een partij alsook voor de keuze van een bepaalde partij te engageren’.
Tegen deze achtergrond moet men de eis van de socialistische Bondskanselier Helmut Schmidt, om een eigen onderhoud met de paus tijdens zijn Duitslandbezoek te hebben, verstaan. Een pikante bijzonderheid daarbij is, dat Schmidt reeds vele jaren intense contacten met pater Os- | |
| |
wald von Nell Breuning s.j., 90-jarige nestor van de katholieke sociaaleconomen, onderhoudt. Pas onlangs kreeg von Nell een royale erkenning voor zijn kritische houding binnen en buiten de kerk, toen hem door kardinaal Höffner een gouden penning werd overhandigd bij een grootse huldiging in de dom van Keulen. Men vraagt zich daarbij wel af, of de kerkelijke overheden de hele gedachtenwereld van von Nell Breuning erkenden, die namelijk een basis levert voor pluriforme en soms conflictueuze politieke keuzen vanuit het geloof. Deze problematiek van maatschappelijke vrijheidsbewegingen werd door de paus bij zijn bezoek slechts indirect aangeroerd.
| |
Pastorale verdraagzaamheid
Het Duitse pausbezoek moet mede gezien worden tegen de achtergrond van het ‘geval-Küng’. Na tien jaar moeizaam onderhandelen met de niet altijd gemakkelijke theologieprofessor Hans Küng van Tübingen veroordeelde de Vaticaanse Congregatie voor het Geloof hem met de verklaring van 18 december 1979: ‘Professor Küng wijkt in zijn geschriften van de volledige waarheid van het katholiek geloof af. Daarom kan hij niet als katholiek theoloog gelden en ook niet als zodanig doceren’. Deze beslissing kwam eigenlijk onverwacht en verwekte extra beroering, omdat zowel de in juli 1976 overleden kardinaal Döpfner van München als de plaatselijke bisschop Georg Moser van Rottenburg-Stuttgart tot het allerlaatste moment hun best deden om met Küng tot een vergelijk te komen.
Het gezag van de Duitse bisschoppen, maar vooral dat van hun zegsman kardinaal Höffner van Keulen als voorzitter van de Duitse bisschoppenconferentie, kwam met het geval-Küng op de tocht te staan. Zij hebben zich met massaal geweld te weer moeten stellen en konden desondanks niet tot overtuiging voeren. Nog rond de jaarwende verspreidden de bisschoppen tot tweemaal toe een uitvoerige documentatiemap, die de briefwisseling tussen Küng, het Vaticaan en de Duitse bisschoppen bevat. Tevens lieten de bisschoppen een herderlijk schrijven tegen Küng in de kerken voorlezen, zodat ook de gewone gelovigen met deze gecompliceerde zaak geconfronteerd werden. Het werd voor vele pastores een gelegenheid om een stellingname voor of tegen Küng alsmede voor of tegen de bisschoppen te ventileren. Zo de bisschoppen al de geruststelling van de gewone gelovigen beoogden, zij hebben met het bruusk verbreken van de lopende dialoog pas echt tot verontrusting bijgedragen. Om de verhouding tussen het bisschoppelijk leerambt en de universitaire theolo- | |
| |
gie niet te verslechteren, hebben de universiteitsprofessoren geen gezamenlijk verzet aan willen tekenen. De tegenstand van de theologenwereld blijft echter groot. Dat blijkt uit de nuchtere verklaring van de rond honderd theologen van het internationale tijdschrift Concilium, die geen aanleiding zien om Küng na zijn veroordeling als onkatholieke theoloog te beschouwen. Dank zij een liberale staatsregeling kon Küng in Tübingen theologieprofessor blijven zij het niet meer als verantwoordelijke voor de priesteropleiding. In mei 1980 verklaarde paus Johannes Paulus II zich akkoord met de actie van de Duitse bisschoppen en de Vaticaanse curie. Daartegen is officieel geen stelling genomen, maar het loste niets op. De sfeer bleef verziekt.
De paus heeft de naam van Küng niet genoemd in zijn redevoeringen in Duitsland, maar verwees wel drie keer naar zijn brief van mei 1980, waarin hij de taak van het bisschoppelijk leerambt inzake het zuiver bewaren van de kerkelijke leer onderstreepte. Als de alom geachte bijbeltheoloog Rudolf Schnackenburg van Würzburg op de theologenbijeenkomst te Fulda wees op de moeilijke taak van theologen binnen een maatschappij met nieuwe en moeilijke vragen, kende de paus een flinke ruimte voor theologisch onderzoek toe. Hij kwam echter niet tot een praktische uiteenzetting over de samenwerking van bisschoppen en professoren met ieder een eigen leeropdracht. In Keulen had de paus eveneens de vrijheid van kritisch onderzoek en de eigen waarde van de profane wetenschappen voor het geloofsleven beklemtoond. Ook daar bleef de praktische verwerkelijking een open vraag. Je krijgt de indruk, dat de paus goed begrepen heeft, dat het thema van de vrijheid momenteel voor de Duitse situatie - en daar niet alleen - van levensbelang is. Het is een dermate gecompliceerd en veelomvattend probleem, dat de korte passages van een pauselijke redevoering niet wezenlijk tot een oplossing kunnen bijdragen. De oplossing zal ter plaatse met de eigen nationale krachten gezocht en opgebouwd moeten worden. Hier geldt de dialoog bij decentralisatie. De decentralisatie moet dan niet slechts de verhouding tussen het Vaticaan en Duitsland bepalen, maar ook de verhouding tussen de bisschoppen en theologen in Duitsland. Het regiem van angst, dat zich uit in autoritair optreden, zal plaats moeten maken voor een leiderschap van vertrouwen en vergaand overleg.
Evenals bij de Synode van de Nederlandse bisschoppen te Rome (januari 1980) en zijn toespraak tot de bisschoppenconferenties van Frankrijk en Brazilië beklemtoonde de paus ook in Duitsland in de bisschoppenconferentie het belang van de eensgezindheid. Hij is zich kennelijk bewust van de tegenstand die deze keuze met zich meebrengt: ‘Laat u niet door de
| |
| |
vaak gehoorde mening in de war brengen, als zou een hoge mate van eensgezindheid binnen een bisschoppenconferentie op kosten van de levendigheid en de geloofwaardigheid van het bisschoppelijk getuigenis gaan’. De vraag blijft staan, of de legitieme veelvormigheid inzake theologische, ethische en vooral kerkordelijke vraagstukken, die voor de hele kerk en alle gelovigen geldt, ook niet binnen het bisschoppencollege tot uitdrukking moet kunnen komen. De voortgang van de waarheid in mensenhanden eist deze veelvormigheid. Niet het verzwijgen van conflicten is een christelijke deugd, maar het wijs en kalm omgaan met conflicten. Anders getuigt men naar buiten van een eenstemmigheid die er binnen het college feitelijk niet is. Bij gebrek aan verstandig doorleefde conflicten en meningsverschillen wordt het vinden en opbouwen van waarheid geweld aangedaan. De paus koos te Fulda in zijn toespraak tot het bisschoppencollege voor de moed tot een eenduidig getuigenis en onderstreepte daarbij het huidig beleid van de Duitse bisschoppen. Wie getuigenis als een zaak van wederzijdse relatie en van dialoog tussen Geestbegaafden ziet, zal evenzeer moed in het durven luisteren vooronderstellen. Het is de vraag of de bisschoppen voor de Duitse situatie geholpen zijn met de pauselijke opwekking te Fulda: ‘Verkondigt het Woord in alle eenduidigheid, niet verward door bijval of afkeuring! Niet wij bevorderen in laatste instantie het lukken of het mislukken van het Evangelie, maar de Geest Gods. De gelovigen en de niet-gelovigen hebben er recht op eenduidig de authentieke boodschap van de kerk te horen’.
| |
Verschillende geloofsaccenten
De Duitse bisschoppen hebben niet slechts moeilijkheden met Hans Küng. Het gaat trouwens niet om de persoon Küng, die een gevaarlijk leraar zou wezen. Dat blijkt reeds uit de ondoorzichtige procedure, die tien jaar liep en steeds nieuwe geloofspunten in discussie bracht. Het ging om zijn kerkleer met democratische speerpunten. Daarna wordt ook zijn visie op de Godsverbondenheid van Jezus in het geding gebracht. Daarnaast duiken bezwaren tegen zijn theorie over leiderschap in de gemeente en voorgaan in de Eucharistie op. Uiteindelijk spitst de zaak zich toe op het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid. Hoewel vakcollega's vooral inzake de onfeilbaarheid correcties op Küng aangebracht hebben, ging het Küng vooral om een nieuw soort leiderschap in de kerk, waarbij het collegiaal overleg van alle lagen van het Godsvolk tot zijn recht moest komen. In feite betekende dit een dóórdenken op impulsen die het Vaticaans Concilie in princiep aangaf en die thans praktisch in kerkelijke
| |
| |
overlegstructuren uitgewerkt zouden moeten worden. Hiertegen kwam niet slechts vanuit het pauselijke, maar ook vanuit het bisschoppelijke leerambt verzet. Waar liggen de grenzen van het gezag?
Een maand voor de veroordeling van Hans Küng protesteerde de emeritus-theologieprofessor Karl Rahner in ongewoon scherpe bewoordingen tegen kardinaal Ratzinger van München. Na een langdurig en moeizaam onderzoek kon Rahner bewijzen, dat de kardinaal bij de landsregering van Beieren gedaan had gekregen, dat professor Johann Baptist Metz van Münster van de voordrachtslijst voor promotie naar München geschrapt werd. Reden was niet, dat Metz niet rechtzinnig in de leer was, maar dat de theologische richting van de professor niet de goedkeuring van de kardinaal weg kon dragen. Metz is namelijk de vader van de Politieke Theologie, waaruit impulsen voortkwamen voor de Latijnsamerikaanse Bevrijdingstheologie. Meerdere bevrijdingstheologen hebben bij hem gestudeerd of nemen zijn theologie als basis voor hun kritisch verderdenken in de Latijnsamerikaanse situatie. Dan wijst Rahner op overschrijding van bisschoppelijke bevoegdheid: ‘Ik kan begrijpen, dat voor de theoloog Ratzinger de theologie van Metz onsympathiek is... Maar ik bestrijd, dat deze redenen voor de bisschop voldoende zijn om de benoeming van Metz feitelijk af te wijzen en dit dan ook nog als een dienst aan kerk en theologie te verstaan’. Hier staat evenals bij Küng de legitieme pluriformiteit bij het bedrijven van theologie op het spel.
Ook de kwestie-Metz moet in een wijdere samenhang gezien worden. Zowel Ratzinger als Mgr. Hengsbach van Essen zijn uitgesproken tegenstanders van de Bevrijdingstheologie alsook van ondersteuning aan kritische basisbewegingen op dat continent. Een aantal belangrijke Duitse theologen, waaronder Metz, hadden daartegen openlijk geprotesteerd en veel bijval gevonden. Als leider van meerdere missieorganisaties kon Hengsbach invloed uitoefenen op een eenzijdige besteding van missiegelden, waarbij geloofsverkondiging tegen horizontalistische mensenhulp uitgespeeld werd. De vriendschap van Mgr. Hengsbach en de conservatieve Latijnsamerikaanse Mgr. Alfonso López Trujillo, die samen het boek Christlicher Glaube und gesellschaftliche Praxis (1978) uitgaven, deed het ergste vrezen voor een Evangelieverkondiging met maatschappelijke en politieke daden, zoals Mgr. Helder Camara en kardinaal Lorscheider van Brazilië voorstaan. In september 1978 had kardinaal Ratzinger, als pauselijk delegaat op het nationale Mariacongres van Ecuador, in verband met de Bevrijdingstheologie nog gesproken over ‘marxistische groeperingen’, die kerk en bisschoppenconferenties om zouden willen bouwen tot instrumenten voor een ideologische verandering.
| |
| |
De Duitse missieorganisaties zijn inmiddels van verdenking gezuiverd en Mgr. Hengsbach stelt zich terughoudender op. Hun eenzijdige belangstelling voor binnenkerkelijke orde blijft echter bestaan. Een fris en nieuw binnenkerkelijk geloofsleven is echter slechts mogelijk, als op de vragen van een verrassend nieuwe samenleving in wordt gegaan. Gelijkluidende antwoorden, zoals deze vele eeuwen golden, zullen met een simpel beroep op Evangelie en kerkelijke leertraditie niet gegeven kunnen worden. Dit probeerden nog wel de bisschoppen Hengsbach en Josef Stimpfle van Augsburg, toen zij hun goedkeuring hechtten aan een ‘katholieke catechismus’ (1978), die door enkele directeuren van catechetische instituten grondig bekritiseerd werd als niet op het niveau van de huidige catechese. Daarbij zou veel meer de vragende leerling centraal gesteld moeten worden en veel minder gemakkelijk oplossingen voor gestelde problemen aangereikt moeten worden. De ouderwetse taal duidde reeds op onbegrip voor het nieuwe levensgevoel. Paus Johannes-Paulus heeft tijdens zijn Duitslandbezoek meermalen op de noodzaak gewezen, dat er naar de vragen van de mensen geluisterd moet worden. Zo zei hij tot de bisschoppen: ‘De theologie moet het geloofsgetuigenis mogelijk maken en tot geloofsverdieping leiden, zodat de priesters de vragen van de mensen, maar ook de antwoorden van het Evangelie en van de kerk verstaan’. Men kan eraan twijfelen, of men in Duitsland met zo'n globaal antwoord geholpen is. Het lijkt of Evangelie en kerk tegenover wetende priesters en onwetende lekengelovigen staan. Erger zou zijn, als de kerk hier met pauselijk en bisschoppelijk leerambt vereenzelvigd wordt. De overtuiging wint namelijk veld, dat kerk als Godsvolk-onderweg een gemeenschap van leerlingen is, waarbij allen zonder onderscheid te leren hebben van elkaar en van de aspiraties van de omringende samenleving, waar de kerk deel van uitmaakt. Zo'n soort vragende theologie bedrijft
Küng en zo'n maatschappijbetrokken theologie levert Metz. De hoge verkoopcijfers van hun werken tonen aan, dat zij op hun weg vele mensen aanspreken en minstens aan het denken zetten. Zij voelen zich vanwege zichzelf en niet vanwege een pasklaar gegeven instituut aangesproken. Zij worden met hun eigen denkkracht uitgenodigd om tot oplossingen voor de eigen tijd bij te dragen.
Niet slechts de hoge verkoopcijfers van boeken moesten de bisschoppen manen om voorzichtig met machtsmiddelen om te gaan, als men tot meningsvorming en meningsverandering bij wil dragen. De jongere generatie zal juist als kritisch publiek serieus genomen moeten worden. Dan valt er iets te bereiken. Dit toonde de Katholiekendag, die van 4 tot 8 juni 1980 te Berlijn werd gehouden. Parallel met het officiële congres werd een
| |
| |
improvisorisch georganiseerde Katholiekendag-van-onderen gehouden, die verrassend veel bezoekers trok. De belangstelling was zó opvallend, dat kardinaal Höffner de pers meende te moeten verwijten er onevenredig veel aandacht aan geschonken te hebben. Het verwijt had de vele bezoekers moeten gelden. Het bestuur van de officiële Katholiekendag was verstandiger, toen het zich afvroeg, waaraan die belangstelling van de vooral jongere generatie gelegen kon hebben. Men zou daar zelf op in moeten springen. Als trekpleisters golden zeker de sprekers Metz en Küng. Metz had een uitnodiging om op de officiële Katholiekendag te spreken afgewezen. Daarop reageerden de bisschoppen weer kleintjes met hun weigering om met Metz een dialoog voor de televisie aan te gaan. Het succes van het parallelcongres was stellig ook te danken aan de spontane medewerking van velerlei basisgroepen, die maatschappijproblemen centraal stelden. Het is de beproefde indirecte weg om de consequenties van een hedendaagse Evangeliebeleving aan de orde te stellen. Het werkt daarentegen gezagsverduisterend, als de kerkelijke leiding vooral met harde duidelijkheid spreekt, waar het de micro-ethiek van abortus, euthanasie en echtscheiding betreft. De totaal nieuwe beleving van seksualiteit, waarbij nog veel onduidelijk is en het even duidelijk is dat ze niet of niet zonder meer veroordeeld kan worden (o.a. samenwonen voor het huwelijk en leefvormen voor homofiele mensen), dreigt dan in de mist te geraken. Zo wordt strengheid inzake seksualiteit en voortplanting onwaarachtig, als er niet een even serieuze benadering van de vredes- en ontwikkelingsproblematiek mee verbonden wordt. Dit geldt bijzonder voor de Duitse situatie, waar het vredeswerk en het ontwikkelingswerk met klemtoon op maatschappijkritische bewustmaking maar slecht in de parochies van de grond komt. Gebrek aan steun van bovenaf is hier mede schuldig aan. De officiële kerkleiding is beducht
voor kritische stemmen binnen de kerk, die maar al te gemakkelijk met de betiteling ‘ongehoorzaamheid’ afgedaan worden. Tegen deze achtergrond moeten we de constatering van de diocesane voorzitster van de jeugdbeweging te München Barbara Engl begrijpen: ‘Heilige Vader, U hebt ons in Uw preek in vele zaken, die ons bezighouden, geraakt. Voor jongeren echter is de kerk in de Bondsrepubliek Duitsland vaak moeilijk te begrijpen. Zij hebben de indruk, dat zij angstvallig aan de bestaande verhoudingen vasthoudt; dat zij wederom meer de verschillen tussen de beide grote Confessies onderlijnt dan dat zij de overeenkomsten naar voren haalt; dat zij op de vragen van jongeren met betrekking tot vriendschap, seksualiteit en onderlinge verbondenheid te zeer met verboden reageert; dat hun zoeken naar begrip en dialoog te weinig antwoord krijgt. Velen kunnen niet begrijpen, waarom
| |
| |
de kerk ondanks het priestergebrek zo star aan het celibaat vasthoudt; wij hebben tegenwoordig een hoop jeugdzielzorgers te kort; velen vragen of er geen grotere deelname van vrouwen aan het kerkelijk ambt mogelijk is’. Men heeft deze beschaafd en indringend gestelde vragen af willen doen met jeugdige overdrijving. Barbara raakte echter precies de problemen aan waar theologen en zielzorgers aan de basis zich het meeste zorgen over maken. Het is een teken aan de wand, dat het in München evenals in Chicago - de ordesoverste Teresa Kane - een vrouw was die op de echte problemen wees, waar de paus gemakkelijk om heen ging en de thuiskerk mee blijft zitten na het pausbezoek.
| |
Duitse kerk als remmende factor
Het is een droevige zaak, dat de Duitse bisschoppen met name op het terrein van de oecumene en van nieuwe ambtsvormen eerder een rem dan een stimulans bij de Vaticaanse kerkvernieuwing is. Met de Synode van de Duitse Bisdommen, die onder de bezielende leiding van kardinaal Döpfner liep van 1971 tot 1975, werd de pastorale situatie met studie, sociologische onderzoeking en open dialoog grondig belicht. Er kwamen praktische aanbevelingen uit de bus, waarop de Vaticaanse reacties pas na twee jaar aansloten. Er werd meer geweigerd dan goedgekeurd. Maar de opvolgers van de in 1976 gestorven kardinaal Döpfner hadden niet de wil of de vindingrijkheid om desondanks de riskante weg van het experiment aan de basis te wagen. Integendeel, zij interpreteren Vaticaanse richtlijnen op enge wijze. Dit betreft dan vooral de sluiting van gemengde huwelijken, waarbij nog steeds de katholieke kinderopvoeding geëist wordt, terwijl de verantwoordelijkheid van beide huwelijkspartners serieus genomen kan en moet worden. Dezelfde starheid kenmerkt het besluit om de zondagsplicht zo centraal te stellen, dat interkerkelijke diensten niet als vervanging gelden. De vriendelijke interkerkelijke ontmoetingen van de paus met reformatorische kerkleiders heeft hieraan niets veranderd. Van buren willen de Duitse bisschoppen kennelijk nog niets leren. Dit werkt voor alle partijen remmend op ontwikkelingen.
Naast de oecumene wordt ook het zoeken naar nieuwe ambtsvormen door Duitse bisschoppen geremd, terwijl zij juist bijzonder goede vernieuwingsmogelijkheden hebben. In Duitsland studeren uitzonderlijk velen theologie, waaronder een hoog percentage vrouwen. Het land heeft daarin een lange traditie en ervaring. Even duidelijk is, dat slechts weinigen zich melden voor het celibataire priesterschap. Hoewel het duidelijk kon zijn, dat het hier een structurele kwestie betreft, waaraan geen einde
| |
| |
te zien is, neemt men blijkbaar de tekenen des tijds niet waar. Het opdringen van de Pastoralreferenten - universitair geschoolde theologen - in de basiszielzorg wordt als een dreiging ervaren. De bisschoppen bepaalden een maximum van Pastoralreferenten in de basiszielzorg. Verder zien zij hen liever regionaal werkzaam als specialisten voor speciale categorieën van zielzorg dan als plaatselijke pastores. Tot slot leggen zij nadruk op een gescheiden spirituele begeleiding van priesters en Pastoralreferenten. Duidelijkheid moet in Duitsland weer gelijk opgaan met onderscheiding. Men zou van de behoefte van de plaatselijke gemeente uit moeten gaan. Van daaruit kan men dan zicht krijgen op gemeenschapsopbouw of kerkwording in brede en diepe zin. Er zijn blijkens de gegevens van het Nieuwe Testament vele vormen van gemeentelijk leiderschap. De Jonge Kerken van de Derde Wereld laten ons zien, hoe die veelvormigheid ook in onze tijd realiseerbaar is. Daarbinnen zijn gehuwde en ongehuwde priesters te denken. Met name Afrika, Indonesië en Brazilië vragen erom. In Duitsland vragen theologen en verweesde parochies hetzelfde. De bisschoppen ondersteunden deze basis niet. Na het pausbezoek zullen de vragen niet verstommen.
|
|