Streven. Vlaamse editie. Jaargang 48
(1980-1981)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 385]
| |
Streven
| |
[pagina 387]
| |
Synode: tempel en tentBasil Hume, de kardinaal van Westminster, is tijdens de recente Synode over het Gezin (26 september - 25 oktober 1980) af en toe ingedut. Hij zal wel niet de enige geweest zijn, maar hij alleen heeft verteld wat hij dan gedroomd heeft. Een droom over de kerk. Een burcht. Wie er dichterbij wilde komen, werd als de vijand beschouwd. Die er binnenin zaten, legden een blinde gehoorzaamheid aan de dag; vragen hoefden zij zich niet te stellen, ze moesten slechts bevelen uitvoeren. Daarmee hadden zij het zo druk, dat ze de stemmen van buiten niet eens hoorden. Die droom werd verdreven door een andere: de kerk als een karavaan pelgrims. Leiders en volk trokken samen op, zochten samen naar zin en waarheid. Wegwijzers waren er wel, maar die zeiden meer welke kant het niet op mocht dan waar het wel naartoe moest. Ze waren bovendien verweerd en verregend. Toen bleek dat men, om ze opnieuw leesbaar te maken, de verkeerde verf gebruikte, werd de droom helemaal een nachtmerrie, het werd allemaal nog erger dan tevoren. De burcht was een tempel, de pelgrims sliepen in tenten. ‘Het is soms beter zich bloot te stellen aan de onzekerheid onder de tent van Abraham dan zich comfortabel in de tempel van Salomon te installeren’. Dromen vertekenen, maar reveleren ook realiteit. Met zijn innemende Britse humor schetste Hume de twee kerkbeelden die in deze Synode weer eens met elkaar in conflict kwamen. In ambtelijke taal zijn ze terug te vinden in de samenvatting die na de eerste week door Kard. Ratzinger gemaakt werd van de ruim 160 interventies die de biscchoppen van thuis hadden meegebracht: twee tendensen zijn aan het licht gekomen. De eerste zegt: we moeten niet zo maar de vaste formules herhalen, alsof de leer eens en voorgoed vastgelegd zou zijn. Het criterium van de leer moet gezocht worden in de ‘sensus fidei’, de geloofszin van de mensen, de ervaring van de gehuwden, het werk van theologen, filosofen en menswetenschappers, en de evaluatie daarvan door het kerkelijke leergezag. In die volgorde. Gelovige ervaring staat voorop, pas daarna komt de leer. De tweede tendens zegt: neen, eerst de leer. Die moet zich niet aanpassen aan | |
[pagina 388]
| |
de algemene opinie, ‘alsof zij een sociologische doctrine was’, maar ‘moet tegen het kwaad van de wereld profetisch de remedie van het evangelie verkondigen’. Die twee opvattingen kunnen misschien toch nog worden verzoend: door een pedagogie van geleidelijkheid (gradualitas), die de afstand tussen leer en ervaring overbrugt. Met die overbrugging zijn de bisschoppen, opgedeeld in taalgroepen, de tweede week druk doende geweest. Maar hoe sla je bruggen tussen tempel en tent? Zolang de tempelvisie, d.i. de overtrokken sacralisering, ja, klerikalisering van de kerk en haar leergezag en bijgevolg de klerikalisering en kerkelijke bevoogding van huwelijk, gezin en seksualiteit, gehandhaafd blijft, lijkt dat een moeilijke opgave. Dat is het nochtans wat de Synode geprobeerd heeft en waar ze, naar onze mening, zoals te verwachten was, niet in geslaagd is. Die mening steunt niet alleen op de schaarse berichten die tijdens de Synode in de pers doorsijpelden of op de zalvende Boodschap die de Synode na afloop aan de gezinnen stuurde en waarover vele bisschoppen zelf hun ontgoocheling niet verheelden. Ze steunt op een kritische lectuur van de Synodedocumenten zelf: voorbereidende en tussentijdse rapporten, interventies van bisschoppen, verslagen van de elf werkgroepenGa naar voetnoot1 en vooral de 43 Propositiones, de officiële voorstellen die de Synode onderdanig (humiliter) aan de paus aanbeveelt en die het eigenlijke resultaat van de Synode zijnGa naar voetnoot2. Onze bedoeling is hier niet, dit materiaal in zijn totaliteit door te lichten. We halen er, voor onze standpuntbepaling, slechts enkele knelpunten uit naar voren: 1) de verhouding tussen leergezag en geloofservaring, het thema dat aan alle andere ten grondslag ligt; 2) de problematiek van Humanae Vitae; 3) de pastoraal ten aanzien van mensen die gescheiden en hertrouwd zijn. | |
Geloofservaring en leergezag‘Het geheel van de gelovigen... kan in het geloof niet dwalen, en deze bijzondere eigenschap brengt het door de bovennatuurlijke geloofszin van | |
[pagina 389]
| |
het hele volk tot uiting, wanneer het “van af de bisschoppen tot en met de laatste leken-gelovigen” in zake geloof en zeden zijn algemene overeenstemming doet blijken’ (Lumen Gentium, nr. 12). Deze tekst van Vaticanum II, waar de Synode zich op beroept, is op het eerste gezicht niet zo verhelderend. De moeilijkheden beginnen als men zich gaat afvragen waar die algemene overeenstemming in geloofszin en morele ervaring op het ogenblik nog te vinden is, waar ze ooit te vinden is geweest. De Synode heeft er, blijkens drie Propositiones die vooropkomen, kennelijk mee geworsteld. De ‘sensus fidei’ bestaat niet alleen in een consensus: ‘non in solo consensu Christianorum constat’, zegt Propositio 2, en kan dus niet gevonden worden in opinie-onderzoeken en statistieken alleen (dit ‘alleen’ is een amendement op de valreep). Een zogenaamde meerderheid volstaat niet. Als een onderzoek uitwijst dat 81% van de Belgische katholieken de veroordeling van de zogeheten artificiële geboortenregeling irrelevant of verkeerd vindt, is dat nog geen bewijs dat dit de ware geloofszin is. ‘Wel hebben zulke bevindingen hun belang voor het vinden van de waarheid (weer zo'n amendementje), voor een juiste pastoraal en voor de onderscheiding van de tekenen van de tijd’. Tot de criteria voor de ware geloofszin behoort echter vooral ‘de diepe samenhang met het geloof van alle tijden (catholicitas diachronica) en met de universaliteit van de gelovigen (catholicitas synchronica)’ (Prop. 3)Ga naar voetnoot3 Al wordt Newmans theorie over de ontwikkeling van het dogma hier in het voorbijgaan even ingeroepen (alsof die altijd tot de catholicitas diachronica heeft behoord), het komt toch altijd nog op dezelfde moeilijkheid neer: als katholiek geloof je maar en handel je maar juist als je gelooft en doet wat altijd is geleerd en wat alle gelovigen geloven en doen. Traditie en universaliteit. Maar wie maakt uit wat die inhouden? ‘Magisterii hierarchici est hunc sensum fovere et authentice interpretari’ (Prop. 4): het is de taak van het hiërarchische leergezag de geloofszin te bevorderen en authentiek te interpreteren. Tussen ‘bevorderen’ - ernstig nemen, ontwikkelingen toelaten, aanmoedigen - en ‘authentiek interpreteren kan een spanning ontstaan die kan leiden tot twee kerkvisies: een tempelvisie, die zwaar het accent blijft leggen op de traditionele en universele leer als een oninneembare burcht; een tentvisie, die meer aandacht heeft voor de gelovig zoekende autonomie van mensen en gemeenschappen. Wij hebben de indruk dat de Synode de tempelvisie het zwaarst heeft laten doorwegen. | |
[pagina 390]
| |
Ontgoochelend is dat vooral als je leest dat verschillende bisschoppen in hun interventies - zij het toch meestal nog in zo'n onderdanige taal - een genuanceerder geluid lieten horen. Om maar één voorbeeld te noemen, o.i. een van de meest frisse, de interventie van J.-C. Bouchard, namens de bisschoppenconferentie van Tsjaad: ‘We moeten uitgaan van de actuele situatie, eerder dan van principes, hoe waardevol die ook zijn. Vooral als we het over het gezin hebben, is dit van kapitaal belang. De gezinsrealiteit kan niet tot een louter christelijke, nog minder tot een kerkelijke orde worden gereduceerd. Ze maakt deel uit van het seculiere leven, van de zgn. aardse waarden, en als zodanig heeft ze recht op een juist begrepen autonomie... Niet alleen uit pedagogische of pastorale overwegingen moeten we zo te werk gaan, het lijkt ons ook een gezond theologisch principe: de menselijke en christelijke ervaring is een theologische vindplaats... alleen in levende christelijke gemeenten kan Gods woord zich incarneren en leven. Dat betekent dat het niet volstaat, een eens en voorgoed gegeven leer te expliciteren of er nieuwe toepassingen uit te halen, maar dat wij ons onder de kritiek moeten stellen van de christelijke ervaring zoals die nu beleefd wordt’. Nuchterder, maar heel helder ging de interventie van Mgr. Ernst van Breda dezelfde richting uit. Zijn eerste zin is letterlijk overgenomen in de boven reeds geciteerde samenvatting van Kard. Ratzinger: ‘Als we het hebben over de identiteit van het christelijk gezin, hebben we te maken met de “sensus fidei” van het hele Godsvolk. De identiteit moet worden gezocht en gevonden door de gehuwden zelf met hun ervaring van het christelijk leven, samen met het werk van theologen, filosofen, menswetenschappers en met de evaluatie van al die waarden door het leergezag van de kerk in het licht van het Evangelie’. Zijn tweede zin leidt meteen naar ons tweede punt: ‘Tussen leergezag en geloofservaring van vele christenen in huwelijk en gezin bestaat een kloof. Daarom lijkt het wenselijk, de manier waarop het leergezag de morele problemen in verband met huwelijk en gezin, ook de geboortenregeling behandelt, aan een nieuw onderzoek te onderwerpen’. | |
Humanae VitaeErnst schijnt de enige te zijn geweest die zo ver is durven gaan. In de taalgroep waarvan Mgr. Danneels rapporteur was, werd wel gevraagd of de te nauwe band tussen de diepe waarden die door HV gepromulgeerd worden en de morele beoordeling van de methoden voor geboortenregeling niet wat losser gemaakt kon worden en werd gesproken van de wrok en wrevel (la hargne) die deze encycliek bij velen nog altijd wekt. In zijn | |
[pagina 391]
| |
eigen interventie zei Danneels dat anderen er nog altijd onder lijden: ‘ce déchirement intérieur nous touche profondément’. In zijn persconferentie na afloop zei hij dat hij heel deze kwestie graag ‘gededramatiseerd’ zou zien. Maar voor velen is deze kwestie al lang geen drama meer. Zij oordelen in geweten dat zij deze leer rustig naast zich neer kunnen leggen, ‘niet uit egoïsme, materialisme of hedonisme, maar op grond van hun verantwoordelijkheid’ (Ernst); ‘ook geëngageerde en dynamische christenen houden er zowel theoretisch als praktisch een andere opvatting op na dan het kerkelijk leergezag’ (Danneels). Dat deze divergentie tussen leergezag en ‘sensus fidelium’ wel eens een heel ernstige twijfel zou kunnen doen rijzen over de waarheid, de authenticiteit, de universaliteit van de leer - die consequentie heeft de Synode niet tot zich door laten dringen. Ook hier heeft de tempelvisie zich weer gehandhaafd. ‘Een vaste burcht is onze leer’; op welke fundamenten hij rust, moeten we nog eens opnieuw bekijken. Als een refrein komt het in interventies en taalgroepen terug: HV verkondigt een profetische boodschap, ze wordt alleen niet goed begrepen, er moeten betere argumenten voor gezocht worden. Nog voor die argumenten of fundamenten gevonden zijn, wordt de tempel opnieuw geconsacreerd: ‘Deze Heilige Synode, vergaderd in eenheid van geloof met de Opvolger van Petrus, confirmeert met klem de profetische boodschap van het Tweede Vaticaans Concilie en de Encycliek Humanae Vitae’ (Prop. 21, 190 stemmen voor, 8 tegen, 8 onthoudingen)Ga naar voetnoot4. Veelzeggend is de plechtige formulering: ‘in unitate fidei cum Successore Petri’, die alleen hier voorkomt. Ronduit bedrieglijk is de gelijkstelling van Concilie en EncycliekGa naar voetnoot5. Alsof er tussen Gaudium et Spes en de uitspraak van Paulus VI tegen de meerderheid van zijn commissie in, niets gebeurd was. Maar wat een paus met zijn eigen charisma, zoals dat tegenwoordig heet, eens gezegd heeft, daar kunnen of durven zelfs bisschoppen niet meer aan raken. Integendeel, wat ‘maar’ een encycliek was, wordt nu verheven tot een ‘doctrina semper antiqua et semper nova’ en dit niet als een ideaal, maar als een wet (Prop. 24). De collegialiteit, die de hiërarchische kerk dichter bij de lokale kerk zou brengen, dreigt op deze manier de burcht of tempel van de hiërarchische kerk integendeel te verstevigen. | |
[pagina 392]
| |
Bij hun terugkeer uit Rome hebben bisschoppen gezegd: we moesten het allemaal een beetje begrijpen, het zwaartepunt van de kerk is verlegd van het Westen naar de Derde Wereld en de kerken van de Derde Wereld kijken tegen deze problematiek heel anders aan dan wij. Maar, ten eerste, dat verantwoord ouderschap in de Derde Wereld geen problemen zou stellen en dat HV daar dus veel minder vragen oproept, is een vertekening van de realiteit. Dat blijkt uit verschillende interventies uit die Derde Wereld: Haiti, Trinidad, Tanzania, Sri Lanka, om er maar enkele te noemen. En ten tweede: als de kerken van de Derde Wereld HV anders waarderen dan wij, dan hoofdzakelijk omdat zij er een bondgenoot in zien in hun protest en verzet tegen een door het Westen opgedrongen anticonceptie. Terecht heeft de Synode dat protest overgenomen. Prop. 22 veroordeelt met nadruk ‘de praktijk in de internationale verhoudingen die economische ontwikkelingshulp afhankelijk maakt van geboorten-controle-, sterilisatie- of abortusprogramma's’ en ‘de dwang die regeringen en publieke instanties uitoefenen om de vrijheid van de mensen in het bepalen van hun kindertal te beperken’. Als je alleen dit in deze propositie leest, ben je verwonderd dat ze nog 7 tegenstemmen en 4 onthoudingen kreeg. Maar 1) zoals ook op andere plaatsen worden ‘contraceptio, sterilizatio, abortus, euthanasia’ gewoon op één lijn gesteld; 2) misschien hebben enkele bisschoppen zich afgevraagd of de kerk niet een even arrogante (morele) dwang uitoefent; 3) niemand heeft ooit het recht mensen te dwingen hun kindertal te beperken, maar tot een vrij en verantwoordelijk ouderschap hoort ook de zorg voor het bevolkingsvraagstuk, met name in de Derde Wereld. Alles kan blijkens vele interventies en taalgroepen opgelost worden met de zgn. natuurlijke methoden tot geboortenregeling (die door de ‘armen’, zegt de taalgroep-Danneels, spontaan aanvaard worden!). Prop. 25 spoort dan ook aan tot verdere studie en bredere informatie over en betere opvoeding tot deze methoden, ‘die niet in tegenspraak zijn met de menselijke waardigheid en de leer van de kerk’. De enige echtparen die voor de Synode als ‘auditores’ waren uitgenodigd, waren voorstanders van deze ‘natuurlijke’ methoden, onder hen het Australische echtpaar Billings van de Woomb, de Wereld Organisatie voor de Ovulatie Methode volgens Billings. De stemmen van buiten waarnaar op de Synode zelf nog geluisterd zou worden, waren dus zorgvuldig geselecteerd. Dit heeft er bijvoorbeeld bij ons al toe geleid dat sommigen het profetisch karakter van HV vooral schijnen toe te schrijven aan de wetenschappelijke vooruitgang die inmiddels t.a.v. deze natuurlijke methode geboekt is en de toenemende medische en psychologische argwaan tegenover b.v. de pil: zie je wel, HV | |
[pagina 393]
| |
had gelijk!Ga naar voetnoot6 Maar welk gelijk? Deze methodenstrijd is puur een kwestie van menswetenschappen en heeft niets te maken met wat de kerk, krachtens openbaring en evangelie, over huwelijk en gezin wel te zeggen heeft. Beide methoden kunnen gebruikt worden uit egoïsme en materialisme, beide kunnen gebruikt worden uit voor leven open staande en verantwoordelijke liefde. Als de Synode de theologen uitnodigt om de bijbelse grondslagen van haar leer beter aan het licht te brengen (Prop. 23), zijn wij benieuwd waar zij die kunnen vinden. HV en een Synode die deze leer wil bevestigen, hebben o.i. geen enkele openbarings- of bijbelgrond om op te staan. Ook de meest aanvaardbare suggesties die in de Synode geopperd zijn om de argumentatie van HV overtuigender te maken, zijn van puur profaan-antropologische of psychologische aard. Het meest aannemelijke voorstel dat werd gedaan, lijkt ons daarom dat van Mgr. Ernst te zijn. Maar daar is niets van terug te vinden in de Propositiones. Laat de kerk over huwelijk, gezin en seksualiteit spreken zoals zij over sociale kwesties spreekt: imperatief over waarden en oriëntaties, maar de concrete manier om die te realiseren wordt aan de mensen zelf overgelaten, ieder volgens zijn geweten, ieder in zijn culturele en maatschappelijke context. Laat de kerk zo ook over gezin en huwelijk, uit respect voor mensen en hun culturele diversiteit, bescheidener spreken en verscheidenerGa naar voetnoot7. | |
Gescheiden en hertrouwdWat de Synode zegt over mensen die gescheiden zijn en niet-kerkelijk hertrouwd, heeft vele gelovigen misschien nog het meeste geërgerd van al. Weer die infantiliserende barmhartigheid (‘zij kunnen rekenen op onze liefdevolle zorg’), maar reaffirmatie van het verbod om aan de eucharistie deel te nemen. In een curieuze formulering overigens: ‘De Synode confirmeert de praktijk van de kerk, die op de Schrift steunt (praxim Ecclesiae | |
[pagina 394]
| |
Sacrae Scripturae innitentem)’, zegt Prop. 14. Op welke schrifttekst? Op het verhaal van Jezus met de Samaritaanse vrouw? Toen op een persconferentie iemand daaraan herinnerde, antwoordde een Duitse prelaat (of functionaris, hoe moet je zo iemand noemen?): ‘Wat praten jullie toch alsmaar over Jezus en evangelie? Van het evangelie heeft zowat iedereen zijn eigen interpretatie. Het gaat niet om het evangelie, het gaat om het leergezag’. En dan het Romeinse leergezag wel te verstaan. Een propositie die voorstelt ook eens naar de praktijk van de Oosterse kerken te kijken (14,6o), kreeg 20 tegenstemmen en 7 onthoudingen, d.i. van alle proposities de minste ja-stemmen. Maar laten we hierover kort zijn en volstaan met een verwijzing naar een artikel dat we een jaar geleden gepubliceerd hebben en waarin indringend de vraag gesteld wordt wat voor twijfelachtige huwelijks- en sacramentstheologie in deze kwestie gehanteerd wordtGa naar voetnoot8. | |
Een andere SynodeEen volledige evaluatie van de Synode over het Gezin wilde deze standpuntbepaling niet zijn. Te zeer toegespitst op de problemen die blijkens de reacties bij velen nog steeds leven ten aanzien van de kerkelijke moraal, doet zij geen recht aan de vele andere thema's die door de Synode behandeld en in de Propositiones verwerkt zijn. ‘Het probleem van het verantwoorde ouderschap stelt ons, pastores, voor zware problemen’, zei Mgr. Danneels in zijn interventie. ‘Het moet in alle duidelijkheid worden gesteld, maar het zou jammer zijn als het de hele Synode in beslag zou nemen’. Het heeft lang niet de hele Synode in beslag genomen. De belangrijkste bijdragen tot de verbreding van het Synodethema werden ongetwijfeld geleverd door de Derde Wereld, met name Afrika en Brazilië. Als men bijvoorbeeld de Braziliaanse Bisschoppenconferentie had gevolgd, had men een enigszins andere synode gekregen. De interventie van Kard. Lorscheider kwam hierop neer: De meesten spreken hier nog altijd over het gezin als de basiscel van maatschappij en kerk. In hoeverre is dat nog zo? Is het gezin niet veel meer slachtoffer van de maatschappij geworden dan subject? We moeten daarom niet uitgaan van een idyllisch of utopisch ‘familismo’, maar van een bredere maatschappelijke analyse. Dan zien we, zei het voorbereidende rapport van de Braziliaanse kerk, dat de | |
[pagina 395]
| |
moeilijkheden waarin de meerderheid van de gezinnen in de wereld verkeert, o.m. te wijten zijn aan het schreeuwend gebrek aan grondbezit, aan verslavende vrouwen- en kinderarbeid, aan de ook bij ons toenemende consumptiebegeerte. Neem je verder kennis van de thema's die ook andere Derde-Wereldlanden aan de orde stelden - kerngezin en breder familieverband; huwelijk volgens gewoonterecht en de conflicten die dat schept met het Romeinse kerkelijke recht; culturele verscheidenheid en autonomie; structureel onrecht dat huwelijk en gezin voor miljoenen mensen onmogelijk maakt; maatschappelijk-politieke en niet alleen kerkelijke rol van het gezin in basisgemeenschappen, enz. enz. - dan merk je dat veel daarvan wel in de propositiones terecht is gekomen, maar bij gebrek aan dwingende samenhang krijgt het niet de overhand die het verdiende. De ‘verschuiving van het kerkelijke zwaartepunt van Noord naar Zuid’ is wel hoopgevend, maar nog lang geen realiteit. Daarvoor zal wel eerst de burcht of tempel van het strikt uniforme en piramidaal opgevatte leergezag gesloopt moeten worden. In collegialiteit én verscheidenheid zullen de leiders van het volk met het volk in tenten moeten gaan wonen. Zoals Jezus bij wijze van spreken. ‘De Mensenzoon heeft niets waar hij zijn hoofd op kan laten rusten’ (Lc. 9, 58) en de tempel van Salomon is met de grond gelijk gemaakt. Tussen niets en tempel is er de tent. Die geeft ook woning en geborgenheid, maar niet die zelfverzekerdheid van de tempel. Het zou geen kwaad kunnen, vinden wij, als die kerk van ons wat minder tempel, wat meer tent werd. Verzet tegen een kerk die alleen maar burcht of tempel is - Hume's nachtmerrie - is moreler, christelijker én kerkelijker dan onverschilligheid of, omgekeerd, blinde gehoorzaamheid. ‘Blinde gehoorzaamheid kan een genade zijn in een moment van crisis. Maar als ze chronisch wordt, is ze in strijd met Gods eer en de waardigheid van de mens’ (Mgr. Jullien, Beauvais). De Redactie |
|