| |
| |
| |
Oorlog in de Perzische Golf
L.L.S. Bartalits
Wat het Westen allang had gevreesd, speelt zich nu af: een oorlog tussen twee olieproducerende landen in het Midden-Oosten. Het probleem is dat niemand nog weet wat de precieze doeleinden zijn van Irak en Iran. Een van de sleutelfiguren in het op 22 september 1980 uitgebroken drama is president Saddam Hoessein van Irak. Hij, en niet ayatollah Khomeiny is deze oorlog begonnen, ofschoon deze laatste wel alle aanleiding gaf tot de verscherping van een aanvankelijk sluimerend conflict. Hij heeft althans niets gedaan om de oorlog met Irak te voorkomen en niets nagelaten om de escalatie aan te wakkeren.
| |
Historische achtergronden en recente ontwikkelingen
De eerste doelstelling van de aanval was kennelijk het in Irak als vernederend ervaren verdrag van Algiers ongedaan te maken. In dit uit 1975 daterend grensverdrag werd het midden van de benedenloop van de Eufraat en de Tigris tot grens met Iran verklaard. Toen was Irak de zwakkere partij tegenover het Iran van de sjah met zijn ambitie de sterkste mogendheid in het oostelijk deel van het Midden-Oosten te worden. In het noorden van het land had de regering in Bagdad te maken met een opstandige beweging van de Koerden, die gevaarlijke vormen aannam en alleen tot staan gebracht kon worden met medewerking van de sjah. Om dat voordeel te behalen, moest Bagdad echter een verlegging van de grens in het zuiden aanvaarden. Deze werd verlegd naar het midden van de rivier de Sjattal-Arab, waardoor de oever aan de Iraanse kant onder Iraanse soevereiniteit kwam. De grenscorrecties ten voordele van Irak verder naar het noorden, die in het verdrag eveneens waren overeengekomen, werden nooit uitgevoerd, noch onder de sjah, noch onder Khomeiny. Wel moest Bagdad in 1978 opnieuw buigen voor de wil van de sjah, toen deze eiste dat de uit Iran gevluchte ayatollah Khomeiny zou ophouden met zijn anti-sjah-actie onder de Iraakse sjiieten en uit het land zou worden gezet. Zoals bekend, nam Khomeiny toen de wijk naar Frankrijk.
| |
| |
Iran wil de grens die in 1975 met Irak werd vastgesteld verdedigen. En dat is zonder meer begrijpelijk. Want indien Irak erin slaagt die grens naar het oosten te verleggen, dan zou Irak het verkeer in de Perzische Golf en daarmee de levensaders van de Iraanse olie-export beheersen. Het grote Iran met zijn 34 miljoen inwoners kan zich dat niet laten welgevallen van een kleine nabuurstaat met slechts 13 miljoen inwoners. Oppervlakkig gezien, ligt het gelijk bij Iran, dat een defensieve strijd voert. Oorlogen worden echter niet gevoerd om gelijk te bewijzen, maar om gelijk te krijgen. De oorlog tussen Irak en Iran is in feite uitgelokt door twee recente ontwikkelingen: de huidige zwakte van Iran en de ambitie van Khomeiny die het liefst alle sjiietische moslems onder zijn gezag zou willen brengen. De meeste autocratische regimes in de Golfstaten hebben een gruwelijke hekel aan Khomeiny en zijn weinig tactvol beleid, dat onder meer beoogt de sjiietische revolutie te exporteren. Daar de regeringen in de Golfstaten allemaal soennitisch zijn, heeft de wending die de Iraanse revolutie heeft genomen, grote onrust gezaaid. De gevoelens die door de Iraans-Iraakse oorlog zijn aangewakkerd, gaan terug tot de oude scheiding tussen Arabië en Perzië, waarvan de Perzische Golf de natuurlijke geografische uitdrukking is. Commentatoren zinspelen op het Perzische imperialisme en herinneren aan de sjah, die het oliestaatje Bahrein, nu financieel zenuwcentrum van de Golf, opeiste. De sjah liet deze eisen in 1970 vallen, een jaar voordat Bahrein de onafhankelijkheid verwierf, maar en passant annexeerde hij in 1971 wel de drie Arabische eilandjes bij de monding van de Golf, die Irak nu opeist.
De tweede aanleiding, Irans zwakte, was evident. In alle sectoren van het binnenlands bestuur heerste chaos. Na anderhalf jaar islamitische revolutie was Khomeiny er nog niet in geslaagd een complete regering te vormen. Het ambtelijk apparaat was verlamd. De olie-industrie, bijna de enige bron van inkomsten, was al dan niet moedwillig kapot gemaakt en produceerde nog maar 1/10 van de hoeveelheid die onder de sjah gebruikelijk was. De binnenlandse ontevredenheid kon alleen maar worden onderdrukt door vuurpeletons. De defensie was verwaarloosd. De Koerden hadden opnieuw de wapens opgenomen en voerden een harde strijd tegen een gedemoraliseerd en gedesillusioneerd leger. Op buitenlands politiek gebied stond Iran ook geïsoleerd: de betrekkingen met de Verenigde Staten waren sinds de gijzelingsaffaire verbroken; de Britse ambassade werd in augustus 1980 gesloten en naast Amerika werd nu ook de Sovjet-Unie tot ‘satan’ verklaard.
| |
| |
| |
De oorlog
Intussen bleef de hamvraag: hoever wilde president Saddam Hoessein met zijn oorlog tegen Iran gaan? Volgens een eerste hypothese wilden de Irakezen de Straat van Hormoez en dus de toegang tot de Perzische Golf beheersen. Volgens een tweede hypothese was het Saddam Hoessein er alleen om te doen het Khomeiny-regime, dat het zijne bedreigt, ten val te brengen. Maar misschien wil de ambitieuze Hoessein wel beide doeleinden tegelijk bereiken.
Op 26 september 1980 werden op de luchthaven van Bahrein en ook op andere vliegvelden van de Golfstaten Iraakse helikopters en transportvliegtuigen gesignaleerd die vermoedelijk op weg waren naar de Straat van Hormoez. Het bericht veroorzaakte in de Westerse hoofdsteden grote opwinding en leidde tot een koortsachtige diplomatieke activiteit. President Bani-Sadr van Iran reageerde onder andere met een felle waarschuwing aan de Golfstaten, die hij bedreigde met militair ingrijpen als zij voortgingen in het geheim Irak te steunen. Ook vanuit Washington werd Saoedi-Arabië dringend verzocht zijn vliegvelden van Iraakse toestellen te ontdoen, anders zou Washington de zogenaamde AWAC-toestellen (vliegtuigen met radar op zeer lange afstand) niet leveren. Feit is, dat op 26, 27 en 28 september jl. de kans op een explosieve uitbreiding van de oorlog tussen Iran en Irak levensgroot was. De Iraakse helikopters, zoals later zou blijken, waren namelijk niet, zoals men dacht, op weg naar de drie kleine eilandjes voor de Straat van Hormoez, die sedert 1971 in Iraanse handen zijn, maar op weg naar de Iraanse haven Bandar Abbaz, ook gelegen aan de Straat van Hormoez. Via die haven krijgt Iran namelijk de enige aanvoer van buitenaf, gedeeltelijk met schepen vanuit het vlak aan de overkant gelegen Doubai. Die Iraakse actie is niet doorgegaan. Waarom niet, dat zal de geschiedenis later wel onthullen. Volgens een eerste verklaring had Irak slechts een deel van zijn luchtmacht veilig willen stellen door ze in het buitenland te stationeren. Een tweede verklaring luidt, dat Irak er zeker van wilde zijn dat de staten rond de Perzische Golf zijn kant zouden kiezen bij een eventuele aanval.
Na 28 september begon de oorlog tussen beide landen af te glijden naar een patstelling. Dat neemt niet weg dat de situatie in de Perzische Golf explosief blijft. Tot medio oktober heeft Teheran en vooral de Iraanse marine zich, zoals men dat in diplomatieke kringen noemt, netjes gedragen. En daarmee bedoelt men dat er geen mijnen in de Straat van Hormoez zijn gelegd en dat er verder geen actie is ondernomen. De regeringen van de Westerse industrielanden leggen er de nadruk op dat de olievoorraden
| |
| |
groot zijn, terwijl Saoedi-Arabië en anderen de tekorten, ontstaan door het uitvallen van Irak en Iran, door hogere produktie aanvulden. Waar men niet over praat is dat het niet alleen de Straat van Hormoez is waar het gevaar voor het afsnijden van de olietoevoer dreigt. Een heel eenvoudig uit te voeren commando-actie kan bijvoorbeeld de terminal Rastanoera bij Damman in Saoedi-Arabië, dat een groot deel van de Saoediarabische olie-export voor zijn rekening neemt, voor één of twee jaar buiten bedrijf stellen en alleen zo'n daad al zou de lichtjes in West-Europa lager doen branden.
Een uitbreiding van de oorlog ligt binnen de mogelijkheden, als Irak verder in Iran opdringt en sommige leiders in Iran, niemand weet precies wie, wanhopig zouden worden. De vier AWAC-toestellen zouden een Iraanse luchtaanval op Saoediarabische doelen kunnen tegenhouden. Maar voor een Amerikaans ingrijpen liggen de Amerikaanse vlooteenheden in de Arabische Zee en de Golf van Oman op een te grote afstand en dat geldt ook voor de 1800 mariniers in hun amfibieboten. Het is minstens vier dagen varen.
| |
Belanghebbende toeschouwers
Het conflict plaatst zowel Washington als Moskou in een moeilijke positie. Irak is door een in 1972 gesloten vriendschapsverdrag met de Sovjet-Unie verbonden, maar die vriendschap is de laatste tijd erg bekoeld. Juist daarom zijn de Kremlinleiders druk bezig toenadering te zoeken tot Iran ten koste van Irak. Hetzelfde geldt voor Washington, dat er alle belang bij heeft dat het Khomeiny-regime ten val zou worden gebracht, maar niet graag zou zien dat Irak de nieuwe politieagent aan de Perzische Golf wordt. De Westeuropese landen die een derde van hun energiebehoefte uit het gebied rond de Perzische Golf dekken, hebben in economisch opzicht meer te duchten van de oorlog dan Amerika, dat het desnoods zonder de Arabische olie kan stellen. Wel heeft de niet-communistische wereld momenteel een oliebuffervoorraad voor 100 dagen en dit stootkussen maakt het probleem van de tijdelijke uitval van olie-exporten uit Iran en Irak oplosbaar. Ook voor West-Europa is er niet dadelijk reden tot paniek. De meeste landen zijn op dit soort incidenten thans beter voorbereid dan enkele jaren geleden. En als gevolg van de economische recessie en van de groei van andere energiebronnen is hun oliebehoefte verminderd. Maar die situatie kan van de ene dag op de andere veranderen, indien de Perzische golf voor de tankervloot wordt afgesloten. Alleen Saoedi-Ara- | |
| |
bië en Oman hebben afvoermogelijkheden buiten de Golf en de flessehals van de Straat van Hormoez.
Iran en Irak spelen een hoog spel met een mogelijke te hoge inzet. President Carter verklaarde begin dit jaar in zijn ‘State of the Union’, dat elke bedreiging van de Golf-regio als een bedreiging van de vitale belangen van Amerika en de Westerse wereld zou worden beschouwd. Carter dacht daarbij aan externe bedreiging, doch de huidige interne bedreigingen zijn even gevaarlijk voor de economieën van de geïndustrialiseerde wereld. Door de aanwezige olievoorraad zullen landen als de Verenigde Staten en Engeland veel later worden getroffen dan Brazilië, Frankrijk, Italië en Spanje, maar uiteindelijk komen alle landen in moeilijkheden.
De verwevenheid van olie en politiek is nu wel heel duidelijk. Oman heeft met de Verenigde Staten een akkoord gesloten dat de Amerikanen faciliteiten biedt voor een snel inzetbare strijdmacht ter bescherming van de olievelden. Oman heeft steeds gesteld dat het Westen de pro-Westerse regimes in de regio militair moet beschermen tegen de tang-beweging van marxistische Zuid-Jemen, radicaal Irak en onstabiel Iran. De pragmatici in Washington, Londen en de Golf-regio vinden echter de Omaanse opvatting een gevaarlijke overdrijving.
| |
De eenzame imam
Terwijl de militaire onbekwaamheid van zowel Iran als Irak steeds duidelijker werd, zei president Bani-Sadr dat hij rekende op de overwinning van het ‘islamitisch geloof’ en ‘het moreel van de natie’ in de oorlog met Irak. Maar zelfs in de Arabische wereld heeft Teheran nauwelijks nog mogelijkheden om de schade van de uit de hand gelopen situatie met diplomatieke middelen te herstellen.
Ten aanzien van het Palestijnse vraagstuk hebben de Baathisten in Irak altijd het hardste standpunt ingenomen, namelijk dat het uiteindelijke Arabische doel de bevrijding van Palestina moest zijn. De praktijk heeft echter aangetoond dat de werkelijke Iraakse zorgen niet in het Westen liggen, maar in het Oosten. Iran is immers een grotere bedreiging voor 's lands voortbestaan dan Israël, zeker sinds het aantreden van Khomeiny. Het sjiietische reveil mag dan binnen Iran wat van zijn glans hebben verloren, buiten de grenzen oefent het nog een aanzienlijke invloed uit. Subversieve acties in Irak worden steevast aan Iran toegeschreven. Als Khomeiny's kracht ligt in de macht van de propaganda, dan is de anarchie waarin hij zijn land heeft gestort, zijn zwakke kant.
| |
| |
De eenzaamheid van het Iraans bewind is gemakkelijk te verklaren. De gelaarsde grootheidswaan van de sjah verontrustte de buurlanden en rivalen en dat bleef zo onder de geturbaniseerde Republiek. De heftige toon waarop president Sadat zijn hoop op een staatsgreep in Iran - ‘alles is beter dan Khomeiny’ - kenbaar maakte, contrasteert sterk met het merendeel van de standpuntbepalingen. Maar vele Arabische staten, allereerst de monarchieën of emiraten van de Golfregio, kunnen moeilijk verhelen dat zij tevreden zijn met het toeroepen van een halt aan het militante islamisme van Khomeiny. Vooraan in de rij betuigde koning Khales van Saoedi-Arabië officieel steun aan Irak.
In het conflict met Irak lijdt Perzië in de verhouding tot de Arabische landen aan een handicap: de Arabische minderheid van Khouzistan beschouwt Iran als onderdrukker, waar een vorm van Islam wordt gepraktizeerd die vrijwel overal elders in een minderheidspositie verkeert. Voorzover Teheran wordt gesteund, is dat minder uit sympathie dan wel uit vrees voor een machtsuitbreiding van Irak. Syrië, dat met Bagdad overhoop ligt, kan slechts een Iraaks succes vrezen. Damascus maakt ook de Jordaanse koning Hoessein verwijten omdat deze, evenals de Marokkaanse koning Hassan II, totale steun aan Irak heeft betuigd, terwijl Syrië in november 1979 al zeer ontstemd was over de op de topconferentie van Bagdad totstandgekomen toenadering tussen Jordanië en Irak.
De repercussies van de diverse crises in de Arabische wereld hebben merendeels een schadelijk effect voor Teheran. Een uitzondering is Algerije, dat om ideologische redenen - en ook omdat Irak Marokko steunt in de Sahara-kwestie - niet-officieel de zijde van Iran heeft gekozen en in Washington de Iraanse belangen diplomatiek vertegenwoordigt. De positie van Libië is ingewikkelder. Kolonel Khaddafi zou geneigd zijn Iran te steunen, doch zou door de Iraniërs heftig worden verweten een rol te hebben gespeeld bij de verdwijning in Tripoli van de imam Moussa Sadr. De PLO is ondanks de spectaculaire omarming tussen Arafat en Khomeiny aanzienlijk minder enthousiast over de Iraniërs sinds de Organisatie de Libanese sjiïeten tegenover zich heeft gekregen. De PLO moest evenwel op zijn minst aanbieden te willen bemiddelen in het conflict tussen haar twee bondgenoten.
De verwarde situatie is op één punt duidelijk: Iran heeft geen bondgenoten meer in het Westen, kan niet meer rekenen op de Sovjet-Unie, en bevindt zich in dat meer van beproevingen in een vrijwel volledig diplomatiek isolement. Met verzwakte strijdkrachten en een wankelende politieke macht moet het land afwachten hoe de oorlog afloopt.
| |
| |
| |
Geen snelle oplossing
De verwachtingen die Saddam Hoessein van zijn verrassingsaanval op Iran had, zijn niet vervuld. Toch overheerst in militaire kringen de visie dat Irak er veel gunstiger voorstaat. Het ziet ernaar uit dat men aan het begin van een slijtageslag staat, en Bagdad heeft tot medio oktober slechts drie van zijn dertien divisies tegen Iran ingezet. Ook krijgt het hulp van verschillende Arabische staten en kan het ondanks de Russische neutraliteitsverklaring vermoedelijk rekenen op voortzetting van de levering van Russische reserve-onderdelen.
Iran blijft van de noodzakelijke Amerikaanse reserve-onderdelen voor leger en luchtmacht verstoken. Wel heeft Irak Japan en Zuid-Korea van leveranties beschuldigd en met economische maatregelen tegen deze twee landen gedreigd, maar bewijzen zijn tot nu toe niet geleverd.
Aan beschuldigingen geen gebrek. Iran spreekt van de aanwezigheid van Jordaanse en Marokkaanse strijdkrachten in Irak, van massale hulpverlening aan Irak door enige Golfstaten en van een uitwerking van het plan voor deze oorlog door de Amerikaanse regering.
President Saddam Hoessein kan het zich veroorloven zich bereid te verklaren tot onderhandelingen en waarnemende bemiddelaars vriendelijk te ontvangen. Van Iran gelooft men in het Midden-Oosten, dat het geen andere keus heeft dan verder vechten of capituleren.
De Arabische Golfstaten nemen een voorzichtige houding aan, hoewel hun sympathieën liggen aan de zijde van Irak: zij wensen niets liever dan de ineenstorting van het revolutionaire regime in Iran. Maar zij vrezen tevens een uitbreiding van de oorlog tot het gehele Golfgebied en ontkennen elke hulpverlening aan Irak. Teheran heeft al met draconische maatregelen gedreigd als die hulp niet gestaakt wordt. Het blijft erbij dat het hiervan de duidelijke bewijzen heeft. Sindsdien zijn de olieheersers aan de Golf erg bevreesd geworden en zwijgen zij zelfs over de teruggave van de door Iran geannexeerde eilandjes in de Straat van Hormoez.
De Saoedi-Arabiërs hebben de Amerikanen gevraagd om de zending van vier vliegende radarstations om zich beter te beveiligen. Khomeiny wordt kennelijk in staat geacht tot een luchtaanval op hun olievelden. Niemand aan de Golf hecht veel geloof aan verzekeringen dat de scheepvaart door de Straat van Hormoez niet gestoord zal worden. Politieke kringen in het Midden-Oosten zijn van opvatting dat de zending van Amerikaanse waarnemingsvliegtuigen naar Saoedi-Arabië een gevaarlijke slag heeft toegebracht aan de gemeenschappelijke Amerikaans-Russische neutraliteitsverklaring. Ze houden rekening met een Russische tegenmanoeuvre
| |
| |
en met een algemene verslechtering van de situatie in het gehele Midden-Oosten, indien de afmattingsoorlog zou gaan aanslepen. Aan een snelle oplossing van het conflict gelooft in het Midden-Oosten niemand.
| |
Het machteloze Westen
De oorlog tussen Iran en Irak bewijst eens te meer hoe weinig invloed de Verenigde Staten en het Westen kunnen oefenen op een zo belangrijke, maar woelige regio. Men kan hieruit twee conclusies trekken: de Amerikanen moeten op de een of andere manier een mogelijkheid vinden om de loop van de gebeurtenissen te beïnvloeden, en zij moeten zich opnieuw bezinnen op hun ‘vitaal belang’.
Sinds de val van de sjah zijn de Verenigde Staten geconfronteerd met een aantal crisissituaties in het Midden-Oosten, waar dit land en de andere landen van het Westen machteloos tegenover staan. Na de Russische inval in Afganistan kwam president Carter met het plan een Snel Inzetbare Strijdmacht te vormen. De huidige oorlog tussen Irak en Iran is een recent voorbeeld van een situatie waarbij een Amerikaanse interventiemacht geen enkel nut heeft. Sommige Europeanen stellen inmiddels dat de Verenigde Staten overdreven reageren en dat de werkelijke bedreiging niet wordt gevormd door een Russische invasie, maar door binnenlandse troebelen, zoals in Iran, mogelijk gestimuleerd door Russische ondermijning. Zij benadrukken diplomatieke actie in de islamitische wereld, met name een Israëlisch vergelijk met de Palestijnen, in plaats van een belangrijke uitbreiding van de Amerikaanse militaire presentie in het Midden-Oosten. Hiertegenover staat het Amerikaanse standpunt, dat het risico van instabiliteit in de olierijke landen minstens even groot is als het risico van een directe Russische aanval. Moeilijk te geloven is het dat een regeling tussen Israël en de Palestijnen de strijd tussen revolutionairen en traditionalisten in de Golf-regio zou beëindigen, aldus de Amerikanen. Het zou voor het Westen het allerbeste zijn indien de oorlog spoedig zou worden beëindigd zonder verdere complicaties te veroorzaken of - een tweede-keus-oplossing - indien de oorlog beperkt zou blijven tot de huidige omvang totdat een vrede tot stand zou komen. Escalatie van de oorlog naar andere olielanden zou nog ernstiger gevolgen voor het Westen hebben, zonder dat directe interventie mogelijk zou zijn. Het verlies van de Iraakse olie is een ongemak, maar het wordt ten dele gecompenseerd door een hogere produktie in Saoedi-Arabië. Maar verschuiving van de vijandelijkheden naar het Zuiden van de Perzische Golf zou bijna automatisch 40% van de olievoorziening van
het Westen afsnijden.
| |
| |
Dit schrikbeeld is nu voorlopig van de baan, want Iran heeft openlijk verklaard, de Straat van Hormoez open te zullen houden en Irak heeft officieus te kennen gegeven zijn helikopters uit de buurstaten te zullen verwijderen. Waarom de Irakezen dit doen is onduidelijk, maar de Britse regering was van oordeel dat het gevaar bezworen is door gezamenlijke diplomatieke druk van Engeland en de Verenigde Staten, hoewel erop gespeculeerd is dat Washington een meer spectaculaire actie overwoog, aldus The Financial Times, 9 oktober 1980.
Maar wat nu te denken van de verzekering van de Amerikaanse minister van defensie, Brown, dat zijn land zich verplicht heeft om de Straat van Hormoez open te houden? Dat kan alleen indien de landen rond de Perzische Golf zelfbeheersing betonen. Doen zij dat niet, dan zou er zoveel geweld moeten worden gebruikt om de doorgang vrij te houden, dat het Westen beschuldigd zou worden van imperialisme, wat de politieke positie van Washington en de goede betrekkingen met òf Bagdad òf Teheran zou schaden.
Tot medio oktober heeft de Sovjet-Unie zich op een afstand gehouden. Iran heeft volgens zijn zeggen een Russisch aanbod van wapens afgewezen. Dit is opvallend, omdat de Sovjet-Unie tot voor kort de belangrijkste wapenleverancier van Irak was en naar verluidt, bij het begin van de oorlog weigerde dit land extra wapens te sturen, maar thans wel reserveonderdelen en munitie wil leveren. Moskou ontkent deze geruchten natuurlijk, maar zou er toch geen kern van waarheid in zitten? Men haalt daarvoor als voorbeeld aan hoe de Sovjet-Unie de jarenoude betrekkingen met Somalië verbrak en het revolutionaire bewind in Ethiopië als bondgenoot koos.
Stellig draagt de revolutie in Iran een ander karakter dan die in Ethiopië. Khomeiny heeft zich veel afwijzender tegenover de Sovjet-Unie uitgesproken dan de sjah ooit gedaan heeft. Maar zou de oorlog voor Iran ongunstig verlopen en vooral indien er tekort zou komen aan olieprodukten, dan zou Khomeiny zich uit wanhoop tot de Sovjet-Unie kunnen wenden. Een Iran onder voogdiij van de Sovjet-Unie zou een enorm strategische overwinning voor de Kremlinleiders betekenen.
Het probleem voor de Verenigde Staten is dat dit land zijn strategische belangen door middel van andere landen moet behartigen en dat deze landen, zoals Egypte, Kenya, Oman en eventueel Somalië, zwak zijn. Zelfs al zouden Saoedi-Arabië en andere staten rond de Perzische Golf bereid zijn om een grote openlijke Amerikaanse presentie toe te staan, toch blijven deze landen onbetrouwbaar vanwege het feit dat zij te weinig inwoners hebben, teveel buitenlanders, teveel geld in handen van een
| |
| |
kleine minderheid, teveel olie en te weinig andere produkten.
Het Camp-David-overleg heeft Egypte geïsoleerd van de Arabische wereld en Saoedi-Arabië. Irak en Iran zijn min of meer kanshebbende concurrenten voor het leiderschap in de regio. Psychologisch en politiek is het voortbestaan van Israël, binnen de grenzen van vóór juni 1967, uiterst belangrijk voor het Westen, maar momenteel is er geen gevaar. Reëel bezien is de veiligheid van de Perzische Golf van meer belang voor West-Europa en voor de Verenigde Staten en deze is wel in gevaar.
| |
Brezjnevs troefkaarten
De Sovjet-Unie heeft in het Iraaks-Iraanse conflict sterkere troefkaarten in handen dan het Westen en zeker sterkere dan die van de Amerikanen. In de eerste plaats heeft Moskou het invloedmonopolie. De Sovjet-Unie onderhoudt namelijk diplomatieke betrekkingen met Iran en Irak - met Irak is zij zelfs verbonden door een vriendschaps- en samenwerkingsverdrag. De Verenigde Staten hebben deze banden noch met Irak noch met Iran, dat nog steeds de Amerikaanse gijzelaars gevangen houdt. De Russische manoeuvreerruimte is derhalve groter. Op strikt militair gebied kunnen de Russen eveneens kiezen. Zij kunnen Saddam Hoessein, die 75% van zijn wapens uit de Sovjet-Unie betrekt, een succes bezorgen dan wel hem het leven zuur maken. In het eerste geval wint Irak dank zij Moskou en dan zal het prestige van het Kremlin bij de progressieve landen in de Derde Wereld toenemen. In het tweede geval maken de Kremlinleiders alle kans te kunnen profiteren van de Iraanse dankbaarheid. Beide hypothesen zijn voor de Verenigde Staten ongunstig.
In de tweede plaats: wie er ook wint, de Russen zullen van de crisis profiteren. Met name als Irak versterkt uit het strijdperk treedt en zich als nieuwe politieman van de Golfregio kan opwerpen, verschuift het politieke zwaartepunt ten koste van Amerika's voornaamste bondgenoot in het gebied, Saoedi-Arabië. Als het Iraakse leger bovendien nog Khoezistan met zijn olierijkdommen in handen krijgt, valt in één klap een deel van de oliereserves in de wereld in de greep van een van de meest radicale Arabische staten. Ook is het waarschijnlijk dat een Iraakse overwinning de ambities van Bagdad stimuleert en het zich gaat richten op de annexatie van Koeweit. Dit zou evenwel zowel door het Kremlin als het Westen minder op prijs worden gesteld.
Loopt de oorlog daarentegen gunstig af voor Iran, dan zal Khomeiny zijn aureool van triomf nog krachtiger benutten voor het destabiliseren van de
| |
| |
Golf-dynastieën. In de pro-Westerse emiraten bevinden zich sterke sjiïetische minderheden die niet ongevoelig zullen blijven voor de ophitsing door de Iraanse imam. Ook bij dit scenario worden de Westerse belangen op gevaarlijke wijze bedreigd. Daar komt nog bij dat Irak en Iran de Camp-David-regelingen zeer vijandig gezind zijn. Als Washington, dat een groot deel van zijn geloofwaardigheid in Camp David heeft geïnvesteerd, zich niet in staat toont de stabiliteit in de Golfregio te handhaven, dan geeft dat degenen die ageren tegen de Amerikaans-Egyptisch-Israëlische heimelijke verstandhouding, nieuwe argumenten in handen.
In de derde plaats is alleen Moskou in staat te bemiddelen. Het onderhandelingsvermogen van het Westen is namelijk praktisch non-existent.
Ook de Russen hebben reden tot vrees voor destabilisatie van de Golf-regio. Volgens deskundigen zal de Sovjet-Unie pas tegen 1985-1990 olie uit het gebied moeten gaan importeren. Deze situatie kan zelfs Leonid Brezjnev ertoe brengen de Westerse leiders voor te stellen zich in te zetten voor een stopzetting van de strijd in de regio en voor een regeling via onderhandelingen, doch met als tegenprestatie: niet meer de kwestie-Afganistan aan de kaak stellen, de Sovjet-Unie de Poolse kwestie zonder protest te laten oplossen, niet te sterk aan te dringen op naleving van de mensenrechten op de Conferentie van Madrid, en voort te gaan samen de vruchten van de détente te plukken.
Het kan zijn dat het zo ver niet komt, doch het blijft een feit dat de Kremlinleiders dergelijke voorstellen kunnen doen, gezien de Westerse kwetsbaarheid.
|
|