wanneer we over geïnstitutionaliseerde organen beschikken - de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, de Nationale Arbeidsraad - waar de vertegenwoordigers van de diverse sociale geledingen regelmatig met elkaar contact hebben, en die juist in het leven geroepen zijn om het overleg, ook met de regering te organiseren. In dit land lijden wij aan het euvel organen en diensten en centra in het leven te roepen - de jongste vijf jaren werden er minstens dertig nieuwe diensten in het leven geroepen of bestaande (vermolmde) structuren volledig omgevormd - en later weten we dan blijkbaar niet al te best waartoe ze aan te wenden... Ook hier blijkt dat het geval te zijn.
En dan horen we natuurlijk heel graag de eerste minister ‘urbi et orbi’ verkondigen, dat die inkomensmatiging er moet komen, ook als de vakbonden het er niet mee eens zouden zijn. Echte mannentaal. Maar wat doen de andere ministers, en de parlementsleden van de meerderheid?
Het is trouwens wel wat te sterk, dat in die grote papketel van de inkomensmatiging een hele boel ingrediënten worden geworpen, die met inkomensmatiging als dusdanig niets te maken hebben. Aankondigen, dat al wie meer dan 5 miljoen fr. winst maakt, een deel van die winst zal moeten aanwenden om op staatsleningen in te schrijven of bepaalde aandelen aan te kopen, is geen inkomensmatiging, die de nagestreefde druk op prijzen en produktiekosten kan teweegbrengen, want die winsten worden toch gemaakt, maar eenvoudig een buitenkansje voor de overheid om zich bepaalde posities te verwerven op de markt om de leningenhonger te voldoen. Meer nog, het is een eerste stap op de weg naar de programmering van de inkomensbesteding, iets wat met onze democratische opvattingen van vrijheid moeilijk is te verzoenen.
Het gevaar is trouwens niet denkbeeldig, dat de in dit bestek ontworpen plannen uiteindelijk als voornaamste gevolg gaan hebben, dat de kapitaalvlucht, die terecht zo hard wordt aangeklaagd, erdoor in de hand wordt gewerkt.
Wat het allemaal zo zielig maakt, is dat de regering - of laat ons het breder stellen: de politiek - er niet toe in staat is, voor het economisch herstel enig elan los te werken bij de bevolking. En dat hoeft dan niet aan die mensen te worden geweten, die te apatisch zouden zijn of te zeer ingesteld op hun eigen gemakjes, zoals we al hebben horen zeggen. Maar het lijkt me veeleer toe te schrijven aan de onmacht van de politiek vandaag om haar echte rol te vervullen, het welzijn van elkeen in de samenleving te bevorderen.
Klinkt dat te romantisch? Zeker als men het houdt bij programmaverklaringen, die eerder dan dat algemeen welzijn, de realisatie op het oog hebben van bepaalde doctrinaire standpunten, die met economisch herstel heel weinig te maken hebben.
De huidige situatie doet ons terugdenken aan een vrij tragische bladzijde uit onze na-oorlogse geschiedenis, de befaamde ‘eenheidswet’, die ook - en dan nog in een conjunctureel veel gunstiger klimaat - het sociaal, economisch en financieel herstel op het oog had. Tegen die herstelwet van toen is destijds van socialistische zijde, ook op hoofdzakelijk doctrinaire gronden, op bijzonder heftige wijze van leer getrokken. Maar de regering en de meerderheid van 1960 hielden stand... En de regering die nadien kwam en waarin de socialisten zelf mede het beleid bepaalden, vaardigde de uitvoeringsbesluiten uit van die zo bevochten herstelwet. Omdat toen een regering een ploeg was van mannen die de moed hadden van hun overtuiging, een diep besef van hun verantwoordelijkheid en zin voor wat het land niet kon ontberen.
Zal men later hetzelfde kunnen zeggen van onze huidige ministers?
Louis Van Nuland