Streven. Vlaamse editie. Jaargang 48
(1980-1981)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 233]
| |
De radicale broederlijkheid van Ernesto Cardenal
| |
[pagina 234]
| |
niet los van de broeder, de politicus (vooralsnog) niet van de dichter. Deze broederlijke mens behoort de armen toe. | |
Arm met de armenCardenal heeft de armoede niet gekozen uit modieuze, zweverige of intellectuele motieven. Hij schrijft niet aan de rand van een privé-zwembad over Franciscus, niet in een droomhuis over de Nieuwe Sensibiliteit. Op de eilandengroep Solentiname deelde hij zijn leven met de indianen en werkte aan de basis tegen uitbuiting, vernedering en analfabetisme. Hij schrijft: ‘In de armoede ligt een glans verborgen, de glans van het authentieke. Een voorwerp van rijkdom is altijd onwerkelijker dan een arm voorwerp. De glans van de arme dingen is als het oplichten van een naakt lichaam. Het is hetzelfde licht als van een kunstwerk, van zijn structuur, zijn kleuren... Het bedrog van de rijkdom bestaat daarin dat we datgene wat we hebben verwisselen met datgene wat we zijn. Rijkdom is misleiding’. Zo kan alleen iemand schrijven die zijn onschuld niet verloren heeft. Cardenal strijdt tegen een onderdrukkende armoede. Hij schrijft tegelijk vanuit het bewustzijn van een creatuurlijke armoede, die samenvalt met de broederlijke wijze waarop de Levende de mensen om hem heen aanraakte. Cardenal schrijft voor een armoede die ons weer de smaak van de natuurlijke dingen teruggeeft. Zijn gevoeligheid voor deze creatuurlijke armoede is een vorm van genialiteit, misschien tesamen met zijn broederlijkheid de wortel van zijn profetische kracht. Cardenal keert zich tegen de armoede en rijkdom die door het kapitalisme zijn voortgebracht. Hij verzet zich tegen elke samenlevingsvorm die de mensen (en de politici) de smaak van de natuurlijke dingen en van het broederlijke samenleven ontneemt. In een egoïstische, isolerende en schijnbaar goed functionerende wereld van het bezit noemt men deze instelling ‘obscuur’ of ‘romantisch’. Ze staat inderdaad op gespannen voet met onze vooronderstellingen en pretenties. | |
Zijn weg tot een radicaal bestaanErnesto Cardenal werd niet in armoede geboren. Als zoon van een patriciërsfamilie van Spaanse afkomst bezocht hij in Granada (Nicaragua) het Jezuïetencollege. Hij studeerde filosofie en literatuurwetenschap aan de Nationale Universiteit van Mexico en de Columbia University in New York. Hij promoveerde op 24-jarige leeftijd op een proefschrift over | |
[pagina 235]
| |
verlangen en taalgebruik in de hedendaagse lyriek van Nicaragua. Achteraf kan men hier al een aanwijzing in zien van zijn energieke potentieel aan geloof in de toekomst, in revolutionaire verandering, in de ‘communio’ van alle levende wezens, in het ‘paradijs’. In zijn eigen lyriek werd Cardenal al vroeg door ‘meester Pound’ beïnvloed. Hij leerde de private voice van de public voice te onderscheiden. De verbondenheid met zijn volk en zijn historische en politieke bewustzijn hebben Cardenal van meet af aan behoed voor een esthetisch individualisme. De public voice deelt in de conflicten, het lijden, de ervaringen en het verlangen van het gemeenschappelijke leven. Later zou Cardenal zijn houding politiek ‘communistisch’ en zijn inspiratie christelijk ‘communio’ noemen. Na zijn studie aan de universiteit in de Verenigde Staten maakt hij een studiereis door Europa (1949-50). Hij leert Italië, Parijs, Spanje en Zwitserland kennen, maar helaas niet het verwoeste Duitsland van na de oorlog. Terug in Nicaragua wijdt hij zich aan de literatuur en de journalistiek. Via contacten met progressieve vrienden raakt hij in 1954 betrokken bij de april-revolutie tegen Somoza, de vader van de dictator die in 1979 ten val werd gebracht. Hij moet vluchten om aan arrestatie te ontkomen. Maar de kreten van degenen die zijn vermoord hebben zich in zijn bewustzijn gegrift. Hij raakt in een zware persoonlijke crisis. Religieuze ervaringen zijn er de oorzaak van dat deze ‘rijke jongeling’ in zijn bestaan steeds radicaler wordt. In 1957 verzoekt Ernesto Cardinal te worden opgenomen in het trappistenklooster Gethsemany in Kentucky (V.S.). Daar maakt hij kennis met de voormalige publicist Thomas Merton. De monnik Merton wordt zijn leermeester en vriend. Na twee jaar ziet Cardenal echter in dat hij niet geschikt is voor het monnikenleven. Om gezondheidsredenen en vanuit een dieper, nog vaag vermoeden verlaat hij het klooster. In Cuernavaca (Mexico) begint hij theologie te studeren. Die studie zet hij in 1961 voort in het Seminario de Cristo Sacerdote van La Ceja in Columbia. Hier ontstaan de Salmos, zijn Latijnsamerikaanse psalmen waarin onrecht, geweld, gevangenis en prikkeldraad worden aangeklaagd, waarin tot solidariteit wordt opgeroepen en de mensonterende werkelijkheid van Zuid-Amerika in gebed aan God wordt voorgelegd. Vanuit het bewustzijn van het evangelie, vanuit de herinnering en concrete politieke stellingname ontwikkelt Cardenal het religieuze potentieel aan protest van de armen. Als hij 40 jaar oud is wordt hij op 15 augustus op het feest van Maria Hemelvaart in de kathedraal van Managua (Nicaragua) priester gewijd. Hij wordt geen pastoor in één van de vele parochies op het platteland en de | |
[pagina 236]
| |
steden, laat zich door de traditionele kerkelijke structuur niet insnoeren. Tesamen met vrienden, allereerst de jonge dichter William Agudelo en diens vrouw, een onderwijzeres, richt Cardenal op het eiland Mancarrón in de Solentiname-archipel een christelijke commune op. Hij wil leven vanuit de geest van het evangelie, opnieuw beginnen, zonder de voorschriften, regels en beperkingen van geïnstitutionaliseerde structuren. Hij deelt zijn handen, hoofd, kennis, gevoelens en hart, zijn hele bestaan met de indiaanse vissers en boeren en met gelijkgezinde kameraden. Hij alfabetiseert het bewustzijn van de indianen. Hij toont hen het evangelie, de woorden en beelden die gaan in de richting van een nieuwe, bevrijde mensheid. Hij laat ze tekeningen maken, ontwikkelt hun creativiteit, hun zelfbewustzijn. Uit luisteraars worden lezers, uit onmondigen worden mannen en vrouwen die weten wat hun door Jezus is beloofd, wat zij als christenen zoeken en als politieke bewuste mensen willen. In het Evangelie van de boeren van Solentiname tekent Cardenal de gesprekken op die hij tijdens de godsdienstoefeningen op zondag met hen voerde. Broederlijke gesprekken zonder schooltheologie. | |
Revolutie en christelijke naastenliefdeAls lid van een literaire jury gaat Cardenal in 1970 ter gelegenheid van het feest van de 11e verjaardag van de Castro-revolutie naar Cuba. Hij staat zeer positief tegenover het systeem van sociale gelijkheid en open medemenselijkheid. Hij accepteert de economische schaarste, die ondanks gebrek aan consumptiegoederen tot een nieuwe moraal voert. Zonder twijfel bekijkt Cardenal de nieuwe socialistische samenleving met een reeds bij voorbaat gunstige blik. In talrijke gesprekken met arbeiders, leraren, boeren, studenten, met seminaristen en de aartsbisschop (gekleed in een boerenkiel in plaats van een imponerende toga) raakt hij ervan overtuigd ‘dat hier het ideaal van de christelijke armoede wordt geleefd, in gelijkheid en broederschap, en dat de christenen de eersten zouden moeten zijn om dit systeem te verdedigen’. Van de economische moeilijkheden hoort hij weinig. De Fidel-cultus, de bevoorrechting van oud-strijders, de censuur jegens het onorthodoxe marxisme uit West-Europa (aan de Universiteit is het verboden Althusser te lezen), de concentratiekampen en de ongunstige positie van de kerk: dat ziet en hoort hij wel. Maar hij beoordeelt het met het geduld van een man die weet heeft van de geboorteweeën van alles wat nieuw is en van de fundamentele spanningen tussen realiteit en idealiteit, waaronder ook de oude ordestichters al gebukt gingen. Hij vat zijn mening in één zin samen: ‘In Cuba is “revolu- | |
[pagina 237]
| |
tie” de nieuwe naam voor christelijke naastenliefde’. In het daaropvolgende jaar bezoekt Cardenal Peru en het Chili van Allende. In de herfst van 1973 brengt hij voor de eerste maal een bezoek aan Duitsland. Wanneer hij in 1977 door de Evangelische Kirchentag opnieuw wordt uitgenodigd, moet hij afzeggen. Hij heeft zojuist een reis gemaakt langs verschillende steden van de Verenigde Staten en Midden-Amerika, om aan studenten, pers en televisie uiteen te zetten hoe het er met de politieke situatie in zijn vaderland voorstaat. Na zijn terugkeer wordt hij met arrestatie bedreigd, maar hij wil zijn land in deze situatie van verhevigde onderdrukking niet in de steek laten. Nog in datzelfde jaar wil en kan Cardenal niet verhinderen dat jonge mannen en vrouwen in zijn gemeente een gewapende actie ondernemen tegen het garnizoen van de Nationale Garde in San Carlos. Als tegenactie vernietigt de Nationale Garde de huizen van de commune. De regering vaardigt een arrestatiebevel tegen Cardenal uit, maar deze is al op 5 oktober naar Costa Rica uitgeweken. | |
Met de partij der armen tegen SomozaCardenal heeft de gewelddadige actie in San Carlos noch geïnspireerd, noch goedgekeurd. Maar hij sloot zich in deze situatie in het openbaar aan bij het Sandinistische Bevrijdingsfront waartoe reeds grote delen van de bevolking behoorden: arbeiders, boeren, studenten, talrijke priesters en intellectuelen en zelfs enkele ondernemers en bedrijfsdirecteuren. Alles spitste zich toe op de beslissende fase in de strijd van het volk tegen de dictator Somoza. Cardenal nam aan geen enkele militaire actie deel, maar zag de noodzaak van gewapend optreden wel in, omdat er anders, zolang het regime zou heersen, nooit vrijheid en gerechtigheid zouden zijn. In december 1977 zei hij tijdens een bliksembezoek aan zijn vrienden in West-Duitsland: ‘Mijn wapen is het woord, de verkondiging van het evangelie. We bestrijden de dictatuur met alle middelen die mogelijk zijn. Ik strijd met de mijne. Ik klaag aan, in mijn gedichten, als priester’Ga naar voetnoot3. Cardenal vroeg de Duitse regering bij die gelegenheid elke steun aan de dictator Somoza op te zeggen. De Verenigde Staten waren daarin al voorgegaan. In die periode raakte Cardenal ervan overtuigd dat er met het beginsel van geweldloze strijd in Nicaragua geen verandering te bewerkstelligen zou zijn. Hij herinnerde aan de ‘traditionele stellingname van de | |
[pagina 238]
| |
kerk met betrekking tot de rechtvaardige oorlog en het legitieme recht op verdediging van individuen en volkeren’. ‘Elke oprechte revolutionair’, benadrukte hij steeds opnieuw, ‘geeft aan geweldloosheid de voorkeur boven geweld, maar hij heeft niet altijd de keuze’Ga naar voetnoot4. Op 19 juli 1979, na de val van het regime van Somoza, keerde Cardenal uit zijn ballingschap naar Nicaragua terug. Hij nam in de nieuwe volksregering het ambt van minister van cultuur (preciezer gezegd: van onderricht) op zich. Ik denk dat hij begreep dat niet alleen de waarheid concreet moet worden (zoals Brecht al zei) maar ook de liefde. Conservatieve waarnemers vroegen zich af of een man met zo weinig politieke ervaring en zonder een krachtige achterban wel weerstand zou kunnen bieden aan de socialistisch-marxistische tendensen in deze regering en aan de daarmee verbonden indoctrinatie, die door Miguel Obando Bravo, aartsbisschop van Managua, al werd bekritiseerd. Maar een democratisch pluralisme in de zin van de Westerse democratieën is niet de eerste zorg van deze volksregering. Het ligt voor de hand dat noch de politieke partijen van de Verenigde Staten, noch die van de Westeuropese landen een toepasbaar model kunnen vormen voor een arm, onderontwikkeld land als Nicaragua. Cardenal, die met zijn volk lijdt en hoopt, behoort tot geen andere partij dan de ‘partij’ der armen. | |
De dichter wiens levenservaring woord werdDe jury van de Vredesprijs van de Duitse Boekhandel heeft in haar oordeel duidelijk uitgesproken aan wie deze vredesprijs wordt toegekend: aan de ‘dichter wiens levenservaring woord werd’. ‘De poëzie van Ernesto Cardenal is een gang door de geschiedenis van zijn continent, een herinnering aan het lijden en de hoop van de volkeren van dit werelddeel en een krachtige oproep tot liefde als het enige element dat verandering kan brengen. Zijn werk is gegrondvest op de hoop op de nog niet ontplooide mogelijkheden van de mens’. De maatschappelijke verhoudingen vormen een inherent onderdeel van zijn psalmen. De religieuze taal vlucht hier niet in sacrale formuleringen, en vervluchtigt niet in een innerlijke privé-wereld. De Ik in Cardenals psalmen spreekt als persoon plaatsvervangend voor zijn broeders. Hij velt een oordeel over de machthebbers en spreekt de broeders moed in. De ‘arme’ is als getroffene en spreker het subject van de oudtestamentische | |
[pagina 239]
| |
psalmen. Door de ‘armen’ in Zuid-Amerika en hun onderdrukkers met name te noemen worden de psalmen van Cardenal in de werkelijkheid gegrondvest. De psalmist Cardenal zegt het de oudtestamentische psalmen na: Gij zijt de beschermer van de armen
Gij vergeet niet hoe zij moordden
Gij vergeet niet de armen die schreien
Heer zie mij in het concentratiekamp
breek door het prikkeldraad
hef mij op uit de poorten van de dood...
Sta op Heer
gun hem niet het laatste woord, de man vol decoraties
de vertrapte kan niet eeuwig worden vergeten
de hoop der armen zal niet eeuwig ijdel blijken...
Hoe lang nog zegevieren de dictators
hoe lang nog praat hun radio?...
Hun persconferenties zijn leugen en bedrog
hun woorden zijn wapenen
gesmeed tot onderdrukking
Zij wikkelen ons in een net van spionage...
Sta op Heer
en vergeet de uitgebuiten niet.
Die lieden denken dat ze straffeloos hun gang kunnen gaan
maar Gij ziet wat gebeurtGa naar voetnoot5
Zal de Aangeroepene ingrijpen in de geschiedenis van wie dit gebed geschreven heeft, in de geschiedenis van zijn land? Dat hebben we ons tien jaar lang afgevraagd en vastgesteld dat hij inderdaad in de levensgeschiedenis van de psalmist ingegrepen heeft. De niet alleen maatschappijkritische, maar in volle zin profetische kwaliteit van deze tekst kan niet over het hoofd worden gezien. Al in de vroege gedichten wordt de lezer opmerkzaam op Cardenals aandacht voor de geschiedenis van het land, voor zijn oorspronkelijke bewoners. Het land werd twee maal veroverd, eerst door Spanje en de tweede keer door de United Fruit Company. In de gedichten van Het Uur Nul, die Cardenal schreef naar aanleiding van de april-revolutie van 1954, zegt hij: | |
[pagina 240]
| |
‘En alle voorwaarden werden door de “Company” gedicteerd... Zij corrumperen de taal en corrumperen het huis van afgevaardigden. De banaan blijft in de plantages, om te verrotten’. | |
Oergeschiedenis van het landIn paradijslijke beelden roept Cardenal het leven van de indianen van vóór de verovering op. Wat hun levenswijze en hun gewoonten betreft,
lopen de mannen en vrouwen volledig naakt...
Ze hebben geen hoofdman of aanvoerder,
leven zonder orde, elk individu volledig vrij.
Ze leven in vrijheid, niemand vervolgt ze,
ze hebben wetten noch heren. Ze voeren geen strijd met elkaar.
In elk dorp zijn pleinen en markten,
en ze vieren feest en dansen en zingen
in de tijd van de maïsoogst.
Cardenal roept de herinnering op aan broeder Bartolomé de las Casas, aan de strijd van de dominicanan tegen de conquistadores. Ook de las Casas was een broederlijke mens; dat sprak uit zijn armoede en liefde. Rondom hem veranderde het ‘land van oorlog’ in ‘ware vrede’. Hij was geliefd bij de indianen. In 1961 begon Cardenal intensief de teksten, gezangen, Inca- en indianenmythen van vóór de Spaanse verovering te bestuderen en hij las de kronieken uit die tijd. Door die teksten heen kwam hij niet alleen in contact met de oergeschiedenis van het land, maar onderging hij ook zelf een persoonlijke vernieuwing. Zijn voorstelling van een leven dat geheel en al tegenwoordig en schoon is vindt hij nu terug in een utopie in het verleden, die hij revolutionair naar de toekomst toe projecteert. In de gezangen Voor de Indianen van Amerika verschijnt zo de Epifanie van de broederlijke mens die, binnen een onbegrensd saamhorige gemeenschap, leeft in vrede met zichzelf en de natuur. In een gezang over de ‘verloren steden’ van de Maya-cultuur verheerlijkt Cardenal hun levenswijze en moraal: Het woord ‘Heer’ was in hun taal niet bekend.
En evenmin het woord ‘muur’. Ze omringden hun steden niet met muren.
Hun steden bestonden uit tempels, en ze leefden op de velden,
tussen maïsvelden, palmen en papaja's.
De bogen van hun tempels hadden de vorm van hun hutten,
de straten waren er alleen voor processies.
| |
[pagina 241]
| |
Hun priesters hadden geen wereldlijke macht,
en de pyramiden werden niet met dwangarbeid gebouwd.
Zefls op haar hoogtepunt werd hun beschaving geen imperium.
Ze bezaten geen koloniën. De pijl kenden zij niet.
Ook het tegenvoorbeeld in Mayapán, met muren, militair regime, zonder ware transcendentie en kunst van hoog niveau kent hij: ‘Wierooksvaten van slechte klei, poreus, in gietvormen vervaardigd, goden in serie, mass production, assembly line, Henry Ford’. Cardenal vlecht overgeleverd woordmateriaal samen tot vertellingen waarin ook het visioen van een paradijslijk leven en zijn kritiek op de heersende vormen van onderdrukking, klasse-onderscheid en organisatiedwang verweven zijn. Cardenal is geen dromer, maar een profetische ziener. Hij herkent in de christelijke religie de transcendente, in het socialisme de immanente kracht die tesamen de mens kunnen en moeten bevrijden in de richting van dit visioen. Cardenal is al snel gebruik gaan maken van het lange verhalende gedicht. Zintuiglijke aanschouwing van de dingen en kritische rede, het mystieke oog en het historische weten, de participatie van de broederlijke en de intentie van de politieke mens vloeien in de beste gedichten volledig ineen. Geen hermetische stijl, geen concretisme, geen discussie over esthetisch realisme. Waar de natuurlijke verbanden intact zijn, geldt het betekenende woord. Zoals alle Zuidamerikaanse dichters is Cardenal een dichter van het volk. Door alle verhalende gedichten, hymnes op het elementaire leven van de indianen, door elk requisitor, lyrische meditatie, pamflet en psalm heen komt het visioen naar voren van een onschuldig, broederlijk leven, dat mooi is door de verbondenheid met de natuur, door elementaire handarbeid en feestelijkheid. De woede van de lyricus, de christen, de politieke mens Cardenal richt zich tegen degenen die de natuur en het menselijk leven te gronde richten. De United Fruit Company is voor hem een voortbrengsel van de hoer van Babylon, het opeenhopen van eigenmachtig bezit is afgodendienst. Beide vernietigen de mens en rukken hem los van zijn vaderland. De meest directe toegang tot de versteksten van Cardenal vindt de Europese lezer in zijn gedicht Gebed voor Marilyn MonroeGa naar voetnoot6. Daarin wordt het bekende leven verteld van de kleine verkoopster die door de handelaren van 20th Century Fox tot Marilyn Monroe werd gemaakt. Producenten en | |
[pagina 242]
| |
consumenten (wij) hebben verhinderd dat zij zichzelf kon worden. Ze droomde van liefde, maar niemand heeft haar in die droom bijgestaan. Aan het einde houdt ze de telefoon in haar dode hand. De dichter ziet het meisje zoals de mens uit Nazareth haar gezien zou kunnen hebben: begrijpend, liefdevol, teder (wat niet hetzelfde is als sentimenteel), wetend. Tegelijk worden de praktijken van Hollywood in het gedicht blootgelegd. Koude zakenlieden produceren valse dromen en tegelijk de slachtoffers daarvan. | |
Geen beroepsschrijver, geen intellectueelVooral in de Strofen bij de dood van Merton komt Cardenals meditatieve levensgevoel naar voren. Merton was in de herfst van 1968 met toestemming van zijn oversten naar Bangkok gegaan voor een bijeenkomst met boeddhistische monniken. Hij had, zo vertelde Cardenal mij in 1973, na zijn reis naar Azië een tijdje naar Solentiname willen komen. Tijdens het nemen van een douche in zijn hotel in Bangkok kwam hij om het leven; een elektrische ventilator lag schuin over zijn borst. De precieze doodsoorzaak kon niet worden vastgesteld. Cardenal mediteert in zijn Strofen in losse fragmenten zeer bewust over de dood: Onze levens zijn stromen
die voeren naar de dood
die leven betekent.
Eigenlijk is jouw dood veel grappiger, Merton,
(of absurd, zoals een koan)
jouw dood van het merk General Electric.
Zo begint het gedicht. Cardenal beziet het leven als een reis, het dichten als een rustpauze: De liefde, vooral de liefde, een voorloper van de dood.
Het kussen had de smaak van de dood.
Zijn
is zijn
in het andere zijn.
Wij zijn slechts wanneer we liefhebben
maar we hebben in dit leven maar op heel weinig momenten lief
en maar heel zwak.
We hebben alleen maar lief of zijn alleen onszelf wanneer we
niet meer op sterven liggen.
| |
[pagina 243]
| |
Aan het einde van het vijftien pagina's lange gedicht komt de geweldige dialectische wending: ‘Wij hebben alleen lief of zijn alleen onszelf wanneer we sterven’. Het gaat er Cardenal in zijn poëtische werk niet om een esthetica in praktijk te brengen of te rechtvaardigen. Hij kent onze discussie niet over literatuur als compensatie van gebreken, als sublimatie van gedragsvormen, als versluiering van de werkelijke ‘verhoudingen’, als bevestiging van het bestaande. Hij ontwikkelt geen ‘utopiebegrip’ in marxistische of neomarxistische of klassegebonden zin. Bij hem is alles anders: de eigen persoon, de stof, perspectieven en intenties. Cardenal is noch beroepsschrijver, d.w.z. iemand die met zijn geschriften in zijn levensonderhoud voorziet, noch een intellectueel in onze zin van het woord: iemand die reflexief de werkelijkheid rondom hem heen benadert en daardoor tot praxis komt (als dat laatste al het geval is). Cardenal, die nu een publieke figuur is geworden, begon zijn levensweg als monnik, als man van het evangelie die steeds meer de aandrang voelde van zijn existentiële en poëtische mogelijkheden en als priester koos voor een leven onder en met de armen. Hij heeft nooit op intellectuele manier geschreven, en nooit in luxe geleefd. Zijn persoonlijke existentie en literaire produktie, zijn sociale, persoonlijke, geestelijke en materiële relaties hebben altijd één geheel gevormd. Dat is het onderscheid tussen hem en de beroepsschrijvers van onze maatschappij. Omdat hij hetgeen waarover hij schrijft zelf leeft roepen zijn psalmen, gedichten en beschouwingen vanuit zichzelf op tot persoonlijke en politieke praxis. Terwijl in Europa de reflectie van intellectuele schrijvers allereerst probeert een draaglijke morele praxis te funderen (wat maar zelden wil lukken), staat bij Cardenal - zoals bij allen die direct worden geconfronteerd met armoede en menselijke nood - de praxis op de eerste plaats: de praxis van wie existentieel getroffen is, de praxis van de christen, van de werkelijk sociale en broederlijke mens. | |
Christen en socialistAls lid en priester van de katholieke kerk was Cardenal gedwongen zijn socialistische instelling te rechtvaardigen. In zijn Cuba-dagboek vertelt hij hoe zijn vriend Thomas Merton in Bangkok, twee uur voor zijn dood, een voordracht hield over ‘marxisme en monnikendom’. Zowel de monnik als de marxist, zei Merton, neemt een kritische houding aan tegenover deze wereld en haar structuren. Beiden willen de wereld veranderen en beiden zoeken naar de nieuwe mens. De hele zin van het monastieke leven bestaat erin te komen ‘van cupiditas tot caritas, van egoïstische liefde tot een | |
[pagina 244]
| |
open, op de ander gerichte liefde’ en deze in te oefenen. De marxist gaat bij zijn zoeken naar de ‘nieuwe mens’ uit van de structuren, de monnik van de verandering van zijn geweten en gedrag. Ook Cardenal is een ‘radicaal’ geworden: een radicaal broederlijke, sociaal verantwoordelijke, geheel aanwezige én transcendente mens. Hij bekent in een interview met zijn Duitse uitgever: ‘De meditatie, de verdieping in het mystieke, heeft mij politiek geradicaliseerd. Door het evangelie ben ik tot de revolutie gekomen, dus niet door Karl Marx, maar door Christus. Het evangelie heeft van mij een marxist gemaakt’. Dan vertelt hij hoe hij zichzelf ziet: ‘Mijn roeping is er een van dichter en profeet en niet van een politieke leider of leermeester. Ik geloof dat iedereen in overeenstemming met zijn eigen roeping moet vechten voor de bevrijding. Iemand die een contemplatief leven leidt, een monnik en zelfs een kluizenaar, zijn werkelijk revolutionair. Ze roepen sociale veranderingen op. Ze leggen er getuigenis van af dat er achter de sociale en politieke werkelijkheid en veranderingen een transcendente werkelijkheid schuilgaat, ook aan de andere zijde van de dood. Ik vind het belangrijk dat er mensen zijn die de mensheid eraan herinneren dat de revolutie na de dood nog niet ten einde is’. En dan spreekt hij het overweldigende mystieke woord, dat de mensheid is ‘geschapen voor een bruiloft met God’Ga naar voetnoot7. Het potentieel aan energie van dit bestaan en deze visie op zichzelf voeren hem steeds verder. Hij sluit zich openlijk aan bij het Sandinistische Bevrijdingsfront. Hij zegt dat hij een authentiek marxisme en christendom niet voor fundamenteel onverenigbaar houdtGa naar voetnoot8. Maar hij laat er geen twijfel over bestaan dat er daar, waar de rechten en vrijheid van de persoon worden geloochend en waar er opnieuw een maatschappij van functionarissen en opzichters ontstaat, geen sprake kan zijn van een authentiek marxisme. ‘Onder revolutie versta ik de werkzame naastenliefde (caridad), die de hongerenden te eten geeft en de naakten kleedt. Maar wel binnen het kader van de gehele menselijke samenleving en niet door individuele liefdadigheid’. ‘Eens zal er in Nicaragua geen oorlog meer zijn’, zei hij in 1978, maar ‘scholen, crèches, ziekenhuizen, eten en onderdak voor heel het volk. | |
[pagina 245]
| |
Kunst en spel voor iedereen en het belangrijkste: liefde onder de mensen. Dat is het doel van deze strijd’. Cardenal zoekt in zijn politieke praxis een derde weg. Toen hij werd geroepen tot politieke medeverantwoordelijkheid heeft hij zich daaraan niet onttrokken. Zijn weg is niet uitgezet. De lichtende voorbeelden die hij bij herhaling noemt kunnen hem hier niet verder helpen. De trappist Thomas Merton hoefde niet direct praktisch werkzaam te zijn. Camillo Torres heeft de overwinning van de revolutie niet meer beleefd, hoefde geen verantwoordelijkheid te dragen voor de situatie na de revolutie. In de bundel Ons land met de mensen die wij liefhebbenGa naar voetnoot9, gedichten die hij schreef vlak vóór en vlak na de ineenstorting van de dictatuur van Somoza, zegt hij: ‘De revolutie bevrijdt ook de zielen, rivieren, bomen, dieren’. In een brief aan de Nicaraguaanse dichter José Coronel Urtecho spreekt hij er zijn twijfel over uit of ‘een Cadillac door het oog van de naald gaat’. Hij zegt: Het gaat er
niet om
het hart te veranderen
maar het systeem...
de oplossing is eenvoudig: broederlijk delen.
Het kapitalisme verhindert de
communio.
Dat steekt in het vlees. Deze man doet pijn. Hij is een provocatie: de tot materie en geest, woord en gestalte geworden provocatie van broederlijke liefde.
vert. Ger Groot |
|