Streven. Vlaamse editie. Jaargang 48
(1980-1981)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 197]
| |
Ontwikkelingen in de Chinese kerk
| |
[pagina 198]
| |
inclusief de katholieken, pleiten voor het openen van meer tempels en kerken, o.m. argumenterend dat ook hier de politiek van de ‘Bende van Vier’ ongedaan gemaakt moet worden. | |
Snel veranderingsprocesHet hier geciteerde krantebericht is een van de vele tekenen die wijzen op twee fundamentele aspecten van de Chinese kerkelijke werkelijkheid: een solide officiële structuur en het bestaan van een groot aantal huisgemeenten. Zoals de protestantse bevindt ook de officieel erkende Chinese katholieke Kerk zich in een fase van versnelde ombouw, dip o.m. bedoeld is om de gelovigen te mobiliseren voor de Eenheidsfront-politiek van de regering: alle niet strikt politieke of economische groeperingen worden opgeroepen om zich, na de periode van verwarring veroorzaakt door de Culturele Revolutie en de Bende van Vier, zo geordend mogelijk in te schakelen in de grote nationale politiek van modernisering en nationale eenheid. De definitieve vormgeving van de kerkelijke structuren valt nog niet te voorspellen. Het organigram van b.v. de institutionele katholieke kerk is vrij ingewikkeld. Onder het Bureau voor Religieuze Zaken - een soort ministerie van de eredienst - en onder het Departement voor het Eenheidsfront van de Chinese Communistische Partij ressorteren niet alleen de protestanten en de katholieken (in China traditioneel als twee religies beschouwd), maar ook de boeddhisten, de taoïsten en de moslims. Van dat Bureau en dat Departement hangt, wat de katholieken betreft, een min of meer politiek organisme af, de Chinese Patriottische Katholieke Associatie (CPKA), opgericht in 1957. Het nationaal congres van de CPKA (ook synode of conferentie genoemd) zorgt, als een soort algemene vergadering, voor de contacten met de Chinese politieke top; een raad van beheer, het nationaal comité van de CPKA, zorgt voor de lopende zaken. Die raad van beheer telt 118 leden en wordt voorgezeten door Zong Huaide, bisschop van Jinan. Van 22 tot 30 mei 1980 had te Beijing de derde synode van de CPKA plaats (na die van 1957 en van 1962); 198 bisschoppen, priesters, zusters en leken van alle bisdommen namen eraan deel (foto's tonen de bisschoppen in groot ornaat; processiegewijs passeren zij de gelovigen, die knielen en hun de ring kussen). Volgens de New China News Agency (30.5.1980) werd een resolutie aanvaard waarbij de Eenheidsfront-politiek van de regering geheel wordt onderschreven: ‘Hun ervaring heeft bewezen dat alleen door | |
[pagina 199]
| |
resoluut het leiderschap van de Chinese Communistische Partij te steunen, de weg van het socialisme te volgen en nauwgezet hun eigen werk te doen, zij de fundamentele belangen van de katholieke kerk kunnen dienen’. De synode bevestigde nogmaals de voornaamste taken van de CPKA: alle clerici en leken verenigen om actief deel te nemen aan de uitwerking van het socialistisch programma van de vier moderniseringen (landbouw, industrie, landsverdediging en wetenschap); trouw te blijven aan de politiek van onafhankelijk beheer van de kerk en zich te verzetten tegen elke buitenlandse inmenging in of controle op de kerk in China (...), vriendschapsbanden aan te halen met vreemde landen en bij te dragen tot het verzet tegen de hegemonieGa naar voetnoot3 en tot de inspanningen voor de wereldvrede’. De synode besloot ook tot het heropenen van een filosofisch en theologisch college van de Chinese katholieke kerk voor de opleiding van clerici en specialisten en tot het publiceren van een nationaal tijdschrift, De Katholieke Kerk in China, gezamenlijk uitgegeven door de CPKA en de nationale administratieve commissie van de Chinese kerk. Onder de CPKA ressorteren sedert deze synode twee andere religieuze structuren: de zo juist genoemde nationale administratieve commissie van de Chinese katholieke kerk en het college van de Chinese katholieke bisschoppen. De commissie telt 105 leden, onder voorzitterschap van Zhang Jiashu, bisschop van Shanghai, en 12 ondervoorzitters. Zij heeft tot taak het behandelen van kerkelijke zaken, het begeleiden van clerus en gelovigen bij ‘het onderhouden van de tien geboden’, het handhaven van het principe van de onafhankelijkheid en van democratisch bestuur, het goede beheer van de Chinese katholieke kerken. Het college van de bisschoppen telt 35 bisschoppen; ook hiervan is de bisschop van Shanghai voorzitter (met 7 ondervoorzitters); zijn taak bestaat in het bestuderen en uiteenzetten van de geloofsleer, van de te onderhouden geboden, in het uitwisselen van ervaringen inzake verspreiding van het evangelie en in het bevorderen van vriendschappelijke contacten met buitenlandse katholieken. Aansluitend bij de synode werd een ‘Chinese katholieke vertegenwoordigende conferentie’ gehouden (31 mei-2 juni 1980). Onder de 207 deelnemers vindt men de meeste leden van de synode terug. De verhouding tussen beide lichamen is overigens nog niet erg duidelijk. In een open brief van alle vertegenwoordigers van de synode en de conferentie (Beijing, 2 juni 1980) werd de steun aan de vier moderniseringen geprezen als con- | |
[pagina 200]
| |
crete uitdrukking ‘van het verheerlijken van God en het redden van de zielen’. Tevens werd de onafhankelijkheid en het zelfbestuur van de kerk beklemtoond (teken hiervan de meer dan 50 bisdommen waar bisschoppen gekozen en geconsacreerd werden). Terloops wordt gewezen op ‘ondermijnende acties, die door sommige reactionaire elementen van buitenlandse kerken ondernomen worden met het doel de Chinese kerk te controleren en die nog geruime tijd verwarring zullen stichten bij het volk’... ‘Wat tijdens de culturele revolutie gebeurde, het verwoesten van de kerken en het verbieden van het godsdienstig leven, was het resultaat van de slechte geest van Lin Biao en van de Bende van Vier, die ingingen tegen het beleid van Partij en Regering’. Verder wordt gewezen op de vrijheid van godsdienst die nu in het strafrecht erkend is, het eerherstel waarvan vele christenen genoten en de steeds talrijker kerken die werden geopend. Ook wordt erop attent gemaakt dat in de CPKA en de nationale administratieve raad plaatsen voorbehouden blijven voor vertegenwoordigers van clerus en leken van Hong Kong, Macau, Taiwan en elders. | |
HuisgemeentenHet voorgaande wekt de indruk dat de hele kerk herleid wordt tot een hiërarchische top, een bureaucratische superstructuur, waarbij de spontane geloofsbeweging van de basis tot louter versiersel gereduceerd wordt. Zo eenvoudig is de toestand echter niet. Waar op sommige plaatsen leden van de huisgemeenten om uiteenlopende redenen (wantrouwen ten aanzien van de duurzaamheid van de huidige tolerantie-periode, gehoorzaamheid aan Rome, afkeer van de onderlinge samenwerking van de protestantse kerkgenootschappen, enz.) elk contact met de CPKA schuwen en de pas geopende kerken vermijden, zijn er steeds meer plaatsen waar een modus vivendi groeit: gelovigen behoren tegelijk tot de gemeenschap van de officieel erkende kerkgebouwen - daar ontvangen zij de sacramenten - én tot huisgemeenten, waar zij elkaar steunen in het geloof, gezamenlijk de bijbel lezen en ook wel eens jongeren onder de 18 jaar dopen (wat officieel niet toegestaan is). De wederopleving van de kerkelijke diensten is grotendeels te danken aan het bestaan van de huisgemeenten. Niemand kan echter voorspellen waartoe deze osmose tussen de CPKA en de huisgemeenten via de kerkelijke diensten uiteindelijk zal leiden. Op het eerste gezicht bevindt men zich in een volledige ambiguïteit. In feite zeggen de meest betrouwbare getuigen dat zij diep getroffen zijn door de geloofsovertuiging van hen die aan de officieel | |
[pagina 201]
| |
erkende eredienst deelnemen. Deze beantwoordt niet alleen aan een diep religieuze behoefte, waarvan de publieke uiting zoveel jaren onderdrukt werd, hij houdt bij gelovigen ook het heimwee wakker naar een authentieke Chinese kerk, al bestaan er kennelijk sterk uiteenlopende opvattingen over de vorm en de intensiteit van de contacten met andere kerken, met name die van Rome. (Maar is dit alleen een Chinees probleem, wanneer men b.v. de ontwikkelingen in de kerken van Brazilië, Nederland, Zaïre en Indonesië observeert?). Enkele voorbeelden mogen deze algemene indrukken illustreren. Een persoonlijk gesprek op 14 september 1980 te Guanzhou (Kanton) met de pastors van de East Mountain Church, op dat ogenblik nog de enige protestantse kerk in deze stad van meer dan 2 miljoen inwonersGa naar voetnoot4, werpt meer licht op het fenomeen van de huisgemeenten in China. De pastors beklemtoonden het feit dat velen te ver weg wonen - sommigen reizen 6 uur per bus om aan de diensten deel te nemen -, te oud zijn of nog te weinig vertrouwd met het interdenominationeel karakter van de diensten om naar de kerk te komen. Vandaar dat ook in Guanzhou velen nog in huisgemeenten samenkomen. Vanzelfsprekend is dit nog veel meer het geval op het platteland, waar er minder kerken zijn en er - vermoedelijk - nog geen geopend zijn. Het is dus heel normaal dat christenen in huizen samenkomen. Mijn gesprekspartners waren echter van mening dat ook deze huisgemeenten tot de Chinese kerk behoren en zij betreurden dat buitenlandse christelijke groepen (hieronder moeten vooral Amerikaanse fundamentalistische ‘evangelicals’ verstaan worden) tussen deze huisgemeenten en de Chinese kerk een wig proberen te drijven. Duidelijk leeft het verlangen dat er meer kerken geopend worden (de kleine woningen bieden overigens weinig ruimte voor een wat meer uitgebreide huisgemeente) én dat de huisgemeenten in de Chinese kerk als een goed erkend worden. De toestand in Guanzhou is geen geïsoleerd fenomeen. Een expert in Hong Kong, die reeds jaren de ontwikkeling van de huisgemeenten volgt, vertelde me dat hij hun aantal bij de protestantse kerken op meer dan 40.000 schat. De densiteit ervan in een bepaalde streek en de frequentie van de samenkomsten hangen in hoge mate af van de plaatselijke kerkelijke voorgeschiedenis vóór 1949: waar de christenen talrijk waren, | |
[pagina 202]
| |
waar onafhankelijke kerken (vooral piëtistisch gekleurd) sterk vertegenwoordigd waren, waar de kerk zich ontwikkelde binnen een etnische minderheidGa naar voetnoot5, komen huisgemeenten veelal het meest voor. Uiteraard biedt de soepeler structuur van de protestantse kerken, meer afgestemd op de bijbel en het religieuze lied dan op de eucharistie, meer aanleunend bij leken-leiders dan bij clerici, hier ruimere kansen dan in de katholieke kerk het geval is. Tijdens een colloquium over het christendom in China merkte de protestantse theoloog Raymond Fung op dat het waarschijnlijk dank zij de huisgemeenten is dat het christendom in de laatste decennia veel meer Chinees geworden is. Zelfs het christendom van gedoopte protestanten zoals Sun Yat Sen, de vader van de Chinese Republiek, en van Tchang Kai Shek was westers en vreemd gebleven. Nu heeft het christendom echte wortels in Chinese bodem en steeds meer niet-gelovige Chinezen kijken met respect op naar Chinese christenen. Aan katholieke zijde beschikt men over minder geordende informatie dan aan protestantse zijde. Waarschijnlijk echter behoren heel wat meer katholieken dan protestanten tot de huisgemeenten, niet alleen omdat de katholieken in 1949 talrijker waren dan de protestantenGa naar voetnoot6 en dit vermoedelijk nog altijd zijn, maar ook omdat de katholieken wel minder gemakkelijk naar de nu geopende kerken gaan. Al verschilt ook hier de toestand van streek tot streek. Zo telde ik in de H. Hart-kathedraal van Kanton (geopend in oktober 1979) in de hoogmis slechts een 200-tal gelovigen, waarvan duidelijk een hoog procent bezoekers uit Hong Kong. Maar een vriend die juist uit Shanghai terugkeerde vertelde het volgende: Op O.-L.-Vrouw-Hemelvaart waren er in de kerk van Zikawei (Shanghai) in de mis van 5.30 u. 'n 3.000 aanwezigen; sommigen waren er al om 3.30 u. om toch maar plaats te vinden. Om 6 u. was de kerk weer even vol voor de volgende mis, waarin de celebrant een lange preek hield en een gemengd koor afwisselend Chinese en Latijnse liederen zong. Verder waren er nog missen om 7 en om 8. Buiten de kerk werden medailles en rozenkransen verkocht, klaarblijkelijk in Shanghai zelf gemaakt. Hij vernam dat de | |
[pagina 203]
| |
priesters ook huisbezoek deden. Aan de kerk zijn nu vijf priesters verbonden. Steeds minder bekommeren de christenen zich om het feit dat de kerk afhangt van de CPKA: zij willen een eredienst, als gelovigen en als Chinezen. In Shanghai worden nu ook duizenden gebedenboeken en catechismussen gedruktGa naar voetnoot7. Een andere collega, veteraan sinoloog, was diezelfde 15e augustus in Tientsin. Er waren drie missen. Hij woonde die van 8 u. bij in een bomvolle kerk (ongeveer 2.000 aanwezigen). De jongeren waren talrijk en er werd volop gezongen. Tijdens de week heeft men twee missen 's morgens vóór het werk. Voor de jongeren boven de 18 jaar is er godsdienstonderricht, ook al zijn de meesten reeds vroeger gedoopt. Het kwam hem voor dat in Tientsin de katholieke gemeenschap religieus veruit het meest actief is, meer dan de protestanten en de moslims. In Wuhan, in Beijing en op steeds meer plaatsen ziet men hoe sedert begin 1980 de christelijke kerken en met name de katholieke kerk steeds meer ‘zichtbaar’ wordtGa naar voetnoot8. De toenadering tussen de christenen van de huisgemeenten en diegenen die naar de officieel geopende kerken gaan, neemt voortdurend toe en beweringen als die van L. Ladany s.j., de bekende uitgever van China News Analysis, als zou de tegenstelling onoverbrugbaar zijn, lijken door de feiten te worden weerlegd. | |
Vragen voor vandaag en morgenIntussen staan huisgemeenten en officieel geopende kerken voor enkele dringende vragen. Hoe voorzien in de behoefte aan priesters en pastors (de meesten zijn heel oude mensen)? Hoe een kerk die van het Tweede Vatikaans Concilie nog bitter weinig gehoord heeft, dertig jaar theologische achterstand doen inhalen zonder haar Chinese authenticiteit te schaden? Hoe voorkomen dat overijverige buitenlandse missiegenootschappen met alle middelen proberen de Chinese geloofsgemeenschappen binnen te dringen met bijbels, transistors en anticommunistische literatuur en meteen weer dreigen een wig te drijven tussen gelovig zijn en Chinees zijn? Hoe beletten dat de huisgemeenten verzanden in devoties, in een fundamentalistische bijbellezing en zelfs in bijgeloof, waartoe de Chinese | |
[pagina 204]
| |
psychologie zo sterk geneigd is (‘verschijningen’ en ‘mirakels’ worden abnormaal frequent)? Maar ook: hoe verhinderen dat de open kerken herleid worden tot ruimten voor louter repetitief ritueel of steriel herhalen van geloofsformules die weinig concrete maatschappelijke uitdrukking kunnen vinden? Daarenboven worden de Chinese kerken steeds meer geconfronteerd met de vraag naar hun juiste verhouding tot de buitenlandse kerken. Sommige tekenen wijzen erop dat de protestanten toenadering zoeken tot de Wereldraad van Kerken. De katholieken van hun kant worden, door hun isolement, bedreigd door een pre-conciliair kerkbeeld, waarbij de enen er zich aan vastklampen en de anderen, geremd door de negatieve ervaringen van vroeger, elke toenadering vanwege buitenlandse bisschoppen a priori met achterdocht bekijkenGa naar voetnoot9, om van het uiterst delicate probleem van de verhouding met de Kerk van Rome nog te zwijgen. Ook de oecumene blijft een moeilijk en teer punt. Terwijl de Chinese protestanten naar een interdenominationele kerkgemeenschap groeien, aansluitend bij de beweging voor de drie autonomieën van de jaren twintig, valt er maar weinig te zien van een toenadering tussen protestanten en katholieken, al hebben gemeenschappelijke ervaringen in gevangenissen en werkkampen priesters en pastors op persoonlijk vlak soms dichter bij elkaar gebracht. De hypotheek van Reformatie en Contrareformatie weegt inderdaad zeer zwaar op de kerk in China. In elk geval zijn alle ernstige waarnemers, inclusief de Ecumenical China Study Liaison Group, die sedert de China-conferentie van Leuven (1974) de voornaamste christelijke China-studiecentra groepeert, het hierover eens: de weg naar morgen zal eerst en vooral door de christenen in China gevonden moeten worden. Buitenlandse medewerking, hoe goed bedoeld ook, die niet zou beantwoorden aan een echte vraag van China zelf, en die niet aan een houding van partnerschip maar van ‘apostolische’ dominantie zou ontspruiten, zou desastreuze gevolgen kunnen hebben: voor de zoveelste keer zou men China vernederen en een plaatselijke kerk, die haar eigenheid zoekt, dwingen tot vervreemding door uniformiteit. Zelfs van onverdachte zijde wordt dit gevaar reëel geacht. Toen aartsbisschop Giovanni Benelli, toen de machtige substituut van het Staatssecretariaat, op 2 juli 1973 op een Europese bijeenkomst te Augsburg over ‘de ver- | |
[pagina 205]
| |
houdingen tussen de Stoel van Petrus en de plaatselijke kerken’ sprak, bekende hij dat vanaf de Middeleeuwen tot aan de voorbereidingstijd van Vaticanum II er een ononderbroken en overdreven centralisering van de macht in de kerk had plaatsgevonden. Ook al had deze centralisering in sommige gevallen goede gevolgen, ‘het lijdt geen twijfel’, zei hij, ‘dat zij ook zeer negatieve aspecten had’. En hij gaf als voorbeeld de manier waarop Rome de Ritenstrijd had opgelost. Pius XII volgde nog een harde koers tegenover China en toonde weinig begrip voor de complexe toestand van de Chinese katholieke kerk bij het begin van de Volksrepubliek. Johannes XXIII en ook Paulus VI waren al veel voorzichtiger. Johannes XXIII was door P.G. Germain s.j., vroegere rector van de Aurora universiteit te Shanghai, én door bisschop C. Van Melckebeke, jarenlang in Singapore delegaat voor de katholieke Chinezen buiten China, gewaarschuwd toch maar niet van ‘schisma’ te spreken. In dit verband suggereert George Dunne s.j., die zelf in China studeerde in de jaren dertig en later de eerste secretaris-generaal van Sodepax (Genève) werd, het volgende: waarom zou paus Johannes-Paulus II niet proberen de Chinese bisschoppen die vóór 1958 geconsacreerd zijn met de instemming van Rome en de tientallen die nadien, zonder Romeinse instemming maar door geldig gewijde bisschoppen en na raadpleging van de priesters geconsacreerd zijn, met elkaar te verzoenen?Ga naar voetnoot10 Dat dit een erkenning van een hoge mate van autonomie voor de Chinese kerk zou inhouden is vanzelfsprekend. Doch misschien zullen ook voor Rome hier getallen en machtsverhoudingen belangrijk zijn en zal men uiteindelijk toegeven dat men China met zijn miljard inwoners niet kan behandelen zoals b.v. Nederland of Zwitserland. Intussen kan men niet ontkennen dat na de ervaringen met de ‘Bende van Vier’ en in volle dé-maoïsering grote delen van China, vooral bij de jongere generatie, geestelijk door een soort ideologisch vacuum getekend zijn. Toen onlangs (mei 1980) een grote jongerenkrant een brief van een jonge vrouw publiceerde waarin zinnen voorkwamen als: ‘ik reisde van hoop naar wanhoop’ en ‘wat begon in zelveloosheid eindigt in egoïsme’, kwamen er ruim 40.000 brieven bij de redactie binnen. Ook de analyse van recente romans en novellen wijst op een groeiende behoefte aan zin. Vele jongeren zijn gefrustreerd en lijden onder een ontgoocheld idealisme. Dit zoeken naar zin neemt snel toe. Terecht kan men spreken van een wijd- | |
[pagina 206]
| |
verspreid boeddhistisch reveil. Voor het evangelie is dit klimaat zeker een ‘kairos’, een moment van genade. Men mag hopen dat de Chinese christenen nieuwe wegen vinden om hieraan te beantwoorden en dat de andere kerken, vooral die van het Avondland, hen hierin respecteren en Gods Geest meer vertrouwen dan westerse kerkstructurenGa naar voetnoot11. |
|