Streven. Vlaamse editie. Jaargang 48
(1980-1981)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |
Gendarm en dokker
| |
Gendarm nieuwe stijl‘Van Geet heeft alleen maar een dagboek geschreven, zo noemt hij het zelf; en ik moet zeggen, er worden veel feiten aangehaald die ik me niet meer zo juist kon herinneren, daarvoor is het zeker interessant. En ik wil ook eerlijk toegeven dat hij dat zeer objectief heeft gedaan’. Aldus Dolf Kerschaver, communist en stakingsleider in 1973. Deze lof vanwege een betrokkene die aan de andere kant van de barricaden stond, is noch onverdiend, noch onverwacht. In zijn boek laat Van Geet duidelijk uitschijnen dat hij meer respect had voor het ordelijke en correcte gedrag van de traditionele communisten dan voor de Maoïsten (toen Amada, nu Partij van de Arbeid) of de Trotskisten (Revolutionaire Arbeidersliga) of de wat grillige priester-arbeider F. Wuytack. Het verbazende in dit kurkdroge feitenrelaas is het scherpe inzicht van de auteur in de rol en de functie van de diverse splintergroepen die de dokkers ter hulp kwamen. Het was immers een ‘wilde’ staking, niet door de vakbonden erkend; daar komen altijd allerlei splintergroepen op af als muizen op het meel: een ‘wilde’ actie van de basis is koren op hun molen. | |
[pagina 148]
| |
Van Geet weet ook heel goed wat de inzet was: een conflict tussen de vakbondstop, die een Collectieve Arbeidsovereenkomst had aanvaard en de grote massa van de dokwerkers die deze overeenkomst onaanvaardbaar vond, maar geen stem in het kapittel had gehad. De staking was aldus ook een gevecht voor meer democratie in de vakbonden, iets wat o.a. de Maoïsten aantrok. Die hebben lang beweerd dat ze het traditionele communistische gezag aan de haven (Van Den Branden, Kerschaver) eindelijk kapot gekregen hadden, wat evenwel niet blijkt. Dat Van Geet een bijzonder goed inzicht heeft in de inzet en in de splintergroepen maakt hem nog niet tot een zachtaardige rijkswachtcommandant die met zijn hart bij de stakers zou zijn! Het aantrekkelijke in zijn figuur is tegelijk het angstwekkende: hij is een nieuw type ordehandhaver, het type dat probeert te manipuleren en te conditioneren eerder dan er met bruut geweld op los te slaan. In krasse wanverhouding tot wat deze rijkswachter allemaal weet over zijn potentiële tegenstanders in een straatgevecht, staat de uitlating die ik uit een leidende communistische mond in onvervalst Antwerps op ving: ‘Wat mij in het boek vooral verbaasde, was dat die rijkswachters niet zomaar kunnen doen wat ze willen, dat die heel strikt binnen bepaalde grenzen moeten optreden’. Tegenover het nieuwe type ordehandhaver staat blijkbaar nog geen nieuw, even slimme type agitator. | |
Een dokker en zijn versieZoals reeds gezegd, Dolf Kerschaver, de stakingsleider, betwist de feiten niet die Van Geet weergeeft. Wel had hij liever een boek gezien met een sociaal-politieke analyse. Eén van de grote twistpunten was o.m. het aantal stakers en het aantal werkwilligen, wat niet zo makkelijk uit te maken valt aan de haven. Van Geet minimalizeert het ene, Kerschaver het andere. Kerschaver kreeg trouwens de kans niet in het havengebied te gaan tellen, want men was bang dat hij dan meetings zou gaan houden. We vroegen Dolf Kerschaver wat hij denkt van de niet-gekwalificeerde arbeidskrachten (werklozen uit andere sectoren, studenten) die zouden gebruikt zijn als stakingsbrekers.
Van Geet beweert niet klem dat er geen arbeidskrachten werden ingezet om de dokkers te vervangen. Ik ken zelf studenten die aangesproken zijn om dokwerker te gaan spelen en ik weet dat sommigen dat weigerden, maar anderen inderdaad zijn gaan werken. | |
[pagina 149]
| |
Ik wil hier geen stenen gooien naar de studenten: daar zitten evengoed mannen bij zonder ruggegraat als bij ons en die kunnen dan gaan werken zijn. Wij hebben dat nooit kunnen controleren, want Van Geet heeft ons niet toegelaten om met een delegatie te gaan kijken wie er nu feitelijk aan het werk was. Maar na de staking komen natuurlijk de gesprekken los en dan vangt ge hier en daar wat op over de toestanden op het werk tijdens de staking. Ook de mensen die toch gewerkt hebben, verzwegen dat niet. Wat u zegt klopt: op een bepaald moment waren er studenten aan het werk, niet de massa, dat niet, soms ook met schippers, maar op z'n dokwerkers gezegd: dat was altijd met vijf man en 'ne paardekop; dan stonden ze met twee-drie man in dat luik waar er normaal zes tot acht man nodig zijn. Ik geloof dus niet dat het een grote massa kan zijn geweest: alleen enkelingen die eens gauw op een weekend wat geld wilden binnenrijven. Maar dat het gebeurd is, daaraan valt niet te twijfelen.
De vakbond erkende de staking niet. Kwam dat omdat de socialisten toen in de regering zaten?
Wacht eens, zaten die toen in de regering?
U hebt zelf een brief geschreven naar Glinne, die minister was.
Dat klopt. Ja (denkt na). Nee, ik geloof niet dat dat er iets mee te maken heeft. De toestand was zo dat de Belgische Transportarbeidersbond (BTB) een afspraak had gemaakt met de patroons over de Collectieve Arbeidsovereenkomst en dat zij vonden dat ze geen woordbreuk mochten plegen. Als ze in ruil voor de CAO sociale vrede hadden beloofd, mocht er geen staking komen. Toen die door de druk van onderuit, door de misnoegdheid van de arbeiders toch kwam, konden zij die staking niet erkennen. Tenslotte hadden de vakbonden hun handtekening gezet onder het protocol '72-'73. Voor ons zag dat er anders uit, omdat die handtekening gezet was zonder raadpleging van de dokwerkers en die vonden dat protocol - zoals ik dat toen gezegd heb, Van Geet haalt dat in zijn boek ook aan - een grote boterham zonder toespijs. Ik geloof niet dat de BTB de staking erkend zou hebben, als de BSP niet in de regering had gezeten. Het gaat in de vakbond ook niet allemaal zo simpel: ge weet even goed als ik dat elke centrale (bv. havenarbeiders, metaal, petroleum) autonoom werkt; er waren wel centrales die solidair waren met de dokwerkers, maar de BTB viel buiten hun bevoegdheid.
Niet alleen Van Geet, maar ook Vervliet (BTB) heeft beweerd dat de staking een manoeuvre zou zijn geweest van de Communistische Partij om een interne machtsstrijd uit te vechten. | |
[pagina 150]
| |
Ja, dat werd beweerd, dat het een tweestrijd was tussen Antwerpen en Gent, tussen Jef Turf en Frans Van Den Branden. Dat zijn gewoon zotte argumenten. Als ge weet dat de vrijgestelden van onze partij amper een loontje van een geschoolde arbeider krijgen, dan kunt ge toch wel denken dat daar niet zo om gevochten wordt. Nee, bovendien wordt iemand in onze partij democratisch gekozen, niet door een of andere staking, die trouwens niet zomaar op te zetten valt. Dat was een zotte redenering.
Men sprak ook van een machtsstrijd KP-Amada om het vertrouwen van de dokwerkers.
Zo kan men de zaken niet voorstellen. Natuurlijk - dat heb ik al dikwijls gezegd - wij, communisten, staan per definitie aan de kant van de arbeiders. Maar uiteindelijk beslist zo'n stakerscomité wie de leiding in handen krijgt en wel op een democratische manier. Ge kunt u daar zomaar niet opdringen. In de geschiedenis van de Antwerpse haven hebben communisten altijd een belangrijke rol gespeeld en niet omdat ze iets opeisten of manipuleerden, maar omdat hun mensen aan de kant van de arbeiders gingen staan en door die arbeiders werden vooruitgeduwd. Denk maar aan Frans Van Den Branden.
Mensen van Amada hebben tegenover mij beweerd dat ze aan de dokken geweldig vooruit zijn gegaan dank zij die staking van 1973. Van Geet spreekt dat tegen.
Natuurlijk, ik ook. Wel is het waar dat Amada zich dank zij de dokstaking heeft kunnen doen opmerken. Hoeveel dokwerkers wisten dat die partij bestond? Vóór 1973? Ze raakten dus in de kijker. Maar dat ze gezag hebben verworven bij de dokwerkers, dat betwijfel ik ten zeerste. Nog tientallen keren na de staking hebben ze oproepen tot de dokwerkers gericht voor een staking van één uur, van vierentwintig uur, en de dokwerkers zijn daar nooit op in gegaan. De oproepen van het stakerscomité na de staking om de aanwerving te blokkeren, zijn echter wel opgevolgd. Ik zal niet ontkennen dat onmiddellijk na de staking enkelingen onder de dokwerkers sympathie hadden voor Amada, maar nu, zeven jaar later, staan ze nergens.
Dat moet wel te maken hebben met een verschil in houding tegenover de vakbond.
Dat denk ik ook. Toen ik bijvoorbeeld tijdens de staking een algemene vergadering eiste, dan was dat normaal. Maar zij kwamen proberen om het | |
[pagina 151]
| |
stakerscomité zover te krijgen dat ze een algemene vergadering zouden eisen om Vervliet (BTB) buiten te krijgen. Wie gaat er nu als secretaris van een vakbondscentrale een algemene vergadering organiseren om zichzelf buiten te laten gooien? Maar Amada speculeerde natuurlijk op de woede van de dokwerkers tegen Vervliet. En daar zat iets in, omdat het ook bij ons en bij de dokwerkers om meer democratie in de vakbond ging. Maar dwaasheden willen de dokwerkers daar toch ook niet voor doen. En nu zeven jaar later denk ik dat het traditionele vertrouwen dat de dokwerkers in de communisten stellen, nog altijd veel en veel groter is dan dat in Amada. De arbeiders hier hebben al te dikwijls meegemaakt hoe communisten zich wel in dienst stellen van hun zaak, maar nooit proberen hun eigen doelstellingen door te duwen. Ons is het nooit te doen om een staking als zodanig, om een middel om in de kijker te geraken; wij zijn voor een oplossing die stakingen en zeker incidenten vermijdt. Wij weten dat de organisatie, vooral van de vakbonden, de kracht van de arbeidersbeweging is. En dáárom gaat het ons, dááraan maken wij onszelf ondergeschikt. Ge moogt ook niet vergeten dat als bijvoorbeeld Amada een pamflet verspreidt waarop mijn naam staat als verantwoordelijk uitgever, dat dat één dag pakt, maar dat de tweede dag de mensen zulke spelletjes doorhebben. En dat ze om richtlijnen van het stakerscomité vroegen, maar niet van al die mogelijke partijen. Dat schiep alleen verwarring.
Van Geet vertelt dat Dolf Kerschaver na het einde van de staking sprak van een overwinning. Op dat moment was er juist niets bereikt, zodat uw woorden nogal ongeloofwaardig overkomen. U had de staking eigenlijk verloren.
Dat is een heel kortzichtig oordeel. Neem de staking van 1947, voor de bestaanszekerheid. Natuurlijk was het onmiddellijk resultaat niet de inwilliging van de eisen, maar later is dat - dank zij die staking - wel gebeurd. Toen ik tegen de dokwerkers zei: ‘Kameraden, we hebben de staking gewonnen!’, toen wist ik al heel goed dat er bij de dokwerkers een openbaring gebeurd was door de staking, dat dus dokwerkers weer eens acht weken lang actie gevoerd hadden om het gebrek aan democratie in de vakbeweging aan de kaak te stellen. Het feit alleen al dat dit mogelijk was, betekende een overwinning op de onverschilligheid van daarvoor. Maar ik wist ook bij voorbaat dat na de staking de patroons meer geld zouden gaan betalen, hoewel ze daartoe niet verplicht waren geworden. En ik was er ook al zeker van dat de nieuwe sociale programmatie van 1974 terdege met de staking rekening zou houden. En dat kwam uit: die was beter dan we in | |
[pagina 152]
| |
jaren meegemaakt hadden. Daar kwam het begin van democratie, het referendum, waarop ik nog wel kritiek heb, maar het was veel meer dan we vroeger hadden; daar kwam een loonsverhoging van 120 fr. per dag; de programmatie zou vanaf toen per jaar in plaats van over twee jaar gebeuren, heel belangrijk; daar kwam een verplaatsingsvergoeding van 15 fr. per dag; de dertiende maand kregen we niet voor honderd procent, maar alleen voor de mensen die een minimum aantal dagen per jaar gewerkt hebben. Als ge dat allemaal ziet, dan weet ge toch dat dat zonder die staking nooit gebeurd zou zijn. De programmatie van 1975 was al wat minder en de laatste jaren is het praktisch niks meer. En dat de Antwerpse dokwerkers dat goed begrepen hebben, blijkt uit het feit dat wij in een serene sfeer weer zijn kunnen gaan werken. Zeker, er waren wat wrijvingen, maar dan wel met degenen die gewerkt hadden, niet met het stakingscomité. Wel, als dat mogelijk is na acht weken strijd zonder één frank, dan weet ge dat de arbeiders niet kortzichtig zijn, maar hetzelfde vertrouwen hebben als gijzelf, dat de strijd op een overwinning moet eindigen. | |
De rijkswachtkazerne in WilrijkVan Geet is een beminnelijk man, die niet kan verbergen dat belangstelling voor zijn boek hem goed doet; maar hij is ook een hoge piet in de kazerne in Wilrijk: aanvankelijk argwanende jonge rijkswachters bij de poort worden vriendelijke, efficiënte robotten, zodra ze horen dat de interviewer een afspraak heeft met ‘de kolonel’. In het gesprek confronteer ik Van Geet met enkele uitspraken van Kerschaver. Eén belangrijk punt betreft zijn informatie over een vergadering van vakbondsmensen; hij beweert dat niet de BOB (Bewakings- en Opsporingsbrigade) informatie verzamelt voor de rijkswacht, wat klopt. Toch waren BOB-agenten betrokken in een uiterst dramatische confrontatie met betogers. Wat deden die daar dan? En tenslotte: waarom kan Van Geet zijn bron niet noemen voor één van zijn pertinente uitlatingen over het gedrag van de stakingsleiders? Dat zijn toch vragen die de aandachtige lezer zelf wel zal stellen.
De rijkswacht werd bij de dokstaking ingezet. Dolf Kerschaver zegt dat het officiële motief (ordehandhaving) slechts een dekmantel was voor het verborgen motief (de haven niet laten lam leggen).
Nee, van een verborgen motief is er geen sprake. Neem gewoon de wet op de rijkswacht en kijk na wanneer die mag optreden. In die wet staat dat de | |
[pagina 153]
| |
rijkswacht zich in de omgeving houdt van grote volkstoelopen en samenscholingen. Waar zich dat ook voordoet, is de rijkswacht al door de wet aanwezig. De wet voorziet ook dat de rijkswacht uit eigen initiatief - daartoe is zelfs geen vordering door de burgemeester nodig, zoals het geval was in de dokstaking van 1973 - mag optreden bij samenscholingen die tot onwettelijkheden leiden, zoals vernieling van goederen of vechtpartijen. Dit belet niet dat er altijd samenspraak zal zijn met de burgemeester, die immers ook zijn eigen politie kan inzetten; normaal is het zo dat in een stad als Antwerpen eerst de politie ingeschakeld wordt en daarna eventueel de rijkswacht ter versterking, een samenwerking die technisch moeilijk kan zijn. Terug nu naar de dokstaking: op 13 april 1973 waren er moeilijkheden gerezen; er waren serieuze incidenten geweest met een autocolonne van stakingspiketten die langs de Noorderlaan naar de haven was getrokken, incidenten met de politie en met werkwilligen; de politie kon de zaak niet meer aan; de burgemeester vorderde de rijkswacht. De geschiedenis van de sociale beroeringen in de Antwerpse haven leert, dat dit praktisch altijd zo gebeurd is. Welke politieke kleur de burgemeester ook had, hij heeft altijd de hulp van de rijkswacht ingeroepen.
De rijkswacht kan dus optreden bij om het even welke samenscholing?
Optreden niet, aanwezig zijn wel, wat niet wil zeggen dat men ostentatief op de hoek van de straat gaat staan of onmiddellijk met groot vertoon van macht gaat optreden. De rijkswacht moet alleen voorzien zijn op eventuele incidenten.
En wanneer er incidenten komen, is er geen vordering nodig?
Als er incidenten zijn - vechtpartijen, beschadigingen - dan heeft de rijkswacht, zoals ook de politie, de taak daaraan een einde te stellen. Zoiets gebeurt ook met een caféruzie en er is geen uitzondering gemaakt voor stakingsposten die aan de poort van een fabriek herrie maken.
Terug naar uw boek. Hoe bent u tewerk gegaan? Wat waren uw bronnen?
In de eerste plaats mijn persoonlijke ervaring. Als districtscommandant heb ik de dokstaking meegemaakt van de eerste tot de laatste dag. En ik heb de zaak niet vanop een afstand bekeken, maar van zeer dichtbij gevolgd, onder de mensen, zowel mijn manschappen als de dokwerkers. Niet dat ik toen de bedoeling had er een boek over te gaan schrijven. | |
[pagina 154]
| |
Integendeel! Voor mij was het mijn eerste grote opdracht. Ik stond voordien in Roeselare en in zo'n provincieplaats zijn er uiteraard minder grote conflicten dan in Antwerpen. Ik was pas enkele dagen in Antwerpen benoemd, toen die staking uitbrak. Ik had dus wel veel moeite om me aan te passen, maar ik was zeer, zeer geïnteresseerd en heb alles van heel nabij gevolgd. Ik had dus mijn eigen ‘film’ van wat er gebeurd is; ik heb heel wat discussies kunnen meemaken, ook de meeste tussen de burgemeester en de afgevaardigden van het stakingscomité. Met de stakers heb ik ook vaak gepraat. Daarnaast komen politierapporten, kranteverslagen enzovoort, maar die vonden hun plaats dan in mijn eigen herinnering of dienden mij als leidraad. U vindt de bronnen trouwens in mijn boek.
U hebt dus niet met het oog op het boek pamfletjes en zo ingezameld?
Niet met het oog op het boek, nee, maar natuurlijk vond ik pamfletten dikwijls interessant als aanduidingen voor het bestaande klimaat, voor wat er nog kon gebeuren. Ik had trouwens niet de minste moeite om die pamfletten in handen te krijgen; het was moeilijker geweest om ze te vermijden dan om ze te krijgen! Het volstond ter plaatse te zijn.
Maar was u daar wel in uniform?
Ja, altijd. Als commandant van de hele operatie moest dat trouwens. Bij het eerste optreden aan het aanwervingsgebouw had ik zelf de leiding van de troepen. En ik ben altijd bij alle gebeurtenissen daar aanwezig geweest in uniform. Ik ben zelfs in uniform in het aanwervingslokaal gaan kijken. Dat werd me niet kwalijk genomen.
U lijkt wel sinterklaas in rijkswachtuniform. Is het boek geen poging om de public relations van de rijkswacht te verzorgen?
Ik ben blij dat u die vraag stelt. Men zou inderdaad kunnen denken dat het een handige zet is van de rijkswacht om een officier een boek over de havenstaking te laten schrijven. Automatisch zou dat ons imago ten goede komen, niet? Wel, ik moet hier zeer duidelijk stellen, dat het schrijven van een dergelijk boek voor de auteur een groot risico inhoudt. Het kan passies en discussies ontketenen, indien het niet objectief genoeg is. Vervolgens heb ik niet eens toelating moeten vragen om dit boek te maken. Het boek werd niet gepatroneerd door mijn superieuren. Het was een zuiver persoonlijk initiatief van mij, met alle gevolgen vandien: de | |
[pagina 155]
| |
verantwoordelijkheid ervoor lag alleen bij mij! De rijkswacht zelf respecteerde mijn vrijheid van meningsuiting en wees dus ook bij voorbaat elke verantwoordelijkheid af. Wat het aspect public relations betreft, het is een feit dat mijn boek het imago van de rijkswacht ten goede komt, maar dat is pas a posteriori gebeurd. Een gelukkig feit dus, want het had anders kunnen aflopen ook. Het is een feit dat het twintig, dertig jaar geleden zeer waarschijnlijk niet mogelijk was geweest, maar ook de rijkswachters zijn het produkt van een evoluerende maatschappij, zijn dus mee veranderd.
U bent nooit bevreesd geweest voor de repercussies op uw carrière zoals bepaalde legerofficieren ondergaan hebben naar aanleiding van publieke uitlatingen?
Dat was zeker een risico, maar ik heb alleen maar een soort journalistiek, objectief feitenverslag willen brengen en dan lag een negatieve reactie direct minder voor de hand. Ik geef geen interpretaties of meningen. Ik voel me - niet alleen als rijkswachter, maar ook als auteur - eerder geroepen om een tijdsdocument af te leveren.
Nu een kritische vraag op historisch gebied. Op de bladzijden 30-31 vertelt u het verloop van een vergadering waar u m.i. niet geweest kan zijn, zo, alsof u het exact waargenomen had. Waarop is die passage gebaseerd?
(Van Geet leest de bladzijde en glimlacht). Ja, dit is beslist niet iets wat ik uit mijn duim gezogen heb, ook geen kwestie van bespioneren, maar u begrijpt dat ik de persoon die me dit verteld heeft, niet kan noemen.
Omdat het een BOB-man was?
(Van Geet kijkt me verbaasd aan.) Dat is het helemaal niet! Het komt gewoon uit een vrienschappelijk gesprek met mensen die erbij waren. Maar dat garandeer ik u: niet een BOB-man! Nu moet ik u wel zeggen dat u - wat het informatie-vergaren betreft - nogal negatief bent tegenover de BOB. Ik weet niet of u het beseft, maar de BOB interesseert zich slechts voor 0,5% voor informatie en voor 99,5% voor zware criminaliteit. De meeste mensen hebben erg fantaisistische denkbeelden over de BOB.
U ontkent in het boek de tewerkstelling van minderjarigen, gehandicapten, gepensioneerden... Wat ik begrijpelijk vind. Zelf ken ik studenten die aangesproken werden om tijdens de staking aan de dokken te gaan wer- | |
[pagina 156]
| |
ken: sommigen deden dit niet uit principe, maar anderen wel. Zou u elke tewerkstelling van niet-dokkers willen ontkennen?
Dat is heel moeilijk te controleren en het zal wel zo zijn dat hier en daar een student een vakantiejob heeft gedaan tijdens de staking, maar dat kunnen geen erg grote aantallen geweest zijn.
U schrijft - en Kerschaver verwijt u dat ook - dat u niet toegelaten heeft dat een delegatie van het stakerscomité ging kijken of er nu veel mensen aan het werk waren of niet. Waarom mocht dat niet?
Ik geloof niet dat Kerschaver zelf niet zou inzien waarom ik die toelating niet kon geven. Samenspraak, overreding, dialoog, goed, maar ik kan me moeilijk voorstellen dat men verder zou willen gaan dan het toepassen van de getroffen maatregelen; de rijkswacht heeft geen privileges te verstrekken aan stakers of hun tegenstanders. Wanneer een terrein afgesloten wordt voor niet-werkwillige dokwerkers, dan kan niemand een officiële toelating krijgen om er toch binnen te gaan van degenen die dat juist moeten beletten. Dat lijkt me toch nogal logisch. Ik geloof niet dat Kerschaver iets anders dan een weigering verwachtte, toen hij die vraag stelde.
Toch zou een kleine, goed begeleide delegatie geen kwaad hebben kunnen doen.
Daar gaat het niet om. Het is gewoon niet de taak van de gendarmerie of de politie om voor dergelijke dingen te zorgen. Daarom kan het in de praktijk volgens mij nooit. Trouwens, hij kon als individu best eens gaan rondneuzen; hij had daarvoor geen speciale toelating of bescherming nodig, evenmin als de journalisten van pers en radio/tv.
Uw bewering dat hij met een Flandria-boot de haven zou zijn gaan inspecteren, wordt door hem ontkend.
Werkelijk? Dat valt me tegen, want dat is toch een ideale mogelijkheid. Misschien een tip voor later (lacht). | |
NaschriftZouden deze interviews geen ‘eye-openers’ kunnen zijn voor vakbondsmilitanten? Het is te vrezen dat ze dat alleen maar zijn voor hun veel verstandiger tegenstanders. |
|