Streven. Vlaamse editie. Jaargang 48
(1980-1981)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 134]
| |
De Basken
| |
Het autonomiestatuut een ‘vredesverdrag’?Het zogenaamde ‘Baskische probleem’ is geen endogeen probleem. Het heeft zijn wortels niet in het Baskische volk zelf, want dit volk twijfelt geen ogenblik aan zijn eigen etnische identiteit, waardoor het zich van de andere volken in de Spaanse en in de Franse Staat onderscheidt. Het is een vanuit de machtscentra in Madrid en Parijs geïmporteerd probleem. Het ontstond in de loop van een historisch proces, waarin het volk steeds | |
[pagina 135]
| |
verder vervreemd raakte van de politieke structuren die zijn eigen identiteit moesten waarborgen. In de loop van de laatste jaren heeft zich rond dit probleem zoveel conflictstof opgezameld, dat de toekomst van de Spaanse democratie gaat afhangen van de vraag of het Baskische probleem positief of negatief wordt opgelost. Op 25 oktober 1979 werd in drie provincies van het Baskenland, Araba, Gipuzkoa en Bizkaia, een referendum over het ‘autonomie-statuut’ gehouden. Dit statuut zou na 150 jaar onbegrip van de zijde der centrale regering in Madrid eigenlijk als een vredesverdrag moeten worden beschouwd. Maar reeds vóór het referendum verklaarde een der Baskische parlementsleden openlijk: ‘Dit statuut ontkent nadrukkelijk de soevereiniteit van Euskadi daar waar het met nadruk de onverbreekbare eenheid van het Spaanse vaderland tot uitgangspunt kiest. Vrede met het Baskische volk kan alleen worden gesloten door een statuut met een nationaal karakter en niet door een statuut dat de Spaanse grondwet tot uitgangspunt neemt’. Het ziet er dus naar uit dat in het Baskenland binnen afzienbare tijd een toestand van politieke stabiliteit zal intreden. Zodat men zich gaat afvragen: waarop steunt het Baskische volk nu eigenlijk zijn aanspraken op autonomie of zelfs op nationale onafhankelijkheid? Die vraag kan men alleen beantwoorden met een blik op de Baskische geschiedenis. | |
Euskalherria, ‘het volk der Basken’Euskalherria is een paradoxaal volk. Hoewel het op een klein grondgebied van ruim 20.000 km2 niet meer dan 3.000.000 mensen telt, is het zich diep bewust van zijn nationale eigenheid. Het Baskenland wordt door de westelijke Pyreneeën in tweeën gedeeld: Ipar-Euskalherria (Noord-Baskenland), dat drie regio's van de Franse provincie Pyrénées Atlantiques beslaat en Hego Euskalherria (Zuid-Baskenland), dat uit vier Spaanse provincies is samengesteld. ‘Zazpiak bat’ ‘Alle zeven één’) luidt dan ook de oude wapenspreuk van Euskalherria. De oorsprong van het Baskische volk moet in een ver verleden worden gezocht. De oudste sporen dateren van ongeveer 50.000 jaar v. C. ‘Wij kunnen als vaststaand aannemen dat in de westelijke zone van de Pyreneeën een ras leefde dat met de Cro-Magnonmens verwant was en dat in de laatste trap van zijn ontwikkeling reeds karaktertrekken vertoonde die in het tegenwoordige Baskenvolk nog steeds aanwezig zijn’, constateert een kenner van de Baskische oudheid. | |
[pagina 136]
| |
Het gebied onderging in de loop der jaren wijzigingen. In de Middeleeuwen strekte het zich uit van het tegenwoordige Aquitanië in het Noorden tot Burgos in het Zuiden en van Santander in het Westen tot Huesca in het Oosten. De inwoners hielden niet alleen vast aan hun eigen taal, maar ook aan de vormen van samenleving die hun eigen aard beschermden tegen invloeden van buiten. Zij namen wel in de loop van de eeuwen verschillende elementen over uit de Keltische, Romeinse, Westgotische, Frankische, Arabische en Castiliaanse cultuur, doch verwierpen, soms met geweld, alles wat tegen hun taal en hun manier van leven indruiste. Het geweld waarmee zij het binnendringen van die contraire elementen tegengingen, nam krachtiger vormen aan naarmate dat binnendringen voortkwam uit expansiedrift van buitenaf. Zo konden bijvoorbeeld de Iberen en de Kelten zich zonder moeite in het Baskenland bewegen; de Romeinen daarentegen, de Goten en de Franken stuitten op een weerstand die zij niet vermochten te breken. | |
Het Baskisch - een ‘eiland-taal?’De taal van de Basken is het Euskara. Die taal bepaalt de identiteit van het Baskische volk. ‘Bask zijn’ heet ‘Euskal-dun’ - ‘Baskisch-spreken’. Dat is een belangrijk sociologisch gegeven. De Baskische filoloog K. Mitxelena schrijft: ‘Dat zij nog als volk voortbestaan hebben de Basken boven alles te danken aan het voortleven van hun taal. Zonder iets af te doen aan de culturele, economische en politieke factoren, die mede beslissende invloed uitoefenden op de identiteit van de Basken, blijft toch het feit dat heden ten dage alleen die gebieden tot het Baskenland worden gerekend waar nog altijd Baskisch wordt gesproken’. Trouwens, de nog altijd gebruikelijke benaming voor het Baskenland, ‘Euskalherria’, betekent letterlijk: het volk van de Baskische taal. Wanneer die taal precies is ontstaan, laat zich wetenschappelijk niet vaststellen. De eerste sporen ervan stammen uit de eerste eeuw en bevatten namen van mensen en goden. Die onzekerheid over de oorsprong van het Baskisch stelt de taalwetenschap voor een probleem, dat men het probleem van de ‘eiland-taal’ heeft genoemd, omdat men er geen aanknopingspunten met enige andere taal in kon ontdekken. Men vermoedt enige verwantschap met vóór-Indo-Europese en vóór-Romaanse talen, zoals die ook in het Iberisch, in het Semitisch en in de Kaukasische talen bestaat. Een zekere verwantschap met de Kaukasische talen wordt op het ogenblik wel het meest aannemelijk geacht. | |
[pagina 137]
| |
Wat echter het Euskara tot een kostbaar kleinood van de taalwetenschap maakt, is vooral het feit dat het de enige vóór-Indo-Europese en vóór-Romaanse taal is die haar oorspronkelijke aard trouw is gebleven. Het is als het ware de enig overgebleven getuige van het Europese taallandschap vóór de invasie van de Indo-Europeanen en Romanen. Het gebied waar Baskisch wordt gesproken, onderging vanaf de eerste eeuw een constant inkrimpingsproces. Het viel geleidelijk terug tot de begrenzing van thans: van het Franse Bayonne tot het Spaanse Pampluna en van Bilbao tot Otxagabia. Ook het aantal Baskisch-sprekenden liep terug van 54% van de bevolking in 1900 tot 25% in 1979. Dit laatste is vooral het gevolg van de culturele onderdrukkingspolitiek van Franco. In 1936 waren er nog 700.000; in 1954 echter nog maar 525.000. Thans spreken de statistieken weer over een Baskisch-sprekende bevolking van 600.000, waarvan 520.000 in het zuidelijk en 80.000 in het noordelijk deel van Euskadi. Telt men daar nog de ongeveer 100.000 Baskisch sprekende emigranten in de rest van Europa en in Amerika bij, dan komt men weer op een totaal van 700.000. Dat is ongeveer een kwart van de bevolking in het Baskenland. De terugkeer tot de Baskische taal is voor de Basken echter een kwestie van zijn of niet zijn. Hun streven is erop gericht hun taal op alle niveaus van het onderwijs en in alle communicatiemedia tot cultuurdrager te maken. In juli 1970 werden de Baskische volksscholen - ikastolak - officieel erkend. In het schooljaar 1979/80 telden deze 234 scholen omstreeks 55.000 leerlingen. Inmiddels zijn er ook ettelijke Baskische middelbare scholen opgericht en wordt een Baskische universiteit geëist. Bovendien zijn er zo'n 50.000 volwassenen bezig Baskisch te leren. Er verschijnen twee dagbladen, Deia en Egin, en verschillende weekbladen. En er zijn tal van Baskische uitgeverijen. Tenslotte heeft de Academie voor de Baskische taal een aanvang gemaakt met het ontwerpen van een uniforme spelling voor de zeven Baskische dialecten. In oktober 1979 werden de eerste stappen gezet naar de stichting van een Baskisch televisie-station, waar men grote waarde aan hecht, omdat zowel de Spaanse als de Franse televisie vooral de kinderen ongunstig beïnvloedt in het gebruik van hun eigen taal. | |
Pragmatische of esthetische cultuur?De Baskische cultuur is even rijk en even origineel als elke andere cultuur. Dit geldt zowel op economisch en technisch terrein als op dat van recht en levensbeschouwing. Naar gangbare opvatting is de Baskische cultuur meer van pragmatische dan van esthetische aard; meer het werk van de | |
[pagina 138]
| |
homo faber dan van de homo ludens. De Bask is een realist in zijn economische bedrijvigheid en een idealist in zijn spel. Zoals iedere generalisering echter stemt ook deze slechts ten dele overeen met de werkelijkheid. Men hoeft slechts te denken aan een rechtsgeleerde als Tomás de Vitoria, een filosoof als Miguel de Unamuno, een mysticus als Ignatius van Loyola, een musicus als J.C. Arriaga, een beeldhouwer als J. Oteiza, om dit algemene beeld te relativeren - maar enige waarheid schuilt er wel in. De Baskische boeren en vissers hebben altijd uitgemunt door initiatief en ondernemersgeest. De industriële revolutie van Spanje begon eind 19e eeuw in het Baskenland en dáár zijn ook de grote ondernemingen in de scheepsbouw (1899), in de metaalindustrie (1901) en in het bankwezen (Banco de Bilbao uit 1857 en Banco de Viscaya uit 1901) tot stand gekomen. Daarnaast vormden zich ook hier voor het eerst Baskische en socialistische vakbonden, die even machtig zijn als de grote Catalaanse en Asturische bonden. In het stadium van de industriële hoogbloei stond het Baskenland steeds aan de spits van heel Spanje. De gemiddelde groei van de industriële produktie beliep in het Baskenland in de loop van de jaren zeventig 2,8% per jaar tegen 2,1% in heel Spanje. Het inkomen per hoofd van de bevolking bedroeg in 1975 $2220, terwijl het over heel Spanje niet hoger kwam dan $1867. Sedert het begin van de jaren zeventig nam de tertiaire sector met een groei van 21% een steeds belangrijker plaats in tegenover de secundaire, die slechts met 6% groeide en de primaire, die met 8,3% achteruitging. Een van de meest merkwaardige voorbeelden van Baskisch organisatievermogen bood de stad Mondragón met haar coöperaties voor consumenten, voor industriële produktie en voor financiering, die in de jaren 1956 tot 1959 tot stand kwamen. Naar het oordeel van Engelse deskundigen vormden deze coöperaties ‘de tot werkelijkheid geworden utopie’. Niet steeds ten onrechte werd hun een gebrek aan solidariteit met de arbeidersbeweging verweten, maar ze blonken uit zowel in democratische leiding en rechtvaardige economische verdeling als in economische kracht, die hen in staat stelde in een sterke concurrentiepositie weerstand te bieden aan de inflationistische tendensen van de jaren zeventig. | |
Culturele identiteit tussen traditie en vooruitgangToont de Bask zich een pragmaticus in zijn strijd tegen de natuur, in zijn streven naar humanisering van die natuur is hij een idealist al laat ook daar | |
[pagina 139]
| |
zijn realiteitszin hem niet helemaal in de steek. De Baskische kunstenaars zijn ook verdedigers van een voortdurend bedreigde taal en cultuur. De grootste Baskische mystici, Franciscus Xaverius en Ignatius van Loyola, waren ook de eerste ‘mystici van de daad’. De cultuur van de mondelinge overlevering is bij de Basken zeer rijk. Uit het allereerste begin leven nog steeds allerlei mythen, legenden en heldenverhalen voort, door de grootouders aan hun kleinkinderen doorverteld. Die jongste generatie mag vooral niet vergeten hoe mooi de godin Maia, de godin van de bergen, en hoe sterk Basa Jaun, de heer van het woud, was. Of hoe de feodale heren Ahaide en Nagusiak elkaar bevochten om hun vaandels. In de culturele opleving die het land thans doormaakt, wordt er alles aan gedaan om die verhalen uit het verleden op te sporen, te verzamelen en toegankelijk te maken voor het volk. De schriftelijke cultuur is van jongere datum. De oudsbekende tekst is een klein fragment uit de 10de eeuw. De Baskische literatuur kwam tot bloei in perioden van politieke stabiliteit. In de 16de eeuw, de gouden tijd van de Baskisch-Franse letterkunde, toonde zij haar vermogen om ook de hoogste gedachtenvlucht in woorden uit te drukken. In de gouden eeuw van de Baskisch-Spaanse literatuur schiep de geniale intuïtie van een N. de Ormaetxea (Orixe) het meesterwerk Euskaldunak (De Basken), een dichtwerk van hoog poëtisch gehalte. Daarin legde hij de hele rijkdom vast van de Baskische taal met al haar dialecten en de hele Baskische cultuur in al haar schoonheid. In de laatste twintig jaren echter is er in de literatuur een breuk ontstaan tussen de oude, op het landleven georiënteerde en religieuze tendens en de nieuwe, industriële en secularistische. De jongste generatie van letterkundigen en kunstenaars breekt met de klassieke vormen en maakt haar kunst tot draagster van ideologieën en waarden die het Baskenvolk tot dusverre vreemd waren: existentialisme, socialisme en structuralisme; alles meer ideologisch en politiek dan cultureel en wetenschappelijk georiënteerd. | |
Literatuur en geloofDe letterkundige wereld valt nu uiteen in twee fronten. De jongeren laten zich inspireren door het voorbeeld van Axular, de grootmeester van de Baskisch-Franse literatuur in de gouden eeuw, met name door diens souplesse en aanpassingsvermogen voor vernieuwingen; bovendien scheppen zij een uniforme taal: het Euskara Batua. De ouderen streven vooral naar het zuiver bewaren van de gesproken taal; zij volgen het spoor van Orixe. Beide groepen zien in hun voorbeeld - Axular of Orixe - de | |
[pagina 140]
| |
‘Goethe van het Baskenland’. Maar afgezien van deze generatieverschillen onderscheiden al de Baskische schrijvers zich door hun trouw aan de oorspronkelijke bronnen van hun volksbestaan, door hun volkseigen koloriet en hun sterke binding aan de aard van dit Harrizko Herri hau, dit ‘Volk van steen’. De religieuze cultuur weerspiegelt eveneens op unieke wijze het Baskische wezen. De eerste Basken, die de natuur vereerden, hebben in hun mythen duidelijk sporen van hun zin voor het absolute nagelaten. Met de invoering van het Christendom in de 6de eeuw werden godsdienst en volksziel zozeer met elkaar versmolten, dat het een gevleugeld gezegde werd: euskaldun fededun, de Baskische mens is een gelovig mens. Telkens wanneer de rechten van het Baskische volk werden aangetast, maakte de Baskische clerus gemene zaak met het volk. Een der guerrilleros in de Carlistenoorlog van 1872 was de pastoor van Santa Cruz en in het proces van Burgos tegen de activisten van de ETA in 1970 zaten ook twee priesters in de beklaagdenbank. Weliswaar heeft het seculariseringsproces van de laatste tijd een der ideologen van de ETA ertoe gebracht te verklaren dat de Bask ‘in zijn diepste wezen een heiden is’; het is echter de vraag of men hier niet beter van een overdrachtsproces kan spreken, dat in wezen van religieuze aard is: de overdracht van de absolute God naar het absolute Vaderland. Velen onder de tegenwoordige leiders en fanatieke volgelingen van de Baskische partijen - vooral in de linkse groeperingen - zijn ex-priesters of ex-seminaristen, bereid om hun leven te geven voor het nieuwe Absolute. | |
Een verloren maar nooit opgegeven soevereiniteitNet als ieder ander volk heeft het Baskische volk tijden van vrede en tijden van oorlog gekend. Beide echter, vrede en oorlog, steunden op éénzelfde principe. Het Baskische volk heeft altijd in vrede geleefd zolang de democratische structuren van zijn samenleving werden gerespecteerd. Naar de wapens heeft het alleen gegrepen wanneer het van buitenaf werd overvallen. Nooit anders, vanaf Karel de Grote in 778 tot generaal Franco in 1936. Altijd waren de Basken in het defensief; nooit in het offensief, nooit hebben zij het recht van de veroveraar als het hoogste recht beschouwd. In de loop van de eeuwen hebben zij verschillende organisatie-structuren gekend. 1. Politieke organisatievorm. De primitieve stam-organisatie (1e tot 5e eeuw) verdichtte zich in de Middeleeuwen tot politiek autonome structu- | |
[pagina 141]
| |
ren zoals in die tijd gebruikelijk: het Koninkrijk Nafarroa (Navarre) in de 9de eeuw, de heerlijkheden Biskaia in de 8ste eeuw en Gipuzkoa in de 10de eeuw, de vice-graafschappen Zuberoa in de 9de en Lapurdi in de 11de eeuw. Al deze vorstendommen bezaten autonome of semi-autonome bestuursorganen, de Cortes Reales en de Juntas Generales, die staatsvormen schiepen met veranderlijke territoriale grenzen. Deze organisaties (‘naties’) waren in wezen cultuurgemeenschappen, ieder met hun eigen taal, hun eigen rechtsbedeling en hun eigen sociale structuur. Zij verdwenen geleidelijk in de 13e tot de 16e eeuw, deels tengevolge van bondgenootschappen met de kroon van Castilië, deels door vredesverdragen met de Franse kroon en deels door militair ingrijpen, zoals het koninkrijk Nafarroa, dat in 1512 door Ferdinand I bij Castilië werd ingelijfd. Heden ten dage steunt Euskadi zijn aanspraken op zelfbestuur of volledige onafhankelijkheid op zijn weliswaar verloren gegane maar nooit prijsgegeven soevereiniteit. Historisch beschikten de Baskische gebieden over een eigen politieke identiteit, die in een soort bondschapsverdrag, een ‘pacto confederativo’ met de Spaanse staat in deze staat werd ingepast. Totdat in 1876 de fueros, de oude rechten van de Basken werden ingetrokken, bleven in feite de twee peilers van het zelfstandige Baskenland bestaan: de politieke zelfstandigheid en het bondgenootschap met de kroon.
2. Gewoonterechtelijke organisatievorm (de unidad foral). Het verlies van de territoriale en politieke organisatievormen werd bezegeld met het pacto foral, waarin de Baskische gebieden een op gelijkberechtiging steunende Unie aangingen met de Castiliaanse of de Franse kroon - een Unie waarin elk fuero-gebied zijn eigen bestaan, zijn eigen grondgebied en zijn eigen regering behield. Het ging daarbij om een persoonlijke band met een Koning, niet om een institutionele band met een koninkrijk. Zo bleven de Baskische, de Spaanse en de Franse waarde-scala's naast elkaar bestaan zonder elkaar voor de voeten te lopen. De Baskische rechten zijn daarbij erkend als gewoonterechten, waaruit in de loop van een duizendjarige geschiedenis vormen van wetgeving en regering zijn ontstaan die de eigen aard beschermen. Tot deze fueros vascos behoren: het recht om zelf de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht toe te vertrouwen aan eigen mensen, de vrije verkiezing van de eigen bestuursorganen, de vrijstelling van belastingplicht en dienstplicht in het verband van het grote Spanje of Frankrijk, vrijheid van invoerrechten en officiële erkenning van de eigen taal en de eigen cultuur. | |
[pagina 142]
| |
Dit regimen foral werd door alle Koningen van de Oostenrijkse dynastie bij ede bekrachtigd en hield van 1489 tot 1838 een vrede in stand die slechts enkele malen kortstondig door een opstand werd onderbroken, wanneer een koning de Baskische fueros schond. De troonsbestijging door de Bourbons in 1701 en de daarop gevolgde invoering van het Franse systeem van politieke en administratieve centralisatie, waarin ‘staat’ en ‘natie’ tot identieke begrippen werden, leidde een proces in van steeds verder schrijdende onderdrukking der fueros. De twee Carlistenoorlogen van 1838-39 en van 1872-75 brachten het volk in opstand, niet omdat dynastieke belangen maar omdat de fueros op het spel stonden. Alle Baskische fueros werden opgeheven en daarmee ook de Cortes Reales en de Juntas Generales, die de wetgevende macht uitoefenden, de Diputationes Forales, bij wie de uitvoerende macht berustte, en voorts de autonome belastingheffing en de vrijstelling van militaire dienst. Slechts een klein restje van de Baskische rechten bleef overeind: de economische overeenkomst met het centraal gezag, waarin de nadruk lag op de Baskische verplichtingen jegens de centrale Staat.
3. Statutaire organisatievorm. Dit riep een nationalisme op dat radicaal voor een onafhankelijk Euskadi opkwam. Onder het motto ‘Euskalherria is het Vaderland van de Basken’ stichtte Sabino de Arana y Goiri in 1895 de ‘Partido Nacionaiista Vasco’, die zich ten doel stelde de wet van 1876 ongedaan te maken en de fueros terug te verwerven. ‘God en de Oude Wetten’ luidde de leus van de nieuwe partij. Van dat ogenblik af groeide het nationale bewustzijn. De PNV bewerkte tijdens de Tweede Republiek in 1931 de totstandkoming van een autonomie-statuut, dat op 1 okt. 1936 door de Cortes Republicanos werd goedgekeurd. De eerste President van Euskadi, José Antonio de Agire y Lekube, werd op 7 okt. 1936 beëdigd; de Basken verwierven weer hun eigen grondgebied, hun eigen vlag en zelfbestuur. De overwinning van Generaal Franco in 1939 leidde de vernietiging in niet alleen van de staatkundige autonomie, maar ook van de taalkundige en culturele identiteit van Euskadi. Die vernietiging was al vastgelegd in een wet van 23 juli 1937 ‘tot bestraffing van de landverraderlijke provincies’. Van dat ogenblik af zette de dictatoriale macht zich aan de uitroeiing van alles wat aan de Baskische identiteit, cultuur en taal herinnerde. Spanje was, naar de woorden van een zijner parlementariërs nog ‘liever rood dan verscheurd’ (‘roja antes que rota’), liever communistisch dan federatief. | |
[pagina 143]
| |
Euskadi ta Askatasuna (ETA)Het politieke vacuüm dat ontstond door de gedwongen ballingschap van de nationalistische leiders, werd vanaf 31 juli 1959 opgevuld door de oprichting van een nationale bevrijdingsbeweging onder de naam ETA: Euskadi ta Askatasuna, ‘Baskenland en Vrijheid’. Haar eerste beginselverklaring luidde: ‘De ETA is een revolutionaire Baskische beweging, gericht op de bevrijding van de zeven historische regionen van Euskadi. Zij zet zich in voor de federalistische integratie van Europa op voorwaarde dat deze wordt verwezenlijkt op de grondslag van nationaliteiten. Zij eist de organisatie van de ondernemingen op grond van medezeggenschap. En de officiële erkenning van het Euskara als de enige nationale taal in Baskenland’. Tegelijker tijd kondigde de ETA een harde, gewapende strijd aan tegen het koloniale Spanje. Gaandeweg nam de organisatie de guerrilla-strategie aan van de bevrijdingsbewegingen in de Derde Wereld. Vanaf 1965 ging zij in haar tactiek van het spiraalvormig geweld (actie-repressie-nieuwe actie) over tot revolutionaire acties als bankovervallen, politieke ontvoeringen en algemene stakingen met gewapende acties. Op 20 december 1973 bereikten deze hun hoogtepunt met de moord op de Minister-President Luis Carrero Blanco, garant voor het Franco-regime na Franco. Het volk stond aanvankelijk als onthutste getuige bij dit fel oplaaiend revolutionair geweld. Snel echter identificeerde het zich niet met de tactiek maar wel met de doelstellingen van de jonge strijders. Het Baskisch zelfbewustzijn tegenover de Spaanse dictatuur werd versterkt. De bevolking nam steeds meer, actief en passief, aan de strijd deel en waarborgde de ETA aldus haar economische en operatieve infrastructuur. Zodra een lid van de ETA gevangen werd genomen, gefolterd of terechtgesteld, mobiliseerde het volk zich massaal. Het richtte gedenkstenen op voor de gevallenen, die daarop als gudari, als ‘soldaten’ werden aangeduid en niet als terroristen. Deze solidariteit toonde zich vooral overduidelijk bij het proces van Burgos eind december 1970 en bij de uitspraak van het militair tribunaal van Barcelona op 19 september 1975. In beide processen traden in feite de aangeklaagden op als rechters over de dictatuur en over de onderdrukking van het Baskische volk en van de democratische rechten in de hele staat. De reactie tegen de toen uitgesproken doodvonnissen reikte tot ver buiten de grenzen van Euskadi. Met uitzondering van Frankrijk en Ierland trokken de EEG-staten allen hun ambassadeurs uit Madrid terug. De kerkelijke hiërarchie en zelfs Paulus VI pleitten bij Franco voor gratie. | |
[pagina 144]
| |
Het ‘Statuut van Gernika’ (1979)Na de dood van Franco (20 november 1975) leidde Koning Juan Carlos het democratische proces in van de zogenaamde verandering zonder verbreking, een proces dat tot legalisering van de politieke partijen en de vakbonden en tot een democratische grondwet voerde. Deze laatste verwierf in het referendum van 6 december 1978 de instemming van het Spaanse volk met 65,2% van de uitgebrachte stemmen. Het Baskische volk echter wees ze af met 54,4% onthoudingen en 10,9% tegenstemmers. Hoe was het mogelijk, dat een volk dat zo voor de democratie had gevochten, een grondwet afwees die de democratie bevestigde? Alle Baskische partijen maakten bezwaar tegen het feit dat de nieuwe grondwet niet alleen geen erkenning inhield van de historische rechten van dit soevereine volk, maar ook nog steeds vasthield aan de onverbreekbare eenheid van de soevereine Spaanse staat, die aan zijn autonome regio's en nationaliteiten hun politieke en administratieve rechten slechts delegeerde. Twee staatsopvattingen stonden hier lijnrecht tegenover elkaar: aan de ene kant de conceptie van soevereine volken, die zich in volkomen vrijheid tot een federatief staatsbestel aaneensluiten en aan de andere kant de conceptie van een soevereine eenheidsstaat, die bepaalde rechten delegeert aan de volken binnen zijn grondgebied. Het échec van de nieuwe grondwet in Euskadi bewees dat het Baskische probleem nog niet was opgelost. In de overtuiging dat ‘in Euskadi over de democratie in Spanje wordt beslist’, leidden de Spaanse kroon en de regering een proceso estatuario in, het wordingsproces van een Statuut, dat aan het Baskenland een maximum aan autonomie moest verlenen, doch altijd binnen de onaantastbare eenheid van de Spaanse natie. Op 29 december 1978 aanvaardden de Baskische parlementariërs het ontwerp voor een Baskisch autonomie-statuut, het zogenaamde Statuut van Gernika, waarin op politiek, administratief, economisch en cultureel gebied autonomie werd opgeëist. De tekst bevatte bovendien de toevoeging: ‘De invoering van een autonome regering betekent niet dat het Baskische volk zijn aanspraken prijsgeeft op de rechten die het op grond van zijn geschiedenis en van zijn wil om zelf te regeren toevallen’. Het Spaanse parlement keurde het Statuut, zij het belangrijk ge-amendeerd, goed op 21 juli 1979 en op 25 oktober werd het in de drie Baskische provincies Araba, Gipuzkoa en Bizkaia aan een volksstemming onderworpen. Navarra nam aan deze volksstemming geen deel. Deze provincie zou op een later tijdstip langs zijn eigen weg integreren in de autonome eenheid van Zuid-Euskadi. In dat geval zou een nieuw Statuut voor de dan uit vier | |
[pagina 145]
| |
provincies bestaande eenheid worden ontworpen. Op 17 december 1979 werd aan de ‘Comisión de Regimen Foral’ van Navarra's parlement een motie voorgelegd die de intrede van Navarra in de eenheid van Zuid-Euskadi moest inleiden. De commissie wees deze motie echter af. Daarmee was voorlopig de territoriale eenheid van Zuid-Euskadi - een kernpunt in de programma's van alle leidende politici - van de baan en bleven rust en vrede alsmede de realisering van een nieuw autonomie-statuut nog steeds in gevaar. | |
Euskadi's onzekere toekomstHet is in dit verband ook belangrijk het resultaat van de volksstemming van 25 oktober 1979 in drie provincies nader te bezien. Meer dan de helft van alle stemgerechtigden (53%) stemde vóór het Statuut. Maar een zeer belangrijk aantal kiezers - 644.000 of 41,2% - onthield zich van stemming. De verklaring van dit feit ligt in de houding van de partij Herri Batasuna (Verenigd Volk) en van de ETA-militar, die beiden stemonthouding propageerden. Daarbij moet men bedenken dat het gewapende ETA-verzet een zware druk uitoefent in zuidelijk Baskenland en dat Herri Batasuna kort tevoren als de op een na sterkste partij uit gemeenteraadsverkiezingen tevoorschijn trad. De voorstanders van het Statuut proberen natuurlijk de betekenis van deze massale stemonthouding af te zwakken door er in hoofdzaak technische oorzaken voor aan te voeren, zoals ziekte, slechte weersomstandigheden en fouten in de kiezersregistratie. De tegenstanders echter verzekeren dat die onthouding in hoofdzaak politiek gemotiveerd wasGa naar voetnoot1. Eén ding is in ieder geval duidelijk: de aanvaarding van het Statuut heeft de vrede in het Baskenland niet dichterbij gebracht. Integendeel: het klimaat van geweld heeft zich verscherpt zowel door de actie van de ETA | |
[pagina 146]
| |
en van de Comandos Autónomos als door de gewelddadige repressie door de ordediensten van de Overheid. De onmiddellijke toekomst van Euskadi blijft een probleem. De tot het uiterste bedreigde positie van de Baskische taal, de ernstige economische crisis die het Baskenland thans doormaakt, en zijn ingewikkelde socio-politieke panorama bemoeilijken een bevredigende, stabiele oplossing in ernstige mate. De enige mogelijkheid ligt in onderhandelingen tussen de verschillende richtingen in Baskenland zelf enerzijds en tussen deze en het centrale gezag in Spanje anderzijds. Zulke onderhandelingen kunnen echter nauwelijks tot resultaat leiden, wanneer men daarbij het program van de ETA-militar - in politicis: de Patriottische Socialistische Coördinatie - niet als grondslag neemt. De ETA-militar immers beschouwt de aanvaarding van dit program als conditio sine qua non voor het neerleggen van de wapens. En dit program omvat vijf punten: volledige amnestie; erkenning van alle partijen die zich inzetten voor algehele onafhankelijkheid; geleidelijke terugtrekking van de Spaanse politie; economische maatregelen ten gunste van de arbeidende klasse en erkenning van de souvereiniteit van Euskadi met inbegrip van het zelfbeschikkingsrecht. |
|