Streven. Vlaamse editie. Jaargang 47
(1979-1980)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 932]
| |
Architectuur als sculptuur: projecten van Gordon Matta-Clark
| |
[pagina 933]
| |
van de jong gestorven Amerikaanse kunstenaar Gordon Matta-Clark (1945-1978). Het huis in Antwerpen, ‘Office Baroque’ genaamd, geeft een uitstekende illustratie van Matta-Clarks betrachtingen. Matta-Clark was eerst en vooral geboeid door de gunstige ligging van het gebouw dat zich recht tegenover het Steen, de toeristische blikvanger bij uitstek, bevindt. De kunstenaar wilde het huis ‘uitwendig verbouwen’ en hiertoe zou een sferisch kwadrant uit de hoek van het gebouw worden gesneden. Op die manier zou het inwendige van het administratieve, vijf etages tellende gebouw zichtbaar worden voor de voorbijganger. De stadsoverheid vreesde voor de veiligheid van de voorbijgangers en accepteerde het voorstel niet. Er mocht verder gewerkt worden op voorwaarde dat Matta-Clark zich binnenshuis zou uitleven. Dit is zeer jammer vermits het er in vele projecten van deze kunstenaar om te doen is een soort van straattheater te ontwikkelen waarin ‘zowel de werkende kracht als de structurele veranderingen binnen het gebouw, deel uitmaken van de opvoering’Ga naar voetnoot1. De toeschouwer zou rechtstreeks geconfronteerd worden met een soort ‘performance’ die als een sterk gestuele daad de bouwwerf tot artistiek-theatraal podium verheft. Daar de veranderingen die Matta-Clark wilde doorvoeren nu onzichtbaar werden voor de buitenwereld, veranderde de aard van de ingreep. Hij constateerde dat de vijf verdiepingen van het gebouw elk met hun specifieke ruimtes - beneden ruime, open burelen en boven kleine in elkaar lopende kamers - konden geconcipieerd worden als een muzikaal thema dat zich in de tijd ontwikkelt. ‘De ringen die een kop thee bij toeval op een tekening achterliet, suggereerden het werk te bouwen rond twee halve cirkels met gering verschillende diameter. Waar de cirkels elkaar sneden, ontstond een speciale, bijna roeibootachtige holte die van vloer tot vloer gemuteerd werd naargelang het opgedrongen werd door de structurerende balken en de beschikbare vloerruimte’. De cirkels werden door muren en structurerende balken opengebroken, gefragmenteerd en soms tot strijkijzer-achtige vormen verenigd. Bij het verkennen van het gebouw ontdekt men progressief de grafische sneden in de vloeren die zich inderdaad als een muzikaal thema - een vast thema met gevarieerde herhalingen - tot in het dak zelf voortzetten. Door het dak open te snijden, straalt een verticaal invallend licht onwaarschijnlijk hel- | |
[pagina 934]
| |
der in een gebouw dat gesloten en somber moet geweest zijn. De secties openen het gebouw verticaal terwijl onverwachte gezichtshoeken en perspectieven geopenbaard worden. De oriëntatie in horizontale richting wordt verstoord door de irreële openingen waar men niet zonder gevaar over of langs moet om het gebouw te verkennen. Het latente gevaar intensifieert het bewustzijn. Het is alsof een niet te bedreigen zelfgenoegzaamheid en huisbakkenheid, die schijnbaar onverbrekelijk verbonden zijn aan het leven binnenskamers, door de insnijdingen vernietigd worden en plaats maken voor een alert waarnemingsgedrag. Net zoals recente werken van o.a. Robert Morris en Janis Kounellis creëerde Matta-Clark een werk dat niet meer in één oogopslag te registreren valt. Voor het adequaat waarnemen van dit werk is een fysische en mentale actie in de ruimte nodig. Verschillende gezichtspunten openbaren zich, doch door de complexe, ruimtelijke organisatie van de secties, ontsnapt het project aan het visueel, reducerend vermogen van het oog. Dit wijst op een van de centrale bekommernissen van Gordon Matta-Clark om nl. het gedrag, dat over-geconditioneerd is door een benauwend, protectionistische architectuur, te beïnvloeden door de geruststellende materiële condities van het gebouw te ontwrichten. Wanneer men naar de evolutie van Matta-Clarks werk kijkt, dan valt op hoe deze kunstenaar vanuit een autobiografische en sociale context tot zijn specifiek versnijden van gebouwen gekomen is. Gordon Matta-Clark studeerde architectuur en kwam hierbij tot het inzicht dat de architect er in de eerste plaats is om menselijke problemen op te lossen. Doch de realiteit van de praktiserende architect leert hem spoedig dat architecten alleen maar hun kost verdienen: ‘Architectuur is een grote geldkwestie. Het is een ontzaglijk kostbare onderneming en daarom verschijnt zij, zoals de regering, uitgerust met een volledig propaganda-arsenaal’. Matta-Clark was gekant tegen het misbruiken van het Bauhaus - ideaal: de hersenloze massificatie en het parasiteren op vijftig jaar oude bouwformules en de deformatie van etische waarden onder het mom van modernisme, vernieuwing, urbanisatie, sanering, enz.... De interesse voor de urbane omgeving doet Matta-Clark in zijn jeugd op. In New York geboren, zal zijn jeugd zich hoofdzakelijk afspelen op de straat en in leegstaande, vervallen huizen. De eerste werken bestaan dan ook uit stukken die uit leegstaande panden van de Bronx gesneden werden. ‘Splitting’ van 1973 is het project dat voorde eerste maal de bedoelingen van Gordon Matta-Clark precies omschrijft. Met zware kettingzagen snijdt hij een huis, gesitueerd in de voorstad, middendoor en laat dan door een verandering aan de fundering (het huis is van hout terwijl de fundering | |
[pagina 935]
| |
uit gemetselde stenen bestaat) een van de twee helften kantelen zodat de snede een gapende wonde wordt die licht en lucht in de kern van het huis laat stromen. Deze ingreep op een huis bestemd voor afbraak, lokte hevige reacties uit. Men noemde dit ‘geweld plegen op de onschendbaarheid en waardigheid van oude gebouwen’ en beschuldigde Matta-Clark ervan zowel het gebouw als het beroep van architect onteerd te hebben. Een ding was duidelijk: er werden grenzen overschreden en regels doorbroken waardoor Matta-Clark het gevoel had in een perversiteit te baden die construktiever was dan het gejammer van zijn hypocriete, moraliserende critici. In ‘Binfo X ninths’ (1973) werd een gevel in negen delen verdeeld en vervolgens volledig ontmanteld zodat in negen stappen het inwendige tentoongesteld werd. In ‘Pier 52 - Days Passing’ (1975) gebruikt hij een negentiende-eeuwse intact gebleven loods op pier 52 in New York, die bestaat uit staal en gegolfde tinplaten, doch volledig verwaarloosd aan zijn lot overgelaten was. Door de vloer van de pier werd een getijdenkanaal gegraven dat ongeveer 3 meter breed en 21 meter lang was. De toegang tot de rivier bestond uit een zeil-vormige opening die herhaald werd in het dak juist boven dit kanaaltje zodat een lichtvlek zich in de voortschrijdende dag2. Splitting, New Jersey, 1974
| |
[pagina 936]
| |
door het interieur beweegt. Matta-Clark liet niet alleen licht en lucht binnen maar stelde de constructie bloot aan de natuur-elementen (het getij) en verlangde naar integratie van beide gegevens. Dat dergelijke ingrepen niet zonder gevaar waren, bewijst het arrestatiebevel dat kort daarop door de Newyorkse autoriteiten tegen Matta-Clark werd uitgevaardigd. Matta-Clark poogde een historisch gebouw binnen de aandacht te brengen en in zijn maatschappelijke context te stellen en slaagde daar, weliswaar langs omwegen, voortreffelijk in! In Parijs in de gesaneerde wijk ‘Beaubourg - Les Halles’ realiseert hij ‘Conicle Intersect’ (1975) dat bestaat uit een kegelvormige doorboring van twee zeventiende-eeuwse huizen. De as van de kegel staat in een hoek van 45° op de straatlijn. Daardoor boort de kegel (met als basis een cirkel van vier meter diameter) zich opwaarts van de derde naar de vijfde verdieping doorheen het huis en blijft de intersectie goed zichtbaar vanop de straat. Matta-Clark sprak van de creatie van een permanent straattheater. Mensen reageerden spontaan waarbij o.a. een huisbewaarder opmerkte: ‘O, ik zie het doel van dat gat; het is een experiment om licht en lucht binnen te brengen in ruimten die nooit genoeg van het een en het ander hadden.’ Enigszins anders van aard was de ‘Jakobsleiter’ van de Documenta 6 in 1977. Matta Clark begon zich op dat ogenblik te interesseren voor allerlei luchtprojecten. Het Kassel-project bestond uit een gigantisch net dat functionerend als een touwladder, aan een stenen fabriesschouw vastgebonden werd en associaties opriep met een spinneweb. Reeds in 1969 had de kunstenaar op het Vassar College in New York een reeks netten gespannen in een reusachtige boom. Men kon liggen, zitten en zelfs dansen (de geliefkoosde bezigheid van Gordon) in deze boom, vandaar de titel ‘dance tree’. Tegelijkertijd met de ‘Jakobsleiter’ werkte Matta-Clark aan ideeën voor ballon-architectuur die, aangedreven met3. Conicle Intersect, Paris, 1975
4. Conicle Intersect, Paris, 1975
| |
[pagina 937]
| |
kleine motoren, zich in de lucht zou handhaven. Daarnaast ontwikkelde hij ‘nethuizen’, d.w.z. touwconstructies die zouden opgehangen worden tussen gebouwen of hoge schoorstenen. Van deze nieuwe ontwikkeling is het project in Kassel het enige gerealiseerde voorbeeld. De veelzijdige connotaties die ontstaan bij het werk van Gordon Matta-Clark behoeden dit oeuvre voor formalisme. ‘Bij de ontmanteling van een gebouw zijn er vele aspecten van de sociale condities waartegen ik een geste wil stellen: eerst om een staat van opsluiting te doorbreken die gepreconditioneerd is, niet alleen door fysische noodzakelijkheid maar door de industriële groepen die overal dozen neerplanten als een context om zich een passieve, geïsoleerde verbruiker te verzekeren; een virtueel gevangen publiek. (...) Het gaat in feite om een reactie tegen een steeds minder leefbare staat van privaat leven, privé-bezit en isolering’. Matta-Clark vergeleek het snijden in de ruimte en het zoeken naar de kern van de ruimtelijk-structurele constante met een hermetische, inwendige, persoonlijke geste die als microkosmos verwantschap vertoont met de deconstructie van een gebouw. Daarom moest de activiteit noodzakelijk de vorm van een theatraal gebaar aannemen dat de ruimte opdeelt, versnijdt en als dusdanig begrijpelijk en verifieerbaar wordt in zijn totaliteit. Het5. Office Baroque, Antwerpen, 1977
| |
[pagina 938]
| |
combineren van centrering en verwijdering (het snijden in de kern van een structuur) dient dus metaforisch te worden geïnterpreteerd. Matta-Clark richtte zijn aandacht op een centrale leegte; hij viseerde de kloof die bestaat tussen het individuele bestaan en b.v. het Amerikaans kapitalistisch systeem. Zoals gezegd groeit hieruit een vorm van massaschizofrenie waarbij de individuele perceptie ondermijnd wordt door anoniem gemanipuleerde media. De vervreemding wordt gesymboliseerd in het ‘schoenendoos - huis met zijn air van vrede en kalmte’ terwijl men feitelijk gevangen zit in een staat van massa-krankzinnigheid. Het doorzagen van huizen wijst op het voortdurend falen van het functionalisme van de machinetijdperk - moralisten die nooit de voorgestelde of opgedrongen ‘kwaliteiten van het leven’ in twijfel hebben durven trekken. De ‘architectuur als concierge van de beschaving’ is een gedragslijn die verworpen wordt. Er dient aan de architectuur een communicatieve waarde teruggegeven te worden en dit kan geschieden door b.v. een nog niet volledig onderkomen gebouw zichtbaar te transformeren. Matta-Clark analyseert aldus sociale condities en opteert voor een rechtstreekse betrokkenheid tot de gemeenschap via specifieke, bezette (bewoonde) gebieden van die gemeenschap. Het doorsnijden bezit sociale implicaties:6. Office Baroque, Antwerpen, 1977
| |
[pagina 939]
| |
het verwondt het gebouw en tevens is het een vinger in de wonde van een totaal gedeshumaniseerde architectuur. Er is ook het materiële karakter van de ingreep. ‘De daad van het doorsnijden van één ruimte naar een andere veroorzaakt een zekere complexiteit die diepte-perceptie met zich meebrengt. Stratificatie-aspecten interesseren mij waarschijnlijk meer dan de onverwachte gezichten die verwekt worden door de verwijderingen; niet het oppervlak, maar de smalle rand, het afgesneden oppervlak dat het autobiografisch proces van de constructie reveleert.’ Belangrijk bleek ook de mogelijkheid om de verdeling van de druk in het gebouw te veranderen. Dragende balken werden geheel of half doorgezaagd zodat de druk zich diende te verplaatsen naar andere balken. De uiterste limiet van deze handelingen wordt gesynthetiseerd in de vraag: hoe kan een gebouw onder ongewone omstandigheden nog recht blijven staan? Matta-Clark zocht hierbij naar de verhouding van het inwendige van bodem en wand tot hun uiterlijk. Wat onthulde de snijkant betreffende de anatomie en de geschiedenis van het gebouw? Het doel van de ingrepen was een transformatie-proces: het pseudo-rationalisme (gesteund op en geconcretiseerd in geometriserende ruimten) van7. Office Baroque, Antwerpen, 1977
8. Office Baroque, Antwerpen, 1977
| |
[pagina 940]
| |
een hersende architectuur een symbool van sociale en economische barrières, remmingen en vrijheidsbeknotting. Het alternatief gebruiken van bestaande ruimten is een poging om het bestaande kader van denken en perceptie opnieuw te benutten en om het ‘ding’ beter waar te nemen. Het is het organisch antwoord op de hygiënische obsessie van elke staal- en glasmegapolis die elke getuigenis van het verleden vernietigt. De handeling is zowel fysisch als sociaal brutaal. Het werken met kettingzagen en metaalplaatbranders in een gebouw is te vergelijken met de energie die bij het dansen of tijdens de sportbeoefening vrijkomt. Er wordt m.a.w. duidelijk geweld gepleegd. Dit geweld creëert visuele, verrassende situaties. ‘Ruimten die vastzaten, worden nu beweeglijk. Ik hoop dat het dynamische van de actie wordt opgevat als een alternatief vocabularium om de statische inerte omgeving van het gebouw in vraag te stellen’. Gordon Matta-Clarks architecturale sculptuur berust niet autonoom in zichzelf. Ze is noch uitsluitend object noch een enkelvoudig environment maar veronderstelt de actie van een ‘gebruiker’. De betekenis van de projecten ligt niet alleen in hun formele structuur maar schuilt vooral in de manier waarop de toeschouwer ze als instrument bij de oriëntatie in het gebouw kan aanwenden. De ruimte wordt op deze wijze met psycho-fysische energieën beladen. Op het ogenblik dat de toeschouwer de ruimte ervaart, ontdekt en ervaart hij ook zijn eigen lichaam. De motorische en perceptieve ruimte-oriëntatie van het lichaam laat toe dat dit lichaam een confrontatie aangaat met wat men ‘structures for behavior’ genoemd heeftGa naar voetnoot2. Het metaforisch, sculpturaal en sociaal snijden in de ruimten is een handeling die eerst en vooral fysiek ervaren dient te worden. Nochtans zijn de meeste projecten van Matta-Clark (behalve uiteraard ‘Office Baroque’) tot ons gekomen via foto's. De kunstenaar heeft steeds getracht om via de fotografie toch een reële suggestie te geven van de oorspronkelijke belevenis. De foto's dragen ‘eerder de “voorwaarden” voor de belevenis over, dan de belevenis zelf’Ga naar voetnoot3. ‘Al te vaak dient er een prijs betaald wegens tentoonstellingscondities; mijn werk betaalt een nog hogere tol dan de meeste andere, juist omdat de installeringsmaterialen uiteindelijk een verwarrende verwijzing inhouden naar wat er niet is’. Matta-Clark heeft getracht hieraan te verhelpen door | |
[pagina 941]
| |
vooral sedert het Parijse project ‘Cronicle Intersect’ de foto's op een dergelijke manier af te drukken zodat ze een ruimtelijke suggestie van het oorspronkelijke werk evenaren of evoceren. Hiertoe versneed hij de negatieven en monteerde ze zo dat men haast kan zeggen dat de foto's zelf sculpturaal behandeld zijn en daardoor toch een opmerkelijke graad van authenticiteit in zich dragen. Ondanks het functioneel gebruik van de fotografie is het toch wenselijk de werken, indien nog mogelijk, in hun oorspronkelijke staat te beleven. Een unieke kans hiertoe biedt het ‘Office Baroque’ in Antwerpen. De ‘Stichting Gordon Matta-Clark - Centrum voor Hedendaagse Kunst Antwerpen vzw.’ wil het gebouw wel kopen doch beschikt niet over voldoende financiële middelen. Als strategie heeft de stichting de idee uitgewerkt om kunstenaars van over heel de wereld te vragen werken af te staan (aan de aankoop van ‘Office Baroque’ zit de bouw of de oprichting van een museum voor hedendaagse kunst vast), die indien het museum er inderdaad komt een respectabel begin betekenen van een vaste collectie. De staat, stad of provincie zouden dan effectief het pand met de aanpalende grond moeten kopen en in ruil hiervoor krijgt de gemeenschap een collectie kunstwerken van internationaal erkende kunstenaars als Vito Acconci, Alice Aycock, Christian Boltanski, Christo, Robert Filliou, Jochen Gerz, Philip Glass, Peter Hutchinson, Joseph Kosuth, Les Levine, Bernd Lohaus, Marcel Maeyer, Pol Mara, Robert Morris, Dennis Oppenheim, Panamarenko, Robert Rauschenberg, Keith Sonnier, Günter Uecker, Ben Vautier, Lawrence Weiner, enz... De namen alleen reeds bewijzen welke de reputatie is die Gordon Matta-Clark geniet. Het zou niet alleen jammer zijn voor dit belangrijke kunstwerk maar tevens getuigen van een anti-culturele instelling indien het ‘Office Baroque’ door nalatigheid en een gebrek aan interesse zou verdwijnen. De inhoud van Gordon Matta-Clarks werk is veelzijdig genoeg om het te conserveren als een van de belangrijkste uitingen van een behaviorale, architecturale sculptuur van de jaren zeventig.Ga naar voetnoot4 |
|