| |
| |
| |
Nicaragua: de kerk en de revolutie
G. Mc Carthy
Het is veertien jaar geleden sands wijlen Pater Camilo Torres schreef: ‘Ik vind dat de revolutionaire strijd een strijd is van christenen en priesters. Alleen op deze wijze, in de concrete omstandigheden van ons land, zijn wij in staat de liefde die iemand voor zijn medemens moet hebben, in praktijk te brengen.’ De geschiedenis van deze jonge Colombiaanse priester en zijn dood als guerrilla-strijder in 1966 zijn welbekend. De manier waarop hij door de kerk werd geboycot is waard gememoreerd te worden. In juni 1965 verklaarde kardinaal Concha van Bogota dat hij ‘bewust was afgeweken van de doctrines en richtlijnen van de katholieke kerk... de activiteiten van Pater Camilo Torres zijn onverenigbaar met zijn positie als priester en het kleed dat hij draagt.’
Dit zette Pater Torres aan te vragen uit het ambt ontheven te worden, een verzoek dat snel werd ingewilligd. De Colombiaanse bisschoppen beschouwden zijn stellingname als zó verderfelijk dat allereerst de bisschoppen in Medellin de gelovigen berichtten dat de heer Torres niet langer Pater Camilo Torres is. ‘Hij is een gewone leek en de mensen moeten niet zwichten voor de propagandistische leugen die hen uitnodigt te komen luisteren naar “Pater Camilo”’. De kardinaal verklaarde daarop nog eens dat de kerkelijke autoriteiten het gedrag van mijnheer Camilo Torres volledig afwijzen, omdat het ingaat tegen de doctrines van de kerk. In hun historische boodschap aan het Nicaraguaanse volk van 2 juni 1979 legaliseert de bisschoppenconferentie van dat land de Sandinistische opstand: ‘Wij verklaren dat egoïsme en ongebreidelde eerzucht een maatschappij hebben opgebouwd die iedere dag inhumaner wordt en de verwekkers zijn van weelde en armoede en van de totale onveiligheid. Geplaatst voor deze situatie maken wij de woorden van paus Paulus VI tot onze eigen: ‘Wij zijn niet in staat solidariteit met systemen en structuren te tonen die ernstige en onderdrukkende ongelijkheden tussen klassen en burgers verbergen en bevorderen’ (Inaugurale rede op Medellin 111).
‘Wij zijn allen bedroefd en bewogen door de uitwassen van de revolutionaire opstand, maar het is onmogelijk te ontkennen dat ze moreel en
| |
| |
juridisch gerechtvaardigd is, in het geval van een duidelijke en langdurige onderdrukking die de fundamentele mensenrechten bedreigt en het algemeen welzijn van het land ondermijnt’ (Populorum Progressio 31).
De Sandinisten gaven duidelijk beter de uitdrukkelijke verlangens van het volk weer dan Pater Torres, en de onderdrukking waartegen zij vochten, was waarschijnlijk erger. Maar hun opzet was dezelfde: de structuur van de staat veranderen om de armen te bevrijden, zonodig door middel van geweld.
Het zou melodramatisch en onjuist zijn om te beweren dat het verschil in houding tussen de Colombiaanse bisschoppen in het geval van Pater Torres en de Nicaraguaanse bisschoppen in het geval van de Sandinisten tekenend is voor de verandering in de Latijnsamerikaanse kerk in de tussenliggende jaren. Als Pater Torres nu nog zou leven, zou hij bijna zeker dezelfde veroordeling ondergaan door de kerk van Colombia net zo goed als hem hetzelfde lot ten deel zou vallen van de kant van de staat. Maar dat is Pater Ernesto Cardenal en evenmin Pater Miguel d'Escorro in Nicaragua overkomen. Hoewel de guerrilla verschillende malen in het Puebla-document wordt veroordeeld, omdat het leidt tot een toename van geweld, toch heeft van de andere kant sinds Medellin de idee van ‘geïnstitutionaliseerd geweld’, namelijk de onderdrukkende structuur van de staat, een groeiende invloed uitgeoefend op het denken en doen van de Latijnsamerikaanse kerk. Het Puebla-document vraagt ook om ‘ingrijpende veranderingen’ in de sociale, economische en politieke structuren.
| |
Meningsverschillen
Het is belangrijk dat wij de recente gebeurtenissen in Nicaragua zien tegen de achtergrond van het hele continent. Evengoed als de politieke veranderingen in dat land onvermijdelijk hun repercussies zullen hebben in de rest van Latijns-Amerika, zo zal dat ook gebeuren met de manier waarop de kerk door de crisis heengekomen is en één is geweest in haar steun aan de Sandinistische methode om het volk van Nicaragua te bevrijden. Maar op het ogenblik loopt de houding van de bisschoppen in de verschillende landen uiteen en niet volgens een bepaald patroon. De meesten verschillen onder elkaar van mening. Er is natuurlijk geen sprake van afscheiding of schisma: het gaat hier om een diepgaand meningsverschil over de manier waarop de kerk zich moet inzetten voor de armen en over de invloed van de kerk op de staat.
De kracht en de gelijkgezindheid van de Braziliaanse bisschoppen bij de
| |
| |
inzet voor de armen vindt navolging in enkele andere landen. De uiteindelijke eenheid van de bisschoppen van Nicaragua kwam tot stand, doordat president Somosa op het laatste ogenblik trachtte de bemiddeling van Mgr. Salazar, voorzitter van de bisschoppenconferentie, te gebruiken om de bisschoppen ervan te weerhouden zich tegen hem te verenigen. Ondanks de evidente en langdurige onderdrukking van de bevolking van El Salvador en ondanks de indruk die de pers geeft, is bisschop Romero nog altijd een minderheid te midden van zijn mede-bisschoppen, die zijn standpunt te politiek vinden. De kerk in Mexico bleek erg verdeeld te zijn in haar houding ten opzichte van de pas gehouden verkiezingen en in haar adviezen aan de kiezers. De bisschoppen van Uruguay en Argentinië hebben verkozen hun stem praktisch niet te laten horen tegenover de onderdrukkende regeringen in hun land.
De kern van het conflict kwam aan het licht in Puebla, toen de Conferentie probeerde beide kanten tegelijk uit te gaan door de speciale inzet (opción preferencial) van de kerk voor de armen, die al in Medellin was geformuleerd, nog eens te bevestigen, maar tegelijkertijd aan de geestelijkheid de opdracht te geven buiten de politiek te blijven. Er werd onderscheid gemaakt tussen politiek in de algemene betekenis, die het algemeen welzijn nastreeft, zowel internationaal als van de staat, waaraan de kerk en haar herders moeten deelnemen, èn partijpolitiek, die het eigen terrein van de leken is. Dit onderscheid gaat niet erg diep en geeft geen echte leiding in de huidige pastorale werkelijkheid. Wat betekent bijvoorbeeld ‘partijpolitiek’ in het geval van Nicaragua? Hoe kan de kerk zich inzetten voor de armen zonder partij te kiezen?
| |
Partij-politiek
De verkiezingen van juli in Mexico toonden een paar van de problemen waarvoor de geestelijkheid komt te staan die juist liggen op het beperkte terrein van wat in een (betrekkelijke) democratie verstaan wordt onder ‘partijpolitiek’. Mexico is een interessant geval zowel omdat de bisschoppen ervan voor het grootste deel conservatief zijn als omdat formeel gesproken de geestelijkheid bij de grondwet wordt verboden, zich met politiek te bemoeien. Begin juni zei kardinaal Corripio Ahumada van Mexico-city dat de Mexicaanse geestelijkheid niet aan politiek deed niettegenstaande de acties van een paar priesters. De volgende dag beklaagde de secretaris-generaal van de communistische partij zich dat een groot deel van de geestelijken, met inbegrip van die van het aartsbisdom
| |
| |
van de kardinaal, de gelovigen vanaf de kansel oplegde niet-communistisch te stemmen. Tegelijkertijd stelden verschillende bisschoppen dat de gelovigen de verplichting hadden om te stemmen. Mgr. Talamas van Ciudad Juarez ging nog verder en zei in een vergeefse poging om een directe oplossing te vinden dat de bevolking over haar politieke ‘kinderlijkheid’ heen moest komen, die haar er zo vaak toe had gebracht, aan de geestelijken te vragen hoe ze moest stemmen! De afwijkende stem van Mgr. Mendez Arceo van Cuernavaca kwam op subtiele wijze tot uiting in een preek die hij vóór de verkiezingen hield: ‘Broeders, ik ga u niet zeggen dat ge moet stemmen, want dat zou “partijpolitiek” zijn. Er zijn partijen en groepen die zeggen dat ge de politieke beslissing moet nemen niet te stemmen en daartegenin uw stem te verheffen zou betekenen dat ge een partijpolitiek standpunt inneemt’. De traditioneel a-politieke lijn van Puebla was geen hulp in de Mexicaanse verkiezingen. De kerk nam politiek een conservatief standpunt in, door het establishment geduld, terwijl zij beweerde boven de politiek te staan. De Puebla-opvatting bij deze verkiezingen gaf een kerk te zien die zich niet met wereldse zaken bezig houdt, behalve wanneer ze een advies geeft om niet-communistisch te stemmen en zo in feite de bevolking aanspoort te stemmen voor de groeperingen van de rechtervleugel. Een interessante ongerijmdheid, die een kijk geeft op de mentaliteit van de conservatieve bisschoppen in Latijns-Amerika, kwam aan het licht in de verwarring die onder de bevolking teweeggebracht werd door uitspraken die stelden dat de kerk zich niet mengt in partijpolitiek en tegelijker tijd nadruk legden op de verplichting om te stemmen. Dit is een goede illustratie van de manier waarop een conservatieve hiërarchie zichzelf beschouwt als ‘de kerk’. Het andere advies van de kant van de Mexicaanse
geestelijkheid aan de kiezers ging ongeveer als volgt: christenen zijn geroepen om de belangen van het volk goed in te zien, om de strijd van het volk effectiever te maken door zich aaneen te sluiten om te werken aan het opbouwen van het rijk Gods, met gebruikmaking van de middelen die hen vanouds ter beschikking staan en van die politieke organisaties die voorhanden zijn en welke het meest efficiënt dit doel helpen tot stand brengen.
Dit soort advies komt van geestelijken die heel nauw met de armen samenwerken, die betrokken zijn in pogingen om hen te helpen zelfbewust te worden en hun rechten op te eisen: die mikken op wat Puebla noemde hun volledige bevrijding. Wij hebben gezien waartoe dit in Nicaragua geleid heeft. Nog helemaal afgezien van de mensen die aan het hoofd stonden van de beweging, heeft aartsbisschop Obando y Bravo in de loop van de zomer toegegeven dat ‘zeer velen van de geestelijkheid’ zich
| |
| |
hadden aangesloten bij de Sandinisten. En tenslotte stelden ook de bisschoppen zich eensgezind achter de beweging.
| |
Eenheid en inzet voor de armen
Elders is het pad heel moeilijk begaanbaar. De politieke krachten van de armen om te komen tot eenzelfde resultaat als bereikt werd in Nicaragua, zijn op het ogenblik elders in Latijns-Amerika niet aanwezig. Omdat de oppositie verdeeld was en geen steun van buiten kreeg, had het recente débâcle in El Salvador meer het karakter van een staatsgreep dan van een nationale revolutie. Toch waren de omstandigheden van de twee landen dezelfde. De priester die zich inzet voor de arme moet voor zichzelf vaststellen wat zijn politiek engagement moet zijn. Het traditionele argument tegen politiek engagement dat in Puebla gebruikt werd, namelijk dat het verdeeldheid teweegbrengt en dat de priester daarom als dienaar van de eenheid zich afzijdig moet houden, wordt dan wel erg onzeker. Het tegenargument is, dat échte evangelische eenheid allereerst een inzicht vraagt in de oorzaken van de verdeeldheid en dan het volgen van de juiste koers. Aanhangers van deze gedachtengang citeren: ‘Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard’ (Luc. 12,51), ‘De vijanden van een mens zullen zijn eigen huisgenoten zijn’ (Matth. 10,36), en ‘Hij is de vrede tussen ons en heeft de twee één gemaakt en de barrière afgebroken die hen gescheiden placht te houden’ (Efes. 2,14). Het militante optreden van geestelijken ten gunste van arbeiders of boeren is in veel opzichten iets nieuws en de normen ervoor worden door de ondervinding vastgesteld. De armen van Nicaragua hadden leiders nodig en de kerk gaf hun die leiding. Pater Carlos Bonilla, die werkt onder suiker-oogsters bij de kust van de Golf van Mexico, vraagt waarom zijn parochianen in hun noden deze leiding niet kunnen krijgen: ‘Men verheft zijn stem voor een noodtoestand in een wereld waarin veel rijke mensen vele miljoenen van Gods kinderen doden door honger te veroorzaken en vaak zelfs met kogels.
Soortgelijke gewetensproblemen komen in Latijns-Amerika iedere dag voor’.
| |
Theologie van de bevrijding
Het in dit opzicht tekortschieten van Puebla en de shock die de kerk is toegebracht door de gebeurtenissen in Nicaragua, hebben deze
| |
| |
vraagstukken op het ogenblik op de voorgrond geplaatst. Maar de individuele geestelijke staat niet helemaal alleen. De theologische beweging in de kerk om de arme te helpen heeft vaste voet gekregen. Ervaring en voorbeeld worden voortdurend uitgewisseld op alle niveaus. Contacten en solidariteit tussen de geestelijken die zich inzetten zijn voortreffelijk. Nicaragua is op het ogenblik het middelpunt van de aandacht, maar andere landen hebben veel bijgedragen tot het geleidelijk groeien van de inzet van de kerk voor de armen. Brazilië is een lichtend voorbeeld.
De ontwikkeling van de kerk in Brazilië in de laatste jaren wijst de weg in de probleemgebieden die op het ogenblik de Latijnsamerikaanse kerk bezighouden. De Braziliaanse bisschoppen hebben de rechten van het individu verdedigd en beschermd, tot het nemen van positieve acties toe om sociale en collectieve rechten te bewerkstelligen, zoals bij hun steun aan de stakingen ten tijde van de regeringswisseling in maart en hun onlangs geuitte eis voor een volledige in plaats van een gedeeltelijke, amnestie. Hun roep om structurele verandering was Puebla ver vóór en meer concreet. De bisschoppenconferentie (CNBB) van 1968 verklaarde: ‘De inspanningen van dit continent om zichzelf te bevrijden van eeuwen van afhankelijkheid worden met mislukking bedreigd, doordat van drie kanten machtszuilen hun aanspraken willen doen gelden, deze machtszuilen zijn erop uit de onderontwikkeling als een fase van een van voorbijgaand proces te veranderen in een blijvende en geaccepteerde functie van een allesomvattend systeem’. Er zijn meer dan dertigduizend communidades de base als bewijs voor de poging van de kerk om te werken samen met in plaats van alleen maar voor de bevolking die streeft naar haar bevrijding. Haar inzet voor de armen heeft haar in Brazilië de partij van oppositie gemaakt, hetgeen de reden is waarom zij zo zwaar vervolgd wordt. In de laatste tien jaren zijn op zijn minst dertig bisschoppen op verschillende manieren gemolesteerd, is eigendom van de kerk geplunderd, zijn missies aangevallen met groot verlies aan mensenlevens, zijn meer dan honderd priesters in de gevangenis gezet, vierendertig gemarteld en tenminste zeven als martelaar gedood, afgezien nog van talloze andere wreedheden.
| |
Kerk voor Sandinisten
In het laatste stadium van de Nicaraguaanse revolutie beschreef Thomas Borges, een leidende Sandinist, de beweging als uiterst katholiek. De rol en de invloed van de kerk in Nicaragua kan niet verkleind worden. Op een
| |
| |
liturgische conferentie te Managua, direct na Medellin in 1968, luidde het slot-rapport; ‘De kerk is betrokken bij de integrale ontwikkeling van de mensheid. Het is onmogelijk een authentieke liturgie te hebben zonder te werken in het belang van de mensheid, en de viering van de eucharistie is afhankelijk van het scheppen van broederschap.’ Het nu beroemde Misa Campesina van Carlos Mejia Godoy is een van de symbolen van de bevrijding van het land geworden. Zoals de oprichter ervan zegt: ‘het is niet neutraal, het is de massa tegen de onderdrukker, tegen al degenen die de verdeling van land, vruchten en water - de basiselementen in de natuur-trachten te voorkomen.’ Tijdens een interview begin 1979 zei hij dat president Somosa, geholpen door het Amerikaanse imperialisme, de economie van het land, maar ook zijn cultuur, naar de afgrond had gesleept en dat de aanwezigheid van de multinationals en de invasies van de kolonialistische culturen dreigden ‘de aanblik van ons volk te veranderen.’ De massa bedient zich van eenvoudige taal (doorspekt met dialect en Indiaanse woorden) in de verzoeken die de mensen die het land van Nicaragua bewerken richten tot Christus de Arbeider.
De opmerkelijke Pater Ernesto Cardenal, poëet en thans minister van Cultuur, gaf in Puebla een interview waarin hem gevraagd werd commentaar te geven op het advies van de paus niet betrokken te raken bij de politiek. Zijn antwoord is waard in zijn geheel te worden opgenomen.
‘De paus had gelijk toen hij de priesters vertelde dat zij niet betrokken moeten raken bij de politiek, omdat dit geen politiek onderwerp is. Het is eenvoudig onze betrokkenheid bij Christus. Het is de betrokkenheid bij Christus die ertoe geleid heeft dat zo velen van ons aan de kant van het volk staan in zijn strijd. In mijn speciale geval was het mijn verbintenis met God die mij ertoe aanzette een verbintenis met het volk aan te gaan en mijn liefde voor Christus voor wie ik alles heb opgegeven, zelfs de liefde voor het leven. Die liefde leidde mij naar het volk, het volk en Christus begrijpen is hetzelfde. En het is de wens de wil van God volledig uit te voeren, die tot de positie die ik nu in de strijd inneem heeft geleid, een militant in het Sandinistische Nationale Bevrijdingsfront. Ik denk dat ik op deze manier de wil van God uitvoer en het enige wat mij in het leven interesseert is om die wil uit te voeren.’
| |
Kerk voor de armen
Sinds 1971 hebben de Nicaraguaanse bisschoppen, geleid door de aartsbisschop van Managua Mgr. Obando y Bravo, zich tegen de excessen van
| |
| |
het Somosaregiem uitgesproken ter ondersteuning van de rechten van het volk. In maart 1972 beschreven zij de burger-opstanden als ‘de oncontroleerbare schreeuw van een volk dat zijn toestand begrijpt en dat bezig is de ketenen die het binden te verbreken.’ In september van datzelfde jaar, toen hij het academisch jaar van de Universiteit van Managua opende, sprak de aartsbisschop weer over geweld. Hij maakte onderscheid tussen het geïnstitutionaliseerde geweld van de socio-economische structuren in het land en het geweld van de onderdrukten die juist daarom in opstand kwamen. Hij veroordeelde het geweld van onderdrukking ter verdediging van de structuren als antwoord van degene die aan de macht zijn ‘die regeren met de steun van de geprivilegieerden en door de massa's te manipuleren.’ Na de aardbeving van 1973 drongen de bisschoppen aan op een programma van wederopbouw dat meer inhoud zou hebben dan stenen en cement, dat nieuwe sociale en morele verhoudingen tot stand zou moeten brengen. In mei 1974 stelden zij de onrechtmatigheden gepleegd door de autoriteiten op het platte land aan de kaak en wezen op ernstige inbreuken op de wet. Aartsbisschop Obando y Bravo trad op als bemiddelaar tussen de Sandinisten, die regeringsgijzelaars vasthielden, en de regering in december van hetzelfde jaar. In januari 1975 weigerde het episcopaat tegenwoordig te zijn bij de plechtigheden ter inauguratie van president Somosa's nieuwe ambtstermijn. De protesten van de bisschoppen werden met de jaren sterker. In 1977 beschreven zij de situatie op het platteland als ‘een toestand van verschrikking’; ten tijde van de algemene staking in 1978 noemden zij de situatie ‘ondragelijk’. In januari 1979 stuurden zij een brief aan president Carter met het verzoek de hulp aan president Somosa stop te zetten. Het is een verhaal van inzet dat genegenheid en respect heeft afgedwongen: ‘Ik wil dat U
weet dat het volk van Nicaragua heel veel houdt van zijn aartsbisschop. Alle bisschoppen van Nicaragua zijn fel tegen de dictator en onze aartsbisschop staat aan hun hoofd’ (Pater Ernesto Cardenal, februari 1979). Tot het laatst toe hebben de bisschoppen hun best gedaan geweld zoveel mogelijk te beperken. Eind mei heeft het comité tot nationale bezinning, waarvan de aartsbisschop voorzitter was, er bij de Sandinisten en de Nationale Garde op aangedrongen bij elkaar te komen en een basis te leggen voor een gesprek. De Sandinisten gaven eerst antwoord en zeiden dat dit niet de tijd was voor ‘neutraliteit’ en dat het comité eerst moest verklaren aan welke kant het stond. Dit bracht de aartsbisschop in een moeilijke positie, wat president Somosa direct begreep. De dictator liet mgr. Salazar van Leon weten dat hij bereid was te praten, zo de indruk gevende dat de San- | |
| |
dinisten onredelijk waren en druk uitoefenend op de bisschoppen als herders om te luisteren naar beide partijen in het conflict. In deze omstandigheid verkozen de bisschoppen de meest revolutionaire boodschap uit te geven die ooit door een Latijnsamerikaans episcopaat is gepubliceerd, toen zij hun steun betuigden aan de Sandinisten.
De bevrijding in Nicaragua is een extreem voorbeeld binnen de algemene beweging in Latijns-Amerika, die in de praktijk gesteund wordt door bepaalde sectoren in de kerk, maar waarvan de kracht verschilt naargelang het land. In principe is de beweging officieel beleid van de kerk, geruggesteund door Medellin en Puebla. Er waren elementen in de strijd in Nicaragua die men niet graag elders herhaald zou zien. Daarom is de overwinning van de Sandinisten op zichzelf geen voorbeeld of leidraad. Veel zal echter kunnen worden geleerd van de inzet van de bisschoppen en de geestelijkheid, van de beslissingen en de maatregelen die de laatste tien jaar genomen zijn, nu die bevrijding voltooid is. De strijd om economische onafhankelijkheid begint pas en wat dit betreft is de toekomst van het land nog onzeker. Maar anders dan de kerk in Cuba, was en is de kerk in Nicaragua nauw gelieerd met de revolutie en dit feit zal waarschijnlijk een uiterst diep en blijvend effect hebben op de kerk van Latijns-Amerika.
|
|