Streven. Vlaamse editie. Jaargang 47
(1979-1980)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 499]
| |
Aspecten van de dissidentie in de Sovjet-Unie
| |
[pagina 500]
| |
nadat hij omgeruild was voor de Chileense communistenleider Corvalàn, en zegde in een persoonlijke brief zijn steun toe aan de meest markante Russische andersdenkende, Andrej Sacharov. Hoewel Carters ethische campagne onderhand werd afgezwakt, heeft ze in elk geval ervoor gezorgd dat de problematiek der Oosteuropese opposanten volop in de actualiteit kwam. De vraag is of de dissidenten werkelijk voordeel halen uit de onbetwistbaar vergrote belangstelling voor hun situatie. Indien de internationale bekendheid van sommige dissidenten hen tot op zekere hoogte beveiligt tegen de repressie - het Westen kijkt immers toe - stelt men anderzijds toch vast dat het aantal processen weer is toegenomen. Ook werd in een aantal gevallen een andere strategie gevolgd: gedwongen, gesuggereerde of ingewilligde emigratie, soms omruiling. Of deze tactiek de beweging finaal kan stilleggen, lijkt weinig waarschijnlijk. Wel verliest die daardoor telkens weer haar belangrijkste woordvoerders. Men dient daarbij te bedenken dat zij in de emigratie aanzienlijk minder impact hebben en lang niet altijd eensgezind met elkaar optrekken. Zo verliet Andrej Sinjavskij in 1975 de redactie van Kontinent, omdat hij het niet eens was met zijn hoofdredacteur Vladimir Maksimov. In de Frankfurter Allgemeine klaagt hij diens ‘onverdraagzaamheid en de dictatoriale methodes’ aan: ‘Het gebruik van grove woorden en van dreigementen aan het adres van andersdenkenden is spijtig genoeg het resultaat van onze Sovjetopvoeding die we moeilijk kunnen vergeten’Ga naar voetnoot1. Volgens hem is deze onverdraagzaamheid voor een groot stuk terug de voeren naar Solzjenitsyn, wie hij verwijt voor censuur te zijn: ‘Het zal me blijven verwonderen dat mensen die door het Westen zijn gered het Westen beginnen te kritiseren zodra ze hier aankomen. Ze klagen er bijv. over dat de kranten alles mogen schrijven, dat de televisie alles mag tonen’Ga naar voetnoot2. Hij merkt verder op: ‘Ik wil niet zwijgen over onze menigsverschillen in naam van de eenheid, want als we die weg inslaan zal dat uitmonden in een autoritair systeem waarin geen enkele discussie meer zal mogelijk zijn’Ga naar voetnoot3. Meningsverschillen: in feite zou daarin de vitaliteit van de dissidentie moeten gemanifesteerd worden. Tatjana Chodorovitsj raakt de kern, wanneer zij het begrip ‘dissident’ omschrijft: ‘Het betekent dat er zijn die op deze wijze denken en anderen een andere mening toegedaan zijn. | |
[pagina 501]
| |
Afwijkende gedachten, meningsverschillen, het zijn verwarringstichtende, illusoire, verkeerde uitdrukkingen die erop bedoeld zijn een nieuwe en angstaanjagende situatie als iets vertrouwds en goedaardigs te kwalificeren’. En verwijzend naar ‘de macht aan de andere zijde’ besluit zij: ‘Alle gedachten moeten verstikt worden. Niet “andere gedachten”, niet “afwijkende gedachten”, maar iedere menselijke gedachte tout court of ze nu marxistisch, religieus of nationalistisch is, zolang ze individueel wordt uitgedacht’Ga naar voetnoot4. Hoewel deze dissidente het hier heeft over de situatie in de Sovjet-Unie en Sinjavskij de onderlinge onverdraagzaamheid binnen de emigratie op de korrel neemt, gaat het in wezen om hetzelfde, de pluriformiteit van de oppositie, haar zwakheid en tevens haar ideeënrijkdom. Ruwweg kan men stellen dat een dissident iemand is die in woord of geschrift uitspraken doet die schadelijk worden geacht voor het imago van de Sovjet-Unie en haar systeem. Zoals Chodorovitsj het aangeeft gaat het om controversiële opvattingen van cultureel-politieke, religieuze of nationalistische aard. Daar ze gegroeid zijn uit zeer verschillende historische achtergronden, kan men ze niet vanuit dezelfde invalshoek benaderen. We beperken ons daarom tot het cultureel-politieke aspect. Het is trouwens zo dat men daarin ook de verklanking van de andere aspiraties terugvindt. | |
HistoriekAls elke andere staat heeft Rusland steeds andersdenkenden gehad. De oktoberrevolutie is trouwens het rechtstreekse gevolg van een politiek dissidente beweging, die wat zij dacht, in daden vermocht te realiseren. De huidige cultureel-politieke dissidentie vangt aan in de jaren die volgden op de dood van Stalin in 1953. Er kwam een meer open klimaat dat met name in de literaire kringen een zekere discussie toeliet tussen de conservatieve kern van de schrijversbond en vrijer denkende collega's over de dienende en propagandistische functie van het officiële socialistisch realisme. Het wegvallen van een aantal taboes was het gevolg van de roman De Dooi van Ilja Ehrenburg. De naam van dit boek zou de metafoor worden waarmee in het vervolg iedere versoepeling van de partijlijn zal worden omschreven. De politieke dooi brak aan in het begin van 1956, nadat Chroesjtsjov de personencultus rondom Stalin had ontmaskerd en het duidelijk werd | |
[pagina 502]
| |
dat de dictator niet alleen verantwoordelijk kon worden gesteld. Indirect raakten de beschuldigingen ook de bureaucratie. De opstand in Hongarije dwong de liberalen echter weer tot meer discipline. Tekenend was de affaire-Pasternak. Zijn officieel goedgekeurd werk, Dr. Zjivago, mocht plots niet meer verschijnen en wanneer de auteur de Nobel-prijs kreeg, ervoer het regime dit als een kaakslag. Buiten zijn wil dissident geworden, weigerde hij de prijs. De prefiguratie van wat later Solzjenitsyn overkwam, met dit verschil dat deze geen mea culpa sloeg en uiteindelijk geëxileerd werd. Toch brak de dooi weer door en eind 1961 zette Chroesjtsjov op het 22-ste partijcongres de destalinisering verder. Hij ondernam een poging de relaties tussen het individu en het apparaat te verbeteren, legde sterker het accent op de consumptie, deed wat toegevingen aan het artistiek non-conformisme. Hij zette zelfs de censuur voor schut door persoonlijk tussenbeide te komen voor de publikatie van Solzjenitsyns eersteling, de kamproman Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj, want dat ontbrak hem nog om Stalin helemaal te discrediteren. Kennelijk ging hij daarmee te ver. Interne en buitenlandse moeilijkheden leidden tot zijn val in oktober 1964. Brezjnev stelde weer orde op zaken. Hij vaart een ideologisch strengere koers, de al te vrijmoedige intelligentsia moet weer inbinden en de angst voor een restalinizatie steekt de kop op. In februari 1966 komt het tot een literair proces, dat geschiedenis zal maken. Sinjavskij en Daniêl staan terecht omdat zij onder pseudoniem in de V.S. werken hebben gepubliceerd, die het regime als beledigend ervaart. Om verschillende redenen wordt deze zaak een mijlpaal. Eerst en vooral wou het apparaat door de strenge straffen, respectievelijk 7 en 5 jaar, een voorbeeld stellen om de aanzwellende stroom van klandestiene publikaties, de samizdat, in te dijken. Er werd net het omgekeerde bereikt. Nieuw was dat de beklaagden geen schuld bekenden, wat navolging zou krijgen. Ook veroorzaakte het proces zo'n storm van protest, zowel in binnen- als in buitenland, dat men er wel op lette dat bij latere zaken de literatuur zelf niet meer zou terechtstaan. Tevens kunnen we hier het embryo situeren van wat in een verder stadium De Beweging voor de Mensenrechten zal worden, die zich distantieert van subversieve activiteiten, maar open ageert binnen de legaliteit onder het motto: Eerbiedig de grondwet! Zij wijst op de discrepantie tussen de theorie en de praktijk van de rechtsbedeling. Een ander gevolg van deze zaak vormde begin 1968 het proces tegen Ginzburg, die er een witboek had over samengesteld, en drie van zijn vrienden. Nu ging het niet langer over de literatuur, maar moest in het kader van de ideologische | |
[pagina 503]
| |
strijd de band worden aangetoond tussen de dissidenten en een buitenlandse, Sovjetvijandige organisatie, de N.T.S.Ga naar voetnoot5. Ondanks de repressie was het protest nu nog massaler dan in 1966. Het uitte zich voornamelijk via open brieven met naam, beroep en adres ondertekendGa naar voetnoot6. Een nieuw feit vormde de steun van een aantal bekende figuren uit de exact wetenschappelijke wereld, mensen als Sacharov bijvoorbeeld. Dit proces was tevens de directe aanleiding tot de verschijning van de klandestiene Kroniek der lopende gebeurtenissen, een publikatie die gevallen van repressie signaleert, allerlei stellingnamen wereldkundig maakt en vermeldt wat er nieuw verschenen is in de samizdat. De inhoud is biezonder verscheiden en toont overduidelijk aan hoe pluriform en veelkleurig de dissidentie wel is. De Kroniek heeft model gestaan voor heel wat andere soortgelijke geschriftenGa naar voetnoot7. De interventie in Tsjechoslovakije, waar men juist begonnen was aan de demokratisering van het systeem vorm te geven, toonde aan dat het vrij naïef was te geloven dat het regime zich zou voegen naar de verzuchtingen van de oppositie. De gebeurtenissen in dat land vormden voor de autoriteiten de ideale gelegenheid om ook binnen de grenzen korte metten te maken met een groepje dissidenten die de moed hadden opgebracht op het Rode Plein tegen de invasie te demonstreren. De daaruit voortvloeiende processen zetten de opposanten ertoe aan zich te organiseren. Vanaf 1969 gaan ze anders te werk, minder sensationeel maar subtieler. Rondom Jakir wordt de Initiatiefgroep voor de rechten van de mens opgericht. Eind november 1970 stichten Sacharov, Tsjalidze en Tverdochlebov, drie geleerden van wereldreputatie, Het comitee voor de rechten van de Mens. In hun beginselverklaring wijzen zij erop dat ze de dialoog zoeken met het establishment. Het comitee verklaart zich bereid het regime te steunen, want ‘het brengt begrip op voor de gegroeide tradities en de reële moeilijkheden die de staat ondervindt’Ga naar voetnoot8. Dit laatste is belangrijk, omdat het de tere plek aanwijst van een systeem dat naar buiten als het model van de heilstaat wil overkomen, en dus geen schade aan dat beeld kan verwerken. | |
[pagina 504]
| |
Vooral Sacharov, die nu al decennia lang het hoofd biedt aan de druk van dat systeem, heeft een enorme berg werk verzet ten gunste van dissidenten die het slachtoffer zijn van repressieve acties. Vanaf 1974 zijn er door verbanning en emigratie een aanzienlijk aantal dissidenten van het toneel verdwenen. Toch verschijnen telkens weer nieuwe namen in de actualiteit. Het zou echter fout zijn de dissidentie in de Sovjetunie te beschouwen als een massabeweging, want dat is ze beslist niet. De opposanten vertegenwoordigen slechts een kleine fractie van de intelligentsia, en tot voor kort had men de indruk dat een achterban daarbuiten ontbrak. De oprichting van een vrije vakbond, waarvan de stichters intussen werden aangehouden, schijnt er echter op te wijzen dat het gevoel van onvrede waarin de dissidentie haar voedingsbodem vindt, zich ook in de diepte naar de brede volkslagen toe verbreidt. Amalrik, de auteur van een zeer indringende analyse van de SovjetwerkelijkheidGa naar voetnoot9, ziet het volk als een onbekende grootheid, waarvan niemand weet wat het denkt of hoe het zichzelf ziet. Slechts dit is voor hem zeker: bij deze ‘boeren en boeren-van-gisteren’ leeft een passieve ontevredenheid die voorlopig wel getemperd wordt door een langzaam stijgend welvaartspeil, wat hij afrondt met de stelling dat het tot gewelddadige uitbarstingen kan komen, mochten de materiële omstandigheden dit peil doen teruglopen en stagneren. Dat schrijft Amalrik in 1969, een jaar nadat Sacharov zijn Overpeinzingen over vooruitgang, vreedzame coëxistentie en intellectuele vrijheid heeft laten circuleren. | |
TendensenDit manifest noopt een aantal andersdenkenden - Sacharov refereert aan zichzelf als een vrijdenkende - tot allerhande commentaar, waardoor de tendensen binnen de dissidentie zich beginnen af te tekenen. Aanvankelijk gaat het nog om vrij amorfe denkrichtingen, gaandeweg komt er meer articulatie. Voorlopig zijn er nog geen uitgebalanceerde programma's, het gaat hooguit om vertrekpunten waaruit een andere maatschappij kan groeien, pre-ideologieën. Naast het vanzelfsprekende dispuut tussen de aanhangers der respectieve tendensen komen ook binnen dezelfde denksfeer fundamentele verschillen aan de oppervlakte. Bij de ‘ware marxisten-leninisten’ is dit uiteraard het minst uitgesproken: zij bouwen immers geen echt nieuwe ideologie op, maar vallen terug op | |
[pagina 505]
| |
een reeds bestaande, die in de praktijk werd gecorrumpeerd. Heel wat leden van de intelligentsia die anders denkt, hebben jarenlang loyaal meegewerkt aan de opbouw van hun staat. Vaak gaat het om gewezen partijleden die zich beschouwen als de erfgenamen, de voortzetters van de revolutie en stellen dat niet zij zijn veranderd, maar wel het regime: dàt is van de juiste weg afgeweken. Men kan bij hen twee fracties onderkennen: de revisionisten, die oordelen dat de partij het fundament blijft van het systeem; zij moet leiden en leren, niet bestraffen; de doctrine is nooit af, zij moet zich permanent vernieuwen. De andere fractie wordt gevormd door de reformisten. Hun ideeën werden aanvankelijk vertolkt door Sacharov, die er zich later ontgoocheld heeft van losgemaakt. Zij pleiten voor hervormingen en bijsturing van het systeem: meer democratisering, vooral ook intellectuele vrijheid om de technologische achterstand op het Westen goed te maken: daarvoor moet men weg van het economisch en politiek centralisme. Hun staat het voorbeeld van de Praagse lente voor de geest. De tweede tendens wordt geïnspireerd door de liberale ideologie. In april 1970 publiceerde een groep uit Leningrad een programmaGa naar voetnoot10, waaruit ik de hoofdideeën pik. Het verschil met de doelstellingen van de leninisten is markant: Rusland moet een moderne industriestaat worden en heeft daarom behoefte aan competente mensen. Zij kanten zich dus tegen de particratie en de zgn. nomenklatoera, m.a.w. de door de partij geselectioneerde en geprivilegieerde functionarissen die op ieder niveau van de piramidaal opgezette staatsmachine op de werking ervan moeten toezien. Verder zetten zij zich af tegen de militaire expansie en verwerpen de Sovjetmacht en het staatskapitalisme. Zij komen ook op voor een meerpartijenstelsel en een partiële restauratie van de privé-sector en de vrije markt. De derde tendens is de christelijk geïnspireerde, tevens de meest Russische omdat zij de logische voortzetting is van een eeuwenoude Russische traditie, die zich concentreert op de historische vraag of Rusland al dan niet een Europees land is. Zij die oordeelden dat Rusland zich op Europa moest oriënteren, werden eertijds ‘zapadniki’ of Westerlingen genoemd. Daartegenover stonden de slavofielen, die meenden dat Rusland zijn eigen wegen moest bewandelen en zijn vitale krachten diende te putten uit de diepe, onvervreemdbare authenticiteit die berust op de | |
[pagina 506]
| |
religiositeit van de Russische orthodoxie. Deze extreme bipolariteit doorzinderde vanaf Peter de Grote de politiek en het sociale leven, en voert ook vandaag nog tot verrassende consequenties. Zo verwerpen bepaalde religieuze dissidenten van slavofiele factuur én het marxisme én democratische veruiterlijkingen als parlementarisme en meerpartijenstelsels, daar het ideeën zijn van Westerse import die totaal vreemd zijn aan het Russische volk en zijn tradities. Doorgetrokken leidt dit tot een gevaarlijke enge russofilie, die kan ontsporen in een patriarchaal of theocratisch gestuurd ultra-nationalisme, een messianistische Groot-russische gedachte met Moskou als het Derde Rome. Het lijkt evident dat deze ideologie moeilijk samen te rijmen valt met de middelpuntvliedende nationalistische dissidente bewegingen in de niet-Russische sovjetrepublieken, noch met de kosmopolitische joodse dissidenten, ook niet met de internationaal gerichte marxisten-leninisten of de propagandisten van de open liberale democratie. Zo'n ultra-nationalisme zou trouwens in de kaart kunnen spelen van het regime, dat de ont-ideologisering van de massa ziet opdoemen: de revolutie is lang voorbij en de slogans spreken niet meer aan. De mensen worden apolitiek, het interesseert hen niet meer. Men heeft dus nood aan een nieuwe motor om de wagen rijdend te houden. Dat zou dan het patriottisme kunnen zijn, waarbij het leninistisch idioom nog een tijdlang in zwang moet blijven om de breuk te verdoezelen. Uitingen van dit neo-patriottisme dat staat tegenover het revolutionaire internationalisme zijn er nu al: de cultivering van het nationale verleden, ook het voorrevolutionaire, de beklemtoning van de eigen aard, de ophemeling van al wat Russisch is, de justificatie van de russificering. Als men bedenkt dat meer dan de helft van de bevolking van de U.S.S.R. niet-russisch is en er rekening mee houdt dat de nataliteit bij de Russen zelf aan de lage kant ligt, dan is het niet ondenkbaar dat er uitgerekend op dit stuk op niet te lange termijn grote interne moeilijkheden tot uitbarsting kunnen komen. De vrees dat het islamitisch réveil zou overslaan naar het mohammedaanse bevolkingsdeel moet bij de evaluatie van de inmarsj in Afghanistan ongetwijfeld ingecalculeerd worden. | |
VerdeeldheidDe hele discussie tussen Sacharov en Solzjenitsyn naar aanleiding van diens Brief aan de leiders van de SovjetunieGa naar voetnoot11 spitst zich toe op dit | |
[pagina 507]
| |
russianisme. Sacharov vindt Solzjenitsyns ideeën mythologie en hij heeft geen goed woord over voor zijn nationalistische en isolationistische opvattingen, waarin hij een potentieel gevaar onderkent: ‘Een groot gedeelte van het Russische volk en zijn leiders baden in een Grootrussisch nationalisme dat gevoed wordt én door de vrees afhankelijk te worden van het Westen én door de angst voor democratische veranderingen. Wanneer ze in zo'n rijke bodem vallen, zouden Solzjenitsyns vergissingen wel eens gevaarlijk kunnen worden’. In dit russianisme krijgt volgens Solzjenitsyn de russisch-orthodoxie weer de ruimte. Deze nationale religie heeft het binnen het raam van de atheïstische propaganda hard te verduren gehad in de jaren twintig en dertig. Tijdens de tweede wereldoorlog oordeelde Stalin dat zij een machtige medestander kon zijn om het patriottisme bij het volk aan te wakkeren. Na de oorlog zette Chroesjtsjov de atheïstische propagandamachine weer op gang, maar onder Brezjnev ging de storm weer liggen met dien verstande dat de kerk de binnen- en buitenlandse politiek van de regering steunt. Dissidentie op dat vlak houdt hier in dat men zich niet neerlegt bij de volgzaamheid van de kerkelijke dignitarissen. Zo situeert de oppositie van Solzjenitsyn als slavofiel zich in zijn stelling dat Ruslands heil gelegen is in een isolationistische politiek, autocratisch geleid en geestelijk geïnspireerd door de orthodoxie. Voor de andere erkende of niet erkende erediensten ligt het weer anders: veelal zijn ze van Westerse import, katholieken in de Baltische republieken en de Oekraïne, sterk doorvlochten met nationalistische betrachtingen, en baptisten. Zij houden een gevaar in voor het centraal gezag. Het gevaar dat inherent is aan de etikettering van ideologische formaties, is dat de aandacht in de eerste plaats gaat naar wat de groepen scheidt, hoe ze tegenover elkaar staan. Deze benadering is negatief, ze onderstreept de verbrokkeling en heeft geen oog voor wat eventueel bindt. Toch zijn er raakpunten, waardoor een ontmoeting mogelijk wordt binnen hun betrachtingen. Amalrik heeft onderzocht waar dit mogelijk zou zijn. In het centrum plaatst hij de conformistisch-reformistische ideologie. Uit dit centrale gegeven divergeren de tendensen: als conservatief beschouwt hij het officiële marxisme-leninisme en het officiële nationalisme. Het eerste heeft overeenkomsten met het ‘ware marxisme-leninisme’, het tweede tendeert naar de ‘neo-slavofilie, met als kenmerkende kwalificatie het chauvinisme. De neo-slavofilie raakt dan weer omwille van haar messianistisch karakter de ‘christelijke ideologie’, die op haar beurt op grond van haar humanitaire betrachtingen aansluit bij de ‘liberale ideologie’. Ten slotte vinden de ‘liberalen’ en de ‘ware leninisten’ elkaar in de | |
[pagina 508]
| |
idee van de rechtsstaat. Zo is de cirkel rond. Wat er ook van zij, de versnippering blijft. Daarom is het alleszins een constructievere aanpak de burgerrechten op de eerste plaats te stellen. Niemand kan voorspellen hoe de dissidentie in de Sovjetunie zal evolueren. Laten we tot besluit nog even Amalrik aan het woord: ‘Er bestaat onder het publiek een zekere teleurstelling, in de trant van: is dan alles voor niets geweest? Anderzijds is de houding van het publiek een stuk beter geworden. Vroeger, dat wil zeggen acht tot tien jaar geledenGa naar voetnoot12, hoorde je onder intellectuelen vaak zeggen: De mensen van de Democratische Beweging maken een hoop kabaal, maar de autoriteiten zullen ze wel te grazen nemen; en het ergste is dat ook wij daaronder te lijden krijgen, waarom laten ze ons niet met rust? Vandaag de dag is dat anders. De dissidenten zijn erin geslaagd de morele stemming in het land te veranderen. En dat is de grootste winst’Ga naar voetnoot13. |
|