Streven. Vlaamse editie. Jaargang 47
(1979-1980)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 446]
| |||||||||
Onderwijs en Samenleving
| |||||||||
[pagina 447]
| |||||||||
de plaats en de mogelijkheden van de individuele personen daarbinnen. Onderwijsdoelstellingen als volwassenwording, optimale ontplooiing van de persoonlijkheid, voorbereiding op het maatschappelijk leven en de uitwerking daarvan in schooltypen, in vakken, in exameneisen en beoordelingscriteria zijn niet boven tijd en plaats verheven, maar in feite uitdrukking van wat op een bepaald moment in een bepaalde situatie door verschillende groeperingen in de samenleving als wenselijk, waardevol en dus nastrevenswaardig wordt beschouwd. Onderwijs wordt echter niet alleen bepaald door de samenleving, maar het heeft op de ontwikkeling ervan onmiskenbaar een grote invloed gehad. Niet alleen onze technische verworvenheden, niet alleen ons welvaartspeil, maar ook de wijze waarop wij werken en waarop wij spreken en de aard van onze maatschappelijke verhoudingen zijn in niet onbelangrijke mate door ons onderwijs bepaald. Onderwijs is steeds meer een wezenlijk bestanddeel van ons maatschappelijk bestel geworden en een belangrijke factor in de ontwikkeling daarvan’Ga naar voetnoot3. De voormalige bewindsman brengt hier duidelijk tot uitdrukking dat het onderwijs als een sociaal systeem is te beschouwen met een eigen subcultuur. Enerzijds ondergaat die subcultuur de invloed van de in de samenleving geldende dominante cultuur, anderzijds beïnvloedt zij de dominante cultuur in belangrijke mate. Uiteraard is ook in de ContourennotaGa naar voetnoot4 de nodige aandacht geschonken aan de relatie onderwijs en samenleving. Men vindt er passages die vooral een invloed op de samenleving benadrukken, zoals 'taak van het onderwijs is nu en in de toekomst bij te dragen tot de ontwikkeling van een samenleving met meer gelijkwaardige mogelijkheden voor al haar leden tot deelname aan de kennis, de cultuur, het leefmilieu, de welvaart, de arbeid en vooral de besluitvorming daaroverGa naar voetnoot5. Daarbij gelden evenwel beperkingen, omdat ‘de samenleving op dat onderwijs haar stempel zet. De maatschappelijke verhoudingen, die er in een samenleving bestaan weerspiegelen zich in de opzet, de inhoud en de methodes van het onderwijs en in de belangstelling van ouders en leerlingen voor het onderwijs. Zij beperken ook de mogelijkheden van het onderwijs om in de samenleving verandering aan te brengen’Ga naar voetnoot6. | |||||||||
[pagina 448]
| |||||||||
De invloed van het onderwijsOm redenen die hier niet nader zullen worden uiteengezet is de invloed op de samenleving die van het onderwijs uitgaat niet het onderwerp van deze studie. Bekend mag worden verondersteld dat de invloed van het onderwijs veelvuldig is nagespeurd en met wisselend resultaat is vastgesteld. Het kader van dit artikel biedt ruimte om slechts een fractie van de onderzoeken naar de invloed van het onderwijs kort in ogenschouw te nemen. Het zijn vooral economen geweest die onderzoeken hebben verricht naar het maatschappelijk rendement van het onderwijs, d.w.z. de bijdrage van het onderwijs aan de economische groeiGa naar voetnoot7. Daarnaast zijn ook talloze pogingen ondernomen om het privé-rendement van het onderwijs vast te stellenGa naar voetnoot8. Hierbij gaat het erom in hoeverre bestaande inkomensverschillen kunnen worden toegeschreven aan verschillen in opleidingsniveau. Voorts kan in dit verband gewezen worden op onderzoek naar de invloed van het onderwijs op maatschappelijke ongelijkheid in het algemeen. Dit heeft naast het hierboven al genoemde onderzoek naar inkomens ook onderzoek opgeleverd naar bijvoorbeeld sociale mobiliteitGa naar voetnoot9 en beroepsloopbanenGa naar voetnoot10. Bij al deze onderzoeken gaat het erom vast te stellen welke relatie er is tussen onderwijs enerzijds en maatschappelijke positie anderzijds. Dit dan met gebruikmaking van een bepaald stratificatiemodel. In zo'n model is een rangordening gegeven naar bijvoorbeeld beroepsposities of inkomensgroepen en recentelijk ook naar vormen van participatieGa naar voetnoot11. | |||||||||
[pagina 449]
| |||||||||
Ook is nagegaan in hoeverre opleidingsverschillen zich gedurende een levensloop blijven uitdrukken in kennisverschillen en in een voortdurende kennisverwervingGa naar voetnoot12. Voorts moet in dit summiere overzicht nog worden gewezen op de zeer gemêleerde groep van onderzoekingen waarin het opleidingsniveau gerelateerd is aan sociaal gedrag. Zo is onder meer nagegaan of het opleidingsniveau een determinant is van criminaliteit, van vrijetijdsbesteding, van informatiegebruik, van arbeidsoriëntatieGa naar voetnoot13. Zulks is ook nagegaan voor religieus-kerkelijk gedrag, waarbij niet alleen is gelet op het opleidingsniveau, maar ook op de invloed van religieuze socialisatie door middel van op levensbeschouwing geënt onderwijsGa naar voetnoot14. | |||||||||
TheorievormingWaar zoveel onderzoek heeft plaatsgehad, zou men verwachten dat de theorievorming in een vergevorderd stadium is. Dat is misschien ook wel zo, maar deze theorie is, althans als verklaring voor de invloed van het onderwijs op de samenleving ten dele weerlegd. MeyerGa naar voetnoot15 heeft zich diepgaand beziggehouden met de vraag op welke wijze het onderwijs de samenleving beïnvloedt. Hij wijst erop dat in de scholen weliswaar in belangrijke mate socialisatie voor latere sociale posities plaatsvindt, maar de uitkomst van deze socialisatie ‘have little long-run staying power or predictive power’. In reactie op de empirische zwakte van de socialisatietheorie en in reactie op het vertrouwen in de hefboomfunctie van het onderwijs voor maatschappelijke vernieuwing en gelijkheid ontwikkelde zich de allocatietheorie. Volgens deze theorie wordt men ‘allocated to adult roles on the basis of years and types of education, apart from anything they have learned in schools. Education is thus more a selector, | |||||||||
[pagina 450]
| |||||||||
sorter and allocator than it is a socializer’. Nu is het geenszins zo dat socialisatietheorie onverzoenlijk is met de allocatietheorie. Ook het omgekeerde is niet waar; wat socialisatie is voor het individu, heet allocatie gezien vanuit de maatschappij. Maar, zegt Meyer, de allocatietheorie blijkt een meer algemene macro-sociologische theorie te zijn over de invloed van het onderwijs als een systeem van legitimering: ‘It is becoming more common to speak of education as legitimating the structure of modern society, or of modern societies as in some essential way “schooled”. If we want to understand the societal impact of education, not just its effects on the careers of individuals we need to understand what this means’. Met andere woorden nagegaan moet worden of het onderwijs als systeem de structuur van samenleving zelf ook beïnvloedt. Volgens Meyer gebeurt dit inderdaad, doordat het onderwijs in een samenleving functioneert als een legitieme ‘theory of knowledge’ en als een legitieme ‘theory of personel’. Volgens de eerste theorie legitimeert het onderwijs welke kennis belangrijk is, volgens de laatste theorie legitimeert het onderwijs (de groepen daarvan) personen die over deze belangrijke kennis beschikken. Op basis hiervan formuleert de auteur een vijftal hypothesen over de invloed van het onderwijs op de structuur van de samenlevingGa naar voetnoot16. Anderen daarentegen, Bourdieu bijvoorbeeldGa naar voetnoot17, benadrukken dat een onderwijssysteem, althans in de westerse geïndustrialiseerde kapitalistische samenlevingen, neigt naar een z.g. reproduktiefunctie, d.w.z. dat een onderwijssysteem de bestaande structuur van de samenleving in stand houdt of zelfs nog versterkt. De studies van Jencks, Boudon en Bowles en | |||||||||
[pagina 451]
| |||||||||
GinitisGa naar voetnoot18 hebben in dit opzicht zeker indruk gemaakt. Zo groeide het besef dat de ongelijkheid in het onderwijs niet los gezien kan worden van de meer omvattende sociale ongelijkheid in de samenleving. Terecht wijst Meynen in dit verband op maatschappij-kritische stromingen, die in alle variaties waarin zij zich voordoen, ‘één ding gemeen hebben, namelijk dat zij de relatie maatschappij-onderwijs uitdrukkelijk in de analyse betrekken...’ van de ongelijkheid van kansen in het onderwijsGa naar voetnoot19. Het onderwijs is in vele opzichten verbonden met en ook uitdrukking van de omringende maatschappelijke werkelijkheid. Hiermee ben ik aangekomen bij het onderwerp van dit artikel. | |||||||||
De sociaal-culturele oriëntatie van het onderwijsDe keuze om een studie op te zetten over de invloed van de samenleving op het onderwijs, of anders gezegd, de oriëntatie van het onderwijs als systeem op de waarden, normen, verhoudingen en heersende opvattingen van de samenleving laat de invloed die van het onderwijs zelf uitgaat, buiten beschouwing. Wel ligt aan deze keuze impliciet een waardering ten grondslag, namelijk dat de samenleving het onderwijs domineert en niet andersom. Daar komt nog bij dat de belangstelling van onderzoekers vooral gericht is geweest op de invloed uitgaande van het onderwijsGa naar voetnoot20. Mogelijk dat ik 1971 kan aanmerken als een doorbraak in Nederland naar een grotere belangstelling voor de verbondenheid van het onderwijs met zijn maatschappelijke omgeving in de zin zoals hier opgevat. In dat jaar verschijnt Mathijssen met zijn Klasse-onderwijsGa naar voetnoot21. Hierin heeft hij geprobeerd via ‘een historisch-sociologische analyse voor elke cultuurperiode aan te geven hoe dominante ideeënstelsels hun uitwerking krijgen in de onderwijsstructuur...’Ga naar voetnoot22. Matthijsen komt tot drie verschil- | |||||||||
[pagina 452]
| |||||||||
lende cultuurperiodes die sedert 1800 dominant zijn geweest en hun uitwerking hadden op het onderwijs. Het zijn de aristocratische, meritocratische en democratische periodes. Met deze cultuurperiodes corresponderen voor wat het onderwijs betreft het aristocratische standenmodel, het professionele deskundigheidsmodel en het zelfbeschikkingsmodel. In zijn boek is ook het theocratische cultuurmodel genoemd, maar dit is na 1800, hoewel voortdurend aanwezig, nooit dominant geweestGa naar voetnoot23. Hier taxeert Matthijssen mijn inziens de zaak verkeerd. De schoolstrijd doet anders vermoeden, namelijk dat in een bepaald opzicht wel degelijk sprake is geweest van een dominantie van het theocratische cultuurmodel: eerst een jarenlange strijd om het bestaansrecht, uitlopend op de vrijheid van onderwijs (1848), daarna voortzetting van de strijd om financiële gelijkstelling, uitlopend op de pacificatie (1917). Hoe dit ook zij, aan de door Mathijssen uitgevoerde analyse liggen de - overigens onuitgesproken - proposities ten grondslag die ik hier als een voorlopige precisering van het begrip sociaal-culturele oriëntatie aan de lezer voorhoud:
De verbondenheid van het onderwijs met zijn maatschappelijke omgeving is ook gestipuleerd door Idenburg, met name eveneens in 1971Ga naar voetnoot25. Zoals in figuur 1 is te zien, behoren tot de externe relaties van het schoolwezen zowel instituties, waaronder ondernemingen, beroepsorganisaties, gezin en staat, als maatschappelijke krachten. Hiertoe rekent Idenburg het technologisch systeem, het ideologisch systeem, het economisch systeem, het sociaal systeem, het politiek systeem en de demografische ontwikkelingen. De relaties tussen onderwijs en maatschappij kunnen oorzaak, voorwaarde, gevolg en belemmering zijn van maatschappelijke | |||||||||
[pagina 453]
| |||||||||
veranderingGa naar voetnoot26. Ondanks de wederkerigheid van de betrekkingen relativeert Idenburg de onderlinge relaties als hij over het schoolwezen spreekt als een ‘Pedagogische Provinz die met een hechte wal is omgeven’Ga naar voetnoot27. Verderop heeft het zelfs ‘het (schoolwezen) doet zich aan ons voor als een afgesloten gebied, een Pedagogische Provinz. De insiders en outsiders zijn door een dichte omheining gescheiden. Het gebied heeft zijn eigen maatstaven’Ga naar voetnoot28. De auteur lijkt hier duidelijk in strijd te komen met zijn ontworpen relatieschema, waarin juist ‘de nadruk valt op externe relaties’Ga naar voetnoot29. De overtuiging dat de dominante cultuur, de sociaal-culturele karakteristieken van een samenleving zich weerspiegelen in het onderwijs, is allengs, ook internationaal, meer uitgesproken. In elke tijd is het onderwijssysteem een afspiegeling van wat in die tijd nodig en wenselijk wordt geacht in verband met het functioneren van de samenleving. Een zeer indringende beschouwing over het maatschappelijk karakter van het onderwijs is afkomstig van LevinGa naar voetnoot30. Hij stelt: ‘All educational systems serve their respective societies such that the social, economic and political relationships of the educational sector will mirror closely those of the society of which they are a part’. Dit gezichtspunt voert de auteur tot de conclusie dat onderwijshervorming alleen succesvol kan zijn, wanneer de maatschappelijke omgeving hieraan behoefte heeft. Er moet volgens Levin de nodige spanning zijn tussen wat het onderwijs doet en de samen- | |||||||||
[pagina 454]
| |||||||||
leving verlangt om veranderingen in het onderwijs door te voerenGa naar voetnoot31. In de geschiedenis van het onderwijs ziet de Amerikaan een bevestiging van de opvatting dat grote wijzigingen (‘turning points’) in de doelstellingen en functies van het onderwijs samenvallen met belangrijke omwentelingen in de samenleving. | |||||||||
Sociaal-culturele oriëntatie als gedragskenmerkUit het voorgaande moge duidelijk zijn dat wanneer het onderwijs als subsysteem van de samenleving wordt opgevat dat zich mede voegt naar de sociaal-culturele hoofdtrekken van die samenleving, dit dan een zekere mate van openheid in het onderwijs veronderstelt. Met andere woorden: het onderwijs moet eerder worden beschreven als een open systeem dan als een gesloten systeem. Van een gesloten of autonoom systeem is sprake wanneer het in sterke mate onafhankelijk functioneert van zijn omgeving, dat ook weer uit tal van subsystemen kan bestaan. Natuurlijk bezit het onderwijssysteem ook een zekere mate van autonomie, het staat niet open voor elke verandering. Geen enkel maatschappelijk systeem is geheel open, in de zin van totaal afhankelijk, evenmin als dat er geheel gesloten maatschappelijke systemen zouden zijn, in de zin van volledig autonoom. Afgezien daarvan moet nog op een ander facet gewezen worden. Een systeem kan open zijn naar zijn omgeving, maar de voor het systeem relevante veranderingen die daarin optreden, vertraagd verwerken. Er is dan sprake van een ‘time-lag’. Dit heeft te maken met de veranderingscapaciteit of flexibiliteit van een systeem. Het is dus onjuist uit een mogelijke geringe flexibiliteit van het onderwijssysteem zondermeer af te leiden dat het een gesloten systeem zou zijn. Daarom: de wel bijna spreekwoordelijke inertie van het onderwijs heeft niet alleen, wellicht ook niet zo zeer, betrekking op de mate waarin het onderwijs open staat voor zijn maatschappelijke omgeving, als wel op het tempo waarin hervormingen in het onderwijs zijn in te voeren. Dit laatste is vooral een resultante van de machtsverdeling binnen het systeem. | |||||||||
[pagina 455]
| |||||||||
Volgens de systeemanalyseGa naar voetnoot32 kan het onderwijs statisch worden beschouwd door een beschrijving van zijn structuur (geheel van relaties) en zijn cultuur (geheel van waarden, normen en doeleinden). Een dynamische beschouwing van het onderwijs beschrijft het gedrag en de eigenschappen die het gedrag van het systeem beïnvloeden. Onder het gedrag moet worden verstaan het verloop van de toestand van een systeem in de tijd. Een systeem verkeert in een bepaalde toestand. Toestanden kunnen verschillende eigenschappen vertonen en één van de meest voorkomende eigenschappen is de stationaire toestand of het evenwicht (steady state): de toestand verandert niet. Een andere eigenschap is stabiliteit. Een systeem is stabiel wanneer het na een verstoring ertoe neigt terug te keren naar de initiële toestand. Dikwijls is het voor een systeem onmogelijk terug te keren naar de begintoestand door veranderde omstandigheden in de omgeving of in het systeem zelf. Dat is met name onmogelijk wanneer het totaal van de veranderingen een zodanige waarde overschrijdt dat aanpassing nodig is. Aanpassing geeft dus nieuw gedrag te zien, waardoor de interactie van het systeem met zijn omgeving verandert. Aanpassing stelt het systeem in staat een nieuwe stationaire toestand of evenwicht te vinden. De systeemtheoretische benadering biedt de mogelijkheid de interactie tussen het onderwijs en de samenleving in beschouwing te nemen. Uitgangspunt daarbij is dat de sociaal-culturele oriëntatie een belangrijk gedragskenmerk is van het onderwijs. Dat wil in systeem-analitisch jargon zeggen dat het onderwijs door middel van aanpassing aan de dominante cultuur, waarin begrepen zijn de heersende waarden, normen, behoeften en verhoudingen in de samenleving, een stationaire toestand tracht te bewerkstelligen. | |||||||||
BesluitHet zal de lezer niet moeilijk vallen zelf voorbeelden te bedenken van hoofdtrekken van onze cultuur die tot uitdrukking zijn gekomen in het | |||||||||
[pagina 456]
| |||||||||
Nederlandse onderwijs. Tal van maatschappelijke verhoudingen en waarderingen die in de Nederlandse samenleving voorkomen, weerspiegelen zich in de structuur en cultuur van het nationale onderwijssysteem. Dit brengt met zich mee dat het onderwijs sommige karakteristieken maar moeilijk kan veranderen, zolang diezelfde karakteristieken niet eerst in de samenleving zelf veranderen. Omgekeerd hebben belangrijke culturele veranderingen hun uitstraling naar het onderwijs. Zoals individualisme een overheersend kenmerk geworden is in de cultuur, zo is ook de individualisering in het onderwijs meer geaccentueerd. Evenzo kan verwacht worden dat in een samenleving waar het prestatie- en hiërarchisch beginsel sterk opgeld doen, ook in het onderwijssysteem deze beginselen tot gelding komen. Voorts zal onze samenleving, die in alle geledingen meer en meer kennisintensief is geworden, een sterk cognitief onderwijs vragen. Niet het onderwijs zelf is oorzaak van de centrale plaats die kennisinhouden in tal van leerplannen innemen, die oorzaak ligt juist elders: daar waar voor het functioneren van mensen in maatschappelijke functies kennis hoognodig is en ook hoog gewaardeerd wordt. Actueel is ook de rol van het onderwijs ten aanzien van de ongelijke positie van meisjes en vrouwen in het onderwijs. Alhoewel er voor meisjes nagenoeg geen formele belemmeringen meer zijn om zich in en door het onderwijs te ontplooien, moet toch worden vastgesteld dat het huidige onderwijs nog steeds qua inhoud, structuur en organisatie voor meisjes ten opzichte van jongens ongewenste situaties schept. Het zijn situaties die veelal aanleiding geven tot roldwang. Kennelijk bevestigt het onderwijs de in de samenleving geldende geslachtsrolopvattingen en draagt deze ook overGa naar voetnoot33. Bovenstaande voorbeelden zijn slechts bedoeld om het sociaal-cultureel gedrag van het onderwijssysteem te illustreren. Zij zijn algemeen bekend. Dat is ook het geval met de vanouds overwegende oriëntatie van het onderwijs op het economisch subsysteem in de samenleving. Hierin is geleidelijk verandering gekomen. Het onderwijs gaat zich meer oriënteren op het welzijnssysteem in de samenleving. Zo zeer zelfs dat het onderwijs primair als een welzijnsvoorziening wordt aangeduidGa naar voetnoot34. |
|