Streven. Vlaamse editie. Jaargang 47
(1979-1980)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |
Philip Larkin
| |
[pagina 210]
| |
omgevende wereld letterlijk tracht weer te geven: ‘in every sense empirically true’ (Lines on a young lady's photograph album in The Less Deceived). Sunny Prestatyn
Come To Sunny Prestatyn
Laughed the girl on the poster,
Kneeling up on the sand
In tautened white satin.
Behind her, a hunk of coast, a
Hotel with palms
Seemed to expand from her thighs and
Spread breast-lifting arms.
She was slapped up one day in March.
A couple of weeks, and her face
Was snaggle-toothed and boss-eyed;
Huge tits and a fissured crotch
Were scored well in, and the space
Between her legs held scrawls
That set her fairly astride
A tuberous cock and balls
Autographed Titch Thomas, while
Someone had used a knife
Or something to stab right through
The moustached lips of her smile.
She was too good for this life.
Very soon, a great transverse tear
Left only a hand and some blue.
Now Fight Cancer is there.
The Whitsun Weddings
Het zonnige Prestatyn
Bezoek het zonnige Prestatyn
lachte het meisje op de poster,
op haar knieën in het zand
in gespannen wit satijn.
Achter haar leken een stuk kust en
een hotel met palmen
uit te dijen vanuit haar dijen
en gespreide, borst-optillende armen.
Op 'n dag in maart werd ze toegetakeld.
Een paar weken en haar gezicht
zat vol losse tanden en 'n scheel oog;
geweldige tieten en 'n gescheurd kruis
waren diep ingekerfd, en de ruimte
tussen haar benen zat vol krabbels
die haar goed en wel schrijlings
op 'n knobbelige pik en ballen zetten,
getekend Titch Thomas, terwijl
iemand een mes had gebruikt
of iets om recht door de besnorde
lippen van haar glimlach te steken.
Zij was te goed voor dit leven.
Algauw liet 'n grote overlangse scheur
alleen nog 'n hand en wat blauw over.
Nu hangt er: Bestrijd Kanker.
De woorden in dit gedicht zijn de werkelijkheid op het lijf geschreven, zij confronteren ons meteen met hun volle draagwijdte. De koele zintuigelijke observatie trekt een brutale scheur door de reclamewereld. Ongenadig wordt haar feitelijke boodschap aan het licht gebracht. Het blijft echter een alledaagse waarheid en ze wordt dan ook verwoord in een cliché: ‘Zij was te goed voor dit leven’. Te goed en dus verkracht, te goed en dus misbruikt door de reclame. Wat dit reclamemeisje ons werkelijk vertelt is | |
[pagina 211]
| |
dat zowel de evasie in een droomwereld als de ontlading in de aggressie het leven als een voortwoekerende kanker ondermijnen. Uit het samenspel van taal en waarneming ontstaan in de poëzie momenten van helderziendheid waarin de werkelijkheid doorzichtig wordt. Ook de poëzie van Yeats en Eliot - de grote Modernen - biedt ons zulke momenten, maar in tegenstelling tot Larkin, zijn die momenten vaak de vrucht van een vooropgezet interpretatiemodel, theosofisch bij Yeats, mythisch bij Eliot, waarmee de reële wereld wordt geduid. Bij Thomas Hardy leerde Larkin hoe de werkelijkheid zelf zulke ‘moments of vision’ produceert en als het ware aan de taal van de dichter opdringt. De poëtische evocatie van deze momenten blijft vaak sporadisch, maar gevat in de organische ruimte van een gedicht, trekt zij een onuitwisbaar spoor in de werkelijkheid. Zo wordt in het volgende gedicht het gevoel van leegte en verveling eerst fragmentarisch gevisualiseerd en dan verwoord in de gevatheid van een epigram. Afternoons
Summer is fading:
The leaves fall in ones and twos
From trees bordering
The new recreation ground.
In the hollows of afternoons
Young mothers assemble
At swing and sandpit
Setting free their children.
Behind them, at intervals,
Stand husbands in skilled trades,
An estateful of washing,
And the albums, lettered
Our Wedding, lying
Near the television:
Before them, the wind
Is ruining their courting-places
That are still courting-places
(But the lovers are all in school),
And their children, so intent on
Finding more unripe acorns,
Expect to be taken home.
Their beauty has thickened.
Something is pushing them
To the side of their own lives.
The Whitsun Weddings
Namiddagen
De zomer is aan 't verwelken:
de bladeren vallen, een, dan twee,
van bomen rond
de nieuwe speeltuin.
In de holten van namiddagen
komen jonge moeders samen
rond schommel en zandbak
laten hun kinderen los.
Achter hen, zo nu en dan, staan hun
mannen in gespecialiseerde bedrijven,
een wijk vol wasgoed,
en de fotoalbums, met in grote letters
Onze Trouwdag, die ligt
naast de teevee:
Vóór hen is de wind
hun vrijershoekjes aan 't ruïneren,
die nog altijd vrijershoekjes zijn
(maar de vrijers zitten
allemaal op school),
en hun kinderen, er zo op uit
nog meer onrijpe eikels te vinden,
weten dat ze mee naar huis zullen
moeten.
Hun schoonheid is aangedikt.
Iets is hen aan 't duwen
naar de buitenkant van hun
eigen leven.
| |
[pagina 212]
| |
Uit vrees naar de buitenkant van ons leven te worden gedrongen, trachten we respijt te vinden in het alledaagse. Het ‘iets’ dat ons naar die buitenkant dringt is onvatbaar, ofschoon zo tastbaar aanwezig dat het ons doen en laten bepaalt. Uit angst voor die onzichtbare werkelijkheid gaan we op de vlucht. Om te ontkomen aan de verveling zoeken we afleiding in het gezelschapsleven dat inspeelt op onze behoefte aan gemeenschap. In vrijblijvend gepraat proberen we onze eenzaamheid aan de anderen kwijt te spelen. Het is riskant je aan dit gezelschapsspel te onttrekken, want de wereld heeft dit gedrag ethisch gesanctioneerd: ‘Alleen zijn is zelfzuchtig’, ‘Deugd is sociaal’. Vers de Société
My wife and I have asked a crowd of craps
To come and waste their time and ours: perhaps
You'd care to join us? In a pig's arse, friend.
Day comes to an end.
The gas fire breathes, the trees are darkly swayed.
And so Dear Warlock-Williams: I'm afraid-
Funny how hard it is to be alone.
I could spend half my evenings, if I wanted,
Holding a glass of washing sherry, canted
Over to catch the drivel of some bitch
Who's read nothing but Which;
Just think of all the spare time that has flown
Straight into nothingness by being filled
With forks and faces, rather than repaid
Under a lamp, hearing the noise of wind,
And looking out to see the moon thinned
To an air-sharpened blade.
A life, and yet how sternly it's instilled
All solitude is selfish.....
......
Virtue is social.....
......
The time is shorter now for company,
And sitting by a lamp more often brings
Not peace, but other things.
Beyond the light stand failure and remorse
Whispering Dear Warlock-Williams: Why, of course-
High Windows
| |
[pagina 213]
| |
Vers de Société
Mijn vrouw en ik hebben een bende schijters
geïnviteerd / om hun tijd te komen verliezen
en de onze. Interesseert / het je misschien
om van de partij te zijn? M'n reet, m'n
beste. / De dag loopt ten einde. / Het gasvuur
ademt, de bomen wiegen in het donker. / En
dus M'n beste Warlock-Williams, 't spijt me,
maar-
Vreemd hoe moeilijk het is alleen te zijn. /
Als 'k wilde, zou ik de helft van mijn avon-
den door kunnen brengen / met een glas
verwaterde sherry in de hand, over-/hellend
om het gekwijl op te vangen van een of an-
dere kip / die nooit iets anders gelezen heeft
dan Testaankoop. / En dan te denken aan al
de vrije tijd die weggevloeid is
recht in het niets, omdat hij werd gevuld /
met vorken en gezichten in plaats van lo-
nend doorgebracht / onder een schemer-
lamp, luisterend naar het gesuis van de wind
/ en kijkend door het raam hoe de maan
verdund wordt / tot een lucht-gescherpte
sikkel. / Een heel leven, en toch hoe sterk is
het ons ingeprent
Alle alleenzijn is zelfzuchtig........
De deugd is sociaal......
De tijd is korter nu als we in gezelschap zijn.
/ Zitten onder een lamp brengt vaak / geen
rust, maar andere dingen. / Buiten dat licht
staan mislukking en wroeging / die fluiste-
ren: M'n beste Warlock-Williams, waarom
niet, natuurlijk!
Ongenadig tast Larkin onze gedragingen af en legt er de eigenlijke drijfveer van bloot. Wij voelen ons daarbij op heterdaad betrapt, het is alsof hij onze eigen woorden citeert. Het herkenningseffect wordt in de hand gewerkt door de manier waarop Larkin de omgangstaal integreert in een poëtische context. In tegenstelling tot de Modernen, Pound en Eliot bijvoorbeeld, die een complex idioom ontwikkelden dat stuk loopt op een staccato ritme, is Larkins taal vlak en zijn syntaxis gemoduleerd op de spreektaal. Hierdoor wordt de communicatie met de lezer zo direct mogelijk gehouden. Zelfs de taal mag geen vluchtheuvel worden voor de werkelijkheid. Deze directheid behoudt Larkins taal ook wanneer ze meer reflexief wordt, zoals in de laatste strofe van het gedicht Reference Back: Truly, though our element is time,
We are not suited to the long perspectives
Open at each instant of our lives.
They link us to our losses: worse,
They show us what we have as it once was,
Blindingly undiminished, just as though
By acting differently we could have kept it so.
The Whitsun Weddings
Terugverwijzing
Waarlijk, ofschoon de tijd ons element
is, / zijn wij niet geschikt voor de verre
perspectieven / die voor ons open lig-
gen op ieder ogenblik van ons leven. /
Ze binden ons aan ons verlies: erger
nog, / ze laten ons zien hoe wat wij
hebben eens geweest is, / verblindend
onverkort, juist alsof / wij, als we an-
ders hadden gehandeld, het zo hadden
kunnen bewaren.
| |
[pagina 214]
| |
Het samenvallen van de werkelijkheid met de verwoording ervan vormt het waarmerk van Larkins poëzie. De drang naar de werkelijkheid vinden we vooral terug in die gedichten waarin Larkin op het spoor tracht te komen van het heden, het hier en nu. Alleen het heden is werkelijk. Wij kunnen echter maar in het heden leven vanuit de herinnering aan wat eens is geweest en waarvan het hier en nu de laatste schakel is. Het heden is wat ons nog rest van het verleden. In het bewaren van de menselijke ervaring ziet Larkin de eigenlijke opgave van het leven en - daar hij beide wil doen samenvallen - ook van de poëzie. ‘Ik schreef gedichten om dingen die ik gezien, gedacht, en gevoeld heb (als ik op die manier een composiete en complexe ervaring mag weergeven), voor mezelf en voor anderen bij te houden, maar ik weet dat mijn eerste verantwoordelijkheid die ervaring zelf geldt, die ik omwille van haarzelf voor vergetelheid moet bewaren. Waarom ik dat doe, weet ik niet, maar ik denk dat de impuls om te behouden aan de oorsprong ligt van alle kunst’Ga naar voetnoot1. De twee volgende gedichten illustreren hoe de vlucht in de verbeelding en de terugtocht in de onwetendheid ons telkens weer afleiden op onze weg naar de werkelijke ervaring. Het bewaren of bijhouden van de menselijke ervaring staat in schril contrast tot het vastleggen of accapareren ervan. Vooral de verbeelding speelt ons hier parten. In de fantasie manipuleren we het leven en buigen het om naar onze eigen behoeften. Het gedicht Mr. Bleaney illustreert hoe gemakkelijk we ons laten verleiden het leven vast te leggen en er naar eigen willekeur over te beschikken. Een alledaags gebeuren - het huren van een kamer en het bijbehorend commentaar van de hospita - zijn hier de bouwstenen voor het huis van de verbeelding. Mr Bleaney
‘This was Mr Bleaney's room. He stayed
The whole time he was at the Bodies, till
They moved him.’ Flowered curtains, thin and frayed,
Fall to within five inches of the sill,
Whose window shows a strip of building land,
Tussocky, littered. ‘Mr Bleaney took
My bit of garden properly in hand.’
Bed, upright chair, sixty watt bulb, no hook
| |
[pagina 215]
| |
Behind the door, no room for books or bags-
‘I'll take it’. So it happens that I lie
Where Mr Bleaney lay, and stub my fags
On the same saucer-souvenir, and try
Stuffing my ears with cotton-wool, to drown
The jabbering set he egged her on to buy.
I know his habits - what time he came down,
His preference for sauce to gravy, why
He kept on plugging at the four aways-
Likewise their yearly frame: the Frinton folk
Who put him up for summer holidays,
And Christmas at his sister's house in Stoke.
But if he stood and watched the frigid wind
Tousling the clouds, lay on the fusty bed
Telling himself that this was home, and grinned,
And shivered, without shaking off the dread
That how we live measures our own nature,
And at his age having no more to show
Than one hired box should make him pretty sure
He warranted no better, I don't know.
The Whitsun Weddings.
Mr. Bleaney
‘Dit was Mr. Bleaney's kamer. Hij logeerde
er / heel de tijd dat hij op de Bodies werkte,
tot / ze'm overplaatsten’. Gebloemde gor-
dijnen, dun en gerafeld,/vallen tot op enkele
centimeters van de vensterbank,
waarvan het raam uitgeeft op een lap
bouwgrond / met struiken en afval. ‘Mr.
Bleaney / zorgde goed voor mijn tuintje’. /
Bed, rechte stoel, lamp van zestig watt, geen
haak
achter de deur, geen plaats voor boeken of
spullen-/‘Ik neem ze’. En zo gebeurt het dat
ik lig / waar Mr. Bleaney lag, en ik doof mijn
sigaret / in hetzelfde souvenir-schoteltje, en
probeer
met proppen in mijn oren, het geluid te dem-
pen / van de wauwelende radio die hij haar
deed kopen. / Ik ken zijn gewoonten - hoe
laat hij naar beneden kwam, / dat hij liever
saus had dan vleesnat, waarom
hij zich bleef vastbijten in de pronostieken-/
zo ook elk jaar volgens hetzelfde schema:
de kennissen in Frinton / die hem opnamen
voor zijn zomervakantie, / en Kerstmis bij
zijn zuster in Stoke.
Maar of hij misschien wel eens stond te kij-
ken hoe de kille wind / speelde met de wol-
ken, of op het muffe bed lag / en tot zichzelf
zei dat dit zijn thuis was, en grinnikte, / en
huiverde, zonder de vrees kwijt te geraken
dat de manier waarop wij leven ons eigen
zijn bepaalt, / en dat op zijn leeftijd niets
anders te bieden hebben / dan een gehuurde
kooi, hem nogal duidelijk moest maken / dat
hij niet beter verdiende, dat weet ik niet.
| |
[pagina 216]
| |
De wereld die de nieuwe huurder voor Mr. Bleaney ontwerpt, betreft tenslotte hemzelf. De verbeelding is bedriegelijk, want uiterst subjectief. Ze werpt ons dan ook onverbiddelijk terug op onszelf. Mr. Bleaney leeft nog slechts in de herinnering, zijn plaats wordt ingenomen door de nieuwkomer. Zo zet deze zich gevangen in het gesloten en uitzichtloze wereldje dat hij een ander toedichtte. In elk leven doen er zich echter momenten voor waarin de werkelijkheid plotseling voor ons oplicht. Maar liever dan er bij stil te staan, slaan we op de vlucht of verschuilen we ons, zoals de ik-figuur, achter onwetendheid. Het is waar: meer dan ons lief is, zijn er dingen die we niet weten, maar het is ook waar dat er dingen zijn die we niet wensen te weten. En dat is vreemd. Onze parate kennis is ontstellend groot en met een intuïtieve zekerheid lossen we heelwat problemen op. Maar onze positieve kennis gebruiken we maar al te graag als een alibi om de vraag naar het leven zelf niet te moeten stellen. Ignorance
Strange to know nothing, never to be
sure
Of what is true or right or real,
But forced to qualify or so I feel,
Or Well, it does seem so:
Someone must know.
Strange to be ignorant of the way things
work:
Their skill at finding what they need,
Their sense of shape, and punctual
spread of seed,
And willingness to change;
Yes, it is strange,
Even to wear such knowledge - for
our flesh
Surrounds us with its own decisions-
And yet spend all our life on impreci-
sions,
That when we start to die
Have no idea why.
The Whitsun Weddings
Onwetendheid
Vreemd niets te weten, nooit zeker te
zijn
van wat waar of juist of echt is,
maar altijd gedwongen te worden te
nuanceren Naar mijn gevoel
toch,
of Wel, ik heb toch die indruk:
iemand moet het toch weten.
Vreemd onwetend te zijn over hoe de
dingen in hun werk gaan:
hun aanleg om te vinden wat ze nodig
hebben,
hun gevoel voor vorm, voor 't tijdig
spreiden van het zaad,
hun bereidheid om te veranderen;
Ja, het is vreemd,
Zelfs zulke wetenschap te bezitten-
want ons vlees
omgeeft ons met zijn eigen wetmatig-
heid-
en toch heel ons leven door te brengen
in onnauwkeurigheid,
zodat wanneer we gaan sterven
we niet eens weten waarom.
| |
[pagina 217]
| |
De waarom-vraag mag dan al metafysisch zijn, het antwoord kan volgens Larkin alleen door het leven zelf worden gegeven. De moderne literatuur is deze vraag zeker niet uit de weg gegaan. Maar het antwoord werd vaak aan het leven opgedrongen vanuit een emotionele vooringenomenheid. Beckett hulde zijn antwoord in een sarcastisch nihilisme, Pinter schilderde het in sinistere kleuren en Ionesco bezwoer het vaak in een burleske satire. Tegenover dit gepassioneerde protest lijkt Larkins houding uitdagend sereen. Zijn poëzie is een geduldige poging om het contact met het leven te herstellen. Elke vorm van verzet verbreedt de kloof die ons van de werkelijkheid scheidt. Het leven kan men nooit opeisen. Het laat zich slechts bij verrassing in de ogen kijken. Wij vinden het vaak terwijl we op zoek zijn naar iets anders. De werkelijkheid overkomt ons op een onbewaakt ogenblik, in een moment van vervreemding, waarin het eigene en overbekende opnieuw vreemd en onbekend wordt. De vervreemding is een soort terugkoppelingsproces, waarbij onze moeizaam opgebouwde schijnwereld plaats moet ruimen voor de onvervalste werkelijkheid. Larkin heeft deze weg naar de werkelijkheid via de vervreemding ahw. eerst uitgetest in de vorm van een roman. Het hoofdpersonage Katherine in A Girl in Winter is voor het oorlogsgeweld in eigen land gevlucht naar Engeland. Deze vlucht betekent een abrupte breuk met de haar vertrouwde werkelijkheid. Ofschoon helemaal ondergedompeld in die nieuwe wereld, blijft zij er als buitenlandse toch vreemd aan. Zij kan even buiten die wereld gaan staan, zonder er echter contact mee te verliezen. ‘Want nu wist ze dat er in het leven van de meeste mensen ergens een breuk moest komen, wanneer het verleden wegviel en de volwassenheid, die er al die tijd in gevangen zat, zich in haar volle gestalte oprichtte. De dood kon dit meebrengen of een groot ongeluk, of gewoon een liefdesrelatie die met de beste wil van de wereld langs beide kanten, toch verkeerd afliep... Zij wist - want zulk een breuk brengt dat inzicht, ofschoon daarom niet meer kracht - dat haar vroegere manier van leven afgedaan had... En wat was er in de plaats gekomen? Daarover tastte ze in het duister. Zij was ook niet zeker of er ooit wel iets in de plaats zou komen....’ (pp. 183-184). De mogelijkheid om in een moment van vervreemding de werkelijkheid te achterhalen, vormt een steeds weerkerend thema in Larkins gedichten. In het archaische medium van de poëzie laat het leven zich soms verrassen als in een momentopname. Het is dan alsof onze vertrouwde wereld heel even uit haar evenwicht geraakt, waarbij het vertrouwde als onvertrouwd, het bekende als onbekend en het eigene als vreemd wordt ervaren. Deze beleving brengt een verschuiving teweeg binnen onze wereld, die ons in staat stelt even onder de oppervlakte te kijken. Dit gebeurt bijvoorbeeld in | |
[pagina 218]
| |
het gedicht The Building, waarin Larkin het vertrouwde fenomeen van een ziekenhuis met zijn stereotiepe wachtkamers en anonieme patiënten eerst afstandelijk gadeslaat om dan haast ongemerkt op het spoor te komen van de symbolische betekenis van dit dagelijkse ritueel. The Building
....
There are paperbacks, and tea at so much a cup,
Like an airport lounge, but those who tamely sit
On rows of steel chairs turning the ripped mags
Haven't come far. More like a local bus,
These outdoor clothes and half-filled shopping bags
And faces restless and resigned, although
Every few minutes comes a kind of nurse
To fetch someone away: the rest refit
Cups back to saucers, cough, or glance below
Seats for dropped gloves or cards. Humans, caught
On ground curiously neutral, homes and names
Suddenly in abeyance; some are young,
Some old, but most at that vague age that claims
The end of choice, the last of hope; and all
Here to confess that something has gone wrong.
....
- O world,
Your loves, your chances, are beyond the stretch
Of any hand from here! And so, unreal,
A touching dream to which we all are lulled
But wake from separately. In it, conceits
And self-protecting ignorance congeal
To carry life, collapsing only when
Called to these corridors
....
All know they are going to die.
Not yet, perhaps not here, but in the end,
And somewhere like this. That is what it means,
This clean-sliced cliff; a struggle to transcend
The thought of dying, for unless its powers
Outbuild cathedrals nothing contravenes
The coming dark, though crowds each evening try
With wasteful, weak, propitiatory flowers.
High Windows
| |
[pagina 219]
| |
Het Gebouw
Er staan paperbacks, en er is thee tegen
zoveel het kopje,/ zoals in de hal van een
luchthaven, maar zij die daar tam zitten / op
rijen metalen stoelen bladerend in ver-
kreukte tijdschriften, / komen niet van ver.
Eerder van een lokale autobus, / die weekse
kleren en halfvolle boodschappentassen / en
gezichten rusteloos en berustend, ofschoon /
om de paar minuten een soort verpleegster
iemand komt weghalen: de anderen zetten /
kopjes terug op schoteltjes, kuchen, of
zoeken onder / banken gevallen hand-
schoenen of kaarten. Mensen, gevangen / op
vreemd neutraal terrein, huizen en namen /
die plotseling opgeschort zijn; sommigen
zijn jong, / sommigen oud, maar de meesten
van die onbepaalde leeftijd / die het einde
van een keuze kenmerkt, het laatste greintje
hoop; en allen
zijn hier om te bekennen dat er iets misgelo-
pen is.
............
- O wereld, uw liefde, uw kansen, zijn van
hieruit buiten / ieders handbereik! En zo,
onwerkelijk, / een ontroerende droom
waarin wij allemaal in slaap gewiegd worden
/ maar waaruit we gescheiden ontwaken.
Waarin verwaandheid / en zelfbescher-
mende onwetendheid zich hard maken / om
het leven dragelijk te maken, om pas ineen te
storten wanneer men naar deze gangen
wordt ontboden.
.............
Allen weten dat ze moeten sterven. / Nu nog
niet, misschien niet hier, maar ooit eens, / en
ergens zoals hier. Dat is de betekenis van /
deze afgeschuurde klip; een gevecht om de
gedachte / aan de dood te overkomen, want
tenzij haar kracht / kathedralen overleeft zal
niets / de vallende duisternis ophouden, of-
schoon elke avond een menigte mensen dat
probeert.
met verkwistende, tere, verzoenende
bloemen.
De mens lijkt echter niet in staat de werkelijkheid lang uit te houden, daarom probeert hij het leven telkens weer dragelijk te maken, desnoods ten koste van dit leven zelf. Opvallend daarbij is dat in Larkins poëzie de dreigende schaduw die over het leven hangt, niet wordt opgeroepen door allusies op politiek geweld of sociale onderdrukking. Zulke grootschaligheid is hem vreemd. Elke voorbarige duiding van de werkelijkheid houdt het gevaar in de ervaring te vertekenen of voortijdig af te sluiten. In plaats van het leven zelf eigent men zich dan een ersatz-bestaan toe. Het enig zinvolle verweer van de dichter tegen deze gemanipuleerde en gesloten wereld is de evocatie van een onvatbaar iets, van een visioen als van licht dat binnenvalt door hoge ramen. Ofschoon ongrijpbaar, staat deze ervaring niet buiten de werkelijkheid, wel is ze er slechts averechts in te lezen. In het gedicht High Windows affirmeert Larkin deze tijdeloze ervaring tegenover elke poging om het leven voortijdig te accapareren. High Windows
When I see a couple of kids
And guess he's fucking her and she's
| |
[pagina 220]
| |
Taking pills or wearing a diaphragm,
I know this is paradise
Everyone old has dreamed of all their
lives-
Bonds and gestures pushed to one side
Like an outdated combine harvester,
And everyone young going down the
long slide
To happiness, endlessly, I wonder if
Anyone looked at me, forty years back,
And thought, That'll be the life;
No God any more, or sweating in the
dark
About hell and that, or having to hide
What you think of the priest. He
And his lot will all go down the long
slide
Like free bloody birds. And immediately
Rather than words comes the thought
of high windows
The sun-comprehending glass,
And beyond it, the deep blue air, that
shows
Nothing, and is nowhere, and is end-
less.
High Windows
Hoge Ramen
Wanneer ik een stel tieners zie
en vermoed dat hij haar neukt en dat zij
de pil neemt of een diafragma gebruikt,
dan weet ik: dit is het paradijs
waar ieder die ouder is zijn leven lang
van droomde-
verplichtingen en vormelijkheid opzij
geschoven
als een verouderde maaidorser,
en ieder die jong is glijdt de lange helling
af
naar geluk, eindeloos. Ik vraag me af of
iemand naar me keek, veertig jaar gele-
den,
en dacht, Dat moet het leven zijn;
geen God meer, geen angstzweet meer
in het donker
over de hel en al de rest, geen behoefte
meer om te verbergen
wat je denkt over de paap. Hij
en zijn soort glijden allen de lange hel-
ling af
als losgeslagen stomme vogels. En
onmiddellijk
eerder dan woorden komt de gedachte
aan hoge ramen
zonovergoten glas,
en daarboven uit, de diep blauwe lucht,
die
niets bewijst, en nergens is, en einde-
loos is.
High Windows is het titelgedicht van Larkins jongste bundel. Niet zonder reden, want het opent een venster op Larkins poëtische wereld. Zoals de meeste van zijn gedichten biedt het een momentopname van het dagelijks leven. In dit leven wordt er onverwacht een doorkijk gecreëerd op de eigenlijke werkelijkheid, die ofschoon onzichtbaar toch voelbaar aanwezig is. Het is voor deze werkelijkheid dat al onze voorbarige interpretaties en manipulaties van het leven uiteindelijk moeten wijken. Larkins poëzie onthult de werkelijkheid, omdat ze er zoals de taal zelf in verweven zit. De vertrouwde omgangstaal voert de lezer van meet af aan binnen in een bekende, ofschoon private wereld. Her-kennen zal de lezer zich echter pas als hij met de dichter bereid is de verbeelding af te weren en het | |
[pagina 221]
| |
bekende te laten vervreemden. Dan gaat hij ervaren hoe er ook in zijn leven een breuklijn loopt tussen wat er is en wat er had kunnen zijn, tussen het leven zelf en de verbeelde werkelijkheid. Bij Larkin leidt deze erkenning nooit tot een grimmig protest, het blijft bij een ietwat koele vaststelling. Voor heel wat lezers zal Larkins stem te nuchter klinken om er te blijven naar luisteren. Maar wellicht zal een verloren vers anderen even doen opkijken in een moment van herkenning, terwijl ze weer eens wat verstrooiing zochten in hun dagelijkse krant. Het is voor hen dat Larkin zijn gedichten schrijft, even spaarzaam en in de tijd verspreid als die herkenningsmomenten zelf. Philip Larkin o1922 | |
[pagina 222]
| |
irrelevant. Wie meer wil weten over deze teruggetrokken man, kan in de officiële registers vinden dat hij bibliothecaris is te Hull. Wat hij verder kwijt wil over zijn leven, staat in zijn gedichten te lezen: ‘Ik wil geen gedicht schrijven dat zou suggereren dat ik anders ben dan ik ben’. Wie deze verantwoording nog ontoereikend acht en blijft vragen naar de reden van Larkins terughoudendheid, zou allicht als antwoord krijgen: ‘Beneath it all, desire of oblivion runs’. (Wants, The Less Deceived). Zijn schaarse gedichten zijn blijkbaar het enige dat hijzelf aan die vergetelheid wenst te onttrekken. |
|