| |
| |
| |
Forum
Spanje kijkt terug op de burgeroorlog
Van 19 tot en met 21 april jl. is in Barcelona een Internationale Conferentie over de Spaanse Burgeroorlog (Coloquio Internacional sobre la Guerra Civil de España) gehouden, georganiseerd door het Centro de Estudios Históricos Internacionales van de Universiteit aldaar. Men kan zich voorstellen wat het betekent voor het eerst sinds de dood van Franco, op 20 november 1975, een congres over dit thema op Spaanse grond te houden. Wat niet wil zeggen, dat daar nog niet over gesproken was sinds genoemde datum, want op 29 november 1976 had Hugh Thomas de Spaanse vertaling van zijn studie -waarover straks nog- in Madrid al publiekelijk ingeleid met een korte verklaring.
Het convocaat voor de conferentie was gesteld in het Catalaans, Spaans, Frans en Engels en de voertaal was dan ook het Catalaans, terwijl de mogelijkheid aanwezig was zich via een klein draagbaar ontvangertje aan te sluiten op een van de simultaanvertalingen in het Spaans en de andere twee talen. De conferentie was openbaar en werd door zeer veel belangstellenden bijgewoond, zowel door studenten als door mensen die zo van de straat binnengelopen leken te zijn en wat onwennig, maar toch met een duidelijke mate van zelfverzekerdheid in een dergelijke vreemde omgeving binnenkwamen. Dat de voertaal Catalaans was, is te begrijpen nu de Catalanen eindelijk hun eigen taal weer vrijelijk in alle omstandigheden, gedrukt of gesproken, mogen gebruiken, maar misschien toch wat minder praktisch voor de vele aanwezige Spanjaarden die geen Catalaans kenden. Opvallend was de overwegend jeugdige leeftijd bij de sprekers zowel als bij het gehoor.
De organisatie was niet ideaal, wat bepaald niet gebruikelijk is voor Catalanen. Wel werd op de ochtend dat het congres begon aan ieder die daarvoor interesse had een stapel teksten van de te houden lezingen uitgedeeld, maar een deelnemerslijst, met adressen waar de mensen in de stad verbleven, was er niet en er waren nogal wat buitenlanders en Spanjaarden uit het buitenland. De eerste dag werden de lezingen gehouden in één enkele, weliswaar grote zaal, waar ongeveer vier tot vijfhonderd mensen in konden, maar ter plaatse hoorden de sprekers dat hun lezingen geen half uur konden duren, maar een kwartier en bij hoge uitzondering twintig minuten. Dat gaf direct moeilijkheden: sommigen probeerden stante pede hun tekst al lezend te bekorten, met een meestal desastreus effect, anderen produceerden hun tekst in zo'n onmogelijk tempo dat ze om de paar zinnen struikelden over hun eigen snelheid. De tweede dag kwam er een lokaal bij, maar het consigne bleef: een kwartier. En wat het ergste was: door het grote aantal sprekers dat er was en de behoefte ze allemaal aan het woord te laten komen, was er na de lezingen geen tijd voor discussie. Aan het einde van de middag was er een onbepaalde tijd uitgetrokken voor getuigenissen van mensen die bepaalde facetten van de oorlog hadden meegemaakt en meenden dat die onbekend of onvoldoende bekend waren of tot nu toe niet op hun juiste waarde waren beoordeeld. Het Gemeentelijk Historisch Instituut had een tentoonstelling van do- | |
| |
cumenten over de Burgeroorlog georganiseerd en er werd ook een documentaire gedraaid. Tijdens het congres was er ook een speciale bespreking voor archivarissen en bibliothecarissen die werkzaam waren op het gebied van de contemporaine geschiedenis van Spanje.
Voor de conferentie waren ook uitgenodigd de zwager van Franco, eens Minister van Buitenlandse Zaken en hoofd van de Falange, Ramón Serrano Suñer, en de militaire historici uit het nationalistische kamp, de kolonels José Manuel Martinez Bande en Jesùs Salas Larrazàbal, die beiden aanwezig waren.
Vanaf de opening van het congres wees de leiding erop dat het niet de bedoeling was de Burgeroorlog opnieuw te beginnen en dat er rust en evenwicht gevraagd werd om als historici met vrucht over het onderwerp te spreken. Hoewel de passie duidelijk aanwezig was en steeds onder de oppervlakte gloeide, is de congresleiding er in geslaagd deze sfeer van sereniteit vanaf het begin te handhaven (al moest dat wel eens door een spreker te onderbreken en te verzoeken zich bezig te houden met geschiedenis en niet met persoonlijke agressiviteit).
Het congres werd geopend met een plenaire zitting en lezing van Pierre Broué, samen met Emile Témime schrijver van de eerste belangrijke poging een totaaloverzicht van de Burgeroorlog te geven; hun werk La Révolution et la Guerre d'Espagne, geschreven vanuit een duidelijk met de anarchisten sympathiserend standpunt, verscheen in 1961 in Parijs, in 1962 in Spaanse vertaling in Mexico (herdruk 1971) en in 1971 in het Engels bij Faber & Faber in Londen. Onder de titel Les organes de pouvoir révolutionnaire: essai méthodologique presenteerde hij op heldere en zeer systematische wijze een poging een vergelijking te maken tussen de ‘comités de gobierno’ in het republikeinse kamp tijdens de Burgeroorlog, de soviets uit de Russische Revolutie en de arbeiders- en soldatenraden uit het Duitsland van 1918-1919. De bedoeling daarvan was te komen tot een evaluatie van hun betrekkingen met hun mandaatgevers, kiezers, partijen of syndicaten; hun verhouding tot de niet-arbeiderspartijen; hun relatie tot de vroegere autoriteiten en die tot de revolutionaire bewegingen van land- en fabrieksarbeiders en, ten slotte, van de geografische begrenzing van hun invloedssfeer. Een voortreffelijke lezing, die toch weerstand bleek op te roepen. Zo verweet o.a. Aldo Garosci, schrijver van het bekende Gli intellettuatli e la Guerra di Spagna (Turijn, 1959), hem te weinig rekening te hebben gehouden met de invloed van de intellectuelen op de gebeurtenissen, en professor Carlos Rama, wiens in 1960 in Mexico verschenen boek La crisis española del siglo XX in 1976 een derde druk zag, dat hij propaganda maakte voor de communisten.
Aan het begin van de tweede dag werd de plenaire lezing gehouden door Ronald Fraser, van wie juist bij Grijalbo een boek was gepubliceerd met de titel Recuérdalo tù para que se lo recuerdes a ellos (Herinner jij het je, om er hen aan te herinneren). Hij sprak in feite niet over de Burgeroorlog, maar over de methoden van de ‘oral history’ (zie het in 1978 in Oxford, serie Opus, verschenen werk van Paul Thompson, The voice of the past. Oral history): het resultaat van zijn vijf jaar werk aan ondervraging van 320 personen uit beide kampen over hun herinneringen aan de Burgeroorlog en de uitwerking daarvan in zijn boek waren de aanleiding daartoe. Overigens was het onderwerp niet helemaal nieuw voor Spanje, want er stond daarna een lezing van Cristina Borderias Mondéjar (er waren vrij veel vrouwelijke sprekers) op het programma getiteld Reflexión sobre la historia oral durante la IIa Repùblica. Un ejemplo: el Alto Llobregat.
| |
| |
Wat opviel bij de lezingen die ik heb kunnen bijwonen, en ook in de titels van vele andere, was de betrokkenheid op Catalonië en daarbinnen op sterk lokale aspecten. Het vele minutieuze detailwerk dat gepresenteerd werd, was niet alleen van groot belang, maar anderszijds ook begrijpelijk wanneer men bedenkt dat nu pas de baan vrij is voor allerlei onderzoek dat tijdens het Franco-regime in het algemeen of niet gedaan kon worden of niet gepubliceerd. In het algemeen, omdat sinds 1970 belangrijk onderzoek van enkele Spaanse historici binnen Spanje, door de kwaliteit van hun werk en het ontbreken van een polemische opzet, wel gepubliceerd kon worden, maar dat was dan ook in de nadagen van het regime.
Daarnaast waren er echter ook genoeg interessante onderwerpen van algemeen belang: zo bij voorbeeld de invloed van comics en jeugdlectuur, een geografische analyse van stemgedrag tijdens de Republiek, de vrouwen in de Burgeroorlog, de Frans-Spaanse Kamer van Koophandel in Parijs 1938-1939, de activiteiten van het Hooggerechtshof, etc. De sprekers waren vaak zo jong, dat men de indruk kreeg dat ze net met hun doctoraalbul onder de arm het gebouw van de universiteit waren uitgelopen; soms waren ze ook onvoldoende op de hoogte met in het buitenland gepubliceerde literatuur. Een kritische beschouwing van enig aspect van de politiek van de Republiek sinds 1931 ontbrak en misschien is ook dat wel begrijpelijk: nu men eindelijk de kans krijgt eens alle aspecten van de zijde die binnenslands steeds gemuilkorfd is, in het daglicht te brengen, komt men eenvoudig niet op een dergelijk idee. Maar het was wel wat spijtig en niet helemaal in overeenstemming met wat de congresleiding in haar openingswoorden zei: men kan best van mening zijn juist gehandeld te hebben, maar hoeft daarom bepaald nog niet te denken dat men zelf van iedere mogelijke blaam vrij is en bij de tegenstander absoluut alles negatief is. Maar, nogmaals, begrijpelijk was het wel. Zoals Hugh Thomas in de derde, weer sterk veranderde druk van zijn fundamentele studie The Spanish Civil War (1961, 1965, 1977) zegt: ‘History necessitates continual reconsideration’ (p. xiv) en zijn eigen werk is daar een voorbeeld van; maar het was duidelijk dat veel zeer jonge historici in Spanje nog pas aan de ‘consideration’ begonnen zijn. Ook daar is een verklaring voor: zij komen pas uit een tijd stappen waarin een groot aantal belangrijke bronnen niet voor hen toegankelijk was; verder konden zij door hun vaak gebrekkige kennis van vreemde talen, een nog steeds vóórtdurend euvel onder het gros van Spaanse academisch gevormden, geen kennis nemen van in het buitenland
gepubliceerde materialen, zo die Spanje al konden binnenkomen.
Voor een kritische evaluatie van de Spaanse Burgeroorlog op dit moment is Hugh Thomas' luciede en op een formidabele, tot op de dag bijgehouden documentatie berustende - werk nog steeds uniek, ook al heeft de sympathieke schrijver van De Spaanse Burgeroorlog, drs. Rudolf de Jong -die door publikatie van dit boek in ons land in 1963 een bijzondere verdienste heeft-nooit veel met hem op gehad en hem, vanuit zijn eigen, gematigd anarchistische standpunt, steeds te ‘liberaal’ gevonden. Voor mij is nu juist het belangrijke van het werk van Thomas - tot stand gekomen, zoals ik mij wel eens heb laten vertellen, met voortdurende medewerking van tien research-assistenten - dat het geschreven is sine ira et studio, al is het niet bijzonder moeilijk te ontdekken waar zijn sympathie steeds gelegen heeft. Maar ook die sympathie is genuanceerd: hij behoort niet tot het genus verdedigers à tort et à travers van wat zij menen dat alleenzaligmakend is en is dus ook niet bereid alles aan de andere zijde defini- | |
| |
tief te vervloeken. Hij is er niet op uit geschiedenis te schrijven zoals hij meent dat die eigenlijk misschien het beste had kunnen zijn, maar werkt vanuit een zeldzaam gedisciplineerde en luciede poging tot beteugeling van eigen gevoelens en politieke voorkeuren en vanuit een constante kritische benadering van beide kampen, die hij in hun motieven en de uitwerking daarvan tracht te begrijpen, maar niet altijd goed te keuren. Het resultaat van zijn evaluatie zet hij in controleerbare vorm voor de lezer neer. Welnu - zal men zeggen - dat is allemaal erg aardig, maar zó is in feite toch ook de taak van de historicus? Wat mij betreft, zonder enige twijfeld. Maar misschien is dat een liberale opvatting... Tussen de regels door blijft in zijn boek, en in deze derde druk nog eens te meer, leesbaar hoe zeer hij de interne wanorde in het Republikeinse kamp en de daaruit voortkomende consequenties op legio vlakken -
ook het geweld dat niet binnen de oorlogshandelingen paste - betreurt. Niet voor niets is hij zijn boek steeds geëindigd met woorden van Azaña, en dat waren woorden van verzoening gesproken vanuit het kamp der overwonnenen. Thomas' visie staat duidelijk, in nieuwe woorden, in de Epilogue: ‘The Spanish Civil War was the Spanish share in the tragic European breakdown of the twentieth century, in which the liberal heritage of the nineteenth century, and the sense of optimism which had lasted since the renaissance, were shattered’ en onmiddellijk daarna zegt hij: ‘This is not the place to say in detail what the cold general did with his victory’ (p. 947). Het is te hopen dat hij zich toch nog eens ertoe zet die studie wel te maken.
Dat de Burgeroorlog wel al lang geleden is uitgevochten, maar zoals vele andere oorlogen nog verre van compleet is uitgezocht, voor zover zoiets al mogelijk is, bewijst het boek van een ander groot specialist op het gebied van de moderne geschiedenis van Spanje, Raymond Carr, The Spanish Tragedy. The Civil War in perspective (Weidenfeld & Nicolson, 1977). In zijn voorwoord (p. VIII) zegt hij nl..: ‘The outpouring of books on the Civil War is still based on the exploitation of what have become conventional sources: memoirs, accounts of participants and the press. This is partly because access to archives has often been denied to historians; partly because historians have not chosen to quarry in the outworks of local history. I have made a very modest attempt in Alicante. It will be for future historians to write what would be called, in contemporary jargon, the grassroots history of the war in the localities. When this is done, the time will come for a new and more revealing synthesis’. Voorlopig ligt er dus een nog nauwelijks afzienbaar, nieuw gebied open en met het signaleren daarvan - en het werken daaraan blijkens het verslag ervan op het congres in Barcelona - onderstreept men de woorden van Thomas over de voortdurende ‘reconsideration’ die nu eenmaal in het wezen ligt van geschiedschrijving.
Overigens is Carr, zoals zo vele anderen die een onafhankelijke koers proberen te varen, wel het klassieke verwijt gemaakt: door links, dat hij te rechts is; door rechts, dat hij te links is. In principe nooit een kwaad teken. Overigens was ik wel verwonderd van Thomas, die niet aanwezig was, achteraf te horen dat hij geen uitnodiging ontvangen had.
De conferentie werd besloten met een plenaire zitting in de aula van de Universiteit van Barcelona, waar de grote Franse historicus en specialist op het gebied van Spanje, Pierre Vilar, de slotrede uitsprak. Het was eigenlijk meer een zeer stimulerende, kritische evaluatie van het congres zelf en van een aantal aspecten die tijdens het congres aan de orde waren gekomen. Hij vroeg vooral de grootste aandacht voor het verzamelen van materiaal en het or- | |
| |
denen van nieuwe archieven en collecties en wel in deze zin, dat men de uiterste omzichtigheid dient te betrachten om niet, gedreven door een begrijpelijke en lofwaardige behoefte aan systematiek, bepaalde verzamelingen uit elkaar te halen en te gaan herschikken en bij andere, bestaande categorieën materiaal onder te brengen. Het gevaar was bepaald niet denkbeeldig, zei hij, dat juist daardoor zeer significatieve verbanden voor altijd verloren zouden gaan. Pas wanneer nieuw te ontdekken verzamelingen van documenten, of tot nu toe nog niet gebruikte, totaal beschreven waren, kon men naar zijn mening voorzichtig overgaan tot eventuele nieuwe ordening, als die noodzakelijk mocht blijken.
Tenslotte was er daarna nog gelegenheid te reageren op de rede van Vilar, maar het ging totaal anders. Een aantal Spanjaarden, waaronder een arbeider, stapten spontaan naar de microfoon en gaven, soms zeer bewogen, hun mening over wat de aanleiding was geweest voor het congres: de Burgeroorlog. Zo was er iemand die begrip vroeg voor de andere partij, welke dat ook was, aan de hand van zijn eigen leven. Het niet eens zijnde met de Republiek, waarbinnen hij de Burgeroorlog met overtuiging begonnen was, en evenmin eens met het andere kamp waartegen hij gevochten had, week hij uit naar Frankrijk, maar werd bij de grens door de Franse politie tegengehouden, die - het was in het eerste jaar van de strijd - weigerde hem toegang te geven tot Frankrijk. Hij werd over de grens gezet en kwam bij de nationalisten terecht, waar hij verder de oorlog meemaakte. Zonder enige ophef of zelfverschoning, noch de behoefte als held te fungeren, integendeel, zich een speelbal van het lot en menselijke zwakheid noemend, toonde hij, in een bewogen toespraak, hoe zeer zgn. stelling nemen afhangt van vaak onmeetbare factoren. Zijn
| |
| |
verzoek om begrip van allen voor degenen die zij ooit tegenover zich hadden gevonden, werd met een overweldigend applaus begroet.
Overigens had ik het tijdens het congres al meegemaakt dat genoemde kolonel Salas Larrazàbal (die in burger was) nogal ongebruikelijk in een lezing tussenbeide kwam en tegen de spreker - die uitzonderlijk oninteressante en domme dingen beweerde, waar de zaal openlijk om zat te lachen - de integriteit en competentie van de republikeinse inkoopcommissie voor wapens in het buitenland verdedigde, terwijl de spreker nu juist wilde laten zien hoe zeer hij tegen de nationalisten was en vóor de Republiek.
Als iets uit het congres in Barcelona duidelijk is geworden, dan is het wel de rijpheid en zelfbeheersing en de grote menselijke spankracht die dit volk heeft, zonder welke het ook onmogelijk geweest zou zijn na veertig jaar gebrek aan democratie binnenslands te doen wat er na 20 november 1975 gedaan is.
J. Lechner
|
|