Streven. Vlaamse editie. Jaargang 47
(1979-1980)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Afghanistan
| |
[pagina 66]
| |
de 80 en 100 dollars per jaar. Tachtig percent van de bevolking houdt zich bezig met veeteelt, met handel in agrarische produkten en met handwerk; slechts 1% wordt benut in de industrie, de bouw en het vervoer. | |
De tijd van gistingDe Afghaanse gemeenschap blijft een boerengemeenschap, erg traditiegebonden, waar men onderscheid in rang bitter voelt. Aan de vooravond van de revolutie van 1978 waren er 600.000 gezinnen zonder een enkel stukje land en het merendeel van hen die wel land hadden (1.800.000), waren uiteindelijk niets beter af, omdat 10 tot 12.000 gezinnen voor zichzelf 85% van het bebouwbaar land in bezit hadden genomen. De anderen bleef om te overleven maar één weg open: zich in de schulden steken bij de grootgrondbezitters. De leningen die nodig waren om zaaigoed te kopen werden afgelost door de helft van de oogst in te leveren! En zonen erfden de schuld van hun vaders! De corruptie heerste op alle niveaus van de regering en de ambtenarij. De hongersnood van 1971-1972 deed nog eens fel uitkomen hoe onbetrouwbaar de gouverneurs en de ambtenaren waren, die kans zagen geweldige winsten te maken zowel op de voorraden die acht keer zo duur verkocht werden als ze waren ingekocht, als op de hulp die van internationale zijde was gestuurd, vooral van de Verenigde Staten. Zeker, Afghanistan had koningen gekend die hervormingen wilden aanbrengen. Maar die waren gestoten op georganiseerde belangen, op gebruiken en geloofsopvattingen en hun pogingen om te moderniseren waren stuk gelopen in vaak bloedige botsingen. Aman Allah (1919-1929) meende de situatie per decreet te kunnen veranderen. Hij schafte de polygamie af en het dragen van de sluier door de vrouwen. Hij wendde zich tot het buitenland om zijn land aan de duisternis te ontrukken. Zijn onderdanen dwongen hem te vluchten en zijn opvolger kon alleen een eind maken aan de onrust door de wet van de koran weer in te stellen. Veertig jaar later bleven de conservatieve elementen in de maatschappij dezelfde macht houden in een Afghaanse massa van 90-95% analfabetenGa naar voetnoot1. De verwestersing kwam niet merkbaar buiten bepaalde kringen van de hoofdstad. Het enige wat de grondwet van 1964-deed, was op een feodaal systeem democratische instituties plakken die niet werkten. | |
[pagina 67]
| |
PaleisrevolutieOp 18 juli 1973 maakten vijftig parachutisten en twee escadrons onder bevel van kapitein Abdul-Kadar - een nationalistisch officier, die zijn opleiding had gehad in de Sovjet-Unie - een eind aan de monarchie, maar hun opstand was slechts een paleisrevolutie. De zwager van de koning, generaal Daud, een vroegere minister-president, zag zich op grond van zijn bekendheid aan de macht gebracht. Hij schafte de grondwet van 1964 af en vertrouwde het bestuur toe aan dertien, voor het grootste deel burger, personen. Het ‘centraal comité van de Republiek’, de ziel van de staatsgreep, was erin vertegenwoordigd met drie leden. De nieuwe ploeg begon met grote legereenheden weer op sterkte te brengen. Het bevel daarover werd opgedragen aan betrouwbare generaals die uit hun pensionering werden teruggeroepen, of aan jonge kapiteins. Daarna verliep de tijd zonder dat het voornemen van Daud om de regering te baseren op ‘een echte en redelijke democratie’ ook maar een begin van verwerkelijking kreeg. De voorrechten van de feodale heren werden ternauwernood ingekrompen. Al had Daud dan een koning van zijn troon gestoten, hij had het schandelijke regiem niet omvergeworpen en zijn eigen bestuur, dat sterk autoritair was, liet zich niets gelegen liggen aan de meest fundamentele vrijheden. Toch kwam het achter de façade van eeuwenoude stabiliteit tot conflicten tussen aan de ene kant de traditionalistische feodalen, die het parlement beheersten en de werkelijke macht in handen hadden, en aan de andere kant een elite van academici, bankmensen en officieren die uit het buitenland waren teruggekomen, een elite die openstond voor meer moderne opvattingen. In deze laatste groep, die lange tijd geïnspireerd werd door het liberalisme, ontdekten sommigen het marxisme, vooral in het Westen. Dat is vooral het geval met de twee voornaamste leiders van de huidige regering. Deze nieuwe groepen werden zich tegelijkertijd bewust van hun waarde en van hun... magere beloning. Bovendien moesten ze vaststellen dat de zeldzame resultaten die in de industrie en in de landbouw bereikt werden, alleen ten goede kwamen aan de eigenaars. Gebruik makend van de grote droogte van 1971-1972 vergrootten de grootgrondbezitters hun gebied nog en de ontevredenheid won veld. Alles werkte mee tot het politiek ontwaken van Afghanistan, daarbij overigens niet te vergeten de radio-uitzendingen die uit de Sovjet-Unie kwamen; die hadden de bedoeling van de nabijgelegen sovjet republiek Tadjikistan een droombeeld op te hangen. Een beeld dat de waarschuwingen van de Mollahs tegen de Sovjet-Unie, ‘waar men de echte islamieten vervolgt’, niet geheel konden | |
[pagina 68]
| |
wegnemen. Hoewel politieke partijen niet erkend werden, ontstonden er groeperingen met een politiek karakter onder andere namen. | |
Politieke groeperingenAan de ene kant vormen de Islamitische Broeders (36.000 leden in 1974) de rechtse oppositie. Zij beschuldigen Daud - die ze de bijnaam ‘de rode vorst’ geven - ervan dat hij zich niet verzet tegen de dubbele invloed van de communisten en van de Sovjet-Unie. Verantwoordelijk voor de stammenopstanden in 1974, voor het vermoorden van officieren en politiemensen, zetten zij hun terroristische activiteiten voort ondanks arrestaties, waaronder die van hun leider, Habitur Rahwan, die in 1974 wordt geëxecuteerd. In het centrum staat de Progressieve Democratische Partij, opgericht in 1966 door de toenmalige minister-president, Hachim Maiwandwal. De partij heeft de koning en het hof gesteund. De stichter ervan wordt in oktober 1973 gearresteerd na de val van de monarchie en sterft in de gevangenis. Andere personen die lid zijn van deze partij, zullen in 1976 worden gearresteerd. Links duiken verschillende organisaties op die onder invloed staan van het marxisme. De geschiedenis van de Democratische Volkspartij (D.V.P.) gesticht in 1965, is voor een deel de geschiedenis van zijn strijd. Al in 1968 sticht ingenieur Osman, die het ‘gevestigde communisme’ zijn slapheid verwijt, de beweging van de Eeuwige Vlam (Sholai-Javped), maoïstisch georiënteerd. De invloed ervan blijft zwak naast twee andere richtingen die aan het woord komen in kranten die er hun naam aan geven: de Parcham (de Vlag) en de Khalq (het Volk). De eerste, zeer pro-russisch, wordt geleid door Babrak en eist een landbouwhervorming, nationalisatie en planificatie. Vooral aanwezig in Kabul heeft ze toch ook invloed in het noorden en noordoosten van het land. Even dichtbij de Russen staat de tweede tak van de D.V.P., die haar uitdrukking vindt in de Khalq. Zij is geboren uit een scheuring die in 1967 teweeggebracht is door Taraki, de huidige minister-president. Het ledental van beide richtingen, respectievelijk 3500 en 1500 leden in 1970, staat niet in verhouding tot de belangrijkheid van de sociale lagen van de bevolking waarvan zij de bewuste en georganiseerde weerklank beweren te zijn. Verder verzet de Khalq, die verzoenender staat tegenover de regering, waaraan zij deelneemt, zich tegen de Parcham in een verbeten strijd, waarvan de redenen | |
[pagina 69]
| |
en de omvang erg geheimzinnig zijn en waar de regering van generaal Daud niet buiten zal kunnen blijven. De Parcham wordt in 1974 ontbonden en ontheven van alle burgerlijke en militaire verantwoordelijkheden, juist op het moment dat er naar het schijnt een verzoening van de twee richtingen bezegeld was (1973). | |
Buitenlandse steunEen oude agrarische structuur die tot in de wortels onrechtvaardig is, een kleine politieke klasse die zich als de vertolker van die structuur beschouwt en haar wil redden, zijn niet de enige heersende kenmerken van de Afghaanse maatschappij. Een derde element, dat al belangrijk was in de staatsgreep van 1973, is een weerslag van de reeds lang bestaande ruzie die het tsaristische Rusland tegenover Groot-Brittannië stelde. Het betreft de militaire en economische hulp die gedurende vijfentwintig jaar de buitenlandse mogendheden - met aan het hoofd Rusland en de Verenigde Staten - geven aan Afghanistan, eerst als koninkrijk en later als republiek. Volgens een proces dat zich zal herhalen, profiteerde Rusland in het begin van een toestand van rivaliteit tussen twee staten, waarvan de een, Pakistan, verbonden was met de Verenigde Staten in het kader van het CentopactGa naar voetnoot2. Het niet eens met Kabul, dat Patsjunistan wilde bevrijden, dat Karachi in 1947 van de Engelsen had geërfd, weigerde Washington in 1953 het Afghaanse leger uit te rusten. Daud, toen al minister-president, wendde zich toen tot de Sovjet-Unie, die positief reageerde. En dat was het begin van een militaire hulp die bijna exclusief zou worden. In 1973 schat men het aantal sovjet adviseurs in het Afghaanse leger op 5 tot 600. Reeds Kroesjtsjov had bovendien economische hulp van zijn land aangeboden, waarvan de vruchten spectaculair waren, al hebben ze geen merkbare wijzigingen gebracht in de bestaansverhoudingen van de Afghanen. De Russen bestraten Kabul, bouwen de silo's die men al van ver kan zien, asfalteren de wegen die leiden van Centraal Azië naar de Indische Oceaan, waar de tsaren en hun opvolgers al altijd van gedroomd hadden. Zij stellen een eerste vijfjarenplan op, daarna een tweede en een derde. Zij installeren zich in het ministerie van Industrie en van de Mijnen, zij ontdekken gas. | |
[pagina 70]
| |
Tussen 1966 en 1971 loopt het deel van de sovjet hulp in de totale hulp die Afghanistan ontvangt, op van 54 tot 72%. Hoewel ze hun militaire hulp hadden geweigerd, wilden de Verenigde Staten het daarbij niet laten en zij hebben leningen en giften aangeboden. Daarna zijn andere westerse landen gekomen, vooral de Bondsrepubliek. Tenslotte heeft China niet lijdelijk willen toezien, integendeel. Welke prijs moet Afghanistan betalen voor deze hulp? Die van een heel grote afhankelijkheid van het buitenland. De financiering van het plan 1972-1977 hing voor 45% af van buitenlandse hulp. Ook al liet de verdeling van de kredieten het overwicht van de Sovjet-Unie zien met 100 miljoen dollars, de andere bronnen samen gingen nog boven dit bedrag uitGa naar voetnoot3. Juist toen, in 1973, werd 30 miljoen dollar, ofwel een derde van de export van Afghanistan, besteed om deze buitenlandse schuld te voldoen en de Sovjet-Unie nam om zich schadeloos te stellen tweederde van het Afghaanse gas! Was Afghanistan tegen deze prijs ontwaakt tot het moderne leven? Er was vooruitgang geboekt. Maar die werd geplakt op een land zonder modern bestuursapparaat, zonder technici, zonder specialisten en de schok die men onderging, bracht vaak bittere commentaren van de meest verlichte Afghanen. ‘De vreemdelingen hebben, door ons injecties te geven met de drugs van hun leningen, door onze ontwikkelingsprojecten te hand te nemen... door uitgaven te doen die absoluut niet nodig waren, ons verdoofd en ons gebracht tot de crisis waarin we nu verkeren’Ga naar voetnoot4. Deze opvatting maakt abstractie van de fouten van de Afghanen die, dat moet men goed begrijpen, zelf om deze ‘drugs’ hebben gevraagd, waarvan de som tussen 1963 en 1970 was opgelopen tot 1 miljard dollar! Maar dit oordeel laat ook een ander aspect van deze hulpverlening buiten beschouwing: de politieke invloed van de talrijke buitenlandse adviseurs en de betrekkingen die zij hebben aangeknoopt met Afghanen. De Sovjet-Unie had in feite het monopolie verworven van de officiersopleiding, van de wapenleveranties en van de militaire experts die bij het Afghaanse leger gedetacheerd waren. De invloed daarvan was zo groot dat volgens de meeste waarnemers de eliminatie van de laatste aanhangers van de Parcham in 1974, die toch leden van de regering waren, niet mogelijk geweest zou zijn zonder de toestemming van de Russische ambassade. Toch kan de | |
[pagina 71]
| |
werkelijkheid ook anders geweest zijn. Zou Daud, een Patsjun en overtuigd nationalist, na eerst de Sovjet-Unie en haar plannen gesteund te hebben, niet dezelfde angst hebben kunnen ondervinden die de monarchie begon te voelen? Probeerde hij niet, door de rivaliteit tussen Parcham en Khalq uit te spelen, deze al te sterke communistische invloed terug te dringen? | |
Vervolging van CommunistenDeze gerichtheid van president Daud werd duidelijker toen hij in maart 1977 zich ontdeed van de laatste hoge linkse functionarissen, een stap die een nieuwe samensmelting van de twee richtingen van de democratische volkspartij teweeg bracht. Hebben de Afghaanse communisten van dat ogenblik af het plan opgevat Daud omver te werpen, waarvan de impopulariteit groeide naarmate het duidelijker werd dat hij geen enkele belofte die hij gedaan had, hield of zou houden? Het ontslag van hoge functionarissen, waaronder de zoon van de president en generaals, de algemene vijandigheid jegens de minister van Financiën, een man uit de directe omgeving van Daud, lieten iets vermoeden. De moord op de minister van het Plan, Khoram (16 november 1977) bracht de regering ertoe hard op te treden, maar deze keer tegen rechts: vijftig leden of sympathisanten van de islamitische Broeders worden gearresteerd. Op 17 april wordt Mir Ghulam Khaibur, geestelijke vader van de linkse oppositie, op zijn beurt gedood. De arrestatie van de voornaamste leiders van de D.V.P. zal het sein geven tot de staatsgreep. Parcham en Khalq, die nog konden rekenen op een groot aantal officieren dat zijn opleiding in de Sovjet-Unie had gekregen, dachten ongetwijfeld dat de tijd van dat ogenblik af in hun nadeel zou werken. In de nacht van 27 op 28 april doet de regering een beroep op het leger om een procommunistische manifestatie tegen te gaan, maar de tanks draaien hun kanonnen om tegen het paleis van de President. Daud en zijn broer en meerdere ministers worden in de loop van de nacht gedood. Als het licht wordt, blijkt de staatsgreep geslaagd te zijn. De organisatoren ervan waren kolonel Abdul-Kader - uiteindelijk een recidivist, van januari tot september 1977 het leger uitgezet als te sterk prorussisch - en majoor Askam Watanjar. Eerlijk gezegd is het niet onmogelijk dat deze officieren, waarvan de een tot de Parcham en de ander tot de Khalq behoorde, de procommunistische manifestatie hebben ‘uitgedacht’ om het opstellen van militair potentieel voor het paleis van Daud te rechtvaardigen. Dat is een | |
[pagina 72]
| |
eerste mysterie. Andere zijn er met betrekking tot het verloop van de gebeurtenissen die gaan volgen en met betrekking tot de verantwoordelijkheid voor het een en ander. | |
Raadsels rond machtsovernameEen eerste constatering dringt zich op. Alle burgers en militairen die deelgenomen hebben aan de staatsgreep, zijn leden van een van de twee takken van de D.V.P. Tweede constatering: generaal Kader heeft in de nacht van 27 op 28 april het woord gevoerd in naam van een militair revolutionair comité. Derde constatering: reeds op 30 april wordt Taraki, de leider van de Khalq, voorzitter en het comité wordt alleen maar revolutionair. Hebben de militairen met tegenzin plaats gemaakt voor de burgers? Er zijn aanwijzingen die dit doen vermoeden. Of hebben de leiders van hun partij, toen ze bevrijd waren uit de gevangenis, volgens een tevoren gemaakte afspraak aan hen de plaats gelaten? Afgaande op de verklaringen van Taraki voor de radio, op 18 mei, en die van Hafizollah Amin, de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken en toekomstige sterke man, in een interview in Havanna op 21 mei, zou het tweede het geval zijn geweest. Men zou bijna geneigd zijn het met die zelfde Amin eens te zijn dat ‘de Afghanen een nieuwe vorm te zien hebben gegeven van greep naar de macht door de arbeidersklassen’ (20 juni). Deze bewering moet op de volgende manier vertaald worden: de Afghaanse ‘communisten’ hebben zorgvuldig en al heel lang cellen gevormd in militaire eenheden, de militairen gebruiken hun wapens, breken alle tegenstand en brengen de leiders van de partij weer aan de macht. In plaats van een voorhoede te bewapenen kan men beter het hele leger inpalmen! In deze theorie wordt als postulaat gesteld dat de onderdrukten door de communisten worden vertegenwoordigd. Is dat niet de zwakste schakel in de hele redenering? Inderdaad bedroeg volgens zeggen van Taraki zelf het ledenaantal van de D.V.P. op het moment van de staatsgreep niet meer dan enkele duizenden, met 50.000 sympathisanten. De tweede grote vraag die zich stelt naar aanleiding van de staatsgreep, heeft betrekking op eventuele verwikkelingen van buiten, d.w.z. van de kant van de Sovjet-Unie, of ter plaatse, van haar adviseurs. Ongetwijfeld heeft Taraki enige dagen na de machtsovername gezegd dat de staatsgreep ‘het uitvloeisel was van de directe wil van het volk zonder de minste inmenging van buitenaf.’ En het agentschap Tass, dat dit commentaar op 6 mei publiceert, valt uit tegen de ‘laster van de kant van het westen’ met | |
[pagina 73]
| |
betrekking tot deze zaak. Ondanks dat blijft de vraag staan. Het lijkt helemaal niet waarschijnlijk dat de Russen verrast waren. Zijn ze op de hoogte gebracht? Wanneer? Hebben ze toen hun hulp aangeboden? De snelheid waarmee ze het nieuwe regiem hebben erkend, wijst op zeer nauwe banden die bestonden tussen hen en de Afghaanse ‘communisten’. Maar we komen niet verder dan veronderstellingen. Het meest waarschijnlijk lijkt het volgende: de Russen waren op de hoogte gebracht, maar ze hebben aan de Afghanen de verantwoordelijkheid gelaten voor de beslissing. Op die manier waren ze gereed om te hulp te komen als de zaak slaagde of niets te doen als ze mislukte. Deze veronderstelling staat niet zo ver af van die van Peking, dat ook al op 8 mei de nieuwe machthebbers erkende. | |
ZuiveringenDe republiek, die uitgeroepen is op 30 april 1978, noemt zich democratisch. Het betekent dat Afghanistan een staat wordt met één partij, waarvan de leiders overigens ontkennen dat ze communistisch is: ‘Er heeft nooit een communistische partij bestaan in Afghanistan en die bestaat ook nu niet,’ verklaart de minister van Inlichtingen aan de Kabul Times op 5 mei. Het is een burgerregering: slechts 5 militairen behoren tot het revolutionaire comité van 48 leden en slechts 3 van de 19 ministers zijn militair. Nauwelijks is de macht gegrepen en in feite toevertrouwd aan Taraki, die in zich de functies verenigt van voorzitter van het revolutionaire comité, secretaris-generaal van de D.V.P., minister-president en opperbevelhebber van de strijdkrachten, of de tijd van de opruiming breekt aan. Na de 2 tot 3000 gemakkelijk uitgevoerde executies en een serieuze zuivering van het bestuursapparaat, na de arrestatie van officieren in juni 1978 is er slechts een uitspraak van Taraki voor nodig om deze zuiveringen te rechtvaardigen. Indien er groepen bestaan buiten de D.V.P., de enige woordvoerder van de arbeidersklasse, kan het alleen maar gaan om vijanden van het volk die de revolutie vijandig gezind zijn’. Daarna is het de beurt aan al de voornaamste leiders van de Parcham, waarvan Taraki en de mensen van de Khalq in drie etappes de uitschakeling aanpakken. De eerste stap wordt in juni gezet. Die stuurt Babrak en vijf andere mensen van de Parcham naar ambassades, Praag, Washington enz. Alleen overgebleven als vice-ministerpresident toont Amin zich als tweede man van het regiem. Majoor Watanjar, medeorganisator van de staatsgreep met Abdul- | |
[pagina 74]
| |
Kader, wordt minister van Binnenlandse Zaken. In augustus slaat het uur voor generaal Abdul-Kader. Hij, organisator van twee staatsgrepen, is een van die verraders geworden waarvan de pers op 20 augustus de samenzwering aan het licht brengt. Met hem worden twee andere ministers - van het Plan en van de Openbare Werken - gearresteerd als ‘samenzweerders en verraders van de zaak’. De derde fase is de terugroeping van de ambassadeurs naar Kabul. Hun confrontatie met generaal Kader was, naar men meent, geënsceneerd. De pers publiceert de bekentenissen van de generaal en van zijn medeplichtigen van de Parcham. Zij kondigt aan dat ze binnen korte tijd voor revolutionaire rechtbanken zullen worden geleid. Daarna hoort men niets meer van hun lot. De ambassadeurs vluchten naar het Westen. Was dit het einde van de Parcham, waar Taraki en zijn tweede man over hadden gezegevierd? In ieder geval, wanneer op 19 augustus de Russen via de Pravda de inlichtingen van het politieke bureau van de D.V.P. overnemen dat ‘de contrarevolutionaire activiteiten van de volksvijandige krachten onder controle gebracht zijn’, stellen zij dat Taraki hun volle steun heeft. | |
Plannen en problemenReeds op 5 mei hadden zij door middel van een boodschap van Leonid Brezjnev uitdrukking gegeven aan ‘hun vaste overtuiging dat duurzame relaties van vruchtbare en veelzijdige samenwerking zich zouden gaan ontwikkelen’ tussen de Sovjet-Unie en de nieuwe Republiek. Op deze boodschap had Taraki geantwoord met het uitspreken van de wil om ‘de betrekkingen te verstevigen’ op alle gebieden met ‘de Sovjet-Unie, de eerste staat van de arbeiders’. In een paar weken tijd werden meer dan vijftien contracten getekend, die 29 miljoen roebel betroffen, en de Afghaanse pers gaf er een uitgebreide en gekleurde ruchtbaarheid aan. Ongetwijfeld ging het eenvoudigweg om het gedeeltelijk besteden van het krediet van 300 miljoen roebel dat Moskou in 1975 aan het vorige regiem verleende. Maar het ging wel gepaard met een sterke verandering in de aard van de verhoudingen. Het Russische tijdschrift Za Roubejom kon schrijven zonder tegenspraak te hoeven vrezen: ‘Nu een democratische revolutie (in Afghanistan) gelukt is... zijn de Russisch-Afghaanse banden op een kwalitatief hoger plan gebracht’. Hoewel het verzekerd is van zijn macht over de partij en sterk door de steun van de Sovjet-Unie, stoot het team van Taraki toch sinds de herfst | |
[pagina 75]
| |
van 1978 op ontzaglijke moeilijkheden. Doordat die moeilijkheden steeds groter worden, maken zij een beroep op de Russen hoe langer hoe noodzakelijker en voeren zij de spanning gevaarlijk op tussen Kabul en zijn naaste buren, een spanning die al spoedig ook de westelijke landen verontrust, met name de Verenigde Staten. Na zich spoedig geïnstalleerd te hebben in het koninklijke paleis, dat omgedoopt is in Huis van het Volk, trachten de nieuwe machthebbers tegemoet te komen aan de wensen van het volk. Hun ‘beginselen van revolutionaire activiteit’, door Taraki voor de radio voorgelezen op 10 mei, zijn een program dat als kernpunten heeft onderwijs, landbouw en industrie. Onder de aangekondigde maatregelen, bedoeld om het regiem populair te maken, treft men aan: vermindering van de indirecte en vermeerdering van de directe belastingen, kwijtschelding van de schulden, gratis verplicht onderwijs, eerbiediging van de moedertalen van de verschillende stammen en nationaliteiten en, in het kort, de aankondiging van een echte landbouwhervorming. Toch heeft de D.V.P., die zich beschouwt als de woordvoerder van de volksmassa's en zegt dat zij kan rekenen op de steun van 98% van de bevolking, een aantal punten ernstig onderschat: de plaatselijke eigengeaardheden (men telt meer dan tien etnische minderheden)Ga naar voetnoot5 de godsdienstige oppositie en de kracht van het nationaal gevoel. Er zijn heel wat Afghanen die niet bereid zijn om hetzij een sterk centraal gezag, hetzij een ideologie die ze atheïstisch vinden, hetzij de Russen te accepteren. Versterken de verhalen die de ronde doen over volksgroepen die uit Rusland naar Afghanistan gevlucht zijn in de jaren twintig omwille van de knevelarijen die toen werden bedreven door het bolsjewistisch gezag, of later, in de jaren dertig, verhalen over het uitmoorden van Turkmeense volksgroepen op bevel van Stalin, niet nog meer de wil om te vechten, desnoods gewapender hand, tegen het communistisch regiem en zijn bondgenoten? | |
Toenemende onrustAl in juni 1978 spreekt men van een ‘Front der verlossing’, waarin meerdere islamitische groeperingen opnieuw samengekomen zijn. Uit vrees dat ze uitgezogen worden, houden de boeren zich stil tegenover de plan- | |
[pagina 76]
| |
nen tot landbouwhervorming. De eerste confrontaties hebben plaats in de dorpen die dichtbij Pakistan gelegen zijn (in de provincies Nuristan en Paktya). Van de kant van de regering worden artillerie en vliegtuigen ingezet. Moet men nu geloven aan de overwinningscommuniqués van de rebellen of zich houden aan de verklaringen van de autoriteiten, die de gebeurtenissen willen bagatelliseren, opgeblazen, zoals ze zeggen, door de ‘vijanden van de revolutie’? In de daaropvolgende maanden wordt elke twijfel weggenomen, terwijl de steun van de Russen elke uitbreiding van de rebellie volgt (of voorafgaat?) en Taraki het nodig vindt te verklaren dat ‘Afghanistan geen Russische kolonie is geworden’ (januari 1979). Ondanks de winter vinden er incidenten plaats in hoe langer hoe meer provincies en de ernst ervan neemt toe. De weerspannigheid, eerst beperkt tot de streken die grenzen aan Pakistan en in het noord-oosten (de provincies Paktya, Kunar, Takhar, Badakhshan, enz.) bereikt begin 1979 enkele centrale provincies (Bamian en Parwan) en later, in het voorjaar, de provincies van het westen (Ghor en Harat). Van het platteland slaan de moeilijkheden spoedig over op de steden. In Harat, de tweede stad van het land, duren de gevechten van 15 tot 19 maart en de stad wordt pas na harde gevechten heroverd door de strijdkrachten van de regering. In juni schat men dat er in 15 van de 29 provincies onlusten zijn. Maar wat erger is, de onrust schijnt zich uit te breiden tot het leger. Volgens verschillende bronnen zou in april-mei een tankbrigade overgegaan zijn naar de opstandelingen in de streek van Jalalabad, terwijl er incidenten plaats hebben in de buurt van Kabul en er in de hoofdstad zelf een demonstratie plaats vindt voor de gevangenis waar de politieke gevangenen zaten (14.000?). In mei krijgen de partijleden verlof om wapens te dragen. De rebellen, die zich eerst georganiseerd hadden in verschillende groepen, slagen er, niet zonder moeilijkheden, in om dichter tot elkaar te komen en een begin van coördinatie te verzekeren tussen hun verschillende acties. Een belangrijke stap in deze richting wordt gezet op 11 maart 1979, als twee van de machtigste islamitische groeperingen zich verenigen in een ‘Nationaal Afghaans bevrijdingsfront’ en tot een algemene opstand oproepen (12 maart). | |
Sovjet-Unie versterkt regiemTegenover deze opstandige bewegingen die strijden in naam van de islam, neemt de regering de klassieke middelen te baat. Op de onderdrukking en de zuivering van de eerste weken volgt de instelling van een volksvier- | |
[pagina 77]
| |
schaar onder de verantwoordelijkheid van een ‘comité ter verdediging van de revolutie’ (januari 1979) en de arrestaties nemen toe. Met de uitbreiding van de opstand kan men niet meer volstaan met ‘de massa's de kennis van de politieke problemen bij te brengen’ en wordt er een ‘Hoge Raad ter verdediging van het Vaderland’ ingesteld (april), terwijl Amin, de sterke man, tot minister-president wordt benoemd. In mei belooft de regering amnestie aan de opstandelingen die de wapens neerleggen. Hoewel ze proberen hun gezag te versterken met eigen Afghaanse middelen, wenden de leiders zich toch meer en meer tot de Sovjet-Unie. Het gelijklopen van de standpunten in de buitenlandse politiek, dat al sterk was vanaf het begin van het regiem, wijst in de richting van een volledig in de pas lopen van Kabul met MoskouGa naar voetnoot6. Deze afhankelijkheid blijkt nog meer op het militaire vlak. In het verdrag van vriendschap, samenwerking en goede nabuurschap dat op 5 december gesloten werd tussen Rusland en Afghanistan, geeft art. 4 met betrekking tot de militaire samenwerking aan dat die ontwikkeld zal worden ‘in het belang van een versterking van de kracht van wederzijdse verdediging’ en inlichtingen hierover ontbreken niet. Hoewel ze moeilijk tot in details zijn te verifiëren, gaan ze allemaal in de richting van een toename van de Russische tegenwoordigheid in Afghaanse militaire eenheden. Herhaaldelijk is er zelfs sprake van de dood van militaire adviseurs in gevechten. Op het gebied van uitrusting wordt de hulp ook voortdurend groter en de levering ervan wordt, begonnen in maart bij de gevechten om Harat, onder andere zeker gesteld door een luchtbrug. Grote helikopters, gevechtshelikopters, lichte tanks, geblindeerde transportvoertuigen worden geleverd aan de Afghaanse strijdkrachten. De overeenkomst met de verwikkelingen waarin de Amerikanen verzeild geraakt zijn in Vietnam, dringt zich aan meer dan een waarnemer op. Begin juni, voor de uitbreiding van de Islam opstand, vraagt men zich af: maken de Russen zich gereed om nog directer tussenbeide te komen? De vraag wordt nog dringender, nu, wat Amin betreft, ‘de betrekkingen met de Sovjet-Unie hun volmaaktheid hebben bereikt’ en ‘er geen enkel bezwaar tegen bestaat Russische hulp in te roepen als dat nodig mocht zijn’Ga naar voetnoot7. | |
[pagina 78]
| |
Vooral islamitisch verzetAfghanistan is dus op het ogenblik een heel eind verwijderd van de niet-gebondenheid, die de leiders van Kabul officieel aanhangen. Daarom zijn de betrekkelijk goede betrekkingen die het regiem in het begin aangegaan was met zijn buurlanden en met westerse mogendheden, heel precair aan het worden. Islamabad bv., hoewel ongerust over de opwinding in de streek van Patha, heeft zijn banden met Kabul willen tonen. Ondanks zijn pessimisme is generaal Zia-ul-Khan, staatshoofd van Pakistan, 9 september te Pagham in Afghanistan geland om er Taraki te ontmoeten, die hem ‘met vreugde’ heeft ontvangen. Heel discreet heeft het Pakistaanse staatshoofd de kwestie van de Pathaanse vluchtelingen niet aangeroerd. Wel had Kabul enkele dagen tevoren aangeboden het probleem van de territoriale aanspraken van Afghanistan op Pasjunistan in vreedzame onderhandelingen te bespreken. Van de kant van Teheran bleef een zelfde houding van goodwill beperkt tot de eerste daden van Kabul, terwijl andere nabuurlanden een soortgelijke taal gebruikten. Ondanks enige bezwaren heeft de minister van Buitenlandse Zaken van India een tweedaags bezoek gebracht aan Kabul in september 1978. Iedereen, de westelijke mogendheden inbegrepen, scheen dus aan de leiders in Kabul de zorg over te laten hun houding zelf te bepalen. De buitenlandse hulp was doorgegaan en tot eind 1978 waren de voornaamste gevers niet alleen hun verplichtingen nagekomen, maar ze leken ook bereid nieuwe op zich te nemen. De regering van Kabul, zo dicht aangeleund tegen de Russen, was op weg zich te doen ‘accepteren’, ondanks haar niet-gebondenheid, die meer leek op die van Hanoi dan op die van Belgrado. Alleen China verborg zijn wantrouwen niet. De opstand der islamieten, gestimuleerd door de Iraanse islamitische revolutie en het toenemen van de inmenging der Russen, ging de loop der dingen wijzigen. 27 maart 1979 valt Amin uit tegen ‘de vijanden van de revolutie, die gesteund worden door het imperialisme en de krachten van uiterst links’Ga naar voetnoot8. Soortgelijk is de kop in de Pravda van 29 maart: ‘Een complot tegen het volk van Afghanistan’. Met voorbijgaan van de rol van Pakistan, dat niets anders deed dan zijn grondgebied aan de opstandelingen ter beschikking stellen, heeft de sovjet krant het tegen ‘het subversieve gestook van de | |
[pagina 79]
| |
Afghaanse reactie en zijn buitenlandse beschermers’. Alleen Washington en het Amerikaanse imperialisme worden met name genoemd. Maar als de opstandelingen meer succes hebben, worden Iran en Pakistan steeds minder gespaard. Waarschuwingen worden gericht aan het adres van China. Uiteraard hebben de naburige hoofdsteden elke tussenkomst geloochend en doen dat nog; het lijkt de facto ook meer het werk te zijn van groepen of enkelingen, eerder dan van de Iraanse of Pakistaanse regeringen. Men lette vooral op de reactie van de Verenigde Staten. Na de dood van hun ambassadeur, die gegijzeld was door een groep rebellen en gedood werd door de Afghaanse politie bij een aanval, naar het schijnt op aanraden van de Russen (15 februari 1979), hebben de Amerikanen hun hulp verminderd. De woordvoerder van het Witte Huis verwierp ‘de aantijgingen van de Afghanen en de Russen als verdraaide waarheden’ en president Carter toonde zich bezorgd over ‘de buitensporige rol die de Russen kunnen spelen door te trachten zich te bemoeien met de interne aangelegenheden van het land’. | |
Het dilemmaLoopt de kwestie Afghanistan gevaar uit te monden in een confrontatie tussen Washington en Moskou? Dat de leiders in Kabul zich op dit ogenblik trachten te handhaven met alle mogelijke middelen, is zeker. Maar dat kon wel eens het enige zijn dat zeker is in een situatie die juist door de verwarring gevaarlijk wordt. Wat denken de Russen en wat zullen ze doen? Zij zullen zich ongetwijfeld heel goed afvragen of de analyse die hun vrienden van de D.V.P. hadden gemaakt aan de vooravond van de staatsgreep van 27-28 april, wel juist is geweest. Hebben zij niet, opgeleid als ze zijn in het Westen, geprobeerd een ‘historische wegverkorting’ te nemen en die ook door hen te laten nemen? Kunnen zij een excuus vinden in de werkelijk heel onverwacht opduikende Iraanse islamitische revolutie? Denkt Moskou erover een beroep te doen op een ander team, dat van de Parcham van Babrak, de oud-ambassadeur in Tsjechoslovakije, aan wie de leiders zelfs op dit ogenblik nog gunsten bewijzen? Ook al zouden zij deze mogelijkheid op het oog hebben, de Russen zijn er zich zeker van bewust dat dit de gegevens van het probleem niet zou veranderen. Vastgelopen in het moeras Afghanistan staat de Sovjet-Unie de facto voor een alternatief: - De leiders van de Parcham aan hun lot overlaten? Er is maar één | |
[pagina 80]
| |
precedent dat Rusland een regiem dat het geheel toegewijd was, in de steek heeft gelaten: aan zijn eigen grenzen de Republiek Azerbaidjan, waarvan het Iraanse leger in 1946 de leiders uitmoordde. Maar in die tijd vormde het reveil van de islam en de politieke vertaling daarvan geen enkel gevaar voor het gebied, terwijl op dit ogenblik ze hun invloed doen voelen tot in het hart van Russisch Centraal-Azië. - Het gezag ter plaatse steunen? Dat zou een ‘Vietnam’ procedure kunnen zijn, met inbegrip van alle risico's van erin weg te zinken en het risico dat de solidariteit van de islamitische sovjet burgers met de gelovigen in Afghanistan, Iran of Pakistan versterkt wordt. Ondanks herhaalde en zeer duidelijke verklaringen staat Moskou voor een keuze. Men is in het Kremlin zeker niet vergeten dat ‘de feiten koppig’ zijn (Lenin) en dat al beroemt Amin zich thans op de Oktoberrevolutie, de Mollahs en de islamitische Broeders op het ogenblik dichter bij het Afghaanse volk staan dan de democratische volkspartij. In de traditie van zijn heel langdurige en heel bloedige gevechten tegen Groot-Brittannië heeft het Afghaanse volk de strijd weer opgevat, deze keer tegen een atheïstische macht. Kunnen de strijdkrachten van de opstand, zonder enige steun van buiten en heel slecht uitgerust, het uiteindelijk winnen? Zolang het Afghaanse leger, 150.000 man sterk, trouw blijft, zal het gezag ter plaatse niet bedreigd worden en zal de hulp van de Russen niet ontbreken. Maar als het leger zou wankelen, dan zouden de Russen aarzelen om hun strijdkrachten rechtstreeks in te zetten. Maar wie weet of Moskou vindt dat de Sovjet-Unie, ‘de belangrijkste socialistische staat’, een les moet trekken uit de nederlaag van ‘het Amerikaanse imperialisme’ in Vietnam? |
|