Streven. Vlaamse editie. Jaargang 46
(1978-1979)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 909]
| |||||||||||||
Afschrikking door kernwapens - 30 jaar NATO
| |||||||||||||
Kernwapens, een geperverteerde scheppingVanaf de dag dat de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki twee welvarende steden verschroeiden en het lijden inluidden van generaties | |||||||||||||
[pagina 910]
| |||||||||||||
bewoners en bezoekers van dit gebied, is de mensheid geconfronteerd met de vraag of deze wapens niet zonder meer verboden dienden te worden. De vraagstelling splitste zich - op grond van het feit dat deze wapens nu eenmaal voorhanden waren - in vragen over het wapen zelf én over de toepassing ervan (dreigen en gebruiken). Veel van de discussies hebben feitelijk betrekking gehad op de tweede categorie vragen. Hier is het van belang juist bij de vraag naar het wapen zelf stil te staan, omdat we hierbij juist de vraag moeten stellen bij het juiste ethische antwoordGa naar voetnoot2. Al in het boek Our Threatened Values uit 1946 neemt Victor Gollanz stelling tegen de degenen die menen: ‘It is illogical to judge the morality of bombing by the size of the bomb used’. In dit debat gaat het in feite over de vraag of de bommen op Hiroshima en Nagasaki geen oorlogsmisdaden zijn geweest. In het debat mengen zich velen die het graduele verschil benadrukken: de atoombom is een hele zware bom. En de ethische beoordeling gaat dan in feite over disproportionaliteit en de non-discriminatie van dit soort massa-vernietigingswapens (criteria die ontleend zijn aan de theorie van de rechtvaardige oorlog). Hiermee worden dan wel de criteria van de rechtvaardige-oorlogsleer van toepassing verklaard, maar ten onrechte, omdat men de eigen aard van het atoomwapen geen recht doet. Waar het bij de atoomwapens wezenlijk om gaat is dat kernsplitsing en kernfusie gebruikt worden voor oorlogsvoering (koud én warm). De atoomgeleerden zijn het in grote mate met elkaar eens dat we met deze ontketening van het atoomgeweld voor kwalitatief nieuwe vragen komen te staan. Deze gemanipuleerde kernprocessen raken immers eveneens de kern van al het levende en bestaande. De vaders van de atoombommen (Oppenheimer in de VS, Sacharov in de Sovjet-Unie) en prominente atoomgeleerden als von Weizsäcker hebben met onaflaatbare ijver gewezen op de geheel nieuwe fase - natuurkundig gezien - die we als mensheid betreden hebben, nu de krachten van het atoom - de bouwsteen van het heelal - zijn geheimen en zijn negatieve toepassingen heeft laten ontsluiten. In de chemische biologie kunnen we mogelijk een parallel vinden in het manipuleren van DNA. Het kan misschien volstaan om op dit elementaire verschil met conventionele vormen van vernietiging te wijzen. Maar dit kan aangevuld worden met reeksen eigenschappen van atoomwapens die uniek en nieuw zijn in de geschiedenis van de oorlogsvoering van de mens: de intense hitte-ontwikkeling; de radioactieve straling die vrijkomt bij de explosie; de radioactieve besmetting van materialen die door de straling worden getroffen (fall-out). De laatste tijd (n.b. dertig jaar na de explosies in Japan) zijn nog enkele andere dingen bekend geworden: de aantasting van de biosfeer; de storingen in het radioverkeer e.d. Hierbij moet aangetekend worden dat het vreesaanjagend is, dat we nog steeds niet alle gevolgen van de ontketening van de | |||||||||||||
[pagina 911]
| |||||||||||||
atoomkrachten in kaart hebben kunnen brengen. En tenslotte is er dan de luchtdruk, waar het in eerste instantie allemaal om te doen was. Bij de bommen op Hiroshima en Nagasaki werd een drukgolf bereikt die vergeleken kan worden met de ontploffing van 14.000 ton TNT. De ‘dambusters’, de zwaartse conventionele bommen in de tweede wereldoorlog, kwamen maar tot 10 ton TNT. Intussen kan men een drukgolf ontwikkelen die te vergelijken is met de explosie van 20 miljoen ton TNT. Een dergelijke quantum-leap is op zich al onvoorstelbaar. Maar men moet zich dan wel realiseren dat men het onvoorstelbare met het voorstelbare (tonnen TNT) vergelijkt op slechts één variabel aspect. Terecht heeft dit tot de veroordeling van de atoombommen geleid als massavernietigingswapens, maar zouden atoombommen zich dan niet meer van conventionele bommen onderscheiden, wanneer de drukgolf tot enkele tonnen TNT wordt teruggebracht? Het is een waanzinnige gedachte. Een dergelijke fixatie op explosief vermogen miskent de eigen aard van de wapens, die veel beter beschreven kan worden door de radio-activiteit. De opvallende kenmerken daarvan (generaties-lange genetische en andere misvormingen; de uitwaaiering van de fall-out over totaal andere gebieden dan waar de explosie plaatsvond, en dan vooral de nog nauwelijks bekende effecten van de intense elektro-magnetische golven op wereldschaal. Het is voor degenen die zich vastklampten aan het explosieve vermogen verleidelijk geweest om via dit soort werkingen ook de kleine atoomwapens tot massavernietigingswapens te rekenen. Daar moest straling e.d. compenseren wat men aan directe explosieve kracht tekort kwam voor dit oordeel. Ook al is hier op zich best veel voor te zeggen, het feit blijft dat men door deze wijze van redeneren het eigene van de atoomwapens slechts gedeeltelijk omvat. Ik meen dat er alle reden is om af te stappen van het geredeneer over kleine kalibers en grote kalibers en de al of niet gemanipuleerde ‘bijkomstige’ effecten. Het is wellicht aan de aankondiging van de neutronenbommen en granaten te danken geweest dat het radioactieve aspect meer tot het bewustzijn is doorgedrongen en er meer begrip is gegroeid voor de eigen aard van de atoomwapens. Deze wapens vertegenwoordigen een totaal nieuwe categorie, die niet te vergelijken is met elke eerdere categorie. In plaats van een quantum-leap hebben we te maken met een kwalitatief nieuw wapen. De vernietigingskracht van atoomwapens is een tijd-ruimte abstractie, waardoor de kernwapens ingepast konden worden in bestaande militaire strategieën en in bestaande ethische categorieën. | |||||||||||||
Ethiek, de koning als wapendrager‘Zal het de mens gelukken in het atoomtijdperk mens te blijven’, vraagt von Weizsäcker zich af in 1957. Het is deze vraag die naar de kern van de ethiek verwijst. Ethiek betrekt zich op het mens-zijn, op ons mens-zijn als | |||||||||||||
[pagina 912]
| |||||||||||||
zodanig. De vraag naar goed en kwaad wordt een vraag naar minder of meer mens zijn of worden. Naar schade aan de mens als mens of vervulling van de mens als mens. Als zodanig raakt het direct de zinvolheid of zinloosheid van mijn bestaan en het menselijk bestaan. Het gaat om de waardigheid van de mens. Als het gaat om het realiseren van veiligheid, dan zal het ethische oordeel positief uitvallen voor al die ondernemingen die de veiligheid waarborgen en vergroten, zolang zij het mensworden ondersteunen, mede mogelijk maken. Veiligheid is een groot goed. Maar is het het hoogste goed, waaraan elk middel dienstbaar kan zijn? Voor we deze vraag uitwerken in de context van oorlogsvoering en oorlogsvoorbereiding dient al bij voorbaat vastgesteld te worden dat het hoge goed van de veiligheid zich op gespannen voet bevindt met de behoefte aan emancipatie en bevrijding. Waar deze laatste slaan op processen van zelfwording als individu en als groep (volk) is de spanning gegeven met veiligheid, omdat veiligheid voor de een tegelijk afhankelijkheid van de een of de ander kan inhouden. Het ligt daarom voor de hand om van de aanvang af vast te stellen dat veiligheid niet het hoogste goed is van de mens. Veiligheid is een relatief goed. Het is van belang dit op te merken, omdat we ons in de eerste en tweede wereld feitelijk in een situatie bevinden waar de ‘veiligheid’ jaar op jaar enorme sommen geld eist en men deze veiligheid wil waarborgen door de dreiging van een absolute vernietiging. Wanneer we nu vanuit de ethiek ons een oordeel willen vormen over het huidige veiligheidsbeleid en met name over de kernwapens, dan is het van belang om een verlanglijstje op te stellen waaraan een dergelijke ethiek zal moeten voldoen. Op de eerste plaats zal ze recht moeten doen aan het kwalitatief nieuwe wapen, de kernbom. Op de tweede plaats is het gebruik van deze wapens geen individuele gewetensbeslissing, noch die van een nationale overheid, maar van een Pact (waarin dan aan de westerse kant de President van de Verenigde Staten de hoofdrol speelt). Ten derde zal de ethiek recht moeten doen aan het feit dat oorlogsvoering sinds de 19e eeuw totalitair geworden is, het geheel van de betrokken samenlevingen raakt. Ten aanzien van deze situatieschets stelt de ethiek als categorische imperatief: gij zult niet doden. Deze imperatief klinkt in een onvolmaakte wereld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat bv. de christenen in het postconstantinische tijdperk, waarin we nog steeds leven, een compromis hebben geformuleerd ten aanzien van de verdedigingsoorlog. Met name Augustinus en Thomas van Aquino hebben veel bijgedragen aan deze leer, die een richtlijn bevat voor het handelen van christenen (christelijke vorsten) in situaties waarin zij aangevallen werden en men met recht kon zeggen dat ze de plicht hadden om hun onderdanen te beschermen. Deze post-constantinische én pre-nucleaire leer omvat de volgende eisen aan de oorlogsvoering:
| |||||||||||||
[pagina 913]
| |||||||||||||
Deze leer van de rechtvaardige oorlog, een erfstuk van vóór de atoomwapens, heeft sterk haar stempel gedrukt op het ethisch denken over de vraagstukken van de nucleaire bewapening. We zullen daar in de volgende paragraaf een goed voorbeeld van zien. Hoe men nu ook over de leer van de rechtvaardige oorlog denkt, het is m.i. duidelijk dat ze mank gaat op juist die aspecten van de nucleaire bewapening welke we hierboven aangaven. Het miskennen of niet onderkennen van de nucleaire realiteit heeft ertoe geleid dat de ethische vragen zich voor een belangrijk gedeelte af gingen spelen binnen het militaire denken en de ethiek haar categorisch en imperatief karakter verloor. | |||||||||||||
Het nucleair ethische debatIn het algemeen kan men stellen dat de ethici overeenstemmen in hun absolute neen tegen het gebruik van kernwapens. Met enige uitzonderingen. In de schets voor een nieuw synodaal geschrift over de kernwapens voor de Hervormde Synode in Nederland wordt gewezen op een stroming onder ethici, met Paul Ramsey aan het hoofd, die selectief gebruik van kernwapens geoorloofd achten, mits voldaan wordt aan de beginselen van proportionaliteit en discriminatie tussen burgers en militairen. Omdat juist deze stroming dicht aanligt tegen het militaire denken, heeft ze wellicht een onevenredig grote invloed gehad. Veel meer stromingen hebben geen of minder moeite met de afschrikkingsfunctie van kernwapens. Zij maken een scherp onderscheid tussen het hebben van en dreigen met kernwapens en het gebruik van kernwapens. Zij wijzen op het grote goed van de veiligheid die bereikt wordt door de afschrikking, door de mogelijke agressor een totale maatschappelijke vernietiging in het vooruitzicht te stellen (‘assured destruction’). De veiligheid (verengd tot het voorkomen van een naar verwachting lange, totale en uitermate afschuwelijke nieuwe wereldoorlog tussen socialistische en kapitalistische staten) was de prijs van de nucleaire dreiging waard. Over het effect van nucleaire afschrikking is in de loop der jaren heel wat geschreven. Vooral vanuit vredesbewegingen is gewezen op de ontaarding van de moraal van een volk dat zich verzoend heeft met de dreiging van een totale nucleaire vernietiging. Ook op het gevolg ervan voor het | |||||||||||||
[pagina 914]
| |||||||||||||
denken over de ander (de vijand), tegenover wie men de politieke bereidheid moest bezitten om het nucleaire geweld ook daadwerkelijk te ontketenen. De geloofwaardigheid van de afschrikking is hierbij in het geding. En daarmee ook de manier van denken over het mogelijke slachtoffer van de afschrikking onder het grote publiek. De koude oorlog zou hieraan goede diensten bewijzen. Met het aanvaarden van de nucleaire afschrikking wordt een nieuwe fase in het oorlogsdenken ingezet, die in haar gevolgen en effecten haar weerga niet heeft. Het ethische en politieke debat krijgt een nieuwe impuls wanneer de Sovjet-Unie ook haar strategisch kernwapenarsenaal heeft uitgebouwd (mutual assured destruction oftewel MAD!). Nu liggen ook de Amerikaanse steden onder de dreiging van nucleaire vernietiging. De verontrusting die in het Amerikaanse publiek leeft over deze (nu ook op eigen have en goed gerichte) vorm van afschrikking en de mogelijke bereidheid om te onderhandelen over verminderen of afbreken van de kernwapenarsenalen wordt niet in concrete daden omgezet. In feite zien we twee zijwaartse bewegingen. Enerzijds het lange onderhandelen over beperkte kernwapenakkoorden (beperking atoomproeven, kernwapenvrije zones, geen kernwapens in de ruimte e.d.) en anderzijds een diepgaand debat over een aanvulling op de MAD in de vorm van schadebeperkende maatregelen. De belangrijkste was het anti-raket-systeem (ABM) dat apart in onderhandeling werd genomen. Maar daarnaast speelden andere overwegingen een belangrijke rol, die alle tendeerden naar het verlaten van de countercity-strategie naar een counterforce strategie, een strategie die erop gericht is om met meer precieze wapens vijandelijke nucleaire wapens uit te schakelen.
Het is hier niet de plaats om de hele gang van zaken rond de kernwapenwedloop te behandelen. Voor ons onderwerp is belangrijk hoe in deze tijd de ethische discussie uitpakte. In eerste instantie staat men - ook als men oorlogsvoorkoming door afschrikking aanvaardt - voor de vraag of het moreel geoorloofd is te dreigen met de uitmoording van steden. Hier wordt - binnen het afschrikkingsdenken - een eerste moreel dilemma aangetroffen: Voor de countercity pleit: het schrikt het beginnen van een nucleaire oorlog af; het is relatief goedkoop en weerhoudt een ongebreidelde uitbreiding en verfijning van de strategische wapens. Voor de counterforce pleit: ze spaart (in eerste instantie tenminste) de levens van burgers; ze maakt de afschrikking geloofwaardiger. Vanwege de goede mogelijkheden die een countercity-strategie, gegeven het wederzijdse karakter, biedt voor onderhandelingen over wapenvermindering, wint de MAD het van de schadebeperking. Niet voor lang.
De morele afschuw tegen het dreigen met de vernietiging van open steden en het verzet in de bevolking tegen de bereidheid van de Amerikaanse | |||||||||||||
[pagina 915]
| |||||||||||||
regering om de eigen steden niet af te schermen tegen een vergeldingsaanval, scheppen een klimaat waarin de afschrikkingsdoctrine een grote stap verder gaat in haar eigen absurde logica. Het is met name Schlesinger die de nieuwe ontwikkeling aanprijst, daarin gesteund door de morele overwegingen van bv. president Nixon (mei 1973), dat afschrikking gebaseerd op de mogelijkheid om tientallen miljoenen mensen te vernietigen ‘inconsistent with american values’ was. De argumentatie van Schlesinger laat zich in vier hoofdpunten samenvatten: 1. De bestaande afschrikking stelt ernstige ethische vragen vanwege de disproportionaliteit en de non-discriminatie. Daarom moet er naar nieuwe opties gezocht worden. 2. Omdat men er niet vanuit kan gaan dat de afschrikking ten eeuwigen dage goed blijft werken, moet het afschrikken van het begin van een oorlog aangevuld worden met het afschrikken van een escalatie in die oorlog (‘conflictbeheersing’). 3. Omdat conflicten op verschillende gewelds- en wapenniveaus kunnen beginnen, is het noodzakelijk dat de afschrikking op al die verschillende niveaus vergroot wordt. Dit dient de mogelijkheden te vergroten tot een flexibele en meer selectieve inzet (‘flexible response’). 4. De kloof tussen het militair-strategisch potentieel en de politieke bereidheid tot inzet hiervan moet gedicht worden (‘geloofwaardigheid’). Rond deze vier hoofdpunten is een fel ethisch debat gevoerd. Voor een deel overlappen de argumenten elkaar, maar het is leerrijk om ze op een rijtje te zetten: 1. Het bedreigen van open steden is inderdaad moreel verwerpelijk, maar te verkiezen boven een meer proportionele en discriminerende strategie, omdat deze de wapenwedloop opjaagt én in zich een tendens heeft te werken naar een duidelijke ‘first-strike’ mogelijkheid. Bovendien, en dat was bepaald niet het minste bezwaar, het gaat er met een counterforce-optie op lijken alsof die beter moreel te rechtvaardigen is, omdat ze burgers zou sparen (hetgeen ook niet het geval is). Tenslotte bedreigt deze nieuwe ontwikkeling de bereikte stabiliteit en daarmee de wapenonderhandelingen. 2. De ‘flexibility of response’ die Schlesinger bepleitte, om niet afhankelijk te zijn van de wederzijdse vernietiging, overschrijdt de grens van afschrikkingsdenken ten bate van oorlogsvoorkoming naar oorlogsdenken. De nucleaire oorlog wordt weer denkbaar geacht én te beheersen. Kort samengevat kwamen de ethische bezwaren tegen deze optie erop neer, dat het hier een ‘selffulfilling prophecy’ betreft welke een nucleaire oorlog aanvaardbaarder (want te beheersen) en waarschijnlijker (escalatie van conventionele inzet naar beheerste nucleaire inzet) maakte. 3. De afschrikking op alle niveaus zet de deur open naar een verder destabiliserende wapenwedloop. 4. De relatie tussen militaire strategie en politieke wil is al veel eerder | |||||||||||||
[pagina 916]
| |||||||||||||
door von Weiszäcker verwoord: ‘Kan men zich verlaten op bommen die men als puntje bij paaltje komt, toch niet durft te werpen?’ Het is vooral op dit terrein dat politici en militairen zich ingespannen hebben om de geloofwaardigheid van de nucleaire afschrikking te vergroten. Deze geloofwaardigheid wordt gediend door elke verdere nucleaire en conventionele wapenontwikkeling. Men vergelijke hiervoor de discussies over de neutronenbom, ‘dual capability’ (met de daarin besloten onzekerheid voor de tegenstander), enz.
Voor de Westeuropese bondgenoten is de zaak zo mogelijk nog klemmender geworden. Bovenstaande ontwikkelingen hebben de nucleaire oorlog aan onze voordeur gebracht. Een nucleaire uitwisseling tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten is de laatst denkbare absurditeit. Alle eerdere escalatiefasen zullen plaatsvinden in Europa en met name in Centraal Europa. De gerede twijfel die kan rijzen bij de bereidheid van de V.S. om met massale vergelding effectief te dreigen, noopt tot een eigen discussie binnen de Westeuropese bondgenoten. Een vaak geopperd alternatief is dat van een eigen Westeuropese strategische kernmacht. Daarin zouden de Franse en de Engelse nucleaire wapens een belangrijke rol spelen. Tot nu toe hebben volken en regeringen zich fel tegen een dergelijk Westeuropese kernmacht verzet. Een laatste hier te signaleren probleem is de vertanding die opgetreden is tussen zware conventionele wapens en kleine kernwapens. Ze heeft ertoe geleid dat de nucleaire afschrikking totaal, onberekenbaar en fataal is geworden. Binnen het hele nucleaire debat staan de ethici in feite machteloos. Voorzover zij stellingen in het geweer brengen die ontleend zijn aan de leer van de rechtvaardige oorlog hebben ze een kredietwaardigheid geschapen voor nieuwe nucleaire wapenontwikkelingen die het nucleaire gevaar in feite alleen maar hebben vergroot. Het ethisch debat overziende moeten we dan ook concluderen dat de ethiek zich heeft laten onttronen. Het is de vraag of er in het kerndebat überhaupt wel een plaats was weggelegd voor ethische overwegingen. De ethische criteria voor een conventionele oorlog laten zich niet toepassen op nucleaire bewapening. Voor zover het te overzien is, kunnen de criteria van de leer van de rechtvaardige oorlog nog wel van toepassing zijn op het conventionele wapengeweld. En daar zal het leiden tot de absolute veroordeling van vele inhumane en op massavernietiging gerichte systemen. Er is alle reden om hierover snel tot onderhandelingen te komen om paal en perk te stellen aan de vernietigingskracht. Maar de kernwapens vormen een hoofdstuk apart. Bij deze wapens mag het er niet om gaan om ze naar kaliber te veroordelen of slechts het gebruik ervan af te wijzen. Het gaat erom, het absolute en categorische neen tegen deze omkering van de schepping te laten horen en in brede kringen ingang te doen vinden. Het gaat om niet minder dan de zin | |||||||||||||
[pagina 917]
| |||||||||||||
en zinvolheid van het leven en om het overleven van de mensheid. Niet alleen in fysiek opzicht, maar veeleer nog in moreel opzicht. | |||||||||||||
Externe argumentenNaast dit hoofdargument, dat zich richt op de aard van het wapen zelf, bestaat er nog een hele reeks indrukwekkende argumenten die betrekking hebben op de consequenties van de aanvaarding van kernwapens als dreigen en vechtwapen. We noemen de volgende:
| |||||||||||||
Politieke consequentiesHet uitspreken van een ethisch ‘onaanvaardbaar’ tegen de kernwapens verandert nog niets aan de situatie dat kernwapens de ruggegraat vormen van de ‘balance of terror’. Het tast hoogstens de geloofwaardigheid van de westerse dreiging aan. Ethisch denkende mensen mogen zich niet laten verlammen door de tegenwerping dat zij daarmee de oorlogskansen vergroten. Wij hebben gezien hoe alle ethische dilemma's steeds feitelijk hebben gewerkt in de richting van een verdere uitbouw van de kernbewapening en de afschrikking, en daarmee van een denkbaar worden van een nucleaire oorlog. Nu is het zaak om systematisch te werken aan een afbouw daarvan. Eén optie, die van een eenzijdig totaal afzien van kernwapens, lijkt echter ethisch gezien niet te rechtvaardigenGa naar voetnoot3. Het zal moeten | |||||||||||||
[pagina 918]
| |||||||||||||
gaan om een stapsgewijze strategie, waarin steeds een bepaald risico genomen moet worden. Veel zal daarbij afhangen van de reactie van de andere nucleaire grootmacht. Er worden sombere dingen gezegd over (het gebrek aan) zedelijke overwegingen tegen de kernwapens in het socialistisch blok, maar feit is dat de Sovjet-Unie zich steeds heeft kunnen opwerpen als de kampioen van nucleaire ontwapening. Het moet er nu om gaan dat er in het Westen eerste eenzijdige stappen worden gedaan, en dat daarmee de bewijslast ook op de tegenstrever komt te liggen. Er is geen sprake van dat dergelijke eerste stappen het vrije democratische Westen openleggen voor de grillen van de Russische beer. In het debat in de Hervormde Synode rond het tegengaan van het bezit van kernwapens, merkt Albert van den Heuvel terecht op dat het geen kiezen is voor het martelaarschap van christelijke kerken, maar dat het gaat om het nemen van reëel te verantwoorden risico's. Hierbij zal ieder risico op zich beduidend kleiner zijn dan het risico dat we in de huidige waanzin lopen.
Eerste voor de hand liggende stappen zijn die welke verdere nucleaire ontwikkelingen tegenhouden. Hierover wordt door het bevoegde gezag vaak opgemerkt dat deze ontwikkelingen slechts een antwoord zijn op dergelijke ontwikkelingen bij de tegenstrever. Een dergelijk beroep op de slechtheid van de ander kan en mag echter geen reden zijn om hem in dit kwaad te volgen. Daarom ook hebben we afgezien van de gebruikelijke verwijzingen naar het Oostblok. In het debat dat zich hieromtrent zal ontwikkelen zal het wel noodzakelijk zijn om het beeld van de Sovjet-Unie en de aard en intensiteit van de bedreiging die reëel van haar uitgaat, opnieuw te taxeren. Is die bedreiging van het vrije Westen door het Kremlin inderdaad zo totaal en absoluut, dat er niet enig risico genomen kan worden? Dit denken in andere termen over de tegenstander zal een grote psychologische en morele inspanning vergen. Wat er dertig jaar in is gestampt krijg je er niet in tien jaar uit. Ook hierover werd op de Hervormde Synode nog een aardige opmerking gemaakt: ‘Het vijandsbeeld zoals dat nu bij de mensen leeft, is door de NATO zelf al lang verlaten’. Het is te hopen. Tesamen met de afkeer die onder de bevolking bestaat tegen kernwapens, gesteund door een aangepast ethische stellingname, zoals die met name vanuit de kerken verwacht mag worden, moet het politieke klimaat geschapen worden waarin de strategie van de kleine stappen met aanvaardbare risico's kan gedijen.
Vanuit het neen tegen de kernwapens dient ook de veiligheidsconceptie van de NATO opnieuw ter discussie te komen. Vanuit de huidige taakstelling heeft het bondgenootschap carte blanche voor het invullen van deze veiligheid in louter militaire termen en binnen een strikt gehouden Oost-West tegenstelling. Een tegenstelling die in haar verhevigde vorm met name ook door een dergelijk bondgenootschap is gecreëerd. Het ligt niet in de lijn van de verwachting dat een herziening van de huidige tot waanzin | |||||||||||||
[pagina 919]
| |||||||||||||
leidende veiligheidsconceptie inderdaad ter discussie zal komen te staan. Eerder mag men verwachten dat er vanuit de NATO een verhevigd offensief gevoerd zal worden om deze discussie tegen te gaan. Recente verdachtmakingen van de Secretaris-generaal ten aanzien van de weerstand tegen de invoering van de neutronenbom maken de discussies er niet gezonder op. Het leidt tot de verzuchting: wie beveiligt ons tegen dergelijke beveiligers? |
|