Streven. Vlaamse editie. Jaargang 46
(1978-1979)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 453]
| |
ForumMexicaanse Werkgevers en PueblaDe 3e Latijnsamerikaanse Bisschoppenconferentie die op 27 januari van start is gegaan, heeft in vele kringen zo links als rechts la heel wat beroering verwekt. Over het touwtrekken binnen de kerkelijke kringen werd hier al eerder bericht. Maar ook bij de Mexicaanse werkgevers groeit onrust en wantrouwen i.v.m. de wending die Puebla zou kunnen nemen. Zij vrezen dat een uitgesproken sociale inzet van de kerk hun privileges van begunstigde klasse zou gaan bedreigen. Hierover stuurde onze medewerker Andres Mendoza volgend bericht.
Een groep Mexicaanse werkgevers zien niet zonder vrees de 3e Latijnsamerikaanse Bisschoppenconferentie haar zitting te Peubla aanvatten. In die mate zelfs, dat zij deze gaan beschouwen als een soort ‘tribune van de guerrilla’. Hun woordvoerder, Garcia Suàrez, verklaarde dat de werkgevers zich zorgen maken over de manier waarop sommigen de Conferentie van Medellin van tien jaar geleden wisten om te buigen voor politieke doeleinden die heel wat te maken hebben met de guerrilla en de revoluties in Latijns-Amerika, met de aanvallen op het privé-bezit en op de vrije onderneming. En wij willen niet dat dit zich in Puebla herhaalt’. Om te verhinderen dat de Pueblaconferentie dezelfde toer zou opgaan, wilde de voorzitter van deze groep een ‘Latijnsamerikaans forum van werkgevers’ organiseren, ‘waarop ook Westerse economisten waren uitgenodigd, die duidelijk omlijnde stellingen zouden formuleren over privé-bezit, vrijheid, vrije onderneming, rechtvaardigheid en waardigheid; zo hopen wij een document over een economische ideologie te kunnen opstellen dat we het Vaticaan kunnen voorleggen en dat als gespreksbasis kan dienen op de Bisschoppenconferentie’. Het forum ging niet door, omdat een andere groep werkgevers het elke representativiteit ontzegde. De Partij van de Nationale Actie (P.A.N.) verklaarde bij monde van haar voorzitter dat ‘de werkgevers een onbeperkte eerbied aan de dag moeten leggen t.a.v. het kerkelijk leergezag’. De communisten publiceerden een uitvoerig document waarin zij de werkgevers ontmaskerden die de Bisschoppenconferentie wilden beïnvloeden om in Latijns-Amerika ‘een kerkinstituut te versterken dat de oligarchieën en de heersende klassen vertegenwoordigt, dat zich achter de dictaturen schaart, dat het grootkapitaal en de multinationals verdedigt’. Mgr. Corripio, aartsbisschop-primaat van Mexico, en mgr. Torres, secretaris van de Bisschoppenconferentie, waren in hun oordeel over dit initiatief niet zo hard als de communisten; ze verklaarden alleen maar ‘dat men niets hoeft te vrezen, aangezien de 3e Conferentie geen verschuiving naar het socialisme zal betekenen, zoals ze evenmin het kapitalisme zal rechtvaardigen’. De bisschop van Ciudad Juarez, mgr. | |
[pagina 454]
| |
Talamás, reageerde op het forum van de Latijnsamerikaanse werkgevers als volgt; ‘het privé-initiatief zou eerst eens moeten uitleggen waarom het huidige sociaal-economische systeem verre van een einde te maken aan de sociale marginalisatie, die situatie eerder in de hand werkt, terwijl de rijkdom nog steeds in de handen van enkelen terechtkomen. De werkgevers zouden ons, bisschoppen, eerst eens moeten zeggen waar, wanneer en hoe zij een eind willen maken aan de ellende van miljoenen mensen, een ellende die eeuwenlang het gevolg is geweest van het huidige sociaal-economische systeem’. De rector van het seminarie Palafoxiano, Hector Vargas, verklaarde dat die werkgevers de overlevenden zijn van een groep die in andere tijden de steun genoot van de kerkelijke hiërarchie, maar ‘die steun wordt haar nu ontzegd omdat zij haar godsdienstige overtuiging heeft vervangen door politieke opties’. De voorzitter van die groep werkgever heeft samen met twaalf vertegenwoordigers van patronale verenigingen een document gepubliceerd waarin hij nogmaals zijn reserves uit ten aanzien van de Conferentie en haar marxistische bedoelingen; hij beweert dat hij, zonder daarom een officiële erkenning op te eisen, wel degelijk alle werkgevers vertegenwoordigt en hij beklemtoont nogmaals dat de fundamentele principes en waarden van de samenleving ten dele worden aangevallen door de socialisten, de marxisten of ‘hun meelopers’. In Bogotà, in het hoofdkwartier van CELAM heeft de heftigheid waarmee Medellín en Puebla worden aangevallen, enige beroering verwekt. Mogelijk verklaart dit de veiligheidsmaatregelen, die men voor de Conferentie van Puebla getroffen heeft.
Andres Mendoza | |
Ardoekoba, de vulkaan op de scheiding van continentenOp 6 november 1978 werd de bevolking van Djibouti opgeschrikt door enkele lichte aardschokken. Pas twee dagen later merkte men dat op 80 km ten westen van de stad een nieuwe vulkaan was ontstaan uit een smalle 700 m lange spleet in de bodem. De basaltische lava stroomde naar buiten met een aanvankelijke snelheid van ongeveer 70 km en een debiet van 300.000 m3 per uur. Toen de vulkanische activiteit op 14 november stilviel was een gebied van 300 op 1.000 meter met een 30 m dikke basaltlaag bedekt. De vulkaan kreeg dadelijk de naam ‘Ardoekoba’ (‘op de helling’), omdat hij zich bevond op een punt vanwaar de bodem afdaalt naar het 5 km ten noordwesten gelegen Assalmeer, dat 151 m beneden de zeespiegel ligt (een significatief detail waarop we nog terugkomen). Hoe plots en onverwacht ook de verschijning van die nieuweling onder de vulkanen was geweest, hij zat op de juiste plaats en kwam te gelegener tijd om de recente, geologische theorie van de ‘platen-tektoniek’ zowel te illustreren als te confirmeren. Ik heb in dit tijdschrift reeds uiteengezet hoe Wegeners (1880-1930) hypothese van de continentenverschuiving, nadat zij decennia lang door haast alle geofysici met klem was afgewezen, sinds het einde van de jaren vijftig door uitgerekend de geofysici opnieuw werd opgenomen en tenslotte deugdelijk gefundeerd, dank zij de wereldwijde verkenning van de oceaanbodems en de studie van het paleomagnetismeGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 455]
| |
Volgens die theorie bestaat de hele aardkorst uit zeven grote en een aantal kleinere, beweeglijke ‘platen’ van basaltische samenstelling, die de hele aarde omspannen en waarin óók de minder dichte maar veel dikkere continenten ingebed zijn. Waar die platen aan elkaar grenzen kunnen zij: ofwel van elkaar wegdrijven door de voortdurende aanvoer van nieuwe basalt uit de aardmantel (zo is o.m. de middenatlantische diepzeerug of -bergketen ontstaan halfweg tussen de beide Amerika's enerzijds en Europa en Afrika anderzijds), ofwel tegen elkaar aanbotsen, waarbij de één onder de ander verdwijnt (in de diepzeetroggen met hun zeer diepe aardbevingshaarden) of waarbij beide tegen elkaar opgestuwd geraken (met vorming van plooiings- en verschuivingsgebergten met ondiepe aardbevingshaarden). Zo nu en dan ligt de zwakke aardkorstzone, waarin voortdurend basalt naar de oppervlakte stroomt, toevallig onder een continent dat dientengevolge in stukken uiteen moet vallen. Precies dat is ongeveer 180 miljoen jaar geleden gebeurd met het toen nog aaneengesloten Amerikaans-Europees-Afrikaans (Indisch en Australisch) reuzen-continent, waarvan de meeste stukken thans door brede oceanen van elkaar gescheiden zijn. Vervelend evenwel voor de menselijke waarnemers is het feit dat dit proces, wanneer het al ettelijke miljoenen jaren aan de gang is, uiteraard leidt tot de vorming van oceanen, waarvan de bodem nauwelijks voor rechtstreekse of continue observatie toegankelijk is. In enkele gunstige gevallen is de voortdurende aanvoer van basalt uit de aardmantel overvloedig genoeg om eilanden in zee te vormen en daarvan is IJsland een typisch voorbeeld. Wel is men erin geslaagd, dank zij de moderne technische middelen, de diepzeeruggen ter plaatse te fotograferen en te onderzoeken met bemande duikbootjes. Maar dat blijft een omslachtige, niet ongevaarlijke en zeer dure methode van onderzoek, die tot nog toe slechts twee keer met succes werd toegepastGa naar voetnoot2. Veel interessanter ware het het hele proces op een continent te kunnen meemaken en bestuderen, en dat is nu juist het geval in het zogeheten Afargebied, dat rond Djiboeti gelegen is, in de hoek gevormd door de Rode Zee en de Golf van Aden. Djiboeti ligt net op de grens van de grote Afrikaanse en de veel kleinere Arabische plaat, waarvan de grenzen ongeveer parallel lopen met die van het Arabische schiereiland, maar meestal net iets daarbuiten in zee liggen. Ongeveer 25 miljoen jaar geleden begon de Arabische plaat zich van de Afrikaanse te verwijderen, waardoor op haar westelijke flank de Rode Zee werd opengetrokken en op haar zuidelijke flank de Golf van Aden openkwam (verder oostwaarts stuit de Arabische plaat op de gemeenschappelijke grens van de Afrikaanse en Indische platen). Toevallig echter en gelukkig voor de waarnemers loopt de afscheidingslijn tussen de Arabische en de Afrikaanse plaat ten dele onder het Afrikaanse continent zelf, en wel in een brede boog om Djiboeti heen, zodat dat stukje Afrika mede van de rest van het continent wordt losgescheurd. In dat Afar-gebied mondt bovendien die andere, nog recenter en goed bekende continentale breukzone van Oost-Afrika uit, die langsheen de grote meren (en de grote vulkanen) van Oeganda, Tanganyika en Nyassa, dat stuk Oost-Afrika langzaam losweekt van de rest van het continent. Op het kruispunt nu van de Arabisch-Afrikaanse en de Afrikaans-Oost-afrikaanse scheiding is de Ardoekoba plots tot leven gekomen! Geen wonder dus dat al op 10 november een aantal Franse, wetenschappelijke instanties | |
[pagina 456]
| |
hun ploegen er naartoe hebben gestuurdGa naar voetnoot3. Geen wonder dat de bij hypothese ‘oceanische’ basalt van de nieuwe vulkaan inderdaad nagenoeg dezelfde samenstelling heeft als de basalten van IJsland. Geen wonder evenmin dat het nieuwe basaltlichaam slechts één van de vele in het gebied is, die alle een langgestrekte (spleet)vorm vertonen, en ofwel evenwijdig zijn met de westelijke kustlijn van de Rode Zee, ofwel parallel met de oostwaarts gestrekte Golf van Aden. Geen wonder dat evenwijdig met die basaltlichamen tientallen langgestrekte breuken door de aardkorst lopen. Geen wonder tenslotte dat aanzienlijke gedeelten van het Afar-gebied zich nu al ver beneden de zeespiegel bevinden (o.m. het reeds vermelde Assal-meer en in het noorden van het gebied, de grote Ertâ-ale zoutvlakte - 180 km lang en 30-40 km breed - die 121m beneden de zeespiegel ligt). Een doorgedreven studie en onderzoek van dat uitermate interessante gebied zou zelfs praktische, economische consequenties kunnen hebben. Naar het zich laat aanzien is hier immers een proces aan de gang dat beslist nog duizenden en waarschijnlijk miljoenen jaren zal voortduren. Men mag dan ook in het Afar-gebied een doorlopende aanwezigheid of doorstroming van hoge temperaturen in de ondergrond verwachten. Het Franse Bureau de recherches géologiques et minières heeft in 1970 en 1975 reeds proefboringen uitgevoerd met het oog op een mogelijk nuttig gebruik van die geothermische warmte. Een eerste droge put had op 1 km diepte een temperatuur van 200°C, een tweede put levert nu reeds 100 ton stoom per uur op een temperatuur van 250°C. Wat ook de toekomstperspectieven zijn, voor een nieuwe en goed toegankelijke vulkaan had men zich nauwelijks een geschikter en veelbetekenender plaats kunnen wensen dan die waar de Ardoekoba de facto is ontstaan. Henk Jans | |
Internationaal theaterjaarboekTheatercritici reizen over en weer naar de oorden waar wat te gebeuren staat. Doorgaans blijft hun perspectief vrij nationaal, keuren ze de dingen naar het eigen kleine model, niet per se eng, want hoe dan ook in het theater geïnteresseerd, maar toch al te vaak zwaaiend met de inlandse criteria. Dit slag inteelt op te heffen en blijvend te voorkomen, is de eigenlijke bestaansreden van de International Association of Theatre Critics and Theatre Scholars - Association Internationale des Critiques de Théâtre et des Théâtrologues (AICT), een organisme met Unesco-B-status. Sedert 1969 pas enigszins van de grond geholpen, is deze vereniging de laatste jaren vrij actief en ongeduldig, onder vooral Poolse impuls; aanvankelijk met tweejaarlijkse congressen en tussentijdse symposia, thans ook met, kort na elkaar twee afleveringen nog wel, een internationaal jaarboek van de theaterkritiek: International Theater Yearbook - Annuaire international du théâtre, voor 1977 en 1978, in de twee Unescotalen, telkens zelfstandig te verkrijgenGa naar voetnoot1. | |
[pagina 457]
| |
Voorlopig blijft de formule eenvoudig. Enkele bredere beschouwingen van internationaal reliëf (B. Dork, J. Duvignaud, M. Esslin, T. Kantor, C. Khaznadar, G. Prudhommeau, M. Metvali), een breed spectrum van nationale overzichten, dat een panorama wil vormen, dat niet de bedoeling heeft elke windstreek elk jaar af te reizen (al zijn er uiteraard constanten voor die landen waar de theaterintensiteit erg groot is) maar steekproeven wil uittekenen van actuele tendensen en activiteit om intenties en resultaten ter beschikking te stellen; het meer intieme informatiedeel omvat een rapportenlijst van internationale bijeenkomsten i.v.m. het theater, een internationale theaterbibliografie voor 1976 en 1977, kronieken van het verenigingsleven van internationale theaterinstituties en een lijst van de periodieke publikaties over de hele wereld die zich op het theater richten. Bovendien een register (met namen en adressen) van de leden (nationale centra en individuen) van de Associatie. Zoals het dit milieu past, is de hoofdredacteur een Pool, de redactiesecretaris een Belg, resp. een Fransman, en het vierhoofdige redactiecomité Frans, Nederlands, Joegoslaafs, Israëli, resp. Oostduits. Dit initiatief valt toe te juichen. Het is geen knalboek dat vol lawaaierigheid verkondigt hoe piekfijn het theater er voorstaat. Het zoekt nog tastend naar een formule die de toestand opvangt en de tekenen van vernieuwing rechtvaardig weet te signaleren. De nationale critici, onder wie echt vele gerenommeerde lui, doen bepaald niet chauvinistisch en ze leggen er zich flink op toe de relatieve constanten van een seizoen aan te geven; de klemtoon ligt wel degelijk op het theatrale gehalte en andere bespiegelingen worden zorgvuldig en met succes vermeden. Het zijn nergens lokale vitrines, maar principiële open ramen die in staat stellen de aansluiting af te wegen met de brede behoeften van het zich veranderende theater in de hele wereld. De eerste proef was niet helemaal volwassen. Het eenzijdig-Franse karakter is voor een Unesco-organisme principieel ontoelaatbaar; in het tweede nummer is de poort al open gegooid en met name de opstellingen van de theatermakers uit de Derde Wereld zijn er boeiend in opgenomen. De (nog altijd te relativeren) fotografische documenten van over heel de wereld verdwenen aanvankelijk in het gebruikte papier, maar de tweede aflevering heeft door een andere materiaalkeuze dit aspect een heel eigen waarde bezorgd. Natuurlijk blijven in dergelijke jaaroverzichten de iets meer globale perspectieven afwezig en dat wreekt zich wel eens; heterogeniteit is niet zonder meer boeiend. Maar het initiatief verdient hartige belangstelling en ondersteuning. Ook van Zuidnederlandse theaterzijde, waar de kijk over de grenzen nagenoeg structureel afwezig blijft. Enige georganiseerde bezinning op theater én kritiek kan geleidelijk maar beslist voor wat grondig weerwerk zorgen.
C. Tindemans |
|