Streven. Vlaamse editie. Jaargang 46
(1978-1979)– [tijdschrift] Streven. Vlaamse editie– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 449]
| |
A Wedding van Robert Altman
| |
[pagina 450]
| |
en thematische link (de muziek) houden deze wirwar van biografieën samen.
(3) In zijn nieuwe film, A Wedding, verhoogt Altman nog eens de moeilijkheidsgraad van een dergelijke onderneming. Hier worden dubbel zoveel personages ten tonele gevoerd. Maar ditmaal voegt de initiële situatie - een huwelijksfeest - ze veel strakker aan elkaar. Twee families, ieder met haar eigen geschiedenis en geschiedenissen, worden met elkaar geconfronteerd en een reeks bijstaanders (huispersoneel, organisatoren van ceremonie en feest...) zwerven losjes rond deze twee polen. De film beperkt zich tot een uitvoerige schildering van het huwelijksfeest, speelt zich trouwens, op een beginsekwens in de kerk na, bijna uitsluitend af in het grote huis van de familie Corelli. Maar ditmaal functioneert het niet. Alsof de basisvondst - het huwelijksfeest - té verbluffend was, té goed, en slechts twee mogelijkheden open liet: óf gemakkelijke en vanzelfsprekende herkenningsmechanismen (‘ja, inderdaad, zo is het nu eens altijd’), óf al te dramatische overaccentueringen om het herkenbare boven de banaliteit uit te tillen. Op deze dubbele benadering speculeert A Wedding van het begin tot het einde, zonder er veel variaties aan toe te voegen. Is dat te wijten aan het feit dat een huwelijksfeest, als (hoog)spanningsmoment in het rijke burgerlijke leven, al van nature een soort van parodie, van ‘overacting’ is? Alwie het ooit van nabij, maar van niet al te nabij, heeft meegemaakt, wéét het: een huwelijksfeest is niet alleen een uiterlijke ceremonie en een werelds vertoon, maar op zichzelf al een burgerlijk drama. Of dit nog tot andere dan ironische, satirische of cynische reacties kan leiden, is een vraag die Altman hier niet eens stelt. Zijn film is van het begin tot het einde één groteske. Het meest normale huwelijksfeest wordt, alleen al door de confrontatie van twee familieclans, vanzelf al een al dan niet veruiterlijkt hysterisch schouwspel. Het lijkt nauwelijks doenbaar, over een dergelijk vertoon sereen verslag uit te brengen. Altman heeft dan ook geen enkele moeite gedaan om de situatie onder controle te houden. Hij zet ze van zich af, en dat doet hij door de gebeurtenissen wellustig aan te dikken. Alsof een echt huwelijksfeest al niet voldoende theatraliteit bezat, verlustigen hij en zijn mede-scenaristen (John Considine, Allan Nicholls, Patricia Resnick) zich in effectbejag. De oude tirannieke grootmoeder sterft al voor het feest begint, maar de gasten mogen het niet weten; een makabere noot die als tegenpool gebruikt wordt voor het feest: geregeld komt ze terug in scènetjes die het grappige moeten halen uit het feit dat de aanwezigen inderdaad niet beseffen dat oma dood is. Talloze situaties en personages worden grotesk in de verf gezet. De maagdelijk gewaande zus van de bruid blijkt reeds zwanger gemaakt te zijn door de bruidegom; ze is nog nymfomane ook! De bruidegom wordt betrokken in een homoseksuele peripetie. Vermoedelijk om het evenwicht te herstellen, wordt de bruid het voorwerp van een lesbische avance. Een broertje krijgt een aanval van | |
[pagina 451]
| |
hysterie als het gerucht de ronde doet dat het jonge paar is omgekomen in een auto-ongeval (terwijl het twee andere gasten zijn die met de auto van de jonggehuwden zijn weggereden). De moeder van de bruid is verslaafd aan morfine. En zo gaat het maar voort. Te veel, of in ieder geval in een verkeerde toonaard gesteld. Want wat mij, vooral na de briljante multi-personage-constructie van Nashville, danig ontgoochelde, is de mechanische manier waarop de figuren ditmaal ten tonele verschijnen. Elk personage komt zo ongeveer een drietal keren op: eerst met zijn specifieke eigenaardigheid, scherp aangezet, opdat hij verder herkenbaar zou zijn (‘die koddige jongen met een kikvors in zijn broekzak’ is zo'n typering en een goed voorbeeld van het soort grappen waar Altman het van moet hebben); een tweede keer treedt het personage op ter herinnering; tenslotte in een scènetje dat zijn eigenaardigheid dan dramatisch exploiteert. Het zijn dus allemaal blokjes los van elkaar, volgens het steekkaartenprocédé, dat door Altman en zijn medewerkers dan ook daadwerkelijk wordt toegepastGa naar voetnoot2. Dat is een werkmethode die op zichzelf niet te laken valt, maar het goedkope gemak waarmee Altman zijn kaartenbak over de toeschouwer uitstrooit, vind ik ergerlijk. De zwakheden van het scenario vallen nog meer op door de manier waarop Altman ditmaal zijn acteurs gebruikt: alleen maar om hun tics, hun zonderlinge voorkomen, hun exotisme... Er is in A Wedding geen moment stilte, geen greintje emotie, niet de geringste exactheid op het vlak van de gevoelens: alleen maar voorspelbare effecten, van het grofste allooi, bijna tweeënhalf uur lang. Om maar één bedenkelijk ‘effect’ te noemen: 1/5 van de film speelt zich af in en om de toiletten van de familie Corelli. Dat zegt, dacht ik, genoeg over Altmans ‘humor’ of ‘blik’.
(4) In het reeds vermelde interview in Film Comment zegt Altman dat hij het huwelijksfeest heeft laten voorbereiden door een agentschap dat in dat soort dingen gespecialiseerd is: ‘zij maakten ons wegwijs in het protocol, zij zorgden voor de bloemen, zij kleedden de kerk aan, zij kozen de taart, zij stelden het menu samen, zij richtten de tent op, zij zochten de geschenken uit. Wij hebben de mensen die normaal zulke feesten voor een van die rijke families organiseren, ons huwelijksfeest laten organiseren’. Dat is nu juist het probleem. Altman heeft zijn film niet zelf geënsceneerd, hij heeft het anderen, specialisten, voor hem laten doen. En dan heeft hij een stelletje (goede, maar slecht geregisseerde) acteurs gevraagd, mannetjes neer te zetten. Waarom heeft hij zichzelf er buiten gehouden? Waarom pretendeert hij dat hij zelf niet tot die wereld behoort die hij in zijn film oproept? Waarom wil hij alles oplossen of ontwijken door satirische kwinkslagen? Het warme gevoel dat je in Tsjechows bijtende observatie | |
[pagina 452]
| |
speurt, komt voort uit het feit dat Tsjechow zichzelf nooit buiten de cirkel plaatst en ook de toeschouwer voortdurend in zijn analyses betrekt. Het gaat om ons. Bij Altman gaat het om die anderen daar, achter de tralies, in de dierentuin van de bourgeoisie. Dit ‘Huwelijksfeest’ heeft Altman uit zijn mouw geschudGa naar voetnoot3. Er is dan ook geen enkele reden om dit opgeblazen niemendalletje au sérieux te nemen. Maar het is wel erg vervelend, te moeten constateren dat deze onbenulligheid zich als ernstig te nemen filmerij aandient. Altman is, vooral in Europa, een erg gewaardeerde regisseur. Voor een paar van zijn films verdient hij die waardering beslist. Maar dat geeft hem geen carte blanche om het zichzelf en zijn toeschouwers al te gemakkelijk te maken. |
|